Besluit 2014/871 - Standpunt EU op de achtste vergadering van de Conferentie van de Partijen bij het Verdrag inzake de grensoverschrijdende gevolgen van industriële ongevallen, met betrekking tot het voorstel voor een wijziging van bijlage I bij dat verdrag

1.

Wettekst

5.12.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 349/50

 

BESLUIT VAN DE RAAD

van 1 december 2014

betreffende het namens de Europese Unie in te nemen standpunt op de achtste vergadering van de Conferentie van de Partijen bij het Verdrag inzake de grensoverschrijdende gevolgen van industriële ongevallen, met betrekking tot het voorstel voor een wijziging van bijlage I bij dat verdrag

(2014/871/EU)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 192, lid 1, in samenhang met artikel 218, lid 9,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

De Unie is partij bij het Verdrag inzake de grensoverschrijdende gevolgen van industriële ongevallen dat op 17 maart 1992 te Helsinki is aangenomen (1) („het verdrag”).

 

(2)

Bijlage I bij het verdrag bevat een lijst van categorieën en individueel genoemde gevaarlijke stoffen ten behoeve van de vaststelling van gevaarlijke activiteiten.

 

(3)

Overeenkomstig artikel 26, lid 4, van het verdrag wordt een wijziging van bijlage I bij het verdrag van kracht — voor de partijen bij het verdrag die geen bezwaar hebben aangetekend — twaalf maanden na de mededeling daarvan aan de partijen door de uitvoerend secretaris, na aanneming op de conferentie van de partijen met een meerderheid van negen tienden van de partijen die aanwezig zijn en hun stem uitbrengen, op voorwaarde dat ten minste zestien partijen geen bezwaar hebben aangetekend.

 

(4)

Over de tekst van het voorstel voor een wijziging van bijlage I bij het verdrag is overeenstemming bereikt in de werkgroep voor de ontwikkeling van het verdrag; deze tekst is ook goedgekeurd door het bureau van het verdrag en zal ter aanneming worden voorgesteld tijdens de achtste vergadering van de Conferentie van de partijen, die van 3 tot en met 5 december 2014 in Genève zal plaatsvinden.

 

(5)

De wijziging van bijlage I bij het verdrag zal ervoor zorgen dat die bijlage volledig overeenstemt met bijlage I bij Richtlijn 2012/18/EU van het Europees Parlement en de Raad (2).

 

(6)

De wijziging van bijlage I bij het verdrag moet derhalve worden goedgekeurd.

 

(7)

Op het tijdstip van de sluiting van het verdrag heeft de Unie voorbehouden gemaakt betreffende de toepassing van het verdrag overeenkomstig de interne regels van de Gemeenschap. Die voorbehouden werden ingegeven door tegenstrijdigheden tussen bijlage I bij het verdrag en de vigerende Uniewetgeving. De tegenstrijdigheden zullen door de wijziging van bijlage I bij het verdrag worden opgeheven. De voorbehouden moeten derhalve worden ingetrokken van zodra de wijziging van bijlage I bij het verdrag van kracht is geworden,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het namens de Europese Unie in te nemen standpunt tijdens de achtste conferentie van de partijen bij het Verdrag inzake de grensoverschrijdende gevolgen van industriële ongevallen, behelst de ondersteuning ten gronde van de voorgestelde wijziging van bijlage I bij het verdrag, met inbegrip van het corrigendum daarvan zoals gevoegd bij dit besluit.

Artikel 2

De voorzitter van de Raad wordt bij deze gemachtigd om de perso(o)n(en) aan te wijzen die bevoegd is (zijn) om namens de Unie de resterende, uit hoofde van Besluit 98/685/EG (3) gemaakte voorbehouden in te trekken, op voorwaarde dat de wijziging van bijlage I bij het verdrag als bedoeld in artikel 1 van dit besluit van kracht wordt overeenkomstig artikel 26, lid 4, van het verdrag.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussels, 1 december 2014.

Voor de Raad

De voorzitter

  • B. 
    LORENZIN
 

  • (2) 
    Richtlijn 2012/18/EU van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken, houdende wijziging en vervolgens intrekking van Richtlijn 96/82/EG van de Raad (PB L 197 van 24.7.2012, blz. 1).
  • (3) 
    Besluit 98/685/EG van de Raad van 23 maart 1998 betreffende de sluiting van het Verdrag inzake de grensoverschrijdende gevolgen van industriële ongevallen (PB L 326 van 3.12.1998, blz. 1).
 

ONTWERPBESLUIT TOT WIJZIGING VAN BIJLAGE I BIJ HET VERDRAG

Ingediend door de werkgroep voor de ontwikkeling van het verdrag

De Conferentie van de Partijen,

erkennend dat actualisering van de categorieën van stoffen en mengsels en de genoemde stoffen en hun drempelwaarden, als opgenomen in bijlage I bij het Verdrag inzake de grensoverschrijdende gevolgen van industriële ongevallen, noodzakelijk is, met het oog op de invoering van de criteria van het op VN-niveau vastgestelde wereldwijde geharmoniseerde systeem (GHS) voor de indeling en etikettering van chemische stoffen (ST/SG/AC.10/30/Rev.4) en op het behoud van consistentie met de overeenkomstige wetgeving van de Europese Unie,

indachtig haar besluit om over te gaan tot een herziening van de gevaarlijke stoffen en de hoeveelheden daarvan in bijlage I en haar besluit 2004/4 tot instelling van de werkgroep voor de ontwikkeling van het Verdrag,

nota nemend van het voorstel tot wijziging van bijlage I, opgesteld door de werkgroep op basis van een grondige evaluatie,

wijzigt bijlage I bij het Verdrag inzake gevaarlijke stoffen ten behoeve van de vaststelling van gevaarlijke activiteiten door het te vervangen door de tekst in bijlage bij dit besluit.

 

BIJLAGE

GEVAARLIJKE STOFFEN VOOR HET DEFINIËREN VAN GEVAARLIJKE ACTIVITEITEN  (1)

Indien een stof of mengsel die in deel II genoemd wordt ook binnen één of meer categorieën in deel I valt, wordt de in deel II vermelde drempelhoeveelheid toegepast.

Voor de identificatie van gevaarlijke activiteiten houden de partijen rekening met de feitelijke of verwachte gevaarlijke eigenschappen en/of hoeveelheden van alle aanwezige gevaarlijke stoffen of van gevaarlijke stoffen waarvan redelijkerwijs kan worden voorzien dat zij zullen ontstaan bij verlies van de controle over een activiteit, met inbegrip van opslagactiviteiten, in het kader van een gevaarlijke activiteit.

Deel I

Categorieën stoffen en mengsels die niet uitdrukkelijk in deel II worden genoemd

 

Categorie overeenkomstig het op VN-niveau vastgestelde wereldwijde geharmoniseerde systeem (GHS) voor de indeling en etikettering van chemische stoffen

Drempelhoeveelheid

(in ton)

1.

Acuut toxisch, categorie 1, alle blootstellingsroutes (2)

20

2.

Acuut toxisch:

 
 

categorie 2, alle blootstellingsroutes (3)

 
 

categorie 3, blootstellingsroute via inademing (4)

200

3.

Specifieke doelorgaantoxiciteit (STOT) — eenmalige blootstelling (SE) STOT, Categorie 1 (5)

200

4.

Ontplofbare stoffen — Instabiele ontplofbare stoffen of ontplofbare stoffen, wanneer de stof, het mengsel of het voorwerp valt onder afdeling 1.1, 1.2, 1.3, 1.5 of 1.6 van hoofdstuk 2.1.2 van de GHS-criteria of stoffen of mengsels met explosieve eigenschappen volgens testreeks 2 van deel I van de aanbevelingen van de Verenigde Naties inzake het vervoer van gevaarlijke goederen: Handboek beproevingen en criteria (Handboek beproevingen en criteria) en niet valt onder de gevarenklassen organische peroxiden of zelfontledende stoffen en mengsels (6)  (7)

50

5.

Ontplofbare stoffen wanneer de stof, het mengsel of het voorwerp valt onder afdeling 1.4 of van hoofdstuk 2.1.2 van het GHS (7)  (8)

200

6.

Ontvlambare gassen van categorie 1 of 2 (9)

50

7.

Aërosolen (10) van categorie 1 of 2, die ontvlambare gassen van categorie 1 of 2 of ontvlambare vloeistoffen van categorie 1 bevatten

500 (netto)

8.

Aërosolen van categorie 1 of 2, die geen ontvlambare gassen van categorie 1 of 2, noch ontvlambare vloeistoffen van categorie 1 bevatten (11)

50 000 (netto)

9.

Oxiderende gassen van categorie 1 (12)

200

10.

Ontvlambare vloeistoffen:

 
 

Ontvlambare vloeistoffen van categorie 1, of

 
 

Ontvlambare vloeistoffen van categorie 2 of 3 die bij een temperatuur hoger dan hun kookpunt (13) worden gehouden, of

 
 

Overige vloeistoffen met een vlampunt ≤ 60 °C, die bij een temperatuur hoger dan hun kookpunt worden gehouden (14)

50

11.

Ontvlambare vloeistoffen:

 
 

Ontvlambare vloeistoffen van categorie 2 of 3 waarbij bijzondere verwerkingsomstandigheden, zoals een hoge druk of hoge temperatuur, gevaren voor industriële ongevallen kunnen doen ontstaan (15), of

 
 

Overige vloeistoffen met een vlampunt ≤ 60 °C waarbij bijzondere verwerkingsomstandigheden, zoals een hoge druk of hoge temperatuur, gevaren voor industriële ongevallen kunnen doen ontstaan

200

12.

Ontvlambare vloeistoffen van categorie 2 of 3 die niet onder 10 en 11vallen (16)

50 000

13.

Zelfontledende stoffen en mengsels en organische peroxiden:

 
 

Zelfontledende stoffen en mengsels van type A of B of

 
 

organische peroxiden van type A of B (17)

50

14.

Zelfontledende stoffen en mengsels en organische peroxiden:

 
 

Zelfontledende stoffen en mengsels van type C, D, E of F of

 
 

organische peroxiden van type C, D, E of F (18)

200

15.

Pyrofore vloeistoffen en vaste stoffen van categorie 1

200

16.

Oxiderende vloeistoffen en vaste stoffen van categorie 1, 2 of 3

200

17.

Gevaarlijk voor het aquatisch milieu, categorie Acuut 1 of Chronisch 1 (19)

200

18.

Gevaarlijk voor het aquatisch milieu, categorie Chronisch 2 (20)

500

19.

Stoffen en mengsels die heftig met water reageren, bijvoorbeeld acetylchloride of titaantetrachloride

500

20.

Stoffen en mengsels die in contact met water ontvlambare gassen ontwikkelen, categorie 1 (21)

500

21.

Stoffen en mengsels die in contact met water giftig gas vormen (stoffen en mengsels die in contact met water of vochtige lucht gas vormen dat voor acute toxiciteit is ingedeeld in categorie 1, 2 of 3, bijvoorbeeld aluminiumfosfide, fosforpentasulfide)

200

Deel II

Met name genoemde stoffen

 

Stof

Drempelhoeveelheid

(in ton)

1a.

Ammoniumnitraat (22)

10 000

1b.

Ammoniumnitraat (23)

5 000

1c.

Ammoniumnitraat (24)

2 500

1d.

Ammoniumnitraat (25)

50

2a.

Kaliumnitraat (26)

10 000

2b.

Kaliumnitraat (27)

5 000

3.

Diarseenpentoxide, arseen (V) zuur en/of zouten daarvan

2

4.

Diarseentrioxide, arseen (III) zuur en/of zouten daarvan

0,1

5.

Broom

100

6.

Chloor

25

7.

Inhaleerbare poedervormige nikkelverbindingen: nikkelmonoxide, nikkeldioxide, nikkelsulfide, trinikkeldisulfide, dinikkeltrioxide

1

8.

Ethyleenimine

20

9.

Fluorine

20

10.

Formaldehyde (concentratie ≥ 90 %)

50

11.

Waterstof

50

12.

Waterstofchloride (zoutzuur) (vloeibaar gas)

250

13.

Loodalkylen

50

14.

Ontvlambare vloeibare gassen, categorie 1 of 2 (inclusief LPG) en aardgas (28)

200

15.

Acetyleen

50

16.

Ethyleenoxide

50

17.

Propyleenoxide

50

18.

Methanol

5 000

19.

4,4′-Methyleen bis(2-chlooraniline) en/of zouten daarvan, poedervormig

0,01

20.

Methylisocyanaat

0,15

21.

Zuurstof

2 000

22.

Tolueendiisocyanaat (2,4-Tolueendiisocyanaat en 2,6-Tolueendiisocyanaat)

100

23.

Carbonylchloride (fosgeen)

0,75

24.

Arsine (arseentrihydride)

1

25.

Fosfine (fosfortrihydride)

1

26.

Zwaveldichloride

1

27.

Zwaveltrioxide

75

28.

Polychloordibenzofuranen en polychloordibenzodioxinen (inclusief tetrachloordibenzodioxine (TCDD)) uitgedrukt in TCDD-equivalent (29)

0,001

29.

De volgende carcinogenen of de mengsels die de volgende carcinogenen in concentraties van meer dan 5 gewichtsprocent bevatten:

4-aminobifenyl en/of de zouten daarvan, benzotrichloride, benzidine en/of de zouten daarvan, di(chloormethyl)ether, chloormethylether, 1,2-dibroomethaan, diethylsulfaat, dimethylsulfaat, dimethylcarbamoylchloride, 1,2-dibroom-3-chloorpropaan, 1,2-dimethylhydrazine, dimethylnitrosamine, hexamethylfosforzuurtriamide, hydrazine, 2-naftylamine en/of de zouten daarvan, 4-nitrodifenyl en 1,3 propaansulton

2

30.

Aardolieproducten en alternatieve brandstoffen:

 

a)

Benzines en nafta's;

 

b)

Kerosines (inclusief vliegtuigbrandstoffen);

 

c)

Gasoliën (inclusief diesel, huisbrandolie en gasoliemengstromen);

 

d)

Zware stookolie;

 

e)

Alternatieve brandstoffen met dezelfde toepassing en met gelijkaardige eigenschappen op het vlak van ontvlambaarheid en milieugevaren als de onder a) tot en met d) bedoelde producten

25 000

31.

Ammoniak, watervrij

200

32.

Boortrifluoride

20

33.

Waterstofsulfide

20

34.

Piperidine

200

35.

Bis(2-dimethylaminoethyl) (methyl)amine

200

36.

3-(2-Ethylhexyloxy)propylamine

200

37.

Mengsels van natriumhypochloriet die zijn ingedeeld als aquatisch acuut categorie 1 [H400] die minder dan 5 % actief chloor bevatten en niet vallen onder de in deel 1 van bijlage I opgenomen andere gevarencategorieën. (30)

500

38.

Propylamine (31)

2 000

39.

Tert-butylacrylaat (31)

500

40.

2-Methyl-3-buteennitril (31)

2 000

41.

Tetrahydro-3,5-dimethyl-1,3,5,-thiadiazine-2-thion (Dazomet) (31)

200

42.

Methylacrylaat (31)

2 000

43.

Methylpyridine (31)

2 000

44.

Bromo-3-chloorpropaan (31)

2 000

Corrigendum

 
 

1.

Bijlage, Deel I, punt 8

In plaats van „Aërosolen” lezen „Aërosolen (10)”

 
 

2.

Bijlage, Deel I, punt 11, laatste lijn

In plaats van „gevaren voor industriële ongevallen” lezen „gevaren voor industriële ongevallen (14)”

 
 

3.

Bijlage, deel II, punt 43

In plaats van „Methylpyridine (31)” lezen „3-methylpyridine (31)”

 
 

4.

Bijlage, opmerkingen 13, 15 en 16

In plaats van „hoofdstuk 2.4.2” lezen „hoofdstuk 2.6.2”

 

  • (1) 
    Criteria overeenkomstig het wereldwijde geharmoniseerde systeem (GHS) van de Verenigde Naties voor de indeling en etikettering van chemische stoffen (ST/SG/AC.10/30/Rev.4). Partijen moeten deze criteria gebruiken bij de indeling van stoffen en mengsels voor de toepassing van deel I van deze bijlage, tenzij andere juridisch bindende criteria zijn vastgesteld in de nationale wetgeving. Mengsels worden behandeld als de zuivere stof, mits zij binnen de concentratiegrenzen blijven welke zijn vastgesteld aan de hand van hun eigenschappen overeenkomstig het GHS, tenzij specifiek een samenstellingspercentage of een andere beschrijving wordt gegeven.
  • (2) 
    Volgens de criteria in de hoofdstukken 3.1.2 en 3.1.3 van het GHS.
  • (3) 
    Volgens de criteria in de hoofdstukken 3.1.2 en 3.1.3 van het GHS.
  • (4) 
    Stoffen die vallen onder acuut toxisch categorie 3 (orale blootstellingsroute) vallen onder de rubriek 2 (acuut toxisch) wanneer noch de indeling acute toxiciteit bij inademing noch de indeling acute dermale toxiciteit kunnen worden afgeleid, bijvoorbeeld door een gebrek aan overtuigende gegevens betreffende toxiciteit bij inademing en dermale toxiciteit.
  • (5) 
    Stoffen die significante toxiciteit bij mensen hebben veroorzaakt of waarvan op grond van dierproefgegevens kan worden verondersteld dat zij significante toxiciteit bij mensen kunnen veroorzaken bij eenmalige blootstelling. Verdere aanwijzingen worden gegeven in figuur 3.8.1 en tabel 3.8.1 in deel 3 van het GHS.
  • (6) 
    Het testen van de explosieve eigenschappen van stoffen en mengsels is alleen nodig als de screeningprocedure volgens aanhangsel 6 (deel 3) van het VN-Handboek beproevingen en criteria uitwijst dat de stof of het mengsel mogelijk explosieve eigenschappen heeft.
  • (7) 
    De gevarenklasse ontplofbare stoffen omvat explosieve voorwerpen. Indien de hoeveelheid van ontplofbare stoffen of mengsels in het voorwerp bekend is, wordt met die hoeveelheid rekening gehouden voor de toepassing van dit verdrag. Indien de hoeveelheid van ontplofbare stoffen of mengsels in het voorwerp niet bekend is, wordt het gehele voorwerp voor de toepassing van dit verdrag als ontplofbaar aangemerkt.
  • (8) 
    Indien ontplofbare stoffen van subklasse 1.4 uitgepakt of opnieuw ingepakt zijn, worden ze in rubriek 4 (Ontplofbare stoffen) ingedeeld, tenzij aangetoond wordt dat het gevaar nog overeenstemt met subklasse 1.4 overeenkomstig het GHS.
  • (9) 
    Volgens de criteria in hoofdstuk 2.2.2 van het GHS.
  • Aërosolen worden ingedeeld volgens de criteria van hoofdstuk 2.3 van het GHS en het Handboek beproevingen en criteria, deel III, afdeling 31, waarnaar in het GHS wordt verwezen.
  • Om deze vermelding te kunnen gebruiken, moet geregistreerd worden dat de aerosolhouder geen ontvlambaar gas van categorie 1 of 2, noch ontvlambare vloeistof van categorie 1 bevat.
  • Volgens de criteria in hoofdstuk 2.4.2 van het GHS.
  • Volgens de criteria in hoofdstuk 2.4.2 van het GHS.
  • Vloeistoffen met een vlampunt hoger dan 35 °C kunnen als niet-ontbrandbare vloeistoffen worden beschouwd voor sommige regelgevende doeleinden (bv. vervoer) als negatieve resultaten zijn verkregen bij test L. 2 inzake onderhouden verbrandbaarheid als bedoeld in deel III, sectie 32, van het Handboek beproevingen en criteria. Dit geldt echter niet onder omstandigheden als verhoogde temperatuur of druk en daarom vallen dergelijke vloeistoffen onder deze vermelding.
  • Volgens de criteria in hoofdstuk 2.4.2 van het GHS.
  • Volgens de criteria in hoofdstuk 2.4.2 van het GHS.
  • Volgens de criteria in de hoofdstukken 2.8.2 en 2.15.2,2 van het GHS.
  • Volgens de criteria in de hoofdstukken 2.8.2 en 2.15.2,2 van het GHS.
  • Volgens de criteria in hoofdstuk 4.1.2 van het GHS.
  • Volgens de criteria in hoofdstuk 4.1.2 van het GHS.
  • Volgens de criteria in hoofdstuk 2.12.2 van het GHS.
  • Ammoniumnitraat (10 000): meststoffen die in staat zijn tot zelfonderhoudende afbraak.

Dit is van toepassing op gemengde/samengestelde ammoniumnitraatmeststoffen (gemengde/samengestelde meststoffen die ammoniumnitraat met fosfaat en/of kaliumcarbonaat bevatten) die in staat zijn tot zelfonderhoudende ontleding volgens de VN-goottest (zie Handboek beproevingen en criteria, deel III, onderafdeling 38.2) en waarin het stikstofgehalte afkomstig van het ammoniumnitraat is:

 

a)

tussen 15,75 en 24,5 gewichtsprocent (stikstofgehalte afkomstig van ammoniumnitraat van 15,75 en 24,5 gewichtspercenten komt overeen met respectievelijk 45 % en 70 % ammoniumnitraat) en die hetzij niet meer dan 0,4 % compleet brandbaar/organisch materiaal bevatten dan wel voldoen aan de eisen van een passende detonatieproef (bv. test met stalen buis van 10 cm.);

 

b)

15,75 gewichtsprocent of minder en een onbeperkte hoeveelheid brandbare stoffen.

  • Ammoniumnitraat (5 000): meststofkwaliteit.

Dit is van toepassing op enkelvoudige ammoniumnitraatmeststoffen en op gemengde/samengestelde ammoniumnitraatmeststoffen waarin het stikstofgehalte afkomstig van het ammoniumnitraat:

 

a)

hoger is dan 24,5 gewichtsprocent, met uitzondering van mengsels van enkelvoudige ammoniumnitraatmeststoffen en dolomiet, kalksteen en/of calciumcarbonaat met een zuiverheidsgraad van ten minste 90 %;

 

b)

hoger is dan 15,75 gewichtsprocent voor mengsels van ammoniumnitraat en ammoniumsulfaat;

 

c)

hoger is dan 28 gewichtsprocent (28 gewichtsprocent afkomstig van ammoniumnitraat komt overeen met 80 % ammoniumnitraat) voor mengsels van enkelvoudige ammoniumnitraatmeststoffen en dolomiet, kalksteen en/of calciumcarbonaat met een zuiverheidsgraad van ten minste 90 % en die voldoen aan de eisen van een passende detonatieproef (bv. test met stalen buis van 10 cm).

  • Ammoniumnitraat (2 500): technisch zuivere stof.

Dit geldt voor:

 

a)

ammoniumnitraat en mengsels met ammoniumnitraat waarin het gehalte van de stikstof afkomstig van ammoniumnitraat:

 

i)

tussen 24,5 en 28 gewichtsprocent ligt en die maximaal 0,4 % aan brandbare stoffen bevatten;

 

ii)

hoger is dan 28 gewichtsprocent en die maximaal 0,2 % aan brandbare stoffen bevatten;

 

b)

waterige ammoniumnitraatoplossingen met een ammoniumnitraatconcentratie van meer dan 80 gewichtsprocent.

  • Ammoniumnitraat (50): „off-specs”-materiaal en meststoffen die niet voldoen aan de eisen van een passende detonatietest (bv. test met stalen buis van 10 cm).

Dit geldt voor:

 

a)

afgekeurd materiaal afkomstig uit het fabricageproces en voor ammoniumnitraat en ammoniumnitraatmengsels, enkelvoudige ammoniumnitraatmeststoffen en gemengde/samengestelde ammoniumnitraatmeststoffen als bedoeld in opmerkingen 23 en 24, die door de eindgebruiker zijn of worden geretourneerd aan een fabrikant, een installatie voor tijdelijke opslag of een herverwerkingsinstallatie voor herverwerking, recycling of behandeling met het oog op een veilig gebruik omdat de stoffen niet langer voldoen aan de specificaties van opmerkingen 23 en 24;

 

b)

Meststoffen als bedoeld in opmerking 22, onder a), en opmerking 23 die niet voldoen aan de eisen van een passende detonatieproef (bv. test met een stalen buis van 10 cm).

  • Kaliumnitraat (10 000): samengestelde meststoffen op basis van kaliumnitraat (in de vorm van prills of granules) die dezelfde eigenschappen als zuiver kaliumnitraat hebben.
  • Kaliumnitraat (5 000): samengestelde meststoffen op basis van kaliumnitraat (in kristalvorm) die dezelfde eigenschappen als zuiver kaliumnitraat hebben.
  • Opgewaardeerd biogas: voor de toepassing van het verdrag kan opgewaardeerd biogas worden ingedeeld onder rubriek 14 van deel 2 van bijlage I wanneer het verwerkt is in overeenstemming met de toepasselijke normen voor gezuiverd en opgewaardeerd biogas waardoor een kwaliteit gewaarborgd is die overeenkomt met die van aardgas, met inbegrip van het methaangehalte, en het ten hoogste 1 % zuurstof bevat.
  • Polychloordibenzofuranen en polychloordibenzodioxinen.

De hoeveelheden polychloordibenzofuranen en polychloordibenzodioxinen worden berekend aan de hand van de volgende toxiciteitsequivalentiefactoren voor dioxinen en dioxineachtige verbindingen (TEF) voor mensen of zoogdieren van de WHO (Wereldgezondheidsorganisatie), zoals in 2005 opnieuw geëvalueerd:

WHO 2005 TEF

 

dioxinen

TEF

furanen

TEF

2,3,7,8-TCDD

1

2,3,7,8-TCDF

0,1

1,2,3,7,8-PeCDD

1

2,3,4,7,8-PeCDF

0,3

1,2,3,4,7,8-HxCDD

0,1

1,2,3,7,8-PeCDF

0,03

1,2,3,6,7,8-HxCDD

0,1

1,2,3,4,7,8-HxCDF

0,1

1,2,3,7,8,9-HxCDD

0,1

1,2,3,7,8,9-HxCDF

0,1

1,2,3,4,6,7,8-HpCDD

0,01

2,3,4,6,7,8-HxCDF

0,1

OCDD

0,0003

1,2,3,7,8,9-HxCDF

0,1

   

1,2,3,4,6,7,8-HpCDF

0,01

   

1,2,3,4,7,8,9-HpCDF

0,01

   

OCDF

0,0003

Afkortingen: Hx = hexa, Hp = hepta, O = octa, P = penta, T = tetra.

Referentie: Martin Van den Berg e.a., The 2005 World Health Organization Re-evaluation of Human and Mammalian Toxic Equivalency Factors for Dioxins and Dioxin-like Compounds, Toxicological Sciences, vol. 93, Nr. 2, (October 2006), blz. 223-241 (2006).

  • Mits het mengsel zonder natriumhypochloriet niet zou worden ingedeeld als aquatisch acuut categorie 1.
  • Wanneer deze gevaarlijke stof onder categorie 10 ontvlambare vloeistoffen of 11 ontvlambare vloeistoffen valt, geldt voor de toepassing van dit verdrag de laagste drempelwaarde.
 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.