Verordening 2016/1953 - Vaststelling van een Europees reisdocument voor de terugkeer van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen en tot intrekking van de aanbeveling van de Raad van 30 november 1994

1.

Wettekst

17.11.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 311/13

 

VERORDENING (EU) 2016/1953 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 26 oktober 2016

betreffende de vaststelling van een Europees reisdocument voor de terugkeer van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen en tot intrekking van de aanbeveling van de Raad van 30 november 1994

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 79, lid 2, onder c),

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (1),

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

De terugkeer van onderdanen van derde landen die niet (meer) voldoen aan de voorwaarden voor binnenkomst, verblijf of vestiging in de lidstaten, met volledige inachtneming van hun grondrechten, in het bijzonder het beginsel van non-refoulement, en in overeenstemming met Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad (2), is een essentieel onderdeel van de brede aanpak om de geloofwaardigheid en de goede en doeltreffende werking van het migratiebeleid van de Unie te verzekeren en irreguliere migratie te verminderen en te ontmoedigen.

 

(2)

De nationale autoriteiten van de lidstaten ondervinden moeilijkheden bij de terugkeer van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen die niet over geldige reisdocumenten beschikken.

 

(3)

De verbetering van de samenwerking inzake terugkeer en overname met de belangrijkste herkomst- en doorreislanden van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen is essentieel voor de verhoging van de terugkeerpercentages, die onbevredigend zijn. Een verbeterd Europees reisdocument voor de terugkeer van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen is daarbij van belang.

 

(4)

Het huidige standaardreisdocument voor de terugkeer van onderdanen van derde landen, zoals vastgesteld bij de aanbeveling van de Raad van 30 november 1994 (3), wordt door de autoriteiten van derde landen niet algemeen aanvaard, onder meer wegens de gebrekkige veiligheidsnormen ervan.

 

(5)

Het is daarom noodzakelijk de aanvaarding door derde landen van een verbeterd en uniform Europees reisdocument voor de terugkeer van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen als het referentiedocument voor terugkeer te bevorderen.

 

(6)

Er moet een veiliger, uniform Europees reisdocument voor de terugkeer van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen (Europees reisdocument voor terugkeer) worden ingevoerd om de terugkeer en overname van illegaal op het grondgebied van de lidstaten verblijvende onderdanen van derde landen te vergemakkelijken. De aangescherpte veiligheidskenmerken en technische specificaties van het Europees reisdocument voor terugkeer moeten de erkenning ervan door derde landen vergemakkelijken. Dat document moet daarom de uitvoering vergemakkelijken van terugkeer in het kader van overnameovereenkomsten of andere regelingen die door de Unie of door de lidstaten worden gesloten met derde landen, alsook in het kader van de terugkeergerelateerde samenwerking met derde landen die niet door formele overeenkomsten wordt geregeld.

 

(7)

De overname van eigen onderdanen is een verplichting uit hoofde van het internationaal gewoonterecht die alle landen moeten naleven. In voorkomend geval dient de identificatie van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen en de afgifte van documenten, daaronder begrepen het Europees reisdocument voor terugkeer, samenwerking met de diplomatieke vertegenwoordigingen van derde landen die met de Unie of de lidstaten overnameovereenkomsten sluiten, alsook onderhandelingen met die landen, te omvatten.

 

(8)

In door de Unie met derde landen gesloten overnameovereenkomsten moet naar de erkenning van het Europees reisdocument voor terugkeer worden gestreefd. De lidstaten moeten in bilaterale overeenkomsten en andere regelingen, alsook in het kader van de terugkeergerelateerde samenwerking met derde landen die niet door formele overeenkomsten wordt geregeld, streven naar de erkenning van het Europees reisdocument voor terugkeer. De lidstaten moeten het nodige doen om ervoor te zorgen dat het Europees reisdocument voor terugkeer effectief wordt gebruikt.

 

(9)

Het Europees reisdocument voor terugkeer moet bijdragen aan het verminderen van de administratieve en bureaucratische lasten voor de overheidsinstanties van de lidstaten en derde landen, met inbegrip van de consulaire dienstenen het verkorten van de administratieve procedures die nodig zijn voor het verzekeren van de terugkeer en overname van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen.

 

(10)

Deze verordening moet slechts het format, de veiligheidskenmerken en de technische specificaties van het Europees reisdocument voor terugkeer harmoniseren en niet de regels voor de afgifte daarvan.

 

(11)

De inhoud en de technische specificaties van het Europees reisdocument voor terugkeer moeten worden geharmoniseerd om te zorgen voor strenge technische en veiligheidsnormen, in het bijzonder met betrekking tot de garanties tegen namaak en vervalsing. Op het Europees reisdocument voor terugkeer moeten herkenbare geharmoniseerde veiligheidskenmerken staan. De veiligheidskenmerken en technische specificaties die zijn opgenomen in Verordening (EG) nr. 333/2002 van de Raad (4) moeten dan ook worden toegepast op het Europees reisdocument voor terugkeer.

 

(12)

Teneinde bepaalde niet-essentiële elementen van het model voor het Europees reisdocument voor terugkeer te kunnen wijzigen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) handelingen vast te stellen. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden de nodige consultaties houdt, onder meer op deskundigenniveau, en dat die consultaties worden gevoerd conform de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven (5). Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.

 

(13)

Met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens in het kader van deze verordening voeren de bevoegde autoriteiten hun taken zoals bedoeld in deze verordening uit overeenkomstig de nationale wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen tot omzetting van Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad (6).

 

(14)

Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) en het VWEU, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van deze verordening; deze is bijgevolg niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat. Aangezien deze verordening — voor zover zij betrekking heeft op onderdanen van derde landen die niet (meer) voldoen aan de voorwaarden voor binnenkomst van Verordening (EU) 2016/399 van het Europees Parlement en de Raad (7) — voortbouwt op het Schengenacquis, beslist Denemarken overeenkomstig artikel 4 van het bovengenoemde protocol binnen een termijn van zes maanden nadat de Raad over deze verordening heeft beslist, of het dit instrument in zijn interne recht zal omzetten.

 

(15)

Voor zover zij betrekking heeft op onderdanen van derde landen die niet (meer) voldoen aan de voorwaarden voor binnenkomst van Verordening (EU) 2016/399, vormt de onderhavige verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan het Verenigd Koninkrijk niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2000/365/EG van de Raad (8). Het Verenigd Koninkrijk neemt derhalve niet deel aan de vaststelling van de onderhavige verordening en deze is niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat. Bovendien neemt het Verenigd Koninkrijk, overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, dat aan het VEU en aan het VWEU is gehecht, en onverminderd artikel 4 van dat protocol, niet deel aan de vaststelling van deze verordening en deze is niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat.

 

(16)

Voor zover zij betrekking heeft op onderdanen van derde landen die niet (meer) voldoen aan de voorwaarden voor binnenkomst van Verordening (EU) 2016/399, vormt de onderhavige verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan Ierland niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2002/192/EG van de Raad (9); Ierland neemt derhalve niet deel aan de vaststelling van de onderhavige verordening en deze is niet bindend, noch van toepassing op deze lidstaat. Bovendien neemt Ierland, overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, gehecht aan het VEU en het VWEU, en onverminderd artikel 4 van dat protocol, niet deel aan de vaststelling van deze verordening en deze is niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat.

 

(17)

Wat IJsland en Noorwegen betreft, vormt deze verordening — voor zover zij betrekking heeft op onderdanen van derde landen die niet (meer) voldoen aan de voorwaarden voor binnenkomst van Verordening (EU) 2016/399 — een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst tussen de Raad van de Europese Unie, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen gesloten inzake de wijze waarop IJsland en Noorwegen worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (10), die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1 van Besluit 1999/437/EG van de Raad (11).

 

(18)

Wat Zwitserland betreft, vormt deze verordening — voor zover zij betrekking heeft op onderdanen van derde landen die niet (meer) voldoen aan de voorwaarden voor binnenkomst van Verordening (EU) 2016/399 — een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (12), die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1 van Besluit 1999/437/EG, in samenhang met artikel 3 van Besluit 2008/146/EG van de Raad (13).

 

(19)

Wat Liechtenstein betreft, vormt deze verordening — voor zover zij betrekking heeft op onderdanen van derde landen die niet (meer) voldoen aan de voorwaarden voor binnenkomst van Verordening (EU) 2016/399 — een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (14), die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1 van Besluit 1999/437/EG, in samenhang met artikel 3 van Besluit 2011/350/EU van de Raad (15).

 

(20)

Aangezien de doelstellingen van de onderhavige verordening niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang of de gevolgen van het optreden beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 VEU neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

 

(21)

Om uniforme voorwaarden vast te stellen en te zorgen voor duidelijke concepten, is het passend deze handeling in de vorm van een verordening vast te stellen.

 

(22)

De lidstaten voldoen aan hun respectieve verplichtingen uit hoofde van het internationale en het Unierecht, met name het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, in het bijzonder de bescherming bij verwijdering, uitzetting en uitlevering neergelegd in artikel 19 en de plicht bedoeld in artikel 24, lid 2.

 

(23)

De aanbeveling van de Raad van 30 november 1994 moet derhalve worden ingetrokken,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp

Deze verordening stelt een uniform Europees reisdocument voor de terugkeer van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen (Europees reisdocument voor terugkeer) vast, en met name het format, de veiligheidskenmerken en de technische specificaties daarvan.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • 1) 
    „onderdaan van een derde land”: een onderdaan van een derde land zoals gedefinieerd in artikel 3, punt 1, van Richtlijn 2008/115/EG;
  • 2) 
    „terugkeer”: terugkeer zoals gedefinieerd in artikel 3, punt 3, van Richtlijn 2008/115/EG;
  • 3) 
    „terugkeerbesluit”: een terugkeerbesluit zoals gedefinieerd in artikel 3, punt 4, van Richtlijn 2008/115/EG.

Artikel 3

Europees reisdocument voor terugkeer

  • 1. 
    Het format voor het Europees reisdocument voor terugkeer stemt overeen met het in bijlage vastgestelde model. Het Europees reisdocument voor terugkeer bevat de volgende gegevens:
 

a)

naam, voornaam, geboortedatum, geslacht, nationaliteit, onderscheidende kenmerken en, indien bekend, het adres in het derde land van terugkeer van de onderdaan van een derde land;

 

b)

een foto van de onderdaan van een derde land;

 

c)

de instantie van afgifte, datum en plaats van afgifte en geldigheidsduur;

 

d)

informatie over het vertrek en de aankomst van de onderdaan van een derde land.

  • 2. 
    Het Europees reisdocument voor terugkeer wordt afgegeven in een of meer officiële talen van de lidstaat die het terugkeerbesluit uitvaardigt en wordt, waar nodig, ook in het Engels en Frans verstrekt.
  • 3. 
    Het Europees reisdocument voor terugkeer is geldig voor één reis tot het tijdstip van aankomst in het derde land van terugkeer van de onderdaan van een derde land ten aanzien van wie een lidstaat een terugkeerbesluit heeft uitgevaardigd.
  • 4. 
    Indien van toepassing, kunnen bijkomende documenten die nodig zijn voor de terugkeer van onderdanen van een derde land aan het Europees reisdocument voor terugkeer worden gehecht.
  • 5. 
    De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 6 gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde het format voor het Europees reisdocument voor terugkeer te wijzigen.

Artikel 4

Technische specificaties

  • 1. 
    De veiligheidskenmerken en technische specificaties voor het Europees reisdocument voor terugkeer zijn die welke zijn vastgesteld in artikel 2 van Verordening (EG) nr. 333/2002.
  • 2. 
    De lidstaten zenden de Commissie en de andere lidstaten een specimen toe van het Europees reisdocument voor terugkeer dat overeenkomstig deze verordening is opgesteld.

Artikel 5

Afgiftevergoeding

Het Europees reisdocument voor terugkeer wordt aan de onderdaan van een derde land kosteloos afgegeven.

Artikel 6

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

  • 1. 
    De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.
  • 2. 
    De in artikel 3, lid 5, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde tijd met ingang van 7 december 2016.
  • 3. 
    Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 3, lid 5, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.
  • 4. 
    Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen, in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.
  • 5. 
    Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.
  • 6. 
    Een overeenkomstig artikel 3, lid 5, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben meegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

Artikel 7

Intrekking

De aanbeveling van de Raad van 30 november 1994 wordt ingetrokken.

Artikel 8

Evaluatie en verslaglegging

Uiterlijk op 8 december 2018 evalueert de Commissie de effectieve uitvoering van deze verordening en brengt zij daarover verslag uit. Die evaluatie wordt opgenomen in de beoordeling waarin artikel 19 van Richtlijn 2008/115/EG voorziet.

Artikel 9

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 8 april 2017.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig de Verdragen.

Gedaan te Straatsburg, 26 oktober 2016.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

  • M. 
    SCHULZ

Voor de Raad

De voorzitter

  • I. 
    LESAY
 

  • (1) 
    Standpunt van het Europees Parlement van 15 september 2016 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 13 oktober 2016.
  • (2) 
    Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven (PB L 348 van 24.12.2008, blz. 98).
  • (3) 
    Aanbeveling van de Raad van 30 november 1994 betreffende de aanneming van een standaardreisdocument voor de verwijdering van onderdanen van derde landen (PB C 274 van 19.9.1996, blz. 18).
  • (4) 
    Verordening (EG) nr. 333/2002 van de Raad van 18 februari 2002 betreffende de invoering van een uniform model voor een blad waarop een visum kan worden aangebracht dat door lidstaten wordt afgegeven aan houders van een reisdocument dat door de lidstaat die het blad opstelt niet wordt erkend (PB L 53 van 23.2.2002, blz. 4).
  • (6) 
    Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31).
  • (7) 
    Verordening (EU) 2016/399 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende een Uniecode voor de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode) (PB L 77 van 23.3.2016, blz. 1).
  • (8) 
    Besluit 2000/365/EG van de Raad van 29 mei 2000 betreffende het verzoek van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis (PB L 131 van 1.6.2000, blz. 43).
  • (9) 
    Besluit 2002/192/EG van de Raad van 28 februari 2002 betreffende het verzoek van Ierland deel te mogen nemen aan bepalingen van het Schengenacquis (PB L 64 van 7.3.2002, blz. 20).
  • Besluit 1999/437/EG van de Raad van 17 mei 1999 inzake bepaalde toepassingsbepalingen van de door de Raad van de Europese Unie, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen gesloten overeenkomst inzake de wijze waarop deze twee staten worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (PB L 176 van 10.7.1999, blz. 31).
  • Besluit 2008/146/EG van de Raad van 28 januari 2008 betreffende de sluiting namens de Europese Gemeenschap van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (PB L 53 van 27.2.2008, blz. 1).
  • Besluit 2011/350/EU van de Raad van 7 maart 2011 betreffende de sluiting namens de Europese Unie van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis betreffende de afschaffing van controles aan de binnengrenzen en het verkeer van personen (PB L 160 van 18.6.2011, blz. 19).
 

BIJLAGE

Tekst van het beeld

Naam van de lidstaat

Europees reisdocument vaar de terugkeer van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen

Instantie van afgifte:

Document nr.:

Geldig voor één reis van:

naar:

Naam/namen:

Voornaam/voornamen:

Geboortedatum:

Geslacht:

Nationaliteit/nationaliteiten:

Onderscheidende kenmerken:

Adres in het land van terugkeer (indien bekend):

Plaats van afgifte:

Datum:

Handtekening:

FOTO

STEMPEL

 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.