Besluit 2016/1749 - Sluiting van het Protocol betreffende de uitbanning van illegale handel in tabaksproducten bij het Kaderverdrag van de Wereldgezondheidsorganisatie inzake tabaksontmoediging, met uitzondering van de bepalingen die onder titel V van het derde deel van het Verdrag betreffende de werking van de EU vallen

1.

Wettekst

1.10.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 268/1

 

BESLUIT (EU) 2016/1749 VAN DE RAAD

van 17 juni 2016

betreffende de sluiting namens de Europese Unie van het Protocol betreffende de uitbanning van illegale handel in tabaksproducten bij het Kaderverdrag van de Wereldgezondheidsorganisatie inzake tabaksontmoediging, met uitzondering van de bepalingen die onder titel V van het derde deel van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie vallen

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name de artikelen 33, 113, 114 en 207, in samenhang met artikel 218, lid 6, onder a), en artikel 218, lid 8, tweede alinea,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Gezien de goedkeuring van het Europees Parlement,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

De sluiting van het Kaderverdrag van de Wereldgezondheidsorganisatie inzake tabaksontmoediging (Framework Convention on Tobacco Control — FCTC) is namens de Gemeenschap goedgekeurd bij Besluit 2004/513/EG van de Raad (1).

 

(2)

Overeenkomstig Besluit 2013/744/EU van de Raad (2) en Besluit 2013/745/EU van de Raad (3), is het Protocol betreffende de uitbanning van illegale handel in tabaksproducten bij het FCTC van de Wereldgezondheidsorganisatie („het protocol”) op 20 december 2013 ondertekend, onder voorbehoud van sluiting op een later tijdstip.

 

(3)

Het protocol levert een belangrijke bijdrage tot de internationale inspanningen om alle vormen van illegale handel in tabaksproducten uit te bannen en zodoende de ontduiking van belasting en douanerechten tegen te gaan en het aanbod van tabaksproducten te verminderen in overeenstemming met artikel 15 van het FCTC van de Wereldgezondheidsorganisatie. Het protocol draagt ook bij tot het goed functioneren van de interne markt voor tabaksproducten en het waarborgen van een hoog niveau van bescherming van de volksgezondheid.

 

(4)

De Unie heeft exclusieve bevoegdheid wat betreft een aantal bepalingen van het protocol die onder de gemeenschappelijke handelspolitiek van de Unie vallen of op gebieden waarvoor de Unie gemeenschappelijke regels heeft vastgesteld (4). Het protocol kan invloed hebben op deze gemeenschappelijke regels of het toepassingsgebied ervan wijzigen. Daarom moet het protocol namens de Unie worden goedgekeurd voor aangelegenheden die onder de bevoegdheid van de Unie vallen, uitsluitend voor zover het protocol deze gemeenschappelijke regels kan beïnvloeden of het toepassingsgebied ervan kan wijzigen.

 

(5)

Door de sluiting van het protocol zal de Unie geen gedeelde bevoegdheid uitoefenen, zodat de lidstaten hun bevoegdheid behouden op de door het protocol bestreken gebieden die geen gevolgen hebben voor gemeenschappelijke regels of die het toepassingsgebied ervan niet wijzigen.

 

(6)

De artikelen 14, 16, 26, 29 en 30 van het protocol hebben betrekking op justitiële samenwerking in strafzaken en de definitie van strafbare feiten en vallen dan ook binnen het toepassingsgebied van titel V van het derde deel van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Het parallel aan dit besluit vastgestelde Besluit (EU) 2016/1750 (5) heeft betrekking op die bepalingen.

 

(7)

Het protocol dient te worden goedgekeurd voor aangelegenheden die tot de bevoegdheid van de Unie behoren,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het Protocol betreffende de uitbanning van illegale handel in tabaksproducten bij het Kaderverdrag van de Wereldgezondheidsorganisatie inzake tabaksontmoediging, met uitzondering van de bepalingen van het protocol die onder het toepassingsgebied van titel V van het derde deel van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie vallen, met name de artikelen 14, 16, 26, 29 en 30, wordt namens de Unie goedgekeurd.

De tekst van het protocol is aan dit besluit gehecht.

Artikel 2

De voorzitter van de Raad wijst de persoon (personen) aan die bevoegd is (zijn) om namens de Unie over te gaan tot het neerleggen van:

 

a)

de akte als bepaald in artikel 44, lid 1, van het protocol;

 

b)

de bevoegdheidsverklaring als vervat in de bijlage bij dit besluit, overeenkomstig artikel 44, lid 3, van het protocol.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Luxemburg, 17 juni 2016.

Voor de Raad

De voorzitter

J.R.V.A. DIJSSELBLOEM

 

  • (1) 
    Besluit 2004/513/EG van de Raad van 2 juni 2004 betreffende de sluiting van de Kaderovereenkomst van de Wereldgezondheidsorganisatie voor de bestrijding van tabaksgebruik (PB L 213 van 15.6.2004, blz. 8).
  • (2) 
    Besluit 2013/744/EU van de Raad van 9 december 2013 betreffende de ondertekening namens de Europese Unie van het Protocol betreffende de uitbanning van illegale handel in tabaksproducten bij het Kaderverdrag van de Wereldgezondheidsorganisatie inzake tabaksontmoediging, wat betreft de bepalingen ervan inzake verplichtingen in verband met justitiële samenwerking in strafzaken, de definitie van strafbare feiten, en politiële samenwerking (PB L 333 van 12.12.2013, blz. 73).
  • (3) 
    Besluit 2013/745/EU van de Raad van 9 december 2013 betreffende de ondertekening namens de Europese Unie van het Protocol betreffende de uitbanning van illegale handel in tabaksproducten bij het Kaderverdrag van de Wereldgezondheidsorganisatie inzake tabaksontmoediging, met uitzondering van de bepalingen ervan inzake verplichtingen in verband met justitiële samenwerking in strafzaken, de definitie van strafbare feiten, en politiële samenwerking (PB L 333 van 12.12.2013, blz. 75).
  • (4) 
    Richtlijn 2014/40/EU van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de productie, de presentatie en de verkoop van tabaks- en aanverwante producten en tot intrekking van Richtlijn 2001/37/EG (PB L 127 van 29.4.2014, blz. 1);

Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2005 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme (PB L 309 van 25.11.2005, blz. 15);

Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PB L 269 van 10.10.2013, blz. 1);

Richtlijn 2008/118/EG van de Raad van 16 december 2008 houdende een algemene regeling inzake accijns en houdende intrekking van Richtlijn 92/12/EEG (PB L 9 van 14.1.2009, blz. 12);

Richtlijn 2011/64/EU van de Raad van 21 juni 2011 betreffende de structuur en de tarieven van de accijns op tabaksfabrikaten (PB L 176 van 5.7.2011, blz. 24).

  • (5) 
    Besluit (EU) 2016/1750 van de Raad van 17 juni 2016 betreffende de sluiting namens de Europese Unie van het Protocol betreffende de uitbanning van illegale handel in tabaksproducten bij het Kaderverdrag van de Wereldgezondheidsorganisatie inzake tabaksontmoediging, wat betreft de bepalingen ervan inzake verplichtingen in verband met justitiële samenwerking in strafzaken en de definitie van strafbare feiten (zie bladzijde 6 van dit Publicatieblad).
 

BIJLAGE

BEVOEGDHEIDSVERKLARING VAN DE EUROPESE UNIE VOOR AANGELEGENHEDEN DIE VALLEN ONDER HET PROTOCOL BETREFFENDE DE UITBANNING VAN ILLEGALE HANDEL IN TABAKSPRODUCTEN

(OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 44 VAN HET PROTOCOL)

Overeenkomstig artikel 44 van het Protocol betreffende de uitbanning van illegale handel in tabaksproducten bij het Kaderverdrag van de Wereldgezondheidsorganisatie inzake tabaksontmoediging (hierna „het FCTC-protocol” genoemd) geeft de Europese Unie (EU) de volgende bevoegdheidsverklaring af betreffende de specifieke categorieën en beleidsgebieden waarvoor de lidstaten van de EU bevoegdheden hebben verleend aan de EU in aangelegenheden die onder het FCTC-protocol vallen.

  • 1. 
    Algemene beginselen

De categorieën en gebieden van bevoegdheden van de Unie zijn opgenomen in de artikelen 2 tot en met 6 VWEU. In de gevallen waarin bij de Verdragen op een bepaald gebied een exclusieve bevoegdheid aan de EU wordt toegedeeld, kan alleen de EU wetgevend optreden en juridisch bindende handelingen vaststellen, en kunnen de lidstaten zulks slechts zelf doen als zij daartoe door de EU gemachtigd zijn of ter uitvoering van de handelingen van de EU. In de gevallen waarin bij de Verdragen op een bepaald gebied een bevoegdheid aan de EU wordt toegedeeld die zij met de lidstaten deelt, kunnen de EU en de lidstaten wetgevend optreden en juridisch bindende handelingen vaststellen. De lidstaten oefenen hun bevoegdheid uit voor zover de EU haar bevoegdheid niet heeft uitgeoefend. De lidstaten oefenen hun bevoegdheid weer uit voor zover de EU besloten heeft haar bevoegdheid niet meer uit te oefenen.

Voor de in artikel 3, lid 1, VWEU genoemde beleidsgebieden is de EU exclusief bevoegd om internationale overeenkomsten te sluiten. Voor de in artikel 4, lid 2, VWEU genoemde beleidsgebieden hebben de EU en de lidstaten een gedeelde bevoegdheid, maar is de EU overeenkomstig artikel 3, lid 2, VWEU exclusief bevoegd om op te treden wanneer het voorgenomen optreden noodzakelijk is om de Unie in staat te stellen haar interne bevoegdheid uit te oefenen of voor zover overeenkomstbepalingen gevolgen kunnen hebben voor gemeenschappelijke regels of de strekking daarvan kunnen wijzigen; voor zover dit niet het geval is (dat wil zeggen als de voorwaarden in artikel 3, lid 2, VWEU niet zijn vervuld), kunnen lidstaten hun bevoegdheid uitoefenen om op deze beleidsgebieden op te treden.

Bevoegdheden die in de Verdragen niet aan de EU worden toegekend, zijn bevoegdheden van de lidstaten van de EU.

De EU zal materiële wijzigingen in de mate van haar bevoegdheden overeenkomstig artikel 44 van het protocol naar behoren melden, zonder dat dit een absolute voorwaarde is voor de uitoefening van haar bevoegdheid in aangelegenheden die door het FCTC-protocol worden bestreken.

  • 2. 
    Exclusieve bevoegdheid van de EU

2.1.   De EU is exclusief bevoegd om op te treden inzake de aangelegenheden die onder het FCTC-protocol vallen en behoren tot de werkingssfeer van de gemeenschappelijke handelspolitiek van de EU (artikel 207 VWEU).

2.2.   Voorts is de EU enkel exclusief bevoegd op te treden voor aangelegenheden die onder het FCTC-protocol vallen en behoren tot de werkingssfeer van de douanesamenwerking (artikel 33 VWEU), de onderlinge aanpassing van de wetgevingen in de interne markt (artikelen 113 en 114 VWEU), de justitiële samenwerking in strafzaken (artikel 82 VWEU) en de definitie van strafbare feiten (artikel 83 VWEU) indien de bepalingen van een handeling van de Unie gemeenschappelijke regels vaststellen die door de bepalingen van het FCTC-protocol kunnen worden beïnvloed, of gewijzigd wat betreft het toepassingsgebied.

Uit de onderstaande lijst van Uniehandelingen blijkt in welke mate de Unie haar interne bevoegdheid in deze gebieden heeft uitgeoefend overeenkomstig het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. De omvang van de exclusieve bevoegdheid van de Unie die uit deze handelingen voortvloeit, moet worden beoordeeld volgens de precieze bepalingen van elke maatregel, en in het bijzonder volgens de mate waarin deze bepalingen gemeenschappelijke regels vaststellen die kunnen worden beïnvloed of waarvan het toepassingsgebied kan worden gewijzigd door de bepalingen van het FCTC-protocol of een handeling ter uitvoering ervan.

 

Richtlijn 2014/40/EU van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de productie, de presentatie en de verkoop van tabaks- en aanverwante producten en tot intrekking van Richtlijn 2001/37/EG (PB L 127 van 29.4.2014, blz. 1);

 

Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2005 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme (PB L 309 van 25.11.2005, blz. 15);

 

Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PB L 269 van 10.10.2013, blz. 1);

 

Richtlijn 2008/118/EG van de Raad van 16 december 2008 houdende een algemene regeling inzake accijns en houdende intrekking van Richtlijn 92/12/EEG (PB L 9 van 14.1.2009, blz. 12);

 

Richtlijn 2011/64/EU van de Raad van 21 juni 2011 betreffende de structuur en de tarieven van de accijns op tabaksfabrikaten (PB L 176 van 5.7.2011, blz. 24);

 

Kaderbesluit 2001/500/JBZ van de Raad van 26 juni 2001 inzake het witwassen van geld, de identificatie, opsporing, bevriezing, inbeslagneming en confiscatie van hulpmiddelen en van opbrengsten van misdrijven (PB L 182 van 5.7.2001, blz. 1);

 

Akte van de Raad van 26 juli 1995 tot vaststelling van de Overeenkomst aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (PB C 316 van 27.11.1995, blz. 48).

  • 3. 
    Bevoegdheid van de lidstaten

De lidstaten blijven bevoegd voor andere onder het FCTC-protocol vallende aangelegenheden die niet zijn vermeld in de punten 2.1 en 2.2, en waarvoor de EU niet exclusief bevoegd is.

 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.