Besluit 2020/470 - Verlenging van de periode waarin een aanspraak voor audiovisuele coproducties bestaat zoals vastgesteld in artikel 5 van het protocol betreffende culturele samenwerking bij de vrijhandelsovereenkomst met Korea

1.

Wettekst

1.4.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 101/1

 

BESLUIT (EU) 2020/470 VAN DE RAAD

van 25 maart 2020

betreffende de verlenging van de periode waarin een aanspraak voor audiovisuele coproducties bestaat zoals vastgesteld in artikel 5 van het protocol betreffende culturele samenwerking bij de vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Korea, anderzijds

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien artikel 3, lid 1, van Besluit (EU) 2015/2169 van de Raad van 1 oktober 2015 betreffende de sluiting van de vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Korea, anderzijds (1),

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Op 1 oktober 2015 heeft de Raad Besluit (EU) 2015/2169 betreffende de sluiting van de vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Korea, anderzijds, vastgesteld.

 

(2)

In artikel 1 van het aan de vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Korea, anderzijds (2), gehechte protocol betreffende culturele samenwerking (3) (“het protocol”) wordt het kader vastgesteld waarbinnen de partijen dienen samen te werken om de uitwisseling van culturele activiteiten, goederen en diensten, onder meer in de audiovisuele sector, te vergemakkelijken.

 

(3)

Het protocol bevat bij wijze van uitzondering bepalingen over de aanspraak op audiovisuele coproducties die in beginsel zijn voorbehouden aan ontwikkelingslanden met een zich ontwikkelende audiovisuele sector.

 

(4)

Op grond van artikel 5, lid 8, onder b), van het protocol wordt het recht van aanspraak na de aanvankelijke periode met drie jaar verlengd en daarna automatisch telkens met perioden van dezelfde duur, tenzij een van de partijen het recht van aanspraak ten minste drie maanden voor het verstrijken van de aanvankelijke of verlengingsperiode schriftelijk opzegt. De daadwerkelijke gevolgen van het protocol voor audiovisuele coproducties moeten tijdig door het Comité voor culturele samenwerking worden beoordeeld en als basis dienen voor het besluit van de Unie om de periode waarin het recht van aanspraak bestaat, in 2023 al dan niet met drie jaar te verlengen.

 

(5)

Overeenkomstig artikel 3, lid 1, van Besluit (EU) 2015/2169 moet de Commissie de Republiek Korea in kennis stellen van het voornemen van de Unie om de in artikel 5 van het protocol bedoelde periode waarin een recht op aanspraak voor coproductie bestaat, niet overeenkomstig de procedure van artikel 5, lid 8, van het protocol te verlengen, tenzij de Raad, op voorstel van de Commissie, vier maanden vóór het verstrijken van die periode met verlenging ervan instemt. Indien de Raad met de verlenging instemt, dan moet die procedure aan het einde van de verlengde periode waarin een recht op aanspraak bestaat, opnieuw van toepassing worden. Over de verlenging van de periode waarin een recht op aanspraak bestaat, moet de Raad met eenparigheid van stemmen beslissen.

 

(6)

De op grond van artikel 3, lid 5, van het protocol opgerichte interne adviesgroep van de Unie werd op 17 oktober 2019 geraadpleegd over de verlenging van de periode waarin aanspraak bestaat, als bedoeld in artikel 5, lid 8, van het protocol.

 

(7)

Gelet op de nauwe, historische en unieke betrekkingen tussen de Unie en de Republiek Korea stemt de Raad in met de verlenging van de periode waarin voor audiovisuele coproducties aanspraak kan worden gemaakt op de respectieve regelingen van de partijen voor de bevordering van plaatselijke/regionale culturele inhoud als voorzien in artikel 5, leden 4 tot en met 7, van het protocol.

 

(8)

Dit besluit dient de respectieve bevoegdheden van de Unie en de lidstaten onverlet te laten. Dit geldt in het bijzonder voor de bevoegdheid van de lidstaten om coproductieovereenkomsten te sluiten,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De periode waarin voor audiovisuele coproducties aanspraak kan worden gemaakt op de respectieve regelingen van de partijen voor de bevordering van plaatselijke/regionale culturele inhoud, als voorzien in artikel 5, leden 4 tot en met 7 van het protocol, wordt met drie jaar verlengd, van 1 juli 2020 tot en met 30 juni 2023.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 25 maart 2020.

Voor de Raad

De voorzitter

  • A. 
    METELKO-ZGOMBIĆ
 

 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.