Besluit 2020/1658 - Standpunt EU in de Ledenraad van de Internationale Olijfraad (IOR) wat betreft de voorwaarden voor de toetreding van de regering van Oezbekistan tot de Internationale Overeenkomst van 2015 voor olijfolie en tafelolijven

1.

Wettekst

10.11.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 376/1

 

BESLUIT (EU) 2020/1658 VAN DE RAAD

van 6 november 2020

betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in de Ledenraad van de Internationale Olijfraad (IOR) wat betreft de voorwaarden voor de toetreding van de regering van de Republiek Oezbekistan tot de Internationale Overeenkomst van 2015 voor olijfolie en tafelolijven

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 207, lid 4, eerste alinea, in samenhang met artikel 218, lid 9,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

De Internationale Overeenkomst van 2015 voor olijfolie en tafelolijven (hierna “de overeenkomst” genoemd) is overeenkomstig Besluit (EU) 2016/1892 van de Raad (1) op 18 november 2016 namens de Unie ondertekend op de zetel van de Verenigde Naties in New York, onder voorbehoud van de sluiting ervan op een latere datum. De overeenkomst is op 1 januari 2017 voorlopig in werking getreden overeenkomstig artikel 31, lid 2, ervan.

 

(2)

De overeenkomst is op 17 mei 2019 gesloten bij Besluit (EU) 2019/848 van de Raad (2).

 

(3)

Op grond van artikel 29 van de overeenkomst stelt de Ledenraad van de Internationale Olijfraad (hierna “de Ledenraad” genoemd) de voorwaarden vast voor de toetreding van een regering tot de overeenkomst.

 

(4)

De regering van de Republiek Oezbekistan heeft formeel verzocht om toetreding tot de overeenkomst. De Ledenraad moet daarom worden verzocht om, tijdens een van zijn volgende zittingen of in het kader van een procedure waarbij de Ledenraad besluiten vaststelt via een briefwisseling, de voorwaarden voor de toetreding van de Republiek Oezbekistan vast te stellen met betrekking tot de aandelen in de IOR en de termijn voor de neerlegging van het toetredingsinstrument.

 

(5)

Aangezien de Republiek Oezbekistan haar olijfsectoren aan het ontwikkelen is wat consumptie betreft, en voornemens is ook haar productie te ontwikkelen, zou toetreding van de Republiek Oezbekistan onder bepaalde voorwaarden de IOR kunnen versterken, met name wat betreft het harmoniseren van het nationale en het internationale recht met betrekking tot de kenmerken van olijfproducten om handelsbelemmeringen te voorkomen.

 

(6)

Het is passend het standpunt te bepalen dat namens de Unie in de Ledenraad moet worden ingenomen, aangezien het vast te stellen besluit rechtsgevolgen zal hebben voor de Unie omdat het van invloed zal zijn op de besluitvormingsverhoudingen binnen de Ledenraad in die gevallen waarin besluiten overeenkomstig artikel 10, lid 4, van de overeenkomst niet bij consensus worden genomen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het standpunt dat namens de Unie in de Ledenraad van de Internationale Olijfraad tijdens een van zijn volgende zittingen of in het kader van een procedure waarbij de Ledenraad besluiten vaststelt via een briefwisseling, moet worden ingenomen in verband met de voorwaarden voor de toetreding van de regering van de Republiek Oezbekistan tot de overeenkomst, is dat de Unie de toetreding van de regering van de Republiek Oezbekistan tot de overeenkomst steunt, op voorwaarde

 

a)

dat de aandelen van de Republiek Oezbekistan worden berekend volgens de formule van artikel 11 van de overeenkomst, en

 

b)

dat de termijn voor de neerlegging van de toetredingsinstrumenten niet langer is dan anderhalf jaar na het besluit van de Ledenraad.

Indien de neerlegging van het instrument vertraging oploopt, kan de Unie de verlenging van de termijn voor de neerlegging van het instrument steunen in latere door de Ledenraad vast te stellen besluiten.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 6 november 2020.

Voor de Raad

De voorzitter

  • M. 
    ROTH
 

  • (1) 
    Besluit (EU) 2016/1892 van de Raad van 10 oktober 2016 betreffende de ondertekening, namens de Europese Unie, en de voorlopige toepassing van de Internationale Overeenkomst van 2015 voor olijfolie en tafelolijven (PB L 293 van 28.10.2016, blz. 2).
  • (2) 
    Besluit (EU) 2019/848 van de Raad van 17 mei 2019 betreffende de sluiting, namens de Europese Unie, van de Internationale Overeenkomst van 2015 voor olijfolie en tafelolijven (PB L 139 van 27.5.2019, blz. 1).
 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.