Besluit 2018/893 - Standpunt EU in het Gemengd Comité van de EER met betrekking tot de wijziging van bijlage XI (Elektronische communicatie, audiovisuele diensten en informatiemaatschappij) en Protocol 37, dat de in artikel 101 bedoelde lijst bevat bij de EER-overeenkomst (Algemene verordening gegevensbescherming)

1.

Wettekst

22.6.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 159/31

 

BESLUIT (EU) 2018/893 VAN DE RAAD

van 18 juni 2018

betreffende het namens de Europese Unie in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt met betrekking tot de wijziging van bijlage XI (Elektronische communicatie, audiovisuele diensten en informatiemaatschappij) en Protocol 37, dat de in artikel 101 bedoelde lijst bevat bij de EER-overeenkomst (Algemene verordening gegevensbescherming)

(Voor de EER relevante tekst)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 16 in samenhang met artikel 218, lid 9,

Gezien Verordening (EG) nr. 2894/94 van de Raad van 28 november 1994 houdende bepaalde wijzen van toepassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (1), en met name artikel 1, lid 3,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

De Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (2) („de EER-overeenkomst”) is op 1 januari 1994 in werking getreden.

 

(2)

Overeenkomstig artikel 98 van de EER-overeenkomst kunnen bijlage XI (Elektronische communicatie, audiovisuele diensten en informatiemaatschappij) en Protocol 37, dat de in artikel 101 bedoelde lijst bevat („Protocol 37”), bij de EER-overeenkomst bij besluit van het Gemengd Comité van de EER worden gewijzigd.

 

(3)

Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad (3) moet in de EER-overeenkomst worden opgenomen.

 

(4)

De in de EER-overeenkomst opgenomen Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad (4) wordt bij Verordening (EU) 2016/679 ingetrokken en moet derhalve uit de EER-overeenkomst worden geschrapt.

 

(5)

Bijlage XI en Protocol 37 bij de EER-overeenkomst moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

 

(6)

Het standpunt van de Unie in het Gemengd Comité van de EER moet derhalve worden gebaseerd op het hieraan gehechte ontwerpbesluit,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het namens de Europese Unie in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt over de voorgestelde wijziging van bijlage XI (Elektronische communicatie, audiovisuele diensten en informatiemaatschappij) en Protocol 37, dat de in artikel 101 bedoelde lijst bevat bij de EER-overeenkomst, is gebaseerd op het aan dit besluit gehechte ontwerpbesluit van het Gemengd Comité van de EER.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Luxemburg, 18 juni 2018.

Voor de Raad

De voorzitter

  • R. 
    PORODZANOV
 

  • (3) 
    Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).
 

ONTWERP

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITE VAN DE EER Nr. …

van …

tot wijziging van bijlage XI (Elektronische communicatie, audiovisuele diensten en informatiemaatschappij) en Protocol 37 houdende de lijst bedoeld in artikel 101 bij de EER-overeenkomst

HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER,

Gezien de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (“de EER-overeenkomst”), en met name artikel 98,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (1) moet in de EER-overeenkomst worden opgenomen.

 

(2)

Erkennend dat gegevensbescherming een grondrecht is dat in verschillende internationale mensenrechtenverdragen wordt gewaarborgd.

 

(3)

Het belang erkennend van gelijke rechten en plichten voor verwerkingsverantwoordelijken en verwerkers binnen de EER.

 

(4)

Op grond van dit besluit zullen de toezichthoudende autoriteiten van de EER-/EVA-staten ten volle deelnemen aan het één-loketmechanisme en het coherentiemechanisme en krijgen zij dezelfde rechten en plichten als de toezichthoudende autoriteiten van de EU-lidstaten in het overeenkomstig Verordening (EU) 2016/679 ingestelde Europees Comité voor gegevensbescherming (het “comité”), behalve dat zij niet mogen stemmen en zich niet verkiesbaar kunnen stellen voor de functie van voorzitter of vicevoorzitter van dat comité. Daartoe moeten de toezichthoudende autoriteiten van de EVA-staten worden betrokken bij de werkzaamheden van het comité, met inbegrip van eventuele subgroepen die het comité kan instellen om zijn taken uit te voeren, en alle informatie ontvangen die zij nodig hebben om effectieve deelname mogelijk te maken, indien nodig ook door volledige toegang tot elektronische systemen voor informatie-uitwisseling die het comité eventueel instelt.

 

(5)

De in de EER-overeenkomst opgenomen Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad (2) wordt bij Verordening (EU) 2016/679 ingetrokken en moet derhalve uit de EER-overeenkomst worden geschrapt.

 

(6)

Bijlage XI en Protocol 37 bij de EER-overeenkomst moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

In bijlage XI bij de EER-overeenkomst wordt de tekst van punt 5e (Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad) vervangen door:

“32016 R 0679: Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).

De bepalingen van de verordening worden voor de toepassing van deze overeenkomst als volgt gelezen:

 

a)

De toezichthoudende autoriteiten van de EVA-staten nemen deel aan de werkzaamheden van het Europees Comité voor gegevensbescherming, hierna het “comité” genoemd. Tenzij anders bepaald in deze overeenkomst, krijgen zij daartoe dezelfde rechten en plichten als de toezichthoudende autoriteiten van de EU-lidstaten in het comité, behalve dat zij niet mogen stemmen en zich niet verkiesbaar kunnen stellen voor de functie van voorzitter of vicevoorzitter. De standpunten van de toezichthoudende autoriteiten van de EVA-staten worden apart genotuleerd door het comité.

In het reglement van orde van het comité wordt ten volle rekening gehouden met de deelname van de toezichthoudende autoriteiten van de EVA-staten en de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA, behalve dat deze niet mogen stemmen en zich niet verkiesbaar kunnen stellen voor de functie van voorzitter of vicevoorzitter.

 

b)

Onverminderd de bepalingen van Protocol 1 bij deze overeenkomst en tenzij in deze overeenkomst anders is bepaald, hebben de termen “lidsta(a)t(en)” en “toezichthoudende autoriteiten” niet alleen de in de verordening bedoelde betekenis, maar worden hieronder ook respectievelijk de EVA-staten en hun toezichthoudende autoriteiten verstaan.

 

c)

Verwijzingen naar het recht van de Unie of naar bepalingen inzake gegevensbescherming worden begrepen als verwijzingen naar respectievelijk de EER-overeenkomst of daarin vervatte bepalingen inzake gegevensbescherming.

 

d)

In artikel 13, lid 1, onder f), en in artikel 14, lid 1, onder f), wordt voor de EVA-staten “dat krachtens de EER-overeenkomst van toepassing is” ingevoegd na “adequaatheidsbesluit van de Commissie”.

 

e)

In artikel 45 wordt na lid 1 het volgende ingevoegd voor de EVA-staten:

“1 bis.   In afwachting van een besluit van het Gemengd Comité van de EER tot opname van een overeenkomstig lid 3 of 5 van dit artikel vastgestelde uitvoeringshandeling in de EER-overeenkomst kan een EVA-staat besluiten de daarin vervatte maatregelen toe te passen.

Elke EVA-staat besluit, vóór de inwerkingtreding van een overeenkomstig lid 3 of 5 van dit artikel vastgestelde uitvoeringshandeling, in afwachting van een besluit van het Gemengd Comité van de EER tot opname van deze handeling in de EER-overeenkomst, of hij de daarin vervatte maatregelen tegelijk met de EU-lidstaten zal toepassen of niet, en stelt de Commissie en de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA hiervan in kennis. Bij gebreke van een andersluidend besluit past elke EVA-staat de maatregelen van een overeenkomstig lid 3 of 5 van dit artikel vastgestelde uitvoeringshandeling tegelijk met de EU-lidstaten toe.

Onverminderd artikel 102 van de EER-overeenkomst kan elke EVA-staat, als het Gemengd Comité van de EER niet binnen twaalf maanden na inwerkingtreding van een overeenkomstig lid 3 of 5 van dit artikel vastgestelde uitvoeringshandeling overeenstemming bereikt over de opname van die handeling in de EER-overeenkomst, de toepassing van de desbetreffende maatregelen schorsen; hij moet de Commissie en de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA daarvan onverwijld in kennis stellen.

In afwijking van artikel 1, lid 3, beperken of verbieden de andere partijen bij de EER-overeenkomst het vrije verkeer van persoonsgegevens naar de EVA-staat die de maatregelen van een overeenkomstig lid 5 van dit artikel vastgestelde uitvoeringshandeling niet tegelijk met de EU-lidstaten toepast, op dezelfde wijze als dat deze maatregelen de doorgifte van persoonsgegevens naar een derde land of internationale organisatie voorkomen.”.

 

f)

Wanneer de Commissie overleg pleegt met derde landen of internationale organisaties om een adequaatheidsbesluit vast te stellen overeenkomstig artikel 45, worden de EVA-staten naar behoren op de hoogte gehouden. In gevallen waarin een derde land of internationale organisatie specifieke verplichtingen aangaat met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens uit de lidstaten, houdt de EU rekening met de situatie van EVA-staten en bespreekt zij met deze derde landen of internationale organisaties mechanismen voor eventuele latere toepassing door de EVA-staten.

 

g)

In artikel 46, lid 2, onder d), wordt het volgende toegevoegd:

“De toezichthoudende autoriteiten van de EVA-staten hebben dezelfde rechten als de toezichthoudende autoriteiten van de EU wat betreft het ter goedkeuring indienen bij de Commissie van standaardbepalingen inzake gegevensbescherming die volgens de in artikel 93, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure worden vastgesteld.”.

 

h)

In artikel 46 wordt na lid 2 het volgende lid ingevoegd voor de EVA-staten:

“2 bis.   In afwachting van een besluit van het Gemengd Comité van de EER tot opname van een uitvoeringshandeling in de EER-overeenkomst kunnen de in lid 1 bedoelde passende waarborgen worden geboden door de in de punten c) en d) van dit artikel bedoelde standaardbepalingen inzake gegevensbescherming wanneer een EVA-staat de daarin vervatte maatregelen toepast.

Elke EVA-staat besluit, vóór de inwerkingtreding van een overeenkomstig de punten c) en d) van dit artikel vastgestelde uitvoeringshandeling, in afwachting van een besluit van het Gemengd Comité van de EER tot opname van deze handeling in de EER-overeenkomst, of hij de daarin vervatte maatregelen tegelijk met de EU-lidstaten zal toepassen of niet, en stelt de Commissie en de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA hiervan in kennis. Bij gebreke van een andersluidend besluit past elke EVA-staat de maatregelen van een overeenkomstig de punten c) en d) van dit artikel vastgestelde uitvoeringshandeling tegelijk met de EU-lidstaten toe.

Onverminderd artikel 102 van de EER-overeenkomst kan elke EVA-staat, als het Gemengd Comité van de EER niet binnen twaalf maanden na de inwerkingtreding van een overeenkomstig de punten c) en d) van dit artikel vastgestelde uitvoeringshandeling overeenstemming bereikt over de opname van die handeling in de EER-overeenkomst, de toepassing van de desbetreffende maatregelen schorsen; hij moet de Commissie en de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA daarvan onverwijld in kennis stellen.”.

 

i)

In artikel 58, lid 4, is “overeenkomstig het Handvest” voor de EVA-staten niet van toepassing.

 

j)

In artikel 59 wordt “, de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA” ingevoegd na “de Commissie”.

 

k)

De Toezichthoudende Autoriteit van de EVA heeft het recht deel te nemen aan de bijeenkomsten van het comité, zonder stemrecht. De Toezichthoudende Autoriteit van de EVA wijst hiervoor een vertegenwoordiger aan.

 

l)

Wanneer dat relevant is voor de uitoefening van de in artikel 109 van de EER-overeenkomst bedoelde taken, heeft de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA het recht om het comité te verzoeken om een advies of standpunt en om aangelegenheden mee te delen aan het comité, zoals bedoeld in artikel 63, artikel 64, lid 2, artikel 65, lid 1, onder c) en artikel 70, lid 1, onder e). In artikel 63, artikel 64, lid 2, artikel 65, lid 1, onder c) en artikel 70, lid 1, onder e) wordt “en waar passend de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA” ingevoegd na “de Commissie”.

 

m)

De voorzitter van het comité of het secretariaat informeert de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA over de activiteiten van het comité, wanneer dat passend is overeenkomstig artikel 64, lid 5, onder a) en b), artikel 65, lid 5, en artikel 75, lid 6, onder b). In artikel 64, lid 5, onder a) en b), artikel 65, lid 5, en artikel 75, lid 6, onder b) wordt “en waar passend de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA” ingevoegd na “de Commissie”.

Wanneer dat relevant is voor de uitoefening van de in artikel 109 van de EER-overeenkomst bedoelde taken, heeft de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA het recht om informatie te ontvangen van een toezichthoudende autoriteit van de betrokken EVA-staat, overeenkomstig artikel 66, lid 1. In artikel 66, lid 1, wordt “en waar passend de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA” ingevoegd na “de Commissie”.

 

n)

In artikel 71, lid 1, wordt “, aan het Permanent Comité van de EVA-staten, aan de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA” ingevoegd na “aan de Raad”.

 

o)

In artikel 73, lid 1, wordt de volgende zin toegevoegd:

“De leden van het comité die de EVA-staten vertegenwoordigen, kunnen niet worden verkozen tot voorzitter of vicevoorzitter.”.”.

Artikel 2

In Protocol 37 bij de EER-overeenkomst wordt de tekst van punt 13 (Groep voor de bescherming van personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens) geschrapt.

Artikel 3

De in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie bekend te maken teksten in de IJslandse en de Noorse taal van Verordening (EU) 2016/679 zijn authentiek.

Artikel 4

Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de laatste kennisgeving zoals bedoeld in artikel 103, lid 1, van de EER-overeenkomst (*1).

Artikel 5

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het EER-gedeelte van en in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel,

Voor het Gemengd Comité van de EER

De voorzitter

De secretarissen van het Gemengd Comité van de EER

 

(*1)  [Geen grondwettelijke vereisten aangegeven.] [Grondwettelijke vereisten aangegeven.]

 

Gemeenschappelijke verklaring van de overeenkomstsluitende partijen bij Besluit nr. XX van het Gemengd Comité van de EER van DD.MM.YY, waarbij Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) in de EER-overeenkomst wordt opgenomen

Gezien het tweepijlersysteem van de EER-overeenkomst en het rechtstreeks bindende effect van besluiten van het Europees Comité voor gegevensbescherming voor de nationale toezichthoudende autoriteiten van de EER-/EVA-staten:

 

nemen de overeenkomstsluitende partijen nota van het feit dat besluiten van het Europees Comité voor gegevensbescherming gericht zijn tot de nationale toezichthoudende autoriteiten,

 

erkennen zij dat deze oplossing geen precedent schept met betrekking tot toekomstige aanpassingen van EU-handelingen die in de EER-overeenkomst moeten worden opgenomen.

 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.