Besluit 2017/758 - Standpunt EU tijdens de achtste vergadering van de Conferentie van de Partijen bij het Verdrag van Stockholm inzake persistente organische verontreinigende stoffen over de voorstellen voor wijzigingen van de bijlagen A, B en C

1.

Wettekst

29.4.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 113/45

 

BESLUIT (EU) 2017/758 VAN DE RAAD

van 25 april 2017

betreffende het namens de Europese Unie in te nemen standpunt tijdens de achtste vergadering van de Conferentie van de Partijen bij het Verdrag van Stockholm inzake persistente organische verontreinigende stoffen over de voorstellen voor wijzigingen van de bijlagen A, B en C

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 192, lid 1, in samenhang met artikel 218, lid 9,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Op 14 oktober 2004 is het Verdrag van Stockholm inzake persistente organische verontreinigende stoffen („het verdrag”) namens de Europese Gemeenschap bij Besluit 2006/507/EG van de Raad (1) goedgekeurd.

 

(2)

De Unie heeft de uit het verdrag voortvloeiende verplichtingen ten uitvoer gelegd in het Unierecht door middel van Verordening (EG) nr. 850/2004 van het Europees Parlement en de Raad (2).

 

(3)

De Unie wijst met klem op de noodzaak de bijlagen A, B en/of C bij het verdrag geleidelijk uit te breiden met nieuwe stoffen die rekening houdend met het voorzorgsbeginsel als persistente organische verontreinigende stoffen (persistent organic pollutants — POP's) moeten worden aangemerkt, teneinde te voldoen aan de doelstelling van het verdrag en de verbintenis die alle regeringen tijdens de Wereldtop inzake duurzame ontwikkeling (Johannesburg, 2002) zijn aangegaan om vóór 2020 de schadelijke effecten van chemische stoffen zo veel mogelijk te beperken.

 

(4)

Op grond van artikel 22 van het verdrag kan de Conferentie van de Partijen besluiten nemen tot wijziging van de bijlagen A, B en/of C bij het verdrag. Die besluiten treden in werking één jaar na de datum van mededeling van een wijziging door de depositaris, behalve voor de partijen bij het verdrag („de partijen”) die hiervan uitgesloten wensen te blijven.

 

(5)

Na een aanmelding van commerciële decabroomdifenylether (c-decaBDE) door Noorwegen in 2013, heeft de Toetsingscommissie Persistente Organische Verontreinigende Stoffen („de toetsingscommissie”), die werd opgericht in het kader van het verdrag, haar werkzaamheden inzake c-decaBDE afgerond. De toetsingscommissie is tot het besluit gekomen dat c-decaBDE voldoet aan de criteria van het verdrag voor opname in bijlage A bij het verdrag. De achtste Conferentie van de Partijen wordt geacht een besluit te nemen over de opname van c-decaBDE in bijlage A bij het verdrag.

 

(6)

De vervaardiging, het in de handel brengen en het gebruik van decabroomdifenylether, als stof als zodanig, als bestanddeel van andere stoffen, in mengsels en in voorwerpen, zijn beperkt op grond van Verordening (EU) 2017/227 van de Commissie (3), waarbij vermelding 67 in bijlage XVII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad (4) (REACH) („vermelding 67”) werd opgenomen. Op grond van vermelding 67 zijn de vervaardiging, het in de handel brengen of het gebruik van decabroomdifenylether slechts toegestaan gedurende een beperkte tijd voor nieuwe luchtvaartuigen en voor reserveonderdelen voor luchtvaartuigen, motorvoertuigen, landbouw- en bosbouwvoertuigen en bepaalde machines.

 

(7)

Na een aanmelding van gechloreerde paraffines met een korte keten (short-chain chlorinated paraffins — SCCP's) door de Unie in 2006 is de toetsingscommissie tot het besluit gekomen dat SCCP's voldoen aan de criteria van het verdrag voor opname in bijlage A bij het verdrag. De achtste Conferentie van de Partijen wordt geacht een besluit te nemen over de opname van SCCP's in bijlage A bij het verdrag.

 

(8)

De productie, het in de handel brengen en het gebruik van SCCP's zijn verboden, met bepaalde vrijstellingen, op grond van Verordening (EG) nr. 850/2004, als gewijzigd bij Verordening (EU) 2015/2030 van de Commissie (5). In die gewijzigde verordening zijn tevens grenswaarden gespecificeerd voor de aanwezigheid van SCCP's in andere gechloreerde paraffinemengsels die voortkomen uit het productieproces. Aangezien SCCP's zich over grote afstand in het milieu kunnen verspreiden, zou een mondiale geleidelijke beëindiging van het gebruik van deze stof meer voordelen bieden voor de burger van de Unie dan een verbod enkel binnen de Unie krachtens Verordening (EG) nr. 850/2004.

 

(9)

Na een aanmelding van hexachloorbutadieen (HCBD) door de Unie in 2011 is de toetsingscommissie tot het besluit gekomen dat HCBD voldoet aan de criteria van het verdrag voor opname in de bijlagen A en C bij het verdrag. De zevende Conferentie van de Partijen heeft besloten HCBD in bijlage A bij het verdrag op te nemen. De Conferentie van de Partijen heeft echter Besluit SC-7/11 vastgesteld, waarbij de toetsingscommissie werd verzocht om HCBD nader te evalueren op basis van nieuwe beschikbare informatie met betrekking tot opname ervan in bijlage C bij het verdrag, en om een aanbeveling te doen inzake de opname van HCBD in bijlage C zodat deze door de achtste Conferentie van de Partijen in overweging kan worden genomen.

 

(10)

De productie, het in de handel brengen en het gebruik van HCBD zijn verboden in de Unie op grond van Verordening (EG) nr. 850/2004, als gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 519/2012 van de Commissie (6), maar de stof kan bij sommige industriële activiteiten onopzettelijk worden geproduceerd. Dergelijke activiteiten vallen onder Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad (7) en vereisen de toepassing van bepaalde emissiebeheersmaatregelen. Aangezien HCBD zich over grote afstand in het milieu kan verspreiden, zouden maatregelen op wereldschaal tegen het onopzettelijke vrijkomen van deze stof meer voordelen bieden voor de burger van de Unie dan de in Verordening (EG) nr. 850/2004 vervatte maatregelen, die enkel binnen de Unie worden genomen.

 

(11)

Perfluoroctaansulfonzuur (PFOS) en derivaten daarvan zijn reeds opgenomen in bijlage B bij het verdrag, met een aantal „acceptabele doeleinden”. De Conferentie van de Partijen zal worden verzocht te evalueren of die acceptabele doeleinden nog steeds nodig zijn. Bij Verordening (EG) nr. 850/2004 zijn de productie, het in de handel brengen en het gebruik van PFOS verboden, maar wordt vrijstelling verleend voor bepaalde toepassingen die in de Unie nog steeds nodig zijn. Bijgevolg moet de Unie haar steun verlenen aan het schrappen van de „acceptabele doeleinden” voor PFOS en derivaten daarvan die niet langer nodig zijn voor de partijen, met uitzondering van die voor fotoresist- en antireflectiecoatings voor halfgeleiders, als etsmiddel voor samengestelde halfgeleiders en keramische filters en in hardmetalen bekleding, uitsluitend in gesloten systemen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

  • 1. 
    Het namens de Unie in te nemen standpunt tijdens de achtste vergadering van de Conferentie van de Partijen bij het Verdrag van Stockholm bestaat erin, in overeenstemming met de relevante aanbevelingen van de Toetsingscommissie Persistente Organische Verontreinigende Stoffen, haar steun te geven aan:
 

de opname van decabroomdifenylether (BDE-209) in commerciële decabroomdifenylether (c-decaBDE) in bijlage A bij het verdrag, met „specifieke vrijstellingen” voor de productie en het gebruik van decaBDE in reserveonderdelen voor de automobielsector. De Unie geeft haar steun aan deze opname in de bijlage met aanvullende „specifieke vrijstellingen” voor luchtvaartuigen en voor reserveonderdelen voor luchtvaartuigen in overeenstemming met Verordening (EU) 2017/227, alsook voor reserveonderdelen voor landbouw- en bosbouwvoertuigen en bepaalde machines, indien andere partijen of rechtstreeks betrokken belanghebbenden kunnen aantonen deze nodig te hebben;

 

de opname van gechloreerde paraffines met een korte keten (short-chain chlorinated paraffins — SCCP's) in bijlage A bij het verdrag;

 

de opname van hexachloorbutadieen (HCBD) in bijlage C bij het verdrag;

 

de schrapping van de volgende „acceptabele doeleinden” in de vermelding betreffende perfluoroctaansulfonzuur (PFOS) en derivaten daarvan in bijlage B bij het verdrag: fotografische toepassingen, hydraulische vloeistoffen voor de luchtvaart, bepaalde medische apparatuur (bv. ethyleentetrafluorethyleen-copolymeerlagen (ETFE-lagen) en productie van radio-opake ETFE, medische apparatuur voor in-vitrodiagnostiek en CCD-kleurfilters), blusschuim, insectenlokstoffen voor de bestrijding van bladsnijdersmieren Atta spp. en Acromyrmex spp.

  • 2. 
    In het licht van de ontwikkelingen tijdens de achtste Conferentie van de Partijen kan een verfijning van dit standpunt worden overeengekomen via coördinatie ter plaatse.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Luxemburg, 25 april 2017.

Voor de Raad

De voorzitter

  • I. 
    BORG
 

  • (1) 
    Besluit 2006/507/EG van de Raad van 14 oktober 2004 betreffende de sluiting namens de Europese Gemeenschap van het Verdrag van Stockholm inzake persistente organische verontreinigende stoffen (PB L 209 van 31.7.2006, blz. 1).
  • (2) 
    Verordening (EG) nr. 850/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende persistente organische verontreinigende stoffen en tot wijziging van Richtlijn 79/117/EEG (PB L 158 van 30.4.2004, blz. 7).
  • (3) 
    Verordening (EU) 2017/227 van de Commissie van 9 februari 2017 tot wijziging van bijlage XVII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (Reach) wat betreft bis(pentabroomfenyl)ether (PB L 35 van 10.2.2017, blz. 6).
  • (4) 
    Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie (PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1).
  • (5) 
    Verordening (EU) 2015/2030 van de Commissie van 13 november 2015 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 850/2004 van het Europees Parlement en de Raad betreffende persistente organische verontreinigende stoffen met betrekking tot bijlage I (PB L 298 van 14.11.2015, blz. 1).
  • (6) 
    Verordening (EU) nr. 519/2012 van de Commissie van 19 juni 2012 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 850/2004 van het Europees Parlement en de Raad betreffende persistente organische verontreinigende stoffen met betrekking tot bijlage I (PB L 159 van 20.6.2012, blz. 1).
  • (7) 
    Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 inzake industriële emissies (geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging) (PB L 334 van 17.12.2010, blz. 17).
 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.