Besluit 2015/2367 - Standpunt EU in het bij de Overeenkomst met Zwitserland inzake de handel in landbouwproducten opgerichte Gemengd Veterinair Comité over Besluit nr. 1/2015 met betrekking tot de wijziging van de aanhangsels 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 10 en 11 van bijlage 11 bij de overeenkomst

1.

Wettekst

23.12.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 337/128

 

BESLUIT (EU) 2015/2367 VAN DE RAAD

van 30 november 2015

betreffende het namens de Europese Unie in het bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de handel in landbouwproducten opgerichte Gemengd Veterinair Comité in te nemen standpunt over Besluit nr. 1/2015 met betrekking tot de wijziging van de aanhangsels 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 10 en 11 van bijlage 11 bij de overeenkomst

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 207, lid 4, in samenhang met artikel 218, lid 9,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

De Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de handel in landbouwproducten (1) („de landbouwovereenkomst”) is op 1 juni 2002 in werking getreden.

 

(2)

Overeenkomstig artikel 19, lid 1, van bijlage 11 bij de landbouwovereenkomst is het Gemengd Veterinair Comité belast met het onderzoeken van elke kwestie die betrekking heeft op die bijlage en de uitvoering daarvan, en neemt het bovendien alle taken in verband met die bijlage op zich. Overeenkomstig artikel 19, lid 3, van die bijlage kan het Gemengd Veterinair Comité besluiten de aanhangsels van bijlage 11 te wijzigen, met name om deze aan te passen en bij te werken.

 

(3)

Artikel 5, lid 2, eerste alinea, van Besluit 2002/309/EG, Euratom van de Raad en van de Commissie (2) bepaalt dat het standpunt van de Gemeenschap in het Gemengd Veterinair Comité dient te worden vastgesteld door de Raad, op voorstel van de Commissie.

 

(4)

De Europese Unie moet het standpunt vaststellen dat in het Gemengd Veterinair Comité dient te worden ingenomen over de noodzakelijke wijzigingen.

 

(5)

Besluit nr. 1/2015 van het bij de landbouwovereenkomst opgerichte Gemengd Veterinair Comité („Besluit nr. 1/2015 van het Gemengd Veterinair Comité”) moet in werking treden op de dag waarop het wordt vastgesteld.

 

(6)

Teneinde te voorkomen dat bestaande en goed werkende praktijken worden stopgezet en te zorgen voor rechtscontinuïteit zonder voorzienbare negatieve gevolgen, moet in Besluit nr. 1/2015 van het Gemengd Veterinair Comité worden bepaald dat het met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2015 wordt toegepast,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het standpunt dat namens de Europese Unie in het bij artikel 19, lid 1, van bijlage 11 bij de landbouwovereenkomst opgerichte Gemengd Veterinair Comité dient te worden vastgesteld met betrekking tot de wijziging van de aanhangsels 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 10 en 11 van bijlage 11, is gebaseerd op het aan dit besluit gehechte ontwerpbesluit van het Gemengd Veterinair Comité.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 30 november 2015.

Voor de Raad

De voorzitter

É. SCHNEIDER

 

  • (2) 
    Besluit 2002/309/EG, Euratom van de Raad en, wat betreft de overeenkomst inzake wetenschappelijke en technologische samenwerking, van de Commissie van 4 april 2002 betreffende de sluiting van zeven overeenkomsten met de Zwitserse Bondsstaat (PB L 114 van 30.4.2002, blz. 1).
 

ONTWERP

BESLUIT NR. 1/2015 VAN HET BIJ DE OVEREENKOMST TUSSEN DE EUROPESE GEMEENSCHAP EN DE ZWITSERSE BONDSSTAAT INZAKE DE HANDEL IN LANDBOUWPRODUCTEN OPGERICHTE GEMENGD VETERINAIR COMITÉ

van

met betrekking tot de wijziging van de aanhangsels 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 10 en 11 van bijlage 11 bij de overeenkomst

HET GEMENGD VETERINAIR COMITÉ,

Gezien de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de handel in landbouwproducten (1), en met name bijlage 11, artikel 19, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

De Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de handel in landbouwproducten ("de landbouwovereenkomst") is op 1 juni 2002 in werking getreden.

 

(2)

Overeenkomstig artikel 19, lid 1, van bijlage 11 bij de landbouwovereenkomst is het bij de landbouwovereenkomst opgerichte Gemengd Veterinair Comité ("het Gemengd Veterinair Comité") belast met het onderzoeken van elke kwestie die betrekking heeft op die bijlage en de uitvoering daarvan, en neemt het bovendien alle taken in verband met deze bijlage op zich. Overeenkomstig artikel 19, lid 3, van die bijlage kan het Gemengd Veterinair Comité besluiten de aanhangsels van bijlage 11 te wijzigen, met name om deze aan te passen en bij te werken.

 

(3)

Bij Besluit nr. 2/2003 van het Gemengd Veterinair Comité (2) zijn de aanhangsels 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 11 van bijlage 11 bij de landbouwovereenkomst voor het eerst gewijzigd.

 

(4)

Bij Besluit nr. 1/2013 van het Gemengd Veterinair Comité (3) zijn de aanhangsels 1, 2, 3, 5, 6 en 10 van bijlage 11 bij de landbouwovereenkomst voor het laatst gewijzigd.

 

(5)

Sinds de laatste wijziging van de aanhangsels 1, 2, 3, 5, 6 en 10 van bijlage 11 bij de landbouwovereenkomst door Besluit nr. 1/2013 van het Gemengd Veterinair Comité zijn verscheidene wettelijke bepalingen van de Europese Unie en Zwitserland gewijzigd. Gezien de omvang van de wijzigingen moeten de verwijzingen naar de wettelijke bepalingen worden bijgewerkt.

 

(6)

Sinds 1 januari 2013 valt het Zwitserse Federaal Veterinair Bureau onder het Federale Ministerie van Binnenlandse Zaken en op 1 januari 2014 is het samen met de afdeling voedselveiligheid van het Federaal Bureau voor de volksgezondheid opgegaan in een nieuw bureau. Dit nieuwe bureau heet het Federaal Bureau Voedselveiligheid en Veterinaire Aangelegenheden. Naar aanleiding van deze fusie moesten een aantal wetteksten worden aangepast.

 

(7)

Zwitserland heeft aan het Gemengd Veterinair Comité een plan voorgelegd met voorgenomen maatregelen om ervoor te zorgen dat zijn inrichtingen worden erkend overeenkomstig artikel 3 van Richtlijn 2009/158/EG van de Raad (4). Op grond van de landbouwovereenkomst is het Gemengd Veterinair Comité bevoegd om dit plan goed te keuren.

 

(8)

Voor karkassen en vlees van gedomesticeerde mest- en slachtvarkens in slachthuizen met een geringe capaciteit mag Zwitserland tot en met 31 december 2014 afwijken van het onderzoek op de aanwezigheid van Trichinella. Die karkassen en dat vlees evenals de daarvan afkomstige vleesproducten zijn voorzien van een speciaal gezondheidsmerk en mogen krachtens artikel 9a van de Verordening van het Federaal Ministerie van Binnenlandse Zaken van 23 november 2005 inzake levensmiddelen van dierlijke oorsprong (RS 817.022.108) niet worden verhandeld met de lidstaten van de Europese Unie. Bij Verordening (EU) nr. 216/2014 van de Commissie (5) zijn de specifieke voorschriften voor de officiële controles op Trichinella in vlees gewijzigd en wordt voor de toepassing van een aantal bepalingen uitstel toegestaan. Om Zwitserland in staat te stellen zijn huidige praktijk geleidelijk aan te passen, moet de mogelijkheid om van het onderzoek op Trichinella af te wijken, tot en met 31 december 2016 worden verlengd.

 

(9)

Teneinde te voorkomen dat bestaande en goed werkende praktijken worden stopgezet en te zorgen voor rechtscontinuïteit zonder voorzienbare negatieve gevolgen, is het passend dit besluit met terugwerkende kracht toe te passen vanaf 1 januari 2015.

 

(10)

Dit besluit moet in werking treden op de dag waarop het wordt vastgesteld.

 

(11)

De aanhangsels 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 10 en 11 van bijlage 11 bij de landbouwovereenkomst moeten bijgevolg dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De aanhangsels 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 10 en 11 van bijlage 11 bij de landbouwovereenkomst worden gewijzigd overeenkomstig de bijlagen I tot en met IX bij dit besluit.

Artikel 2

Het door Zwitserland voorgelegde plan met voorgenomen maatregelen voor erkenning van zijn inrichtingen overeenkomstig artikel 3 van Richtlijn 2009/158/EG voldoet aan de eisen van die Richtlijn.

Artikel 3

Dit besluit, opgesteld in twee exemplaren, wordt ondertekend door de medevoorzitters of andere personen die gemachtigd zijn namens de partijen bij de landbouwovereenkomst op te treden.

Artikel 4

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Het is met terugwerkende kracht van toepassing vanaf 1 januari 2015.

Gedaan te Bern,

Voor de Zwitserse Bondsstaat

Voor de Europese Unie

 

  • (2) 
    Besluit nr. 2/2003 van het bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de handel in landbouwproducten opgerichte Gemengd Veterinair Comité van 25 november 2003 tot wijziging van de aanhangsels 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 11 van bijlage 11 bij de overeenkomst (2004/78/EG) (PB L 23 van 28.1.2004, blz. 27).
  • (3) 
    Besluit nr. 1/2013 van het bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de handel in landbouwproducten opgerichte Gemengd Veterinair Comité van 22 februari 2013 tot wijziging van de aanhangsels 1, 2, 3, 5, 6 en 10 van bijlage 11 bij de overeenkomst (2013/479/EU) (PB L 264 van 5.10.2013, blz. 1).
  • (4) 
    Richtlijn 2009/158/EG van de Raad van 30 november 2009 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer en de invoer uit derde landen van pluimvee en broedeieren (PB L 343 van 22.12.2009, blz. 74).
  • (5) 
    Verordening (EU) nr. 216/2014 van de Commissie van 7 maart 2014 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2075/2005 tot vaststelling van specifieke voorschriften voor de officiële controles op Trichinella in vlees (PB L 69 van 8.3.2014, blz. 85).
 

BIJLAGE I

Aanhangsel 1 van bijlage 11 bij de landbouwovereenkomst wordt vervangen door:

"Aanhangsel 1

Bestrijdingsmaatregelen/melding van ziekten

  • I. 
    Mond- en klauwzeer
 

Europese Unie

Zwitserland

Richtlijn 2003/85/EG van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van communautaire maatregelen voor de bestrijding van mond-en-klauwzeer, tot intrekking van Richtlijn 85/511/EEG en van de Beschikkingen 89/531/EEG en 91/665/EEG, en tot wijziging van Richtlijn 92/46/EEG (PB L 306 van 22.11.2003, blz. 1).

1.

Wet van 1 juli 1966 inzake epizoötieën (LFE; RS 916.40), en met name de artikelen 1-10b (doelstellingen van de bestrijding, maatregelen tegen zeer besmettelijke epizoötieën) en 57 (technische uitvoeringsbepalingen, internationale samenwerking);

 

2.

Verordening van 27 juni 1995 inzake epizoötieën (OFE; RS 916.401), en met name de artikelen 2 (zeer besmettelijke epizoötieën), 49 (het omgaan met voor het dier pathogene micro-organismen), 73 en 74 (reiniging en ontsmetting), 77-98 (gemeenschappelijke bepalingen inzake zeer besmettelijke epizoötieën), 99-103 (specifieke maatregelen met betrekking tot de bestrijding van mond- en klauwzeer);

 

3.

Verordening van 28 juni 2000 inzake de organisatie van het Federale Ministerie van Binnenlandse Zaken (Org DFI; RS 172.212.1), en met name artikel 12 (referentielaboratorium, registratie, controle en beschikbaarstelling van vaccin tegen mond- en klauwzeer).

  • B. 
    UITVOERINGSBEPALINGEN
 
 

1.

De Commissie en het Federaal Bureau Voedselveiligheid en Veterinaire Aangelegenheden stellen elkaar in kennis van elk voornemen om een noodvaccinatie uit te voeren. In bijzonder dringende gevallen wordt pas achteraf gemeld welk besluit is genomen en hoe het is uitgevoerd. In ieder geval vindt binnen het Gemengd Veterinair Comité zo spoedig mogelijk overleg plaats.

 
 

2.

Overeenkomstig artikel 97 van de Verordening inzake epizoötieën beschikt Zwitserland over een noodplan, dat op de website van het Federaal Bureau Voedselveiligheid en Veterinaire Aangelegenheden gepubliceerd is.

 
 

3.

Het gemeenschappelijke referentielaboratorium voor de identificatie van het mond- en klauwzeervirus is The Pirbright Institute, Pirbright Laboratory, Ash Road, Pirbright, Surrey, GU24 0NF, Verenigd Koninkrijk. Zwitserland draagt zijn deel van de kosten voor de uit deze aanwijzing voortvloeiende werkzaamheden. De functies en taken van het laboratorium zijn vastgesteld in bijlage XVI bij Richtlijn 2003/85/EG.

II.   Klassieke varkenspest

 

Europese Unie

Zwitserland

Richtlijn 2001/89/EG van de Raad van 23 oktober 2001 betreffende maatregelen van de Gemeenschap ter bestrijding van klassieke varkenspest (PB L 316 van 1.12.2001, blz. 5).

1.

Wet van 1 juli 1966 inzake epizoötieën (LFE; RS 916.40), en met name de artikelen 1-10b (doelstellingen van de bestrijding, maatregelen tegen zeer besmettelijke epizoötieën) en 57 (technische uitvoeringsbepalingen, internationale samenwerking);

 

2.

Verordening van 27 juni 1995 inzake epizoötieën (OFE; RS 916.401), en met name de artikelen 2 (zeer besmettelijke epizoötieën), 40-47 (verwijdering van dierlijke bijproducten), 49 (het omgaan met voor het dier pathogene micro-organismen), 73 en 74 (reiniging en ontsmetting), 77-98 (gemeenschappelijke bepalingen inzake zeer besmettelijke epizoötieën), 116-121 (constatering van varkenspest bij het slachten, specifieke maatregelen inzake de bestrijding van varkenspest);

 

3.

Verordening van 28 juni 2000 betreffende de organisatie van het Federale Ministerie van Binnenlandse Zaken (Org DFI; RS 172.212.1), en met name artikel 12 (referentielaboratorium);

 

4.

Verordening van 25 mei 2011 inzake de verwijdering van dierlijke bijproducten (OESPA; RS 916.441.22).

  • B. 
    UITVOERINGSBEPALINGEN
 
 

1.

De Commissie en het Federaal Bureau Voedselveiligheid en Veterinaire Aangelegenheden stellen elkaar in kennis van elk voornemen om een noodvaccinatie uit te voeren. In het Gemengd Veterinair Comité vindt zo spoedig mogelijk overleg plaats.

 
 

2.

Zo nodig stelt het Federaal Bureau Voedselveiligheid en Veterinaire Aangelegenheden overeenkomstig artikel 117, lid 5, van de Verordening inzake epizoötieën technische uitvoeringsbepalingen vast ten aanzien van het merken en de behandeling van vlees dat afkomstig is uit de beschermings- en toezichtsgebieden.

 
 

3.

Overeenkomstig artikel 121 van de Verordening inzake epizoötieën beschikt Zwitserland over een programma voor de uitroeiing van klassieke varkenspest bij wilde varkens, als omschreven in de artikelen 15 en 16 van Richtlijn 2001/89/EG.

 
 

4.

Overeenkomstig artikel 97 van de Verordening inzake epizoötieën beschikt Zwitserland over een noodplan, dat op de website van het Federaal Bureau Voedselveiligheid en Veterinaire Aangelegenheden gepubliceerd is.

 
 

5.

Het Gemengd Veterinair Comité is bevoegd voor de controles ter plaatse op grond van met name artikel 21 van Richtlijn 2001/89/EG en artikel 57 van de Wet inzake epizoötieën.

 
 

6.

Zo nodig stelt het Federaal Bureau Voedselveiligheid en Veterinaire Aangelegenheden overeenkomstig artikel 89, lid 2, van de Verordening inzake epizoötieën de technische uitvoeringsbepalingen vast ten aanzien van de serologische tests van de varkens in de beschermings- en toezichtsgebieden overeenkomstig hoofdstuk IV van de bijlage bij Beschikking 2002/106/EG van de Commissie (3).

 
 

7.

Het gemeenschappelijke referentielaboratorium voor klassieke varkenspest is het Institut für Virologie der Tierärztlichen Hochschule Hannover, Bünteweg 17, 30559 Hannover, Duitsland. Zwitserland draagt zijn deel van de kosten voor de uit deze aanwijzing voortvloeiende werkzaamheden. De bevoegdheden en taken van het laboratorium zijn vastgesteld in bijlage IV bij Richtlijn 2001/89/EG.

III.   Afrikaanse varkenspest

 

Europese Unie

Zwitserland

Richtlijn 2002/60/EG van de Raad van 27 juni 2002 houdende vaststelling van specifieke bepalingen voor de bestrijding van Afrikaanse varkenspest en houdende wijziging van Richtlijn 92/119/EEG met betrekking tot besmettelijke varkensverlamming (Teschenerziekte) en Afrikaanse varkenspest (PB L 192 van 20.7.2002, blz. 27).

1.

Wet van 1 juli 1966 inzake epizoötieën (LFE; RS 916.40), en met name de artikelen 1-10b (doelstellingen van de bestrijding, maatregelen tegen zeer besmettelijke epizoötieën) en 57 (technische uitvoeringsbepalingen, internationale samenwerking);

 

2.

Verordening van 27 juni 1995 inzake epizoötieën (OFE; RS 916.401), en met name de artikelen 2 (zeer besmettelijke epizoötieën), 40 en 47 (verwijdering van dierlijke bijproducten), 49 (het omgaan met voor het dier pathogene micro-organismen), 73 en 74 (reiniging en ontsmetting), 77-98 (gemeenschappelijke bepalingen inzake zeer besmettelijke epizoötieën), 116-121 (constatering van varkenspest bij het slachten, specifieke maatregelen inzake de bestrijding van varkenspest);

 

3.

Verordening van 28 juni 2000 betreffende de organisatie van het Federale Ministerie van Binnenlandse Zaken (Org DFI; RS 172.212.1), en met name artikel 12 (referentielaboratorium);

 

4.

Verordening van 25 mei 2011 inzake de verwijdering van dierlijke bijproducten (OESPA; RS 916.441.22).

  • B. 
    UITVOERINGSBEPALINGEN
 
 

1.

Het referentielaboratorium van de Europese Unie voor Afrikaanse varkenspest is het Centro de Investigación en Sanidad Animal, 28130 Valdeolmos, Madrid, Spanje. Zwitserland draagt zijn deel van de kosten voor de uit deze aanwijzing voortvloeiende werkzaamheden. De taken en bevoegdheden van het laboratorium zijn vastgesteld in bijlage V bij Richtlijn 2002/60/EG.

 
 

2.

Overeenkomstig artikel 97 van de Verordening inzake epizoötieën beschikt Zwitserland over een noodplan, dat op de website van het Federaal Bureau Voedselveiligheid en Veterinaire Aangelegenheden gepubliceerd is.

 
 

3.

Overeenkomstig artikel 89, lid 2, van de Verordening inzake epizoötieën stelt het Federaal Bureau Voedselveiligheid en Veterinaire Aangelegenheden zo nodig overeenkomstig de bepalingen van Beschikking 2003/422/EG van de Commissie (5) technische uitvoeringsbepalingen vast betreffende de diagnosemethoden voor Afrikaanse varkenspest.

 
 

4.

Het Gemengd Veterinair Comité is bevoegd voor de controles ter plaatse op grond van met name artikel 20 van Richtlijn 2002/60/EG en artikel 57 van de Wet inzake epizoötieën.

IV.   Paardenpest

 

Europese Unie

Zwitserland

Richtlijn 92/35/EEG van de Raad van 29 april 1992 tot vaststelling van controlevoorschriften en van maatregelen ter bestrijding van paardenpest (PB L 157 van 10.6.1992, blz. 19).

1.

Wet van 1 juli 1966 inzake epizoötieën (LFE; RS 916.40), en met name de artikelen 1-10b (doelstellingen van de bestrijding, maatregelen tegen zeer besmettelijke epizoötieën) en 57 (technische uitvoeringsbepalingen, internationale samenwerking);

 

2.

Verordening van 27 juni 1995 inzake epizoötieën (OFE; RS 916.401), en met name de artikelen 2 (zeer besmettelijke epizoötieën), 49 (het omgaan met voor het dier pathogene micro-organismen), 73 en 74 (reiniging en ontsmetting), 77-98 (gemeenschappelijke bepalingen inzake zeer besmettelijke epizoötieën), 112-112f (specifieke maatregelen inzake de bestrijding van paardenpest);

 

3.

Verordening van 28 juni 2000 betreffende de organisatie van het Federale Ministerie van Binnenlandse Zaken (Org DFI; RS 172.212.1), en met name artikel 12 (referentielaboratorium);

 

4.

Verordening van 25 mei 2011 inzake de verwijdering van dierlijke bijproducten (OESPA; RS 916.441.22).

  • B. 
    UITVOERINGSBEPALINGEN
 
 

1.

Indien zich in Zwitserland een uitzonderlijk ernstige epizoötie voordoet, komt het Gemengd Veterinair Comité bijeen om de situatie te onderzoeken. De bevoegde Zwitserse autoriteiten verbinden zich ertoe om, met inachtneming van de uitkomsten van dit onderzoek, de nodige maatregelen te nemen.

 
 

2.

Het gemeenschappelijke referentielaboratorium voor paardenpest is het Laboratorio de Sanidad y Producción Animal, Ministerio de Agricultura, Pesca y Alimentación, 28110 Algete, Madrid, Spanje. Zwitserland draagt zijn deel van de kosten voor de uit deze aanwijzing voortvloeiende werkzaamheden. De opdracht en de taak van het laboratorium zijn vastgesteld in bijlage III bij Richtlijn 92/35/EEG.

 
 

3.

Het Gemengd Veterinair Comité is bevoegd voor de controles ter plaatse op grond van met name artikel 16 van Richtlijn 92/35/EEG en artikel 57 van de Wet inzake epizoötieën.

 
 

4.

Overeenkomstig artikel 97 van de Verordening inzake epizoötieën beschikt Zwitserland over een noodplan, dat op de website van het Federaal Bureau Voedselveiligheid en Veterinaire Aangelegenheden gepubliceerd is.

  • V. 
    Aviaire influenza
 

Europese Unie

Zwitserland

Richtlijn 2005/94/EG van de Raad van 20 december 2005 betreffende communautaire maatregelen ter bestrijding van aviaire influenza en tot intrekking van Richtlijn 92/40/EEG (PB L 10 van 14.1.2006, blz. 16).

1.

Wet van 1 juli 1966 inzake epizoötieën (LFE; RS 916.40), en met name de artikelen 1-10b (doelstellingen van de bestrijding, maatregelen tegen zeer besmettelijke epizoötieën) en 57 (technische uitvoeringsbepalingen, internationale samenwerking);

 

2.

Verordening inzake epizoötieën van 27 juni 1995 (OFE; RS 916.401), en met name de artikelen 2 (zeer besmettelijke epizoötieën), 49 (het omgaan met voor het dier pathogene micro-organismen), 73 en 74 (reiniging en ontsmetting), 77-98 (gemeenschappelijke bepalingen inzake zeer besmettelijke epizoötieën), 122-122f (specifieke maatregelen inzake aviaire influenza);

 

3.

Verordening van 28 juni 2000 betreffende de organisatie van het Federale Ministerie van Binnenlandse Zaken (Org DFI; RS 172.212.1), en met name artikel 12 (referentielaboratorium).

  • B. 
    UITVOERINGSBEPALINGEN
 
 

1.

Het referentielaboratorium van de Europese Unie voor aviaire influenza is het Animal Health and Veterinary Laboratory Agency AHVLA Corporate Headquarters (Weybridge), Woodham Lane, New Haw, Addlestone, Surrey, KT15 3NB, Verenigd Koninkrijk. Zwitserland draagt zijn deel van de kosten voor de uit deze aanwijzing voortvloeiende werkzaamheden. De functie en de taak van het laboratorium zijn vastgesteld in bijlage VII, punt 2, bij Richtlijn 2005/94/EG.

 
 

2.

Overeenkomstig artikel 97 van de Verordening inzake epizoötieën beschikt Zwitserland over een noodplan, dat op de website van het Federaal Bureau Voedselveiligheid en Veterinaire Aangelegenheden gepubliceerd is.

 
 

3.

Het Gemengd Veterinair Comité is bevoegd voor de controles ter plaatse op grond van met name artikel 60 van Richtlijn 2005/94/EG en artikel 57 van de Wet inzake epizoötieën.

VI.   Ziekte van Newcastle

 

Europese Unie

Zwitserland

Richtlijn 92/66/EEG van de Raad van 14 juli 1992 tot vaststelling van communautaire maatregelen voor de bestrijding van de ziekte van Newcastle (PB L 260 van 5.9.1992, blz. 1).

1.

Wet van 1 juli 1966 inzake epizoötieën (LFE; RS 916.40), en met name de artikelen 1-10b (doelstellingen van de bestrijding, maatregelen tegen zeer besmettelijke epizoötieën) en 57 (technische uitvoeringsbepalingen, internationale samenwerking);

 

2.

Verordening inzake epizoötieën van 27 juni 1995 (LFE; RS 916.401), en met name de artikelen 2 (zeer besmettelijke epizoötieën), 40 en 47 (verwijdering van dierlijke bijproducten), 49 (het omgaan met voor het dier pathogene micro-organismen), 73 en 74 (reiniging en ontsmetting), 77-98 (gemeenschappelijke bepalingen inzake zeer besmettelijke epizoötieën), 123-125 (specifieke maatregelen met betrekking tot de ziekte van Newcastle);

 

3.

Verordening van 28 juni 2000 betreffende de organisatie van het Federale Ministerie van Binnenlandse Zaken (Org DFI; RS 172.212.1), en met name artikel 12 (referentielaboratorium);

 

4.

Verordening van 25 mei 2011 inzake de verwijdering van dierlijke bijproducten (OESPA; RS 916.441.22).

  • B. 
    UITVOERINGSBEPALINGEN
 
 

1.

Het referentielaboratorium van de Europese Unie voor de ziekte van Newcastle is het Animal Health and Veterinary Laboratory Agency AHVLA Corporate Headquarters (Weybridge), Woodham Lane, New Haw, Addlestone, Surrey, KT15 3NB, Verenigd Koninkrijk. Zwitserland draagt zijn deel van de kosten voor de uit deze aanwijzing voortvloeiende werkzaamheden. De taken en bevoegdheden van het laboratorium zijn vastgesteld in bijlage V bij Richtlijn 92/66/EEG.

 
 

2.

Overeenkomstig artikel 97 van de Verordening inzake epizoötieën beschikt Zwitserland over een noodplan, dat op de website van het Federaal Bureau Voedselveiligheid en Veterinaire Aangelegenheden gepubliceerd is.

 
 

3.

Het Gemengd Veterinair Comité is verantwoordelijk voor de uitwisseling van informatie als bedoeld in de artikelen 17 en 19 van Richtlijn 92/66/EEG.

 
 

4.

Het Gemengd Veterinair Comité is bevoegd voor de controles ter plaatse op grond van met name artikel 22 van Richtlijn 92/66/EEG en artikel 57 van de Wet inzake epizoötieën.

VII.   Ziekten bij vissen en weekdieren

 

Europese Unie

Zwitserland

Richtlijn 2006/88/EG van de Raad van 24 oktober 2006 betreffende veterinairrechtelijke voorschriften voor aquacultuurdieren en de producten daarvan en betreffende de preventie en bestrijding van bepaalde ziekten bij waterdieren (PB L 328 van 24.11.2006, blz. 14).

1.

Wet van 1 juli 1966 inzake epizoötieën (LFE; RS 916.40), en met name de artikelen 1-10 (maatregelen tegen epizoötieën) en 57 (technische uitvoeringsbepalingen, internationale samenwerking);

 

2.

Verordening van 27 juni 1995 inzake epizoötieën (OFE; RS 916.401), en met name de artikelen 3-5 (de bedoelde epizoötieën), 21-23 (registratie van aquacultuurbedrijven, controle van de omvang en andere verplichtingen, toezicht op de dieren), 61 (verplichtingen van de pachters van visrechten en van de met het toezicht op de visserij belaste instellingen), 62-76 (algemene bestrijdingsmaatregelen) en 277-290 (gemeenschappelijke en specifieke maatregelen met betrekking tot visziekten, diagnoselaboratorium).

  • B. 
    UITVOERINGSBEPALINGEN
 
 

1.

Momenteel worden in Zwitserland geen platte oesters gekweekt. Het Federaal Bureau Voedselveiligheid en Veterinaire Aangelegenheden verbindt zich ertoe om, indien zich Bonamia ostreae of Marteilia refringens voordoet, de in de wetgeving van de Unie vastgestelde noodmaatregelen te treffen op grond van artikel 57 van de Wet inzake epizoötieën.

 
 

2.

Met het oog op de bestrijding van ziekten bij vissen en weekdieren past Zwitserland de verordening inzake epizoötieën toe, met name de artikelen 61 (verplichtingen van de pachters van visrechten en van de met het toezicht op de visserij belaste instellingen), 62 tot en met 76 (algemene bestrijdingsmaatregelen), 277 tot en met 290 (specifieke maatregelen met betrekking tot ziekten bij waterdieren, diagnoselaboratorium) en 291 (te bewaken epizoötieën).

 
 

3.

Het referentielaboratorium van de Europese Unie voor ziekten bij schaaldieren is het Centre for Environment, Fisheries & Aquaculture Science (CEFAS), Weymouth Laboratory, Verenigd Koninkrijk. Het referentielaboratorium van de Europese Unie voor visziekten is het Fødevareinstituttet, Danmarks Tekniske Universitet, Hangøvej 2, 8200 Århus, Denemarken. Het referentielaboratorium van de Europese Unie voor ziekten bij weekdieren is het Laboratoire IFREMER, BP 133, 17390 La Tremblade, Frankrijk. Zwitserland draagt zijn deel van de kosten voor de uit deze aanwijzingen voortvloeiende werkzaamheden. De bevoegdheden en taken van deze laboratoria zijn vastgesteld in bijlage VI, deel I, bij Richtlijn 2006/88/EG.

 
 

4.

Het Gemengd Veterinair Comité is bevoegd voor de controles ter plaatse op grond van met name artikel 58 van Richtlijn 2006/88/EG en artikel 57 van de Wet inzake epizoötieën.

VIII.   Overdraagbare spongiforme encefalopathieën

 

Europese Unie

Zwitserland

Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën (PB L 147 van 31.5.2001, blz. 1).

1.

Verordening van 23 april 2008 inzake de bescherming van dieren (OPAn; RS 455.1), en met name artikel 184 (bedwelmingsmethoden);

 

2.

Verordening van 18 april 2007 inzake de invoer, doorvoer en uitvoer van dieren en dierlijke producten (OITE; RS 916.443.10);

 

3.

Wet van 9 oktober 1992 inzake levensmiddelen en gebruiksvoorwerpen, (LDAl; RS 817.0), en met name de artikelen 24 (inspectie en bemonstering) en 40 (controle van levensmiddelen);

 

4.

Verordening van het DFI van 23 november 2005 inzake levensmiddelen van dierlijke oorsprong (RS 817.022.108), en met name de artikelen 4 en 7 (delen van het karkas die niet mogen worden gebruikt);

 

5.

Verordening van 27 juni 1995 inzake epizoötieën (OFE; RS 916.401), en met name de artikelen 6 (definities en afkortingen), 34 (vergunningen), 61 (meldingsplicht), 130 (bewaking van het Zwitserse veebestand), 175-181 (overdraagbare spongiforme encefalopathieën), 297 (uitvoering in het land), 301 (taken van de kantondierenarts), 302 (officiële dierenartsen) en 312 (diagnoselaboratoria);

 

6.

Verordening van het DEFR van 26 oktober 2011 inzake het Diervoederboek (OLALA; RS 916.307.1), en met name artikel 21 (tolerantiewaarden, bemonstering, analysemethoden en vervoer), bijlage 1.2, deel 15 (producten van landdieren), deel 16 (vissen en andere zeedieren, alsmede producten en bijproducten daarvan), en bijlage 4.1 (stoffen die niet of slechts beperkt mogen worden gebruikt of in de handel mogen worden gebracht);

 

7.

Verordening van 25 mei 2011 inzake de verwijdering van dierlijke bijproducten (OESPA; RS 916.441.22).

  • B. 
    UITVOERINGSBEPALINGEN
 
 

1.

Het referentielaboratorium van de Europese Unie voor overdraagbare spongiforme encefalopathieën (TSE's) is het Animal Health and Veterinary Laboratory Agency AHVLA Corporate Headquarters (Weybridge), Woodham Lane, New Haw, Addlestone, Surrey, KT15 3NB, Verenigd Koninkrijk. Zwitserland draagt zijn deel van de kosten voor de uit deze aanwijzing voortvloeiende werkzaamheden. De taken en bevoegdheden van het laboratorium zijn vastgesteld in hoofdstuk B van bijlage X bij Verordening (EG) nr. 999/2001.

 
 

2.

Overeenkomstig artikel 57 van de Wet inzake epizoötieën beschikt Zwitserland over een noodplan voor de uitvoering van maatregelen ter bestrijding van TSE's.

 
 

3.

Overeenkomstig artikel 12 van Verordening (EG) nr. 999/2001 wordt in de lidstaten van de Europese Unie een van besmetting met een TSE verdacht dier aan een officiële verplaatsingsbeperking onderworpen in afwachting van het resultaat van een klinisch en epidemiologisch onderzoek door de bevoegde autoriteit, of het dier wordt gedood om onder officieel toezicht in een laboratorium te worden onderzocht.

Overeenkomstig de artikelen 179b en 180a van de Verordening inzake epizoötieën mogen dieren die van besmetting met een TSE worden verdacht, in Zwitserland niet worden geslacht. De verdachte dieren moeten worden gedood zonder dat daarbij bloedverlies optreedt en worden verbrand; de hersenen moeten in het Zwitserse referentielaboratorium op TSE's worden getest.

Overeenkomstig artikel 10 van de Verordening inzake epizoötieën worden runderen in Zwitserland met behulp van een uniform systeem voor duidelijke en permanente identificatie geïdentificeerd, zodat het moederdier en het beslag van oorsprong kunnen worden getraceerd en kan worden vastgesteld dat de dieren niet afstammen van BSE verdachte of met BSE besmette moederdieren.

Overeenkomstig artikel 179c van de Verordening inzake epizoötieën worden met BSE besmette dieren ten laatste op het einde van de productiefase in Zwitserland gedood, alsook alle runderen die zijn geboren tussen één jaar vóór en één jaar na de geboorte van het besmette dier, en die tijdens die periode deel hebben uitgemaakt van het beslag en alle rechtstreekse nakomelingen van met BSE besmette koeien die in de twee jaar voorafgaand aan de diagnose zijn geboren.

 
 

4.

Overeenkomstig artikel 180b van de Verordening inzake epizoötieën worden met scrapie besmette dieren, de moederdieren, de rechtstreekse nakomelingen van besmette moederdieren en alle andere schapen en geiten van het beslag in Zwitserland gedood, met uitzondering van:

 

schapen met ten minste één ARR-allel en geen VRQ-allel; en

 

dieren jonger dan twee maanden die uitsluitend voor de slacht bestemd zijn. Overeenkomstig de Verordening inzake de verwijdering van dierlijke bijproducten worden de kop en de organen van de buikholte van deze dieren verwijderd.

Bij zeldzame rassen kan uitzonderlijk worden afgezien van het doden van het hele beslag. In dat geval wordt het beslag gedurende twee jaar onder officieel veterinair toezicht geplaatst en worden de dieren in het beslag tweemaal per jaar klinisch onderzocht. Indien er tijdens deze periode dieren worden afgestaan om gedood te worden, worden de koppen, met inbegrip van de tonsillen, in het Zwitserse referentielaboratorium op TSE's onderzocht.

Deze maatregelen worden opnieuw bezien afhankelijk van de resultaten van het veterinaire toezicht op de dieren. Met name wordt de toezichtsperiode verlengd wanneer een nieuw ziektegeval in het beslag wordt vastgesteld.

Indien BSE bij een schaap of geit wordt bevestigd, verbindt Zwitserland zich ertoe om de maatregelen van bijlage VII bij Verordening (EG) nr. 999/2001 toe te passen.

 
 

5.

Overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 999/2001 verbieden de lidstaten van de Europese Unie het gebruik van verwerkte dierlijke eiwitten in diervoeders voor landbouwdieren die voor de productie van levensmiddelen worden gehouden, vetgemest of gefokt. De lidstaten van de Europese Unie passen een totaalverbod op het gebruik van dierlijke eiwitten in de voeding van herkauwers toe.

Overeenkomstig artikel 27 van de Verordening inzake de verwijdering van dierlijke bijproducten (OESPA) geldt in Zwitserland een totaalverbod op het gebruik van dierlijke eiwitten in de voeding van landbouwhuisdieren.

 
 

6.

Overeenkomstig artikel 6 van Verordening (EG) nr. 999/2001 en overeenkomstig bijlage III, hoofdstuk A, bij deze verordening voeren de lidstaten van de Europese Unie een jaarlijks programma voor toezicht op BSE uit. Dit programma omvat een snelle BSE-test op alle runderen ouder dan 24 maanden die een noodslachting hebben ondergaan, op het bedrijf zijn gestorven of bij de antemortemkeuring ziek zijn bevonden, en op alle dieren ouder dan 30 maanden die voor menselijke consumptie worden geslacht.

De door Zwitserland gebruikte snelle BSE-tests zijn vermeld in bijlage X, hoofdstuk C, bij Verordening (EG) nr. 999/2001.

Overeenkomstig artikel 176 van de Verordening inzake epizoötieën wordt in Zwitserland verplicht een snelle BSE-test uitgevoerd op alle runderen ouder dan 48 maanden die zijn gestorven of zijn gedood voor andere doeleinden dan de slacht, of ziek of gewond naar het slachthuis zijn vervoerd.

 
 

7.

Overeenkomstig artikel 6 van Verordening (EG) nr. 999/2001 en overeenkomstig hoofdstuk A van bijlage III bij deze verordening voeren de lidstaten van de Europese Unie een jaarlijks programma voor toezicht op scrapie uit.

Overeenkomstig artikel 177 van de Verordening inzake epizoötieën heeft Zwitserland een programma voor toezicht op TSE's bij schapen en geiten ouder dan twaalf maanden opgezet. Noodgeslachte dieren, dieren die op het bedrijf zijn gestorven of dieren die bij de ante-mortemkeuring ziek zijn bevonden, alsook dieren die voor menselijke consumptie zijn geslacht, zijn in de periode van juni 2004 tot juli 2005 onderzocht. Aangezien alle monsters BSE-negatief zijn gebleken, wordt verder steekproefsgewijs toezicht gehouden op klinisch verdachte dieren, noodgeslachte dieren en dieren die op het bedrijf zijn gestorven.

De erkenning van de gelijkwaardigheid van de wetgevingen inzake toezicht op TSE's bij schapen en geiten zal in het Gemengd Veterinair Comité opnieuw worden bezien.

 
 

8.

Het Gemengd Veterinair Comité is verantwoordelijk voor de uitwisseling van informatie als bedoeld in artikel 6, hoofdstuk B, van bijlage III en punt 3.III van bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 999/2001.

 
 

9.

Het Gemengd Veterinair Comité is verantwoordelijk voor de uitvoering van de controles ter plaatse op grond van met name artikel 21 van Verordening (EG) nr. 999/2001 en artikel 57 van de Wet inzake epizoötieën.

  • C. 
    AANVULLENDE INFORMATIE
 
 

1.

Sinds 1 januari 2003 heeft Zwitserland uit hoofde van de Verordening van 10 november 2004 betreffende de toekenning van bijdragen in de kosten van de verwijdering van dierlijke bijproducten in 2003 (RS 916.407) een systeem van financiële stimulansen ingevoerd voor landbouwbedrijven waar runderen worden geboren en slachthuizen waar runderen worden geslacht, wanneer zij de in de wetgeving voorgeschreven procedures voor het melden van de verplaatsingen van dieren naleven.

 
 

2.

Overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EG) nr. 999/2001 en punt 1 van bijlage XI bij die verordening wordt gespecificeerd risicomateriaal (SRM) door de lidstaten van de Europese Unie verwijderd en vernietigd.

Het SRM dat bij runderen wordt verwijderd, omvat de schedel, exclusief de onderkaak maar inclusief de hersenen en de ogen, en het ruggenmerg van runderen ouder dan twaalf maanden; de wervelkolom, exclusief de staartwervels, de doornuitsteeksels en dwarsuitsteeksels van de hals-, borst- en lendenwervels, de crista sacralis mediana en de alae sacrales, maar inclusief de achterwortelganglia en het ruggenmerg van runderen ouder dan 24 maanden, en de tonsillen, de ingewanden vanaf de twaalfvingerige darm tot en met het rectum, en het mesenterium van runderen ongeacht de leeftijd.

Het SRM dat bij schapen en geiten wordt verwijderd, omvat de schedel, inclusief de hersenen en de ogen, de tonsillen en het ruggenmerg van schapen en geiten ouder dan twaalf maanden of waarbij een van de blijvende snijtanden door het tandvlees is gebroken, en de milt en de ileum van schapen en geiten ongeacht de leeftijd.

Overeenkomstig artikel 179d van de Verordening inzake epizoötieën en artikel 4 van de Verordening inzake levensmiddelen van dierlijke oorsprong wordt SRM in Zwitserland uit de voeder- en voedselketen verwijderd. Het SRM dat bij runderen wordt verwijderd, omvat met name de wervelkolom van dieren ouder dan 30 maanden, en de tonsillen, de ingewanden vanaf de twaalfvingerige darm tot en met het rectum, en het mesenterium van dieren ongeacht de leeftijd.

Overeenkomstig artikel 180c van de Verordening inzake epizoötieën en artikel 4 van de Verordening inzake levensmiddelen van dierlijke oorsprong wordt SRM in Zwitserland uit de voeder- en voedselketen verwijderd. Het SRM dat bij schapen en geiten wordt verwijderd, omvat met name de (niet uit de schedelholte verwijderde) hersenen, het ruggenmerg met de dura mater en de tonsillen van dieren ouder dan twaalf maanden of waarbij een van de blijvende snijtanden door het tandvlees is gebroken, en de milt en de ileum van dieren ongeacht de leeftijd.

 
 

3.

In Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad (11) en Verordening (EU) nr. 142/2011 van de Commissie (12) zijn de gezondheidsvoorschriften vastgesteld die in de lidstaten van de Europese Unie gelden voor niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten.

In Zwitserland worden dierlijke bijproducten van categorie 1, met inbegrip van gespecificeerd risicomateriaal en op het landbouwbedrijf gestorven dieren, overeenkomstig artikel 22 van de Verordening inzake de verwijdering van dierlijke bijproducten verbrand.

IX.   Bluetongue

 

Europese Unie

Zwitserland

Richtlijn 2000/75/EG van de Raad van 20 november 2000 tot vaststelling van specifieke bepalingen inzake de bestrijding en uitroeiing van bluetongue (PB L 327 van 22.12.2000, blz. 74).

1.

Wet van 1 juli 1966 inzake epizoötieën (LFE; RS 916.40), en met name de artikelen 1-10 (doelstellingen van de bestrijding, maatregelen tegen zeer besmettelijke epizoötieën) en 57 (technische uitvoeringsbepalingen, internationale samenwerking);

 

2.

Verordening van 27 juni 1995 inzake epizoötieën (OFE; RS 916.401), en met name de artikelen 2 (zeer besmettelijke epizoötieën), 73 en 74 (reiniging en ontsmetting), 77-98 (gemeenschappelijke bepalingen inzake zeer besmettelijke epizoötieën), 239a-239h (specifieke maatregelen inzake de bestrijding van bluetongue);

 

3.

Verordening van 28 juni 2000 betreffende de organisatie van het Federale Ministerie van Binnenlandse Zaken (Org DFI; RS 172.212.1), en met name artikel 12 (referentielaboratorium).

  • B. 
    UITVOERINGSBEPALINGEN
 
 

1.

Het EU-referentielaboratorium voor bluetongue is The Pirbright Institute, Pirbright Laboratory, Ash Road, Pirbright, Surrey, GU24 0NF, Verenigd Koninkrijk. Zwitserland draagt zijn deel van de kosten voor de uit deze aanwijzing voortvloeiende werkzaamheden. De bevoegdheden en taken van het laboratorium zijn vastgesteld in hoofdstuk B van bijlage II bij Richtlijn 2000/75/EG.

 
 

2.

Overeenkomstig artikel 97 van de Verordening inzake epizoötieën beschikt Zwitserland over een noodplan, dat op de website van het Federaal Bureau Voedselveiligheid en Veterinaire Aangelegenheden gepubliceerd is.

 
 

3.

Het Gemengd Veterinair Comité is bevoegd voor de controles ter plaatse op grond van met name artikel 17 van Richtlijn 2000/75/EG en artikel 57 van de Wet inzake epizoötieën.

  • X. 
    Zoönosen
 

Europese Unie

Zwitserland

1.

Verordening (EG) nr. 2160/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 17 november 2003 inzake de bestrijding van salmonella en andere specifieke door voedsel overgedragen zoönoseverwekkers (PB L 325 van 12.12.2003, blz. 1);

 

2.

Richtlijn 2003/99/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 november 2003 inzake de bewaking van zoönoses en zoönoseverwekkers en houdende wijziging van Beschikking 90/424/EEG van de Raad en intrekking van Richtlijn 92/117/EEG van de Raad (PB L 325 van 12.12.2003, blz. 31).

1.

Wet van 1 juli 1966 inzake epizoötieën (LFE; RS 916.40);

 

2.

Verordening van 27 juni 1995 inzake epizoötieën (OFE; RS 916.401), met name de artikelen 291a-291e (bijzondere bepalingen inzake zoönosen);

 

3.

Federale wet van 9 oktober 1992 inzake levensmiddelen en gebruiksvoorwerpen (LDAl; RS 817.0);

 

4.

Verordening van 23 november 2005 inzake levensmiddelen en gebruiksvoorwerpen (ODAlOUs; RS 817.02);

 

5.

Verordening van het DFI van 23 november 2005 inzake hygiëne (OHyg; RS 817.024.1);

 

6.

Federale wet van 18 december 1970 inzake de bestrijding van besmettelijke ziekten bij de mens (wet inzake epidemieën; RS 818.101);

 

7.

Verordening van 13 januari 1999 inzake de melding van besmettelijke ziekten bij de mens (verordening inzake melding; RS 818.141.1).

  • B. 
    UITVOERINGSBEPALINGEN
 
 

1.

De EU-referentielaboratoria zijn:

 

EU-referentielaboratorium voor analysen en de controle van zoönosen (Salmonella):

 

Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)

3720 BA Bilthoven

Nederland

 

EU-referentielaboratorium voor de controle op mariene biotoxines:

 

Agencia Española de Seguridad Alimentaria (AESA):

36200 Vigo

Spanje

 

EU-referentielaboratorium voor de controle van bacteriologische en virale besmettingen bij tweekleppige weekdieren:

 

het laboratorium van het Centre for Environment, Fisheries and Aquaculture Science (CEFAS) Weymouth

Dorset DT4 8UB

Verenigd Koninkrijk

 

EU-referentielaboratorium voor Listeria monocytogenes:

 

AFSSA – Laboratoire d'études et de recherches sur la qualité des aliments et sur les procédés agroalimentaires (LERQAP)

94700 Maisons-Alfort

Frankrijk

 

EU-referentielaboratorium voor coagulasepositieve stafylokokken, inclusief Staphylococcus aureus:

 

AFSSA – Laboratoire d'études et de recherches sur la qualité des aliments et sur les procédés agroalimentaires (LERQAP)

94700 Maisons-Alfort

Frankrijk

 

EU-referentielaboratorium voor Escherichia coli, waaronder verotoxineproducerende E. coli (VTEC):

 

Istituto Superiore di Sanità (ISS)

00161 Roma

Italië

 

EU-referentielaboratorium voor Campylobacter:

 

Statens Veterinärmedicinska Anstalt (SVA)

751 89 Uppsala

Zweden

 

EU-referentielaboratorium voor parasieten (met name Trichinella, Echinokokken en Anisakis):

 

Istituto Superiore di Sanità (ISS)

00161 Roma

Italië

 

EU-referentielaboratorium voor antimicrobiële resistentie:

 

Danmarks Fødevareforskning (DFVF)

1790 København V

Denemarken.

 
 

2.

Zwitserland draagt zijn deel van de kosten voor de uit deze aanwijzingen voortvloeiende werkzaamheden. De bevoegdheden en taken van deze laboratoria zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad (15).

 
 

3.

Zwitserland zendt de Commissie jaarlijks vóór eind mei een verslag over de tendensen en bronnen van zoönosen, zoönoseverwekkers en antimicrobiële resistentie, dat alle gegevens bevat die in het voorafgaande jaar uit hoofde van de artikelen 4, 7 en 8 van Richtlijn 2003/99/EG zijn verzameld. Dit verslag bevat ook de informatie als bedoeld in artikel 3, lid 2, onder b), van Verordening (EG) nr. 2160/2003. De Commissie zendt dit verslag aan de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid, die een samenvattend verslag publiceert over de tendensen en bronnen van zoönosen, zoönoseverwekkers en antimicrobiële resistentie in de Europese Unie.

XI.   Andere ziekten

 

Europese Unie

Zwitserland

Richtlijn 92/119/EEG van de Raad van 17 december 1992 tot vaststelling van algemene communautaire maatregelen voor de bestrijding van bepaalde dierziekten en van specifieke maatregelen ten aanzien van de vesiculaire varkensziekte (PB L 62 van 15.3.1993, blz. 69).

1.

Wet van 1 juli 1966 inzake epizoötieën (LFE; RS 916.40), en met name de artikelen 1-10 (doelstellingen van de bestrijding, maatregelen tegen zeer besmettelijke epizoötieën) en 57 (technische uitvoeringsbepalingen, internationale samenwerking);

 

2.

Verordening van 27 juni 1995 inzake epizoötieën (OFE; RS 916.401), en met name de artikelen 2 (zeer besmettelijke epizoötieën), 49 (het omgaan met voor het dier pathogene micro-organismen), 73 en 74 (reiniging en ontsmetting), 77-98 (gemeenschappelijke bepalingen inzake zeer besmettelijke epizoötieën), 104 en 105 (specifieke maatregelen inzake de bestrijding van de vesiculaire varkensziekte);

 

3.

Verordening van 28 juni 2000 betreffende de organisatie van het Federale Ministerie van Binnenlandse Zaken (Org DFI; RS 172.212.1), en met name artikel 12 (referentielaboratorium).

  • B. 
    UITVOERINGSBEPALINGEN
 
 

1.

In de in artikel 6 van Richtlijn 92/119/EEG bedoelde gevallen vindt de kennisgeving plaats in het Gemengd Veterinair Comité.

 
 

2.

Het gemeenschappelijke referentielaboratorium voor de vesiculaire varkensziekte is The Pirbright Institute, Pirbright Laboratory, Ash Road, Pirbright, Surrey, GU24 0NF, Verenigd Koninkrijk. Zwitserland draagt zijn deel van de kosten voor de uit deze aanwijzing voortvloeiende werkzaamheden. De opdracht en de taak van het laboratorium zijn vastgesteld in bijlage III bij Richtlijn 92/119/EEG.

 
 

3.

Overeenkomstig artikel 97 van de Verordening inzake epizoötieën beschikt Zwitserland over een noodplan. Het Federaal Bureau Voedselveiligheid en Veterinaire Aangelegenheden heeft de technische bepalingen ter uitvoering van dit noodplan vastgesteld (nr. 95/65).

 
 

4.

Het Gemengd Veterinair Comité is bevoegd voor de controles ter plaatse op grond van met name artikel 22 van Richtlijn 92/119/EEG en artikel 57 van de Wet inzake epizoötieën.

XII.   Melding van ziekten

 

Europese Unie

Zwitserland

Richtlijn 82/894/EEG van de Raad van 21 december 1982 inzake de melding van dierziekten in de Gemeenschap (PB L 378 van 31.12.1982, blz. 58).

1.

Wet van 1 juli 1966 inzake epizoötieën (LFE; RS 916.40), en met name de artikelen 11 (zorgvuldigheidseisen en meldingsplicht) en 57 (technische uitvoeringsbepalingen, internationale samenwerking);

 

2.

Verordening van 27 juni 1995 inzake epizoötieën (OFE; RS 916.401), en met name de artikelen 2-5 (bedoelde ziekten), 59-65 en 291 (kennisgeving, meldingsplicht), 292-299 (toezicht, uitvoering, administratieve steun).

  • B. 
    UITVOERINGSBEPALINGEN

In samenwerking met het Federaal Bureau Voedselveiligheid en Veterinaire Aangelegenheden neemt de Commissie Zwitserland op in de bij Richtlijn 82/894/EEG vastgestelde regeling voor de melding van dierziekten.".

 

  • (1) 
    Elke verwijzing naar een wetsbesluit geldt, tenzij anders aangegeven, als een verwijzing naar dat besluit, als gewijzigd vóór 31 december 2014.
  • (2) 
    Elke verwijzing naar een wetsbesluit geldt, tenzij anders aangegeven, als een verwijzing naar dat besluit, als gewijzigd vóór 31 december 2014.
  • (3) 
    Beschikking 2002/106/EG van de Commissie van 1 februari 2002 houdende goedkeuring van een diagnosehandboek tot vaststelling van diagnostische procedures, bemonsteringsprocedures en criteria voor de evaluatie van de resultaten van laboratoriumtests voor de bevestiging van klassieke varkenspest (PB L 39 van 9.2.2002, blz. 71).
  • (4) 
    Elke verwijzing naar een wetsbesluit geldt, tenzij anders aangegeven, als een verwijzing naar dat besluit, als gewijzigd vóór 31 december 2014.
  • (5) 
    Beschikking 2003/422/EG van de Commissie van 26 mei 2003 tot goedkeuring van een handboek voor de diagnose van Afrikaanse varkenspest (PB L 143 van 11.6.2003, blz. 35).
  • (6) 
    Elke verwijzing naar een wetsbesluit geldt, tenzij anders aangegeven, als een verwijzing naar dat besluit, als gewijzigd vóór 31 december 2014.
  • (7) 
    Elke verwijzing naar een wetsbesluit geldt, tenzij anders aangegeven, als een verwijzing naar dat besluit, als gewijzigd vóór 31 december 2014.
  • (8) 
    Elke verwijzing naar een wetsbesluit geldt, tenzij anders aangegeven, als een verwijzing naar dat besluit, als gewijzigd vóór 31 december 2014.
  • (9) 
    Elke verwijzing naar een wetsbesluit geldt, tenzij anders aangegeven, als een verwijzing naar dat besluit, als gewijzigd vóór 31 december 2014.
  • Elke verwijzing naar een wetsbesluit geldt, tenzij anders aangegeven, als een verwijzing naar dat besluit, als gewijzigd vóór 31 december 2014.
  • Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1774/2002 (PB L 300 van 14.11.2009, blz. 1).
  • Verordening (EU) nr. 142/2011 van de Commissie van 25 februari 2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot uitvoering van Richtlijn 97/78/EG van de Raad wat betreft bepaalde monsters en producten die vrijgesteld zijn van veterinaire controles aan de grens krachtens die richtlijn (PB L 54 van 26.2.2011, blz. 1).
  • Elke verwijzing naar een wetsbesluit geldt, tenzij anders aangegeven, als een verwijzing naar dat besluit, als gewijzigd vóór 31 december 2014.
  • Elke verwijzing naar een wetsbesluit geldt, tenzij anders aangegeven, als een verwijzing naar dat besluit, als gewijzigd vóór 31 december 2014.
  • Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn (PB L 165 van 30.4.2004, blz. 1).
  • Elke verwijzing naar een wetsbesluit geldt, tenzij anders aangegeven, als een verwijzing naar dat besluit, als gewijzigd vóór 31 december 2014.
  • Elke verwijzing naar een wetsbesluit geldt, tenzij anders aangegeven, als een verwijzing naar dat besluit, als gewijzigd vóór 31 december 2014.
 

BIJLAGE II

Aanhangsel 2 van bijlage 11 bij de landbouwovereenkomst wordt vervangen door:

"Aanhangsel 2

Diergezondheid: handelsverkeer en in de handel brengen

  • I. 
    Runderen en varkens
 

Europese Unie

Zwitserland

Richtlijn 64/432/EEG van de Raad van 26 juni 1964 inzake veterinairrechtelijke vraagstukken op het gebied van het intracommunautaire handelsverkeer in runderen en varkens (PB 121 van 29.7.1964, blz. 1977).

1.

Verordening van 27 juni 1995 inzake epizoötieën (OFE; RS 916.401), en met name de artikelen 27-31 (markten, tentoonstellingen), 34-37b (handel), 73 en 74 (reiniging en ontsmetting), 116-121 (klassieke en Afrikaanse varkenspest), 135-141 (ziekte van Aujeszky), 150-157 (runderbrucellose), 158-165 (tuberculose), 166-169 (enzoötische boviene leukose), 170-174 (IBR/IPV), 175-181 (spongiforme encefalopathieën), 186-189 (ziekten van de geslachtsorganen bij runderen), 207-211 (varkensbrucellose), 301 (verlening van vergunningen voor veehouderij-inrichtingen, spermacentra en spermaopslagcentra, embryo-overplantinginrichtingen, markten en overige soortgelijke inrichtingen of evenementen);

 

2.

Verordening van 18 april 2007 inzake de invoer, doorvoer en uitvoer van dieren en dierlijke producten (OITE; RS 916.443.10).

  • B. 
    UITVOERINGSBEPALINGEN
 
 

1.

Krachtens artikel 301, eerste alinea, onder i), van de Verordening inzake epizoötieën is het kantondierenarts belast met de erkenning van de veehouderij-inrichtingen en markten en overige soortgelijke inrichtingen en evenementen als omschreven in artikel 2 van Richtlijn 64/432/EEG. Met het oog op de toepassing van deze bijlage en overeenkomstig de artikelen 11, 12 en 13 van Richtlijn 64/432/EEG stelt Zwitserland een lijst op van erkende verzamelcentra en vervoerders en handelaren.

 
 

2.

De in artikel 11, lid 3, van Richtlijn 64/432/EEG bedoelde informatie wordt verstrekt in het Gemengd Veterinair Comité.

 
 

3.

In het kader van deze bijlage wordt erkend dat Zwitserland voldoet aan de in deel II, punt 7, van bijlage A bij Richtlijn 64/432/EEG vastgestelde voorwaarden met betrekking tot runderbrucellose. Zwitserland verbindt zich ertoe om, voor de handhaving van de erkenning als officieel brucellosevrij rundveebeslag, de volgende voorwaarden te doen naleven:

 

a)

wanneer een rund ervan verdacht wordt met runderbrucellose te zijn besmet, wordt dat onmiddellijk gemeld bij de bevoegde autoriteiten en worden bij het dier de officiële tests voor de opsporing van brucellose verricht, met name ten minste twee serologische tests met complementbindingsreactie alsook een microbiologisch onderzoek van monsters die zijn genomen ingeval een abortus is geconstateerd;

 

b)

zolang het dier van besmetting wordt verdacht, d.w.z. totdat de onder a) genoemde tests een negatief resultaat hebben opgeleverd, wordt de erkenning als officieel brucellosevrij beslag geschorst voor het beslag waarvan het van besmetting verdachte dier of de van besmetting verdachte dieren deel uitmaakt/uitmaken.

Nadere gegevens over de positieve beslagen en een epidemiologisch verslag worden aan het Gemengd Veterinair Comité toegezonden. Indien Zwitserland niet meer aan een van de in deel II, punt 7, van bijlage A bij Richtlijn 64/432/EEG vastgestelde voorwaarden voldoet, stelt het Federaal Bureau Voedselveiligheid en Veterinaire Aangelegenheden de Commissie daarvan onmiddellijk in kennis. Het Gemengd Veterinair Comité bespreekt dan de situatie teneinde de bepalingen van dit punt te herzien.

 
 

4.

In het kader van deze bijlage wordt erkend dat Zwitserland voldoet aan de in deel I, punt 4, van bijlage A bij Richtlijn 64/432/EEG vastgestelde voorwaarden met betrekking tot rundertuberculose. Zwitserland verbindt zich ertoe om, voor de handhaving van de erkenning als officieel tuberculosevrij rundveebeslag, de volgende voorwaarden te doen naleven:

 

a)

er wordt een identificatiesysteem ingevoerd waarmee van ieder rund kan worden nagegaan uit welk beslag het oorspronkelijk afkomstig is;

 

b)

bij ieder rund dat wordt geslacht, wordt een keuring na het slachten verricht door een officiële dierenarts;

 

c)

ieder vermoeden van tuberculose bij een levend, dood of geslacht dier wordt bij de bevoegde autoriteiten gemeld;

 

d)

bij ieder verdacht dier verrichten de bevoegde autoriteiten de nodige onderzoeken om het vermoeden te bevestigen of te weerleggen, en gaan zij na uit welk beslag het dier oorspronkelijk afkomstig is en van welke andere beslagen het deel heeft uitgemaakt. Wanneer bij het slachten of bij de keuring na het slachten letsels worden ontdekt die op tuberculose wijzen, laten de bevoegde autoriteiten deze letsels in een laboratorium onderzoeken;

 

e)

van alle beslagen waarvan de verdachte runderen deel hebben uitgemaakt, wordt de erkenning als officieel tuberculosevrij beslag geschorst totdat uit klinisch onderzoek, laboratoriumtests of tuberculinetests is gebleken dat er geen rundertuberculose aanwezig was;

 

f)

wanneer het vermoeden van tuberculose door tuberculinetests, klinisch onderzoek of laboratoriumtests wordt bevestigd, wordt voor de betrokken beslagen de erkenning als officieel tuberculosevrij beslag ingetrokken;

 

g)

de erkenning als officieel tuberculosevrij beslag blijft ingetrokken totdat alle als besmet beschouwde dieren uit het beslag zijn verwijderd; het bedrijf en het materieel ontsmet zijn; het bedrijf en het materieel ontsmet zijn en alle overblijvende runderen die ten minste zes weken oud zijn, negatief gereageerd hebben op ten minste twee officiële overeenkomstig bijlage B bij Richtlijn 64/432/EEG uitgevoerde intradermale tuberculinetests, waarvan de eerste moet zijn verricht ten minste zes maanden nadat het besmette dier uit het beslag is verwijderd, en de tweede ten minste zes maanden daarna.

Nadere gegevens over de besmette beslagen en een epidemiologisch verslag worden aan het Gemengd Veterinair Comité toegezonden. Indien Zwitserland niet meer aan een van de in deel II, punt 4, eerste alinea, van bijlage A bij Richtlijn 64/432/EEG vastgestelde voorwaarden voldoet, stelt het Federaal Bureau Voedselveiligheid en Veterinaire Aangelegenheden de Commissie daarvan onmiddellijk in kennis. Het Gemengd Veterinair Comité bespreekt dan de situatie teneinde de bepalingen van dit punt te herzien.

 
 

5.

In het kader van deze bijlage wordt erkend dat Zwitserland voldoet aan de in hoofdstuk I, onder F, van bijlage D bij Richtlijn 64/432/EEG vastgestelde voorwaarden met betrekking tot enzoötische boviene leukose (EBL). Zwitserland verbindt zich ertoe om, voor de handhaving van de erkenning als officieel EBL-vrij rundveebeslag, de volgende voorwaarden te doen naleven:

 

a)

het Zwitserse bestand wordt steekproefsgewijs gecontroleerd. De bemonstering moet volstaan om met een betrouwbaarheid van 99 % te bevestigen dat minder dan 0,2 % van alle beslagen met EBL is besmet;

 

b)

bij ieder rund dat wordt geslacht, wordt een keuring na het slachten verricht door een officiële dierenarts;

 

c)

ieder vermoeden van EBL op grond van een klinisch onderzoek, een keuring na het slachten of een vleeskeuring wordt bij de bevoegde autoriteiten gemeld;

 

d)

wanneer besmetting met EBL wordt vermoed of bevestigd, wordt van het betrokken beslag de erkenning als officieel EBL-vrij beslag geschorst totdat de inbeslagneming wordt ingetrokken;

 

e)

de inbeslagneming wordt ingetrokken indien, nadat de besmette dieren en eventueel de kalveren daarvan zijn verwijderd, twee serologische tests die met een tussenpoos van ten minste 90 dagen zijn verricht, een negatief resultaat hebben opgeleverd.

Indien bij 0,2 % van de beslagen EBL is geconstateerd, stelt het Federaal Bureau Voedselveiligheid en Veterinaire Aangelegenheden de Commissie daarvan onmiddellijk in kennis. Het Gemengd Veterinair Comité bespreekt dan de situatie teneinde de bepalingen van dit punt te herzien.

 
 

6.

Voor de toepassing van deze bijlage wordt erkend dat Zwitserland officieel vrij is van infectieuze boviene rinotracheïtis (IBR). Zwitserland verbindt zich ertoe om, voor de handhaving van deze erkenning, de volgende voorwaarden te doen naleven:

 

a)

het Zwitserse bestand wordt steekproefsgewijs gecontroleerd. De bemonstering moet volstaan om met een betrouwbaarheid van 99 % te bevestigen dat minder dan 0,2 % van alle beslagen met IBR is besmet;

 

b)

bij fokstieren van meer dan 24 maanden wordt jaarlijks een serologisch onderzoek verricht;

 

c)

ieder vermoeden van IBR wordt bij de bevoegde autoriteiten gemeld en bij ieder verdacht dier worden de officiële tests voor de opsporing van IBR, met name virologische of serologische tests, verricht;

 

d)

wanneer besmetting met IBR wordt vermoed of bevestigd, wordt van het betrokken beslag de erkenning als officieel IBR-vrij beslag geschorst totdat de inbeslagneming wordt ingetrokken;

 

e)

de inbeslagneming wordt ingetrokken indien een serologisch onderzoek, uitgevoerd ten vroegste 30 dagen nadat de besmette dieren uit het beslag zijn verwijderd, een negatief resultaat heeft opgeleverd.

In verband met de erkenning van de status van Zwitserland is Beschikking 2004/558/EG (2) van overeenkomstige toepassing.

Het Federaal Bureau Voedselveiligheid en Veterinaire Aangelegenheden brengt de Commissie onmiddellijk op de hoogte van eventuele wijzigingen in de omstandigheden op grond waarvan deze status werd erkend. Het Gemengd Veterinair Comité bespreekt dan de situatie teneinde de bepalingen van dit punt te herzien.

 
 

7.

In het kader van deze bijlage wordt Zwitserland erkend als officieel vrij van de ziekte van Aujeszky. Zwitserland verbindt zich ertoe om, voor de handhaving van deze erkenning, de volgende voorwaarden te doen naleven:

 

a)

het Zwitserse bestand wordt steekproefsgewijs gecontroleerd. De bemonstering moet volstaan om met een betrouwbaarheid van 99 % te bevestigen dat minder dan 0,2 % van alle beslagen met de ziekte van Aujeszky is besmet;

 

b)

ieder vermoeden van de ziekte van Aujeszky wordt bij de bevoegde autoriteiten gemeld en bij ieder verdacht dier worden de officiële tests voor de opsporing van de ziekte van Aujeszky, waaronder virologische of serologische tests, verricht;

 

c)

wanneer besmetting met de ziekte van Aujeszky wordt vermoed of geconstateerd, wordt van alle betrokken beslagen de erkenning als officieel vrij van de ziekte van Aujeszky geschorst, totdat de inbeslagneming wordt ingetrokken;

 

d)

de inbeslagneming wordt ingetrokken indien, nadat alle besmette dieren uit het beslag zijn verwijderd, twee serologische tests bij alle fokdieren en bij een representatief aantal mestdieren, uitgevoerd met een tussenpoos van ten minste 21 dagen, een negatief resultaat hebben opgeleverd.

In verband met de erkenning van de status van Zwitserland, is het bepaalde in Beschikking 2008/185/EG van de Commissie (3) van overeenkomstige toepassing.

Het Federaal Bureau Voedselveiligheid en Veterinaire Aangelegenheden brengt de Commissie onmiddellijk op de hoogte van eventuele wijzigingen in de omstandigheden op grond waarvan deze status werd erkend. Het Gemengd Veterinair Comité bespreekt dan de situatie teneinde de bepalingen van dit punt te herzien.

 
 

8.

De eventuele vaststelling van aanvullende garanties ten aanzien van transmissibele gastro-enteritis bij het varken (TGE) en dysgenetisch en respiratoir syndroom bij het varken, wordt zo snel mogelijk besproken in het Gemengd Veterinair Comité. De Commissie houdt het Federaal Bureau Voedselveiligheid en Veterinaire Aangelegenheden op de hoogte van de ontwikkelingen op dit vlak.

 
 

9.

In Zwitserland is het Instituut voor veterinaire bacteriologie van de Universiteit van Zurich belast met de officiële controle van de tuberculines als bedoeld in punt 4 van bijlage B bij Richtlijn 64/432/EEG.

 
 

10.

In Zwitserland wordt het Centrum voor zoönosen, bacteriële ziekten bij dieren en resistentie tegen antibiotica (ZOBA) belast met het officiële toezicht op de antigenen (brucellose) overeenkomstig punt 4 van bijlage C bij Richtlijn 64/432/EEG.

 
 

11.

In het handelsverkeer tussen de lidstaten van de Europese Unie en Zwitserland moeten runderen en varkens vergezeld gaan van een gezondheidscertificaat volgens een van de in bijlage F bij Richtlijn 64/432/EEG vastgestelde modellen. De volgende aanpassingen moeten daarbij worden aangebracht:

 

voor model 1, afdeling C, worden de certificeringen als volgt aangepast:

 

in punt 4, inzake de aanvullende garanties, worden de streepjes als volgt aangevuld:

 

'ziekte: infectieuze boviene rinotracheïtis;

 

conform Beschikking 2004/558/EG van de Commissie, die van overeenkomstige toepassing is;';

 

voor model 2, afdeling C, worden de certificeringen als volgt aangepast:

 

in punt 4, inzake de aanvullende garanties, worden de streepjes als volgt aangevuld:

 

'ziekte: ziekte van Aujeszky

 

conform Beschikking 2008/185/EG van de Commissie, die van overeenkomstige toepassing is;';

 
 

12.

Voor de toepassing van deze bijlage moeten runderen die worden verhandeld tussen de lidstaten van de Europese Unie en Zwitserland vergezeld gaan van aanvullende gezondheidscertificaten die de volgende gezondheidsverklaringen bevatten:

 

De runderen:

 

worden geïdentificeerd met behulp van een permanent identificatiesysteem waardoor het moederdier en het beslag van oorsprong kunnen worden opgespoord en op grond waarvan kan worden vastgesteld dat zij geen directe afstammelingen zijn van koeien die lijden aan of vermoedelijk lijden aan boviene spongiforme encefalopathie en die zijn geboren in de twee jaar voorafgaand aan de diagnose;

 

zijn niet afkomstig van een beslag dat wegens een vermoeden van boviene spongiforme encefalopathie wordt onderzocht;

 

zijn geboren na 1 juni 2001.

II.   Schapen en geiten

 

Europese Unie

Zwitserland

Richtlijn 91/68/EEG van de Raad van 28 januari 1991 inzake veterinairrechtelijke voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer in schapen en geiten (PB L 46 van 19.2.1991, blz. 19).

1.

Verordening van 27 juni 1995 inzake epizoötieën (OFE; RS 916.401), en met name de artikelen 27-31 (markten, tentoonstellingen), 34-37b (handel), 73 en 74 (reiniging en ontsmetting), 142-149 (rabiës), 158-165 (tuberculose), 180-180c (scrapie), 190-195 (schapen- en geitenbrucellose), 196-199 (agalactia infectiosa), 217-221 (capriene artritis/encefalitis), 233-235 (brucellose bij de ram) en 301 (verlening van vergunningen voor veehouderij-inrichtingen, spermacentra en spermaopslagcentra, embryo-overplantinginrichtingen, markten en overige soortgelijke inrichtingen of evenementen);

 

2.

Verordening van 18 april 2007 inzake de invoer, doorvoer en uitvoer van dieren en dierlijke producten (OITE; RS 916.443.10).

  • B. 
    UITVOERINGSBEPALINGEN
 
 

1.

Het Gemengd Veterinair Comité is bevoegd voor de controles ter plaatse op grond van met name artikel 11 van Richtlijn 91/68/EG en artikel 57 van de Wet inzake epizoötieën.

Wanneer schapen- of geitenbrucellose uitbreekt of weer oplaait, stelt Zwitserland het Gemengd Veterinair Comité daarvan in kennis, ten einde de nodige maatregelen te kunnen treffen naar gelang van de ontwikkeling van de situatie.

 
 

2.

In het kader van deze bijlage wordt erkend dat Zwitserland officieel vrij is van schapen- en geitenbrucellose. Zwitserland verbindt zich ertoe om, voor de handhaving van deze erkenning, de in hoofdstuk 1, afdeling II, punt 2, van bijlage A bij Richtlijn 91/68/EEG vastgestelde maatregelen te doen uitvoeren.

 
 

3.

In het handelsverkeer tussen de lidstaten van de Europese Unie en Zwitserland moeten schapen en geiten vergezeld gaan van een gezondheidscertificaat volgens een van de in bijlage E bij Richtlijn 91/68/EEG vastgestelde modellen.

III.   Paardachtigen

 

Europese Unie

Zwitserland

Richtlijn 2009/156/EG van de Raad van 30 november 2009 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het verkeer van paardachtigen en de invoer van paardachtigen uit derde landen (PB L 192 van 23.7.2010, blz. 1).

1.

Verordening van 27 juni 1995 inzake epizoötieën (OFE; RS 916.401), en met name de artikelen 112-112f (paardenpest), 204-206 (dourine, paardenencefalomyelitis, infectieuze anemie, kwade droes), 240-244 (besmettelijke baarmoederontsteking bij paarden);

 

2.

Verordening van 18 april 2007 inzake de invoer, doorvoer en uitvoer van dieren en dierlijke producten (OITE; RS 916.443.10).

  • B. 
    UITVOERINGSBEPALINGEN
 
 

1.

De kennisgeving als bedoeld in artikel 3 van Richtlijn 2009/156/EG vindt plaats in het Gemengd Veterinair Comité.

 
 

2.

De kennisgeving als bedoeld in artikel 6 van Richtlijn 2009/156/EG vindt plaats in het Gemengd Veterinair Comité.

 
 

3.

Het Gemengd Veterinair Comité is bevoegd voor de controles ter plaatse op grond van met name artikel 10 van Richtlijn 2009/156/EG en artikel 57 van de Wet inzake epizoötieën.

 
 

4.

De bepalingen van de bijlagen II en III bij Richtlijn 2009/156/EG zijn voor Zwitserland van overeenkomstige toepassing.

IV.   Pluimvee en broedeieren

 

Europese Unie

Zwitserland

Richtlijn 2009/158/EG van de Raad van 30 november 2009 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer en de invoer uit derde landen van pluimvee en broedeieren (PB L 343 van 22.12.2009, blz. 74).

1.

Verordening van 27 juni 1995 inzake epizoötieën (OFE; RS 916.401), en met name de artikelen 25 (vervoer), 122-125 (vogelpest en ziekte van Newcastle), 255-261 (Salmonella spp.) en 262-265 (infectieuze laryngotracheïtis);

 

2.

Verordening van 18 april 2007 inzake de invoer, doorvoer en uitvoer van dieren en dierlijke producten (OITE; RS 916.443.10).

  • B. 
    UITVOERINGSBEPALINGEN
 
 

1.

Uit hoofde van artikel 3 van Richtlijn 2009/158/EG wordt erkend dat Zwitserland beschikt over een plan met de voorgenomen maatregelen voor de erkenning van zijn inrichtingen.

 
 

2.

Overeenkomstig artikel 4 van Richtlijn 2009/158/EG wordt het Instituut voor Veterinaire Bacteriologie van de Universiteit van Bern aangewezen als het nationaal referentielaboratorium voor Zwitserland.

 
 

3.

De voorwaarde inzake het verblijf als bedoeld in artikel 8, lid 1, onder a), i), van Richtlijn 2009/158/EG is van overeenkomstige toepassing voor Zwitserland.

 
 

4.

De Zwitserse autoriteiten verbinden zich ertoe om bij verzending van broedeieren naar de Europese Unie de bij Verordening (EG) nr. 617/2008 van de Commissie (7) vastgestelde regels voor het merken van eieren na te leven.

 
 

5.

De voorwaarde inzake het verblijf als bedoeld in artikel 10, onder a), van Richtlijn 2009/158/EG is van overeenkomstige toepassing voor Zwitserland.

 
 

6.

De voorwaarde inzake het verblijf als bedoeld in artikel 11, onder a), van Richtlijn 2009/158/EG is van overeenkomstige toepassing voor Zwitserland.

 
 

7.

De voorwaarde inzake het verblijf als bedoeld in artikel 14, lid 2, onder a), van Richtlijn 2009/158/EG is van overeenkomstige toepassing voor Zwitserland.

 
 

8.

In het kader van deze bijlage wordt erkend dat Zwitserland voldoet aan de in artikel 15, lid 2, van Richtlijn 2009/158/EG vastgestelde voorwaarden ten aanzien van de ziekte van Newcastle en derhalve de status bezit van 'gebied waar niet tegen de ziekte van Newcastle wordt ingeënt'. Het Federaal Bureau Voedselveiligheid en Veterinaire Aangelegenheden brengt de Commissie onmiddellijk op de hoogte van eventuele wijzigingen in de omstandigheden op grond waarvan deze status werd erkend. Het Gemengd Veterinair Comité bespreekt dan de situatie teneinde de bepalingen van dit punt te herzien.

 
 

9.

De verwijzingen naar de naam van de lidstaat van de Europese Unie als bedoeld in artikel 18 van Richtlijn 2009/158/EG zijn voor Zwitserland van overeenkomstige toepassing.

 
 

10.

In het handelsverkeer tussen de lidstaten van de Europese Unie en Zwitserland moeten pluimvee en broedeieren vergezeld gaan van een gezondheidscertificaat volgens een van de in bijlage IV bij Richtlijn 2009/158/EG vastgestelde modellen.

 
 

11.

De Zwitserse autoriteiten verbinden zich ertoe om bij uitvoer van Zwitserland naar Finland of Zweden ten aanzien van Salmonella de in de wetgeving van de Europese Unie vastgestelde garanties te verstrekken.

  • V. 
    Aquacultuurdieren en -producten
 

Europese Unie

Zwitserland

Richtlijn 2006/88/EG van de Raad van 24 oktober 2006 betreffende veterinairrechtelijke voorschriften voor aquacultuurdieren en de producten daarvan en betreffende de preventie en bestrijding van bepaalde ziekten bij waterdieren (PB L 328 van 24.11.2006, blz. 14).

1.

Verordening van 27 juni 1995 inzake epizoötieën (OFE; RS 916.401), en met name de artikelen 3-5 (de bedoelde epizoötieën), 21-23 (registratie van aquacultuurbedrijven, controle van de omvang en andere verplichtingen, toezicht op de dieren), 61 (verplichtingen van de pachters van visrechten en van de met het toezicht op de visserij belaste instellingen), 62-76 (algemene bestrijdingsmaatregelen) en 277-290 (gemeenschappelijke en specifieke maatregelen met betrekking tot ziekten bij waterdieren, diagnoselaboratorium);

 

2.

Verordening van 18 april 2007 inzake de invoer, doorvoer en uitvoer van dieren en dierlijke producten (OITE; RS 916.443.10);

 

3.

Verordening van 18 april 2007 inzake de invoer en de doorvoer per vliegtuig van dieren van oorsprong uit derde landen (OITA; RS 916.443.12).

  • B. 
    UITVOERINGSBEPALINGEN
 
 

1.

Voor de uitvoering van deze bijlage wordt erkend dat Zwitserland officieel vrij is van infectieuze anemie bij de zalm en besmettingen met Marteilia refringens en Bonamia ostreae.

 
 

2.

De eventuele toepassing van de artikelen 29, 40, 41, 43, 44 en 50 van Richtlijn 2006/88/EG valt onder de bevoegdheid van het Gemengd Veterinair Comité.

 
 

3.

De veterinairrechtelijke voorwaarden voor het in de handel brengen van sierwaterdieren, aquacultuurdieren bestemd voor de kweek, inclusief in heruitzettingsgebieden, put-en-take-visbedrijven en open siervisvoorzieningen, alsook voor uitzetting, en van aquacultuurdieren en dierlijke producten, bestemd voor menselijke consumptie, zijn vastgesteld in de artikelen 4 tot en met 9 van Verordening (EG) nr. 1251/2008 van de Commissie (9).

 
 

4.

Het Gemengd Veterinair Comité is bevoegd voor de controles ter plaatse op grond van met name artikel 58 van Richtlijn 2006/88/EG en artikel 57 van de Wet inzake epizoötieën.

VI.   Runderembryo's

 

Europese Unie

Zwitserland

Richtlijn 89/556/EEG van de Raad van 25 september 1989 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer in embryo's van als huisdier gehouden runderen en de invoer daarvan uit derde landen (PB L 302 van 19.10.1989, blz. 1).

1.

Verordening van 27 juni 1995 inzake epizoötieën (OFE; RS 916.401), met name de artikelen 56-58a (overplanting van embryo's);

 

2.

Verordening van 18 april 2007 inzake de invoer, doorvoer en uitvoer van dieren en dierlijke producten (OITE; RS 916.443.10).

  • B. 
    UITVOERINGSBEPALINGEN
 
 

1.

Het Gemengd Veterinair Comité is bevoegd voor de controles ter plaatse op grond van met name artikel 15 van Richtlijn 89/556/EG en artikel 57 van de Wet inzake epizoötieën.

 
 

2.

In het handelsverkeer tussen de lidstaten van de Europese Unie en Zwitserland gaan runderembryo's vergezeld van een gezondheidscertificaat volgens het in bijlage C bij Richtlijn 89/556/EEG vastgestelde model.

VII.   Rundersperma

 

Europese Unie

Zwitserland

Richtlijn 88/407/EEG van de Raad van 14 juni 1988 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften van toepassing op het intracommunautaire handelsverkeer in sperma van runderen en de invoer daarvan (PB L 194 van 22.7.1988, blz. 10).

1.

Verordening van 27 juni 1995 inzake epizoötieën (OFE; RS 916.401), met name de artikelen 51-55a (kunstmatige inseminatie);

 

2.

Verordening van 18 april 2007 inzake de invoer, doorvoer en uitvoer van dieren en dierlijke producten (OITE; RS 916.443.10).

  • B. 
    UITVOERINGSBEPALINGEN
 
 

1.

Voor de toepassing van artikel 4, lid 2, van Richtlijn 88/407/EEG wordt geconstateerd dat in Zwitserland alle centra uitsluitend dieren bevatten die negatief hebben gereageerd op de serumneutralisatietest of de Elisa-test.

 
 

2.

De in artikel 5, lid 2, van Richtlijn 88/407/EEG bedoelde informatie wordt verstrekt in het Gemengd Veterinair Comité.

 
 

3.

Het Gemengd Veterinair Comité is bevoegd voor de controles ter plaatse op grond van met name artikel 16 van Richtlijn 88/407/EG en artikel 57 van de Wet inzake epizoötieën.

 
 

4.

In het handelsverkeer tussen de lidstaten van de Europese Unie en Zwitserland gaat rundersperma vergezeld van een gezondheidscertificaat volgens een van de in bijlage D bij Richtlijn 88/407/EEG vastgestelde modellen.

VIII.   Varkenssperma

 

Europese Unie

Zwitserland

Richtlijn 90/429/EEG van de Raad van 26 juni 1990 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften van toepassing op het intracommunautaire handelsverkeer in sperma van varkens en de invoer daarvan (PB L 224 van 18.8.1990, blz. 62).

1.

Verordening van 27 juni 1995 inzake epizoötieën (OFE; RS 916.401), met name de artikelen 51-55a (kunstmatige inseminatie);

 

2.

Verordening van 18 april 2007 inzake de invoer, doorvoer en uitvoer van dieren en dierlijke producten (OITE; RS 916.443.10).

  • B. 
    UITVOERINGSBEPALINGEN
 
 

1.

De in artikel 5, lid 2, van Richtlijn 90/429/EEG bedoelde informatie wordt verstrekt in het Gemengd Veterinair Comité.

 
 

2.

Het Gemengd Veterinair Comité is bevoegd voor de controles ter plaatse op grond van met name artikel 16 van Richtlijn 90/429/EG en artikel 57 van de Wet inzake epizoötieën.

 
 

3.

In het handelsverkeer tussen de lidstaten van de Europese Unie en Zwitserland gaat varkenssperma vergezeld van een gezondheidscertificaat volgens het in bijlage D bij Richtlijn 90/429/EEG vastgestelde model.

IX.   Andere soorten

 

Europese Unie

Zwitserland

1.

Richtlijn 92/65/EEG van de Raad van 13 juli 1992 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften voor het handelsverkeer en de invoer in de Gemeenschap van dieren, sperma, eicellen en embryo's waarvoor ten aanzien van de veterinairrechtelijke voorschriften geen specifieke communautaire regelgeving als bedoeld in bijlage A, onder I, van Richtlijn 90/425/EEG geldt (PB L 268 van 14.9.1992, blz. 54);

 

2.

Verordening (EU) nr. 576/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 12 juni 2013 betreffende het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 998/2003

(PB L 178 van 28.6.2013, blz. 1).

1.

Verordening van 27 juni 1995 inzake epizoötieën (OFE; RS 916.401), met name de artikelen 51-55a (kunstmatige inseminatie), 56-58a (embryo-overplanting);

 

2.

Verordening van 18 april 2007 inzake de invoer, doorvoer en uitvoer van dieren en dierlijke producten (OITE: RS 916.443.10);

 

3.

Verordening van 28 november 2014 inzake de invoer, doorvoer en uitvoer van gezelschapsdieren (OITE-AC; RS 916.443.14).

  • B. 
    UITVOERINGSBEPALINGEN
 
 

1.

Voor de toepassing van deze bijlage betreft dit punt het handelsverkeer van levende dieren die niet onder de bepalingen van de delen I tot en met V van dit aanhangsel vallen, en het handelsverkeer van sperma, eicellen en embryo's die niet onder de bepalingen van de delen VI tot en met VIII van dit aanhangsel vallen.

 
 

2.

De Europese Unie en Zwitserland verbinden zich ertoe het handelsverkeer van levende dieren, sperma, eicellen en embryo's als bedoeld in punt 1 niet te verbieden of te beperken op andere veterinairrechtelijke gronden dan die welke voortvloeien uit de toepassing van deze bijlage, met name eventuele vrijwaringsmaatregelen op grond van artikel 20.

 
 

3.

In het handelsverkeer tussen de lidstaten van de Europese Unie en Zwitserland gaan andere dan de in de delen I, II, en III van dit aanhangsel bedoelde hoefdieren vergezeld van een gezondheidscertificaat volgens het in bijlage E, deel 1, bij Richtlijn 92/65/EEG vastgestelde model, aangevuld met het attest als vermeld in artikel 6, onder A, punt 1, onder e), van Richtlijn 92/65/EEG.

 
 

4.

In het handelsverkeer tussen de lidstaten van de Europese Unie en Zwitserland gaan haasachtigen vergezeld van een gezondheidscertificaat volgens het model in bijlage E, deel 1, bij Richtlijn 92/65/EEG, eventueel aangevuld met het in artikel 9, lid 2, tweede alinea, van Richtlijn 92/65/EEG vastgestelde attest.

Dit attest kan door de Zwitserse autoriteiten zodanig worden aangepast dat daarin de vereisten van artikel 9 van Richtlijn 92/65/EEG in extenso worden opgenomen.

 
 

5.

De in artikel 9, lid 2, derde alinea, van Richtlijn 92/65/EEG bedoelde kennisgeving vindt plaats in het Gemengd Veterinair Comité.

 
 

6.

Voor het verzenden van honden en katten uit de Europese Unie naar Zwitserland gelden de vereisten van artikel 10, lid 2, van Richtlijn 92/65/EEG.

Het identificatiesysteem is dat van Verordening (EG) nr. 576/2013. Het te gebruiken paspoort is het in bijlage II, deel 3, bij Uitvoeringsverordening (EU) 577/2013 (14) bedoelde paspoort.

De geldigheid van de vaccinatie en de eventuele hervaccinatie tegen rabiës is vastgesteld in bijlage III bij Verordening (EU) 576/2013.

 
 

7.

In het handelsverkeer tussen de lidstaten van de Europese Unie en Zwitserland gaan sperma, eicellen en embryo's van schapen en geiten vergezeld van een gezondheidscertificaat overeenkomstig Besluit 2010/470/EU van de Commissie (15).

 
 

8.

In het handelsverkeer tussen de lidstaten van de Europese Unie en Zwitserland gaat sperma van paardachtigen vergezeld van een gezondheidscertificaat overeenkomstig Besluit 2010/470/EU.

 
 

9.

In het handelsverkeer tussen de lidstaten van de Europese Unie en Zwitserland gaan eicellen en embryo's van paardachtigen vergezeld van een gezondheidscertificaat overeenkomstig Besluit 2010/470/EU.

 
 

10.

In het handelsverkeer tussen de lidstaten van de Europese Unie en Zwitserland gaan eicellen en embryo's van varkens vergezeld van een gezondheidscertificaat overeenkomstig Besluit 2010/470/EU.

 
 

11.

In het handelsverkeer tussen de lidstaten van de Europese Unie en Zwitserland gaan bijenvolken (bijenkasten of koninginnen met werkbijen) vergezeld van een gezondheidscertificaat overeenkomstig het in bijlage E, deel II, bij Richtlijn 92/65/EEG vastgestelde model.

 
 

12.

In het handelsverkeer tussen de lidstaten van de Europese Unie en Zwitserland gaan dieren, sperma, embryo's en eicellen afkomstig uit instellingen, instituten of centra die overeenkomstig bijlage C bij Richtlijn 92/65/EEG zijn erkend, vergezeld van een gezondheidscertificaat overeenkomstig het in bijlage E, deel III, bij Richtlijn 92/65/EEG vastgestelde model.

 
 

13.

De in artikel 24, lid 2, van Richtlijn 92/65/EEG bedoelde kennisgeving vindt plaats in het Gemengd Veterinair Comité.

  • X. 
    Niet-commercieel verkeer van gezelschapsdieren
 

Europese Unie

Zwitserland

Verordening (EU) nr. 576/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 12 juni 2013 betreffende het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 998/2003 (PB L 178 van 28.6.2013, blz. 1).

Verordening van 28 november 2014 inzake de invoer, doorvoer en uitvoer van gezelschapsdieren (OITE-AC; RS 916.443.14).

  • B. 
    UITVOERINGSBEPALINGEN
 
 

1.

Het systeem voor het merken is dat van Verordening (EG) nr. 576/2013.

 
 

2.

De geldigheid van de vaccinatie en de eventuele hervaccinatie tegen rabiës is vastgesteld in bijlage III bij Verordening (EU) 576/2013.

 
 

3.

Het te gebruiken modelpaspoort is dat van bijlage III, deel 3, bij Verordening (EU) nr. 577/2013. De aanvullende eisen met betrekking tot het modelpaspoort staan in bijlage III, deel 4, bij Verordening (EU) nr. 577/2013.

 
 

4.

Voor de toepassing van dit aanhangsel zijn voor het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren tussen de lidstaten van de Europese Unie en Zwitserland de bepalingen van hoofdstuk II van Verordening (EU) nr. 576/2013 van overeenkomstige toepassing. De documenten- en identiteitscontroles met betrekking tot het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren vanuit een EU-lidstaat naar Zwitserland worden uitgevoerd conform de bepalingen van artikel 33 van Verordening (EU) nr. 576/2013.".

 

  • (1) 
    Elke verwijzing naar een wetsbesluit geldt, tenzij anders aangegeven, als een verwijzing naar dat besluit, als gewijzigd vóór 31 december 2014.
  • (2) 
    Beschikking 2004/558/EG van de Commissie van 15 juli 2004 tot uitvoering van Richtlijn 64/432/EEG van de Raad voor wat betreft aanvullende garanties voor het intracommunautaire handelsverkeer in runderen ten aanzien van infectieuze boviene rhinotracheïtis en de goedkeuring van de door sommige lidstaten ingediende uitroeiingsprogramma's (PB L 249 van 23.7.2004, blz. 20).
  • (3) 
    Beschikking 2008/185/EG van de Commissie van 21 februari 2008 betreffende aanvullende garanties ten aanzien van de ziekte van Aujeszky voor het intracommunautaire handelsverkeer van varkens, en betreffende criteria voor de over deze ziekte te verstrekken gegevens (PB L 59 van 4.3.2008, blz. 19).
  • (4) 
    Elke verwijzing naar een wetsbesluit geldt, tenzij anders aangegeven, als een verwijzing naar dat besluit, als gewijzigd vóór 31 december 2014.
  • (5) 
    Elke verwijzing naar een wetsbesluit geldt, tenzij anders aangegeven, als een verwijzing naar dat besluit, als gewijzigd vóór 31 december 2014.
  • (6) 
    Elke verwijzing naar een wetsbesluit geldt, tenzij anders aangegeven, als een verwijzing naar dat besluit, als gewijzigd vóór 31 december 2014.
  • (7) 
    Verordening (EG) nr. 617/2008 van de Commissie van 27 juni 2008 houdende bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat betreft de handelsnormen voor broedeieren en kuikens van pluimvee (PB L 168 van 28.6.2008, blz. 5).
  • (8) 
    Elke verwijzing naar een wetsbesluit geldt, tenzij anders aangegeven, als een verwijzing naar dat besluit, als gewijzigd vóór 31 december 2014.
  • (9) 
    Verordening (EG) nr. 1251/2008 van de Commissie van 12 december 2008 ter uitvoering van Richtlijn 2006/88/EG van de Raad wat betreft de voorwaarden en certificeringsvoorschriften voor het in de handel brengen en de invoer in de Gemeenschap van aquacultuurdieren en producten daarvan en tot vaststelling van een lijst van vectorsoorten (PB L 337 van 16.12.2008, blz. 41).
  • Elke verwijzing naar een wetsbesluit geldt, tenzij anders aangegeven, als een verwijzing naar dat besluit, als gewijzigd vóór 31 december 2014.
  • Elke verwijzing naar een wetsbesluit geldt, tenzij anders aangegeven, als een verwijzing naar dat besluit, als gewijzigd vóór 31 december 2014.
  • Elke verwijzing naar een wetsbesluit geldt, tenzij anders aangegeven, als een verwijzing naar dat besluit, als gewijzigd vóór 31 december 2014.
  • Elke verwijzing naar een wetsbesluit geldt, tenzij anders aangegeven, als een verwijzing naar dat besluit, als gewijzigd vóór 31 december 2014.
  • Uitvoeringsverordening (EU) nr. 577/2013 van de Commissie van 28 juni 2013 inzake de modelidentificatiedocumenten voor het niet-commerciële verkeer van honden, katten en fretten, de vaststelling van de lijsten van derde landen en gebieden en de voorschriften betreffende de vorm, de opmaak en de taal van de verklaringen ten bewijze van de naleving van bepaalde voorwaarden die zijn vastgelegd in Verordening (EU) nr. 576/2013 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 178 van 28.6.2013, blz. 109).
  • Besluit 2010/470/EU van de Commissie van 26 augustus 2010 tot vaststelling van modellen van gezondheidscertificaten voor de handel binnen de Unie in sperma, eicellen en embryo’s van paardachtigen, schapen en geiten en in eicellen en embryo’s van varkens (PB L 228 van 31.8.2010, blz. 15).
  • Elke verwijzing naar een wetsbesluit geldt, tenzij anders aangegeven, als een verwijzing naar dat besluit, als gewijzigd vóór 31 december 2014.
 

BIJLAGE III

Aanhangsel 3 van bijlage 11 bij de landbouwovereenkomst wordt vervangen door:

"Aanhangsel 3

Invoer van levende dieren en sperma, eicellen en embryo's daarvan uit derde landen

  • I. 
    EUROPESE UNIE — WETGEVING (1)
  • A. 
    Hoefdieren, met uitzondering van paardachtigen

Richtlijn 2004/68/EG van de Raad van 26 april 2004 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor de invoer in en de doorvoer via de Gemeenschap van bepaalde levende hoefdieren, tot wijziging van de Richtlijnen 90/426/EEG en 92/65/EEG en tot intrekking van Richtlijn 72/462/EEG (PB L 139 van 30.4.2004, blz. 319).

  • B. 
    Paardachtigen

Richtlijn 2009/156/EG van de Raad van 30 november 2009 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het verkeer van paardachtigen en de invoer van paardachtigen uit derde landen (PB L 192 van 23.7.2010, blz. 1).

  • C. 
    Pluimvee en broedeieren

Richtlijn 2009/158/EG van de Raad van 30 november 2009 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer en de invoer uit derde landen van pluimvee en broedeieren (PB L 343 van 22.12.2009, blz. 74).

  • D. 
    Aquacultuurdieren

Richtlijn 2006/88/EG van de Raad van 24 oktober 2006 betreffende veterinairrechtelijke voorschriften voor aquacultuurdieren en de producten daarvan en betreffende de preventie en bestrijding van bepaalde ziekten bij waterdieren (PB L 328 van 24.11.2006, blz. 14).

  • E. 
    Runderembryo's

Richtlijn 89/556/EEG van de Raad van 25 september 1989 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer in embryo's van als huisdier gehouden runderen en de invoer daarvan uit derde landen (PB L 302 van 19.10.1989, blz. 1).

  • F. 
    Rundersperma

Richtlijn 88/407/EEG van de Raad van 14 juni 1988 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften van toepassing op het intracommunautaire handelsverkeer in sperma van runderen en de invoer daarvan (PB L 194 van 22.7.1988, blz. 10).

  • G. 
    Varkenssperma

Richtlijn 90/429/EEG van de Raad van 26 juni 1990 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften van toepassing op het intracommunautaire handelsverkeer in sperma van varkens en de invoer daarvan (PB L 224 van 18.8.1990, blz. 62).

  • H. 
    Andere levende dieren
 
 

1.

Richtlijn 92/65/EEG van de Raad van 13 juli 1992 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften voor het handelsverkeer en de invoer in de Gemeenschap van dieren, sperma, eicellen en embryo's waarvoor ten aanzien van de veterinairrechtelijke voorschriften geen specifieke communautaire regelgeving als bedoeld in bijlage A, onder I, van Richtlijn 90/425/EEG geldt (PB L 268 van 14.9.1992, blz. 54);

 
 

2.

Verordening (EU) nr. 576/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 12 juni 2013 betreffende het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 998/2003 (PB L 178 van 28.6.2013, blz. 1).

  • I. 
    Overige specifieke bepalingen
 
 

1.

Richtlijn 96/22/EG van de Raad van 29 april 1996 betreffende het verbod op het gebruik, in de veehouderij, van bepaalde stoffen met hormonale werking en van bepaalde stoffen met thyreostatische werking, alsmede van beta-agonisten en tot intrekking van de Richtlijnen 81/602/EEG, 88/146/EEG en 88/299/EEG (PB L 125 van 23.5.1996, blz. 3).

 
 

2.

Richtlijn 96/23/EG van de Raad van 29 april 1996 inzake controlemaatregelen ten aanzien van bepaalde stoffen en residuen daarvan in levende dieren en producten daarvan en tot intrekking van de Richtlijnen 85/358/EEG en 86/469/EEG en de Beschikkingen 89/187/EEG en 91/664/EEG (PB L 125 van 23.5.1996, blz. 10).

II.   ZWITSERLAND — WETGEVING (2)

 
 

1.

Wet van 1 juli 1966 inzake epizoötieën (LFE; RS 916.40);

 
 

2.

Verordening van 27 juni 1995 inzake epizoötieën (OFE; RS 916.401);

 
 

3.

Verordening van 18 april 2007 inzake de invoer, doorvoer en uitvoer van dieren en dierlijke producten (OITE; RS 916.443.10);

 
 

4.

Verordening van 18 april 2007 inzake de invoer en de doorvoer per vliegtuig van dieren van oorsprong uit derde landen (OITA; RS 916.443.12);

 
 

5.

Verordening van 27 augustus 2008 inzake de invoer en de doorvoer per vliegtuig van dierlijke producten van oorsprong uit derde landen (OITPA; RS 916.443.13);

 
 

6.

Verordening van het DFI van 16 mei 2007 inzake de controle van de invoer en doorvoer van dieren en dierlijke producten (verordening inzake de OITE-controles; RS 916.443.106);

 
 

7.

Verordening van 28 november 2014 inzake de invoer, doorvoer en uitvoer van gezelschapsdieren (OITE-AC; RS 916.443.14);

 
 

8.

Verordening van 18 augustus 2004 inzake geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik (OMédV; RS 812.212.27);

 
 

9.

Verordening van 30 oktober 1985 inzake de door het Federaal Bureau Voedselveiligheid en Veterinaire Aangelegenheden ontvangen retributies (Verordening inzake retributies van het OSAV; RS 916.472).

III.   UITVOERINGSBEPALINGEN

Het Federaal Bureau Voedselveiligheid en Veterinaire Aangelegenheden past tegelijk met de lidstaten van de Europese Unie de invoervoorwaarden van de in deel I van dit aanhangsel bedoelde besluiten, de uitvoeringsmaatregelen en de lijsten van inrichtingen waaruit de overeenkomstige invoer is toegestaan, toe. Deze verbintenis geldt voor alle relevante wetsbesluiten, ongeacht de datum van goedkeuring daarvan.

Het Federaal Bureau Voedselveiligheid en Veterinaire Aangelegenheden kan strengere maatregelen nemen en aanvullende garanties eisen. In het Gemengd Veterinair Comité vindt overleg plaats om adequate oplossingen te zoeken.

Het Federaal Bureau Voedselveiligheid en Veterinaire Aangelegenheden en de lidstaten van de Europese Unie stellen elkaar in kennis van de specifieke invoervoorwaarden die op bilateraal niveau zijn vastgesteld en niet op Unieniveau zijn geharmoniseerd.

Voor de toepassing van deze bijlage worden de voor Zwitserland als erkend centrum aangewezen instellingen conform de bepalingen van bijlage C bij Richtlijn 92/65/EEG op de website van het Federaal Bureau Voedselveiligheid en Veterinaire Aangelegenheden gepubliceerd.".

 

  • (1) 
    Elke verwijzing naar een wetsbesluit geldt, tenzij anders aangegeven, als een verwijzing naar dat besluit, als gewijzigd vóór 31 december 2014.
  • (2) 
    Elke verwijzing naar een wetsbesluit geldt, tenzij anders aangegeven, als een verwijzing naar dat besluit, als gewijzigd vóór 31 december 2014.
 

BIJLAGE IV

Aanhangsel 4 van bijlage 11 bij de landbouwovereenkomst wordt vervangen door:

"Aanhangsel 4

Zoötechniek, invoer uit derde landen inbegrepen

 

Europese Unie

Zwitserland

1.

Richtlijn 2009/157/EEG van de Raad van 30 november 2009 betreffende raszuivere fokrunderen (PB L 323 van 12.8.1977, blz. 1);

 

2.

Richtlijn 88/661/EEG van de Raad van 19 december 1988 betreffende de zoötechnische normen die gelden voor fokvarkens (PB L 382 van 31.12.1988, blz. 36);

 

3.

Richtlijn 87/328/EEG van de Raad van 18 juni 1987 betreffende de toelating van raszuivere fokrunderen tot de voortplanting (PB L 167 van 26.6.1987, blz. 54);

 

4.

Richtlijn 88/407/EEG van de Raad van 14 juni 1988 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften van toepassing op het intracommunautaire handelsverkeer in sperma van runderen en de invoer daarvan (PB L 194 van 22.7.1988, blz. 10);

 

5.

Richtlijn 89/361/EEG van de Raad van 30 mei 1989 betreffende raszuivere fokschapen en -geiten (PB L 153 van 6.6.1989, blz. 30);

 

6.

Richtlijn 90/118/EEG van de Raad van 5 maart 1990 betreffende de toelating van raszuivere fokvarkens tot de voortplanting (PB L 71 van 17.3.1990, blz. 34);

 

7.

Richtlijn 90/119/EEG van de Raad van 5 maart 1990 betreffende de toelating van hybride fokvarkens tot de voortplanting (PB L 71 van 17.3.1990, blz. 36);

 

8.

Richtlijn 90/427/EEG van de Raad van 26 juni 1990 tot vaststelling van zoötechnische en genealogische voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer in paardachtigen (PB L 224 van 18.8.1990, blz. 55);

 

9.

Richtlijn 90/428/EEG van de Raad van 26 juni 1990 inzake het handelsverkeer in voor wedstrijden bestemde paardachtigen en houdende vaststelling van de voorwaarden voor deelneming aan deze wedstrijden (PB L 224 van 18.8.1990, blz. 60);

 

10.

Richtlijn 91/174/EEG van de Raad van 25 maart 1991 inzake zoötechnische en genealogische voorschriften voor de handel in rasdieren en tot wijziging van de Richtlijnen 77/504/EEG en 90/425/EEG (PB L 85 van 5.4.1991, blz. 37);

 

11.

Richtlijn 94/28/EG van de Raad van 23 juni 1994 tot vaststelling van de beginselen inzake de zoötechnische en genealogische voorschriften voor de invoer uit derde landen van dieren, alsmede van sperma, eicellen en embryo's en tot wijziging van Richtlijn 77/504/EEG betreffende raszuivere fokrunderen (PB L 178 van 12.7.1994, blz. 66).

Verordening van 31 oktober 2012 inzake veeteelt (OE; RS 916.310).

  • B. 
    UITVOERINGSBEPALINGEN

Voor de toepassing van dit aanhangsel vindt het handelsverkeer in levende dieren en dierlijke producten tussen de lidstaten van de Unie en Zwitserland plaats onder de voor het handelsverkeer tussen de lidstaten van de Unie vastgestelde voorwaarden.

Onverminderd de in de aanhangsels 5 en 6 vastgestelde voorschriften inzake zoötechnische controles verbinden de Zwitserse autoriteiten zich ertoe om erop toe te zien dat voor de invoer dezelfde voorschriften als in Richtlijn 94/28/EG van de Raad worden toegepast.

Eventuele problemen worden op verzoek van een van de partijen aan het Gemengd Veterinair Comité voorgelegd.".

 

  • (1) 
    Elke verwijzing naar een wetsbesluit geldt, tenzij anders aangegeven, als een verwijzing naar dat besluit, als gewijzigd vóór 31 december 2014.
 

BIJLAGE V

Aanhangsel 5 van bijlage 11 bij de landbouwovereenkomst wordt vervangen door:

"Aanhangsel 5

Levende dieren, sperma, eicellen en embryo's: grenscontroles en retributies

HOOFDSTUK I

Algemene bepalingen — Traces-systeem

 

Europese Unie

Zwitserland

Beschikking 2004/292/EG van de Commissie van 30 maart 2004 betreffende de toepassing van het Traces-systeem en tot wijziging van Beschikking 92/486/EEG (PB L 94 van 31.3.2004, blz. 63).

1.

Wet van 1 juli 1966 inzake epizoötieën (LFE; RS 916.40);

 

2.

Verordening van 27 juni 1995 inzake epizoötieën (OFE; RS 916.401);

 

3.

Verordening van 18 april 2007 inzake de invoer, doorvoer en uitvoer van dieren en dierlijke producten (OITE; RS 916.443.10);

 

4.

Verordening van 18 april 2007 inzake de invoer en de doorvoer per vliegtuig van dieren van oorsprong uit derde landen (OITA; RS 916.443.12);

 

5.

Verordening van 27 augustus 2008 inzake de invoer en de doorvoer per vliegtuig van dierlijke producten van oorsprong uit derde landen (OITPA; RS 916.443.13);

 

6.

Verordening van het DFI van 16 mei 2007 inzake de controle van de invoer en doorvoer van dieren en dierlijke producten (verordening inzake de OITE-controles; RS 916.443.106);

 

7.

Verordening van 28 november 2014 inzake de invoer, doorvoer en uitvoer van gezelschapsdieren (OITE-AC; RS 916.443.14).

  • B. 
    UITVOERINGSBEPALINGEN

In samenwerking met het Federaal Bureau Voedselveiligheid en Veterinaire Aangelegenheden neemt de Commissie Zwitserland op in het bij Beschikking 2004/292/EG van de Commissie ingestelde Traces-systeem.

Zo nodig worden in het Gemengd Veterinair Comité overgangs- en aanvullende maatregelen vastgesteld.

HOOFDSTUK II

Toepasselijke veterinaire en zoötechnische controles in het handelsverkeer tussen de lidstaten van de Europese Unie en Zwitserland

De veterinaire en zoötechnische controles in het handelsverkeer tussen de lidstaten van de Europese Unie en Zwitserland worden uitgevoerd overeenkomstig de volgende bepalingen:

 

Europese Unie

Zwitserland

1.

Richtlijn 89/608/EEG van de Raad van 21 november 1989 betreffende wederzijdse bijstand tussen de administratieve autoriteiten van de lidstaten en samenwerking tussen deze autoriteiten en de Commissie, met het oog op de juiste toepassing van de veterinaire en zoötechnische wetgeving (PB L 351 van 2.12.1989, blz. 34);

 

2.

Richtlijn 90/425/EEG van de Raad van 26 juni 1990 inzake veterinaire en zoötechnische controles in het intracommunautaire handelsverkeer in bepaalde levende dieren en producten in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (PB L 224 van 18.8.1990, blz. 29).

1.

Wet van 1 juli 1966 inzake epizoötieën (LFE; RS 916.40), met name artikel 57;

 

2.

Verordening van 18 april 2007 inzake de invoer, doorvoer en uitvoer van dieren en dierlijke producten (OITE; RS 916.443.10);

 

3.

Verordening van het DFI van 16 mei 2007 inzake de controle van de invoer en doorvoer van dieren en dierlijke producten (verordening inzake de OITE-controles; RS 916.443.106);

 

4.

Verordening van 28 november 2014 inzake de invoer, doorvoer en uitvoer van gezelschapsdieren (OITE-AC; RS 916.443.14);

 

5.

Verordening van 30 oktober 1985 inzake de door het Federaal Bureau Voedselveiligheid en Veterinaire Aangelegenheden ontvangen retributies (Verordening inzake retributies van het OSAV; RS 916.472).

  • B. 
    UITVOERINGSBEPALINGEN

In de in artikel 8 van Richtlijn 90/425/EEG bedoelde gevallen nemen de bevoegde autoriteiten van de plaats van bestemming onverwijld contact op met de bevoegde autoriteiten van de plaats van verzending. Zij nemen alle nodige maatregelen en delen aan de bevoegde autoriteit van de plaats van verzending en aan de Commissie de aard van de verrichte controles, de genomen beslissingen en de redenen daarvan mede.

Het Gemengd Veterinair Comité is bevoegd voor de uitvoering van de bepalingen van de artikelen 10, 11 en 16 van Richtlijn 89/608/EEG en de artikelen 9 en 22 van Richtlijn 90/425/EEG.

  • C. 
    BIJZONDERE UITVOERINGSBEPALINGEN VOOR DIEREN BESTEMD VOOR BEWEIDING IN HET GRENSGEBIED
  • 1. 
    Definities

Beweiding: het overbrengen van dieren naar weiden in een grensgebied dat beperkt is tot 10 km aan beide kanten van de grens tussen een lidstaat van de Europese Unie en Zwitserland. In naar behoren gemotiveerde gevallen kunnen de desbetreffende bevoegde autoriteiten toestemming geven voor een grotere afstand aan beide kanten van de grens tussen Zwitserland en de Unie.

Dagelijkse beweiding: beweiding waarbij dieren aan het einde van iedere dag naar het bedrijf van oorsprong in een lidstaat van de Europese Unie of in Zwitserland worden teruggebracht.

  • 2. 
    Voor de beweiding tussen de lidstaten van de Europese Unie en Zwitserland zijn de bepalingen van Beschikking 2001/672/EG van de Commissie (3) van overeenkomstige toepassing. In het kader van deze bijlage geldt artikel 1 van Beschikking 2001/672/EG echter onder voorbehoud van de volgende aanpassingen:
 

"de periode van 1 mei tot en met 15 oktober" wordt vervangen door "het kalenderjaar";

 

voor Zwitserland zijn de in artikel 1 van Beschikking 2001/672/EG bedoelde en in de bijbehorende bijlage vermelde gebiedsdelen:

 

ZWITSERLAND

 

Kanton Zürich

 

Kanton Bern/Berne

 

Kanton Luzern

 

Kanton Uri

 

Kanton Schwyz

 

Kanton Obwald

 

Kanton Nidwald

 

Kanton Glarus

 

Kanton Zug

 

Kanton Freiburg/Fribourg

 

Kanton Solothurn

 

Kanton Basel-Stadt

 

Kanton Basel-Land

 

Kanton Schaffhausen

 

Kanton Appenzell Ausserrhoden

 

Kanton Appenzell Innerrhoden

 

Kanton St. Gallen

 

Kanton Graubünden

 

Kanton Aargau

 

Kanton Thurgau

 

Kanton Ticino

 

Kanton Vaud

 

Kanton Wallis/Valais

 

Kanton Neuchâtel

 

Kanton Genève

 

Kanton Jura.

Krachtens de verordening van 27 juni 1995 inzake epizoötieën (OFE; RS 916.401), en met name artikel 7 van deze verordening (registratie), en de verordening van 26 november 2011 betreffende de databank voor verplaatsing van dieren (Verordening inzake BDTA; RS 916.404.1), en met name artikel 2 van deze verordening (inhoud van de databank), kent Zwitserland aan elk weiland een specifieke registratiecode toe, die in het nationale gegevensbestand voor runderen moet worden ingevoerd.

  • 3. 
    In het geval van beweiding in de lidstaten van de Europese Unie en Zwitserland neemt de officiële dierenarts van het land van verzending de volgende maatregelen:
 

a)

hij stelt op de datum van afgifte van het certificaat en uiterlijk 24 uur voor de geplande aankomst van de dieren via het in artikel 20 van Richtlijn 90/425/EEG bedoelde geïnformatiseerde verbindingssysteem tussen veterinaire autoriteiten de bevoegde autoriteiten op de plaats van bestemming (lokale veterinaire dienst) in kennis van de verzending van de dieren;

 

b)

hij onderzoekt de dieren minder dan 48 uur vóór hun vertrek; de dieren moeten naar behoren geïdentificeerd zijn;

 

c)

hij geeft een certificaat af volgens het in punt 9 opgenomen model.

  • 4. 
    Tijdens de gehele duur van de beweiding blijven de dieren onder douanetoezicht.
  • 5. 
    De houder van de dieren moet:
 

a)

schriftelijk verklaren dat hij zich, net als elke houder uit een lidstaat van de Europese Unie of Zwitserland, zal houden aan alle bepalingen van deze bijlage en alle andere op plaatselijk niveau genomen maatregelen;

 

b)

de uit de toepassing van deze bijlage voortvloeiende controlekosten betalen;

 

c)

zijn volledige medewerking verlenen aan de door de officiële autoriteiten van het land van verzending of bestemming vereiste veterinaire of douanecontroles.

  • 6. 
    Bij de terugkeer van de dieren aan het einde van het beweidingsseizoen of bij vervroegde terugkeer neemt de officiële dierenarts van het land waar het beweidingsgebied zich bevindt de volgende maatregelen:
 

a)

hij stelt op de datum van afgifte van het certificaat en uiterlijk 24 uur voor de geplande aankomst van de dieren via het in artikel 20 van Richtlijn 90/425/EEG bedoelde geïnformatiseerde verbindingssysteem tussen veterinaire autoriteiten de bevoegde autoriteiten op de plaats van bestemming (lokale veterinaire dienst) in kennis van de verzending van de dieren;

 

b)

hij onderzoekt de dieren minder dan 48 uur vóór hun vertrek; de dieren moeten naar behoren geïdentificeerd zijn;

 

c)

hij geeft een certificaat af volgens het in punt 9 opgenomen model.

  • 7. 
    Bij het uitbreken van ziekten worden in gezamenlijk overleg tussen de bevoegde veterinaire autoriteiten passende maatregelen genomen. Deze autoriteiten overleggen over de eventuele kosten. Zo nodig wordt de kwestie aan het Gemengd Veterinair Comité voorgelegd.
  • 8. 
    In afwijking van de in de punten 1 tot en met 7 vastgestelde bepalingen betreffende beweiding geldt voor dagelijkse beweiding in de lidstaten van de Europese Unie en Zwitserland het volgende:
 

a)

de dieren komen niet met dieren van een ander bedrijf in contact;

 

b)

de houder van de dieren verbindt zich ertoe de bevoegde veterinaire autoriteit in kennis te stellen van ieder contact met dieren van een ander bedrijf;

 

c)

het in punt 9 vastgestelde gezondheidscertificaat moet ieder kalenderjaar bij de eerste invoer van de desbetreffende dieren in een lidstaat van de Europese Unie of Zwitserland aan de bevoegde veterinaire autoriteiten worden overgelegd. Dit certificaat moet op verzoek aan de bevoegde veterinaire autoriteiten kunnen worden overgelegd;

 

d)

de punten 2 en 3 zijn alleen van toepassing op de eerste verzending van de dieren naar een lidstaat van de Europese Unie of naar Zwitserland in het desbetreffende kalenderjaar;

 

e)

punt 6 is niet van toepassing;

 

f)

de houder van de dieren verbindt zich ertoe de bevoegde veterinaire autoriteit in kennis te stellen van het einde van het beweidingsseizoen.

  • 9. 
    Modelgezondheidscertificaat voor de beweiding in het grensgebied of voor de dagelijkse beweiding van runderen en voor de terugkeer van de beweiding in het grensgebied:

Modelgezondheidscertificaat voor de beweiding in het grensgebied of voor de dagelijkse beweiding van runderen en voor de terugkeer van de beweiding in het grensgebied

Image

Image

Image

HOOFDSTUK III

Voorwaarden voor het handelsverkeer tussen de Europese Unie en Zwitserland

  • A. 
    WETGEVING

Voor het handelsverkeer in levende dieren en sperma, eicellen en embryo's daarvan en de beweiding van runderen in het grensgebied tussen de lidstaten van de Europese Unie en Zwitserland gelden de gezondheidscertificaten van deze bijlage, beschikbaar in het Traces-systeem, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 599/2004 van de Commissie (4).

HOOFDSTUK IV

Veterinaire controles voor de invoer uit derde landen

De controles op de invoer uit derde landen worden verricht overeenkomstig de volgende bepalingen:

 

Europese Unie

Zwitserland

1.

Verordening (EG) nr. 282/2004 van de Commissie van 18 februari 2004 betreffende de vaststelling van een document voor de aangifte en de veterinaire controle van uit derde landen afkomstige dieren die in de Gemeenschap worden binnengebracht (PB L 49 van 19.2.2004, blz. 11);

 

2.

Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn (PB L 165 van 30.4.2004, blz. 1);

 

3.

Richtlijn 91/496/EEG van de Raad van 15 juli 1991 tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor dieren uit derde landen die in de Gemeenschap worden binnengebracht en tot wijziging van de Richtlijnen 89/662/EEG, 90/425/EEG en 90/675/EEG (PB L 268 van 24.9.1991, blz. 56);

 

4.

Richtlijn 96/22/EG van de Raad van 29 april 1996 betreffende het verbod op het gebruik, in de veehouderij, van bepaalde stoffen met hormonale werking en van bepaalde stoffen met thyreostatische werking, alsmede van beta-agonisten en tot intrekking van de Richtlijnen 81/602/EEG, 88/146/EEG en 88/299/EEG (PB L 125 van 23.5.1996, blz. 3);

 

5.

Richtlijn 96/23/EG van de Raad van 29 april 1996 inzake controlemaatregelen ten aanzien van bepaalde stoffen en residuen daarvan in levende dieren en producten daarvan en tot intrekking van de Richtlijnen 85/358/EEG en 86/469/EEG en de Beschikkingen 89/187/EEG en 91/664/EEG (PB L 125 van 23.5.1996, blz. 10);

 

6.

Beschikking 97/794/EG van de Commissie van 12 november 1997 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Richtlijn 91/496/EEG van de Raad met betrekking tot de veterinaire controles van uit derde landen in te voeren levende dieren (PB L 323 van 26.11.1997, blz. 31);

 

7.

Beschikking 2007/275/EG van de Commissie van 17 april 2007 betreffende lijsten van dieren en producten die krachtens de Richtlijnen 91/496/EEG en 97/78/EG van de Raad in grensinspectieposten controles moeten ondergaan (PB L 116 van 4.5.2007, blz. 9).

1.

Verordening van 18 april 2007 inzake de invoer, doorvoer en uitvoer van dieren en dierlijke producten (OITE; RS 916.443.10);

 

2.

Verordening van 18 april 2007 inzake de invoer en de doorvoer per vliegtuig van dieren van oorsprong uit derde landen (OITA; RS 916.443.12);

 

3.

Verordening van 27 augustus 2008 inzake de invoer en de doorvoer per vliegtuig van dierlijke producten van oorsprong uit derde landen (OITPA; RS 916.443.13);

 

4.

Verordening van het DFI van 16 mei 2007 inzake de controle van de invoer en doorvoer van dieren en dierlijke producten (verordening inzake de OITE-controles; RS 916.443.106);

 

5.

Verordening van 28 november 2014 inzake de invoer, doorvoer en uitvoer van gezelschapsdieren (OITE-AC; RS 916.443.14);

 

6.

Verordening van 30 oktober 1985 inzake de door het Federaal Bureau Voedselveiligheid en Veterinaire Aangelegenheden ontvangen retributies (Verordening inzake retributies van het OSAV; RS 916.472);

 

7.

Verordening van 18 augustus 2004 inzake geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik (OMédV; RS 812.212.27).

  • B. 
    UITVOERINGSBEPALINGEN
 
 

1.

Voor de toepassing van artikel 6 van Richtlijn 91/496/EEG zijn de grensinspectieposten van de lidstaten van de Europese Unie voor de veterinaire controles op levende dieren opgenomen in bijlage I bij Beschikking 2009/821/EG van de Commissie (6).

 
 

2.

Voor de toepassing van artikel 6 van Richtlijn 91/496/EEG zijn de grensinspectieposten voor Zwitserland als volgt:

 

Naam

Traces-code

Type

Inspectie-centrum

Erkenningstype

Luchthaven van Zürich

CHZRH4

A

Centrum 3

O – Andere dieren (met inbegrip van dieren van dierentuinen) (7)

Luchthaven van Genève

CHGVA4

A

Centrum 2

O – Andere dieren (met inbegrip van dieren van dierentuinen) (7)

Het Gemengd Veterinair Comité is bevoegd voor het aanbrengen van latere wijzigingen in de lijst van grensinspectieposten, hun inspectiecentra en hun erkenningstype.

Het Gemengd Veterinair Comité is bevoegd voor de controles ter plaatse op grond van met name artikel 19 van Richtlijn 91/496/EG en artikel 57 van de Wet inzake epizoötieën.

 
 

3.

Het Federaal Bureau Voedselveiligheid en Veterinaire Aangelegenheden past tegelijk met de lidstaten van de Europese Unie de invoervoorwaarden van aanhangsel 3 van deze bijlage, alsook de uitvoeringsmaatregelen toe.

Het Federaal Bureau Voedselveiligheid en Veterinaire Aangelegenheden kan strengere maatregelen nemen en aanvullende garanties eisen. In het Gemengd Veterinair Comité vindt overleg plaats om adequate oplossingen te zoeken.

Het Federaal Bureau Voedselveiligheid en Veterinaire Aangelegenheden en de lidstaten van de Europese Unie stellen elkaar in kennis van de specifieke invoervoorwaarden die op bilateraal niveau zijn vastgesteld en niet op Unieniveau zijn geharmoniseerd.

 
 

4.

De in punt 1 van deze afdeling bedoelde grensinspectieposten van de lidstaten van de Europese Unie voeren de controles op de voor Zwitserland bestemde invoer uit derde landen uit overeenkomstig de bepalingen van dit hoofdstuk, afdeling A.

 
 

5.

De in punt 2 vermelde grensinspectieposten van Zwitserland voeren de controles op de voor de lidstaten van de Europese Unie bestemde invoer uit derde landen uit overeenkomstig de bepalingen van afdeling A van dit hoofdstuk.

HOOFDSTUK V

Specifieke bepalingen

  • 1. 
    IDENTIFICATIE VAN VEE

De controles op de invoer uit derde landen worden verricht overeenkomstig de volgende bepalingen:

 

Europese Unie

Zwitserland

1.

Richtlijn 2008/71/EG van 15 juli 2008 van de Raad met betrekking tot de identificatie en de registratie van varkens (PB L 213 van 8.8.2008, blz. 31);

 

2.

Verordening (EG) nr. 1760/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juli 2000 tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor runderen en inzake de etikettering van rundvlees en rundvleesproducten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 820/97 van de Raad (PB L 204 van 11.8.2000, blz. 1).

1.

Verordening van 27 juni 1995 inzake epizoötieën (OFE; RS 916.401), met name de artikelen 7-15f (registratie en identificatie);

 

2.

Verordening van 26 oktober 2011 betreffende de databank over de verplaatsing van dieren (Verordening inzake BDTA; RS 916.404).

  • B. 
    UITVOERINGSBEPALINGEN
 
 

a.

De toepassing van artikel 4, onder 2, van Richtlijn 2008/71/EG valt onder de bevoegdheid van het Gemengd Veterinair Comité.

 
 

b.

Het Gemengd Veterinair Comité is bevoegd voor de controles ter plaatse op grond van met name artikel 22 van Verordening (EG) nr. 1760/2000 en artikel 57 van de Wet inzake epizoötieën, alsook artikel 1 van de verordening van 23 oktober 2013 inzake de coördinatie van de inspecties in landbouwbedrijven (OCCEA, RS 910.15) uitgevoerd.

  • 2. 
    BESCHERMING VAN DIEREN
 

Europese Unie

Zwitserland

1.

Verordening (EG) nr. 1/2005 van de Raad van 22 december 2004 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten en tot wijziging van de Richtlijnen 64/432/EEG en 93/119/EG en van Verordening (EG) nr. 1255/97 (PB L 3 van 5.1.2005, blz. 1);

 

2.

Verordening (EG) nr. 1255/97 van de Raad van 25 juni 1997 betreffende de communautaire criteria voor halteplaatsen en tot aanpassing van het in Richtlijn 91/628/EEG bedoelde reisschema (PB L 174 van 2.7.1997, blz. 1).

1.

Federale wet van 16 december 2005 inzake het dierenwelzijn (LPA; RS 455), en met name de artikelen 15 en 15a (beginselen, internationaal vervoer van dieren);

 

2.

Verordening van 23 april 2008 inzake de bescherming van dieren (OPAn; RS 455.1), met name de artikelen 169-176 (internationaal vervoer van dieren).

  • B. 
    UITVOERINGSBEPALINGEN
 
 

a)

De Zwitserse autoriteiten verbinden zich ertoe om in het handelsverkeer tussen Zwitserland en de Europese Unie en bij de invoer uit derde landen Verordening (EG) nr. 1/2005 na te leven.

 
 

b)

In de in artikel 26 van Verordening (EG) nr. 1/2005 bedoelde gevallen nemen de bevoegde autoriteiten van de plaats van bestemming onverwijld contact op met de bevoegde autoriteiten van de plaats van vertrek.

 
 

c)

Het Gemengd Veterinair Comité is bevoegd voor de uitvoering van de artikelen 10, 11 en 16 van Richtlijn 89/608/EEG van de Raad.

 
 

d)

Het Gemengd Veterinair Comité is bevoegd voor de uitvoering van de controles ter plaatse op grond van met name artikel 28 van Verordening (EG) nr. 1/2005 en artikel 208 van de Verordening van 23 april 2008 inzake de bescherming van dieren (OPAn; RS 455.1).

 
 

e)

Overeenkomstig artikel 15a, lid 3, van de Federale Wet van 16 december 2005 inzake het dierenwelzijn (LPA; RS 455) mag de doorvoer door Zwitserland van runderen, schapen, geiten en varkens, slachtpaarden en slachtpluimvee, slechts per spoor of per vliegtuig plaatsvinden. Deze kwestie zal door het Gemengd Veterinair Comité worden onderzocht.

  • 3. 
    RETRIBUTIES
 
 

1.

Er is geen retributie verschuldigd voor de veterinaire controles in het handelsverkeer tussen de lidstaten van de Unie en Zwitserland.

 
 

2.

Voor de veterinaire controles op de invoer uit derde landen verbinden de Zwitserse autoriteiten zich ertoe de retributies in verband met de officiële controles als bedoeld in Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad te innen.".

 

  • (1) 
    Elke verwijzing naar een wetsbesluit geldt, tenzij anders aangegeven, als een verwijzing naar dat besluit, als gewijzigd vóór 31 december 2014.
  • (2) 
    Elke verwijzing naar een wetsbesluit geldt, tenzij anders aangegeven, als een verwijzing naar dat besluit, als gewijzigd vóór 31 december 2014.
  • (3) 
    Beschikking 2001/672/EG van de Commissie van 20 augustus 2001 houdende vaststelling van bijzondere voorschriften voor het verplaatsen van runderen naar zomerweiden in bergstreken (PB L 235 van 4.9.2001, blz. 23).
  • (4) 
    Verordening (EG) nr. 599/2004 van de Commissie van 30 maart 2004 tot vaststelling van een geharmoniseerd model voor een certificaat en inspectieverslag voor het intracommunautaire handelsverkeer in dieren en producten van dierlijke oorsprong (PB L 94 van 31.3.2004, blz. 44).
  • (5) 
    Elke verwijzing naar een wetsbesluit geldt, tenzij anders aangegeven, als een verwijzing naar dat besluit, als gewijzigd vóór 31 december 2014.

(6)  

 

*

Beschikking 2009/821/EG van de Commissie van 28 september 2009 tot opstelling van een lijst van erkende grensinspectieposten, tot vaststelling van bepaalde voorschriften voor door veterinaire deskundigen van de Commissie uitgevoerde inspecties en tot vaststelling van de veterinaire eenheden in Traces (PB L 296 van 12.11.2009, blz. 1).

  • (7) 
    Onder verwijzing naar de erkenningscategorieën als omschreven in Beschikking 2009/821/EG.
  • (8) 
    Elke verwijzing naar een wetsbesluit geldt, tenzij anders aangegeven, als een verwijzing naar dat besluit, als gewijzigd vóór 31 december 2014.
  • (9) 
    Elke verwijzing naar een wetsbesluit geldt, tenzij anders aangegeven, als een verwijzing naar dat besluit, als gewijzigd vóór 31 december 2014.
 

BIJLAGE VI

Aanhangsel 6 van bijlage 11 bij de landbouwovereenkomst wordt vervangen door:

"Aanhangsel 6

Dierlijke producten

HOOFDSTUK I

Sectoren waarvoor beide partijen de gelijkwaardigheid van de wetgevingen erkennen

"Niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke producten"

De definities van Verordening (EG) nr. 853/2004 zijn van overeenkomstige toepassing.

Elke verwijzing naar een wetsbesluit geldt, tenzij anders aangegeven, als een verwijzing naar dat besluit, als gewijzigd vóór 31 december 2014.

 
 

Uitvoer van de Europese Unie naar Zwitserland en uitvoer van Zwitserland naar de Europese Unie

Handelsvoorwaarden

Gelijkwaardigheid

Europese Unie

Zwitserland

 

Diergezondheid

1.

Vers vlees, met inbegrip van gehakt vlees, vleesbereidingen, vleesproducten, niet-verwerkt vet en gesmolten vet

Gedomesticeerde hoefdieren

Gedomesticeerde eenhoevigen

Richtlijn 64/432/EEG

Richtlijn 2002/99/EG (1)

Verordening (EG) nr. 999/2001

Wet van 1 juli 1966 inzake epizoötieën (LFE; RS 916.40)

Verordening van 27 juni 1995 inzake epizoötieën (OFE; RS 916.401)

Ja (3)

 

2.

Vlees van gekweekt wild, vleesbereidingen en vleesproducten

Niet hierboven genoemde gekweekte landzoogdieren

Richtlijn 64/432/EEG

Richtlijn 92/118/EEG (2)

Richtlijn 2002/99/EG

Verordening (EG) nr. 999/2001

Wet van 1 juli 1966 inzake epizoötieën (LFE; RS 916.40)

Verordening van 27 juni 1995 inzake epizoötieën (OFE; RS 916.401)

Ja

Gekweekte loopvogels

Haasachtigen

Richtlijn 92/118/EEG

Richtlijn 2002/99/EG

 

Ja

3.

Vlees van vrij wild, vleesbereidingen en vleesproducten

Wilde hoefdieren

Haasachtigen

Andere landzoogdieren

Vrij vederwild

Richtlijn 2002/99/EG

Verordening (EG) nr. 999/2001

Wet van 1 juli 1966 inzake epizoötieën (LFE; RS 916.40)

Verordening van 27 juni 1995 inzake epizoötieën (OFE; RS 916.401)

Ja

4.

Vers vlees van pluimvee, vleesbereidingen, vleesproducten, vet en gesmolten vet

Pluimvee

Richtlijn 92/118/EEG

Richtlijn 2002/99/EG

Wet van 1 juli 1966 inzake epizoötieën (LFE; RS 916.40)

Verordening van 27 juni 1995 inzake epizoötieën (OFE; RS 916.401)

Ja

5.

Magen, blazen en darmen

Runderen

Schapen en geiten

Varkens

Richtlijn 64/432/EEG

Richtlijn 92/118/EEG

Richtlijn 2002/99/EG

Verordening (EG) nr. 999/2001

Wet van 1 juli 1966 inzake epizoötieën (LFE; RS 916.40)

Verordening van 27 juni 1995 inzake epizoötieën (OFE; RS 916.401)

Ja (3)

6.

Beenderen en producten op basis van beenderen

Gedomesticeerde hoefdieren

Gedomesticeerde eenhoevigen

Andere gekweekte of wilde landzoogdieren

Pluimvee, loopvogels en vrij vederwild

Richtlijn 64/432/EEG

Richtlijn 92/118/EEG

Richtlijn 2002/99/EG

Verordening (EG) nr. 999/2001

Wet van 1 juli 1966 inzake epizoötieën (LFE; RS 916.40)

Verordening van 27 juni 1995 inzake epizoötieën (OFE; RS 916.401)

Ja (3)

7.

Verwerkte dierlijke eiwitten, bloed en bloedproducten

Gedomesticeerde hoefdieren

Gedomesticeerde eenhoevigen

Andere gekweekte of wilde landzoogdieren

Pluimvee, loopvogels en vrij vederwild

Richtlijn 64/432/EEG

Richtlijn 92/118/EEG

Richtlijn 2002/99/EG

Verordening (EG) nr. 999/2001

Wet van 1 juli 1966 inzake epizoötieën (LFE; RS 916.40)

Verordening van 27 juni 1995 inzake epizoötieën (OFE; RS 916.401)

Ja (3)

8.

Gelatine en collageen

 

Richtlijn 2002/99/EG

Verordening (EG) nr. 999/2001

Wet van 1 juli 1966 inzake epizoötieën (LFE; RS 916.40)

Verordening van 27 juni 1995 inzake epizoötieën (OFE; RS 916.401)

Ja (3)

9.

Melk en zuivelproducten

 

Richtlijn 64/432/EEG

Richtlijn 2002/99/EG

Wet van 1 juli 1966 inzake epizoötieën (LFE; RS 916.40)

Verordening van 27 juni 1995 inzake epizoötieën (OFE; RS 916.401)

Ja

10.

Eieren en eiproducten

 

Richtlijn 2002/99/EG

Wet van 1 juli 1966 inzake epizoötieën (LFE; RS 916.40)

Verordening van 27 juni 1995 inzake epizoötieën (OFE; RS 916.401)

Ja

11.

Visserijproducten, tweekleppige weekdieren, stekelhuidigen, manteldieren en mariene buikpotigen

 

Richtlijn 2006/88/EG

Richtlijn 2002/99/EG

Wet van 1 juli 1966 inzake epizoötieën (LFE; RS 916.40)

Verordening van 27 juni 1995 inzake epizoötieën (OFE; RS 916.401)

Ja

12.

Honing

 

Richtlijn 92/118/EEG

Richtlijn 2002/99/EG

Wet van 1 juli 1966 inzake epizoötieën (LFE; RS 916.40)

Verordening van 27 juni 1995 inzake epizoötieën (OFE; RS 916.401)

Ja

13.

Slakken en kikkerbilletjes

 

Richtlijn 92/118/EEG

Richtlijn 2002/99/EG

Wet van 1 juli 1966 inzake epizoötieën (LFE; RS 916.40)

Verordening van 27 juni 1995 inzake epizoötieën (OFE; RS 916.401)

Ja

Elke verwijzing naar een wetsbesluit geldt, tenzij anders aangegeven, als een verwijzing naar dat besluit, als gewijzigd vóór 31 december 2014.

 

Uitvoer van de Europese Unie naar Zwitserland en uitvoer van Zwitserland naar de Europese Unie

Handelsvoorwaarden

Gelijkwaardigheid

Europese Unie

Zwitserland

 

Volksgezondheid

Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën (PB L 147 van 31.5.2001, blz. 1);

Verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake levensmiddelenhygiëne (PB L 139 van 30.4.2004, blz. 1);

Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55);

Verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (PB L 139 van 30.4.2004, blz. 206);

Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn (PB L 165 van 30.4.2004, blz. 1);

Verordening (EG) nr. 2073/2005 van de Commissie van 15 november 2005 inzake microbiologische criteria voor levensmiddelen (PB L 338 van 22.12.2005, blz. 1);

Federale wet van 9 oktober 1992 inzake levensmiddelen en gebruiksvoorwerpen (LDAl; RS 817.0);

Verordening van 23 april 2008 inzake het dierenwelzijn (OPAn; RS 455.1);

Verordening van 16 november 2011 betreffende basisopleiding, opleiding voor beroepskwalificaties en bijscholing van personeel van de openbare veterinaire dienst (RS 916.402);

Verordening van 27 juni 1995 inzake epizoötieën (OFE; RS 916.401);

Verordening van 23 november 2005 inzake de primaire productie (OPPr; RS 916.020);

Verordening van 23 november 2005 inzake het slachten van dieren en de vleescontrole (OAbCV; RS 817.190);

Verordening van 23 november 2005 inzake levensmiddelen en gebruiksvoorwerpen (ODAlOUs; RS 817.02);

Verordening van het DFI van 23 november 2005 inzake de uitvoering van de levensmiddelenwetgeving (RS 817.025.21);

Verordening van het DEFR van 23 november 2005 inzake de hygiëne in de primaire productie (OHyPPr; RS 916.020.1);

Verordening van het DFI van 23 november 2005 inzake de hygiëne (OHyG; RS 817.024.1);

Verordening van het DFI van 23 november 2005 inzake de hygiëne bij het slachten van dieren (OHyAb; RS 817.190.1);

Verordening van het DFI van 23 november 2005 inzake levensmiddelen van dierlijke oorsprong (RS 817022108).

Ja, met bijzondere voorwaarden

Verordening (EG) nr. 2074/2005 van de Commissie van 5 december 2005 tot vaststelling van uitvoeringsmaatregelen voor bepaalde producten die onder Verordening (EG) nr. 853/2004 vallen en voor de organisatie van officiële controles overeenkomstig de Verordeningen (EG) nr. 854/2002 en (EG) nr. 882/2004, tot afwijking van Verordening (EG) nr. 852/2004 en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 853/2004 en (EG) nr. 854/2004 (PB L 338 van 22.12.2005, blz. 27);

Verordening (EG) nr. 2075/2005 van de Commissie van 5 december 2005 tot vaststelling van specifieke voorschriften voor de officiële controles op Trichinella in vlees (PB L 338 van 22.12.2005, blz. 60).

   

Bescherming van dieren

Verordening (EG) nr. 1099/2009 van de Raad van 24 september 2009 inzake de bescherming van dieren bij het doden (PB L 303 van 18.11.2009, blz. 1).

Federale wet van 16 december 2005 inzake het dierenwelzijn (LPA; RS 455);

Verordening van 23 april 2008 inzake het dierenwelzijn (OPAn; RS 455.1);

Verordening van het OVF van 12 augustus 2010 inzake de bescherming van dieren bij het doden (OPAnAb; RS 455.110.2);

Verordening van 23 november 2005 inzake het slachten van dieren en de vleescontrole (OAbCV; RS 817.190).

Ja, met bijzondere voorwaarden

Bijzondere voorwaarden

 
 

1)

Op voor menselijke consumptie bestemde dierlijke producten waarin tussen de lidstaten van de Europese Unie en Zwitserland wordt gehandeld, zijn dezelfde voorwaarden van toepassing als op voor menselijke consumptie bestemde dierlijke producten waarin tussen de lidstaten van de Europese Unie wordt gehandeld, ook wat betreft de bescherming van de dieren bij het doden. Zo nodig gaan deze producten vergezeld van de voor het handelsverkeer tussen de lidstaten van de Europese Unie of in deze bijlage vastgestelde gezondheidscertificaten, die via het Traces-systeem beschikbaar zijn.

 
 

2)

Zwitserland stelt de lijst van zijn erkende bedrijven op overeenkomstig de bepalingen van artikel 31 (registratie/erkenning van bedrijven) van Verordening (EG) nr. 882/2004.

 
 

3)

Voor zijn invoer past Zwitserland dezelfde bepalingen toe als de ter zake geldende bepalingen op Unieniveau.

 
 

4)

De bevoegde autoriteiten van Zwitserland maken geen gebruik van de afwijking van het Trichinella-onderzoek als bedoeld in artikel 3, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2075/2005. Indien toch van deze afwijking gebruik wordt gemaakt, verbinden de bevoegde autoriteiten van Zwitserland zich ertoe om de Commissie schriftelijk in kennis te stellen van de gebieden waar het risico op Trichinella bij varkens officieel als verwaarloosbaar wordt erkend. Na deze kennisgeving hebben de lidstaten van de Europese Unie drie maanden de tijd om hun opmerkingen schriftelijk aan de Commissie mee te delen. Indien de Commissie en de andere lidstaten van de Europese Unie geen bezwaar maken, wordt het gebied erkend als gebied met een verwaarloosbaar Trichinella-risico en hoeven gedomesticeerde varkens uit dat gebied bij de slacht niet op Trichinella te worden onderzocht. In dat geval zijn de bepalingen van artikel 3, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2075/2005 van overeenkomstige toepassing.

 
 

5)

Voor de onderzoeken op de aanwezigheid van Trichinella worden in Zwitserland de in hoofdstukken I en II van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 2075/2005 beschreven detectiemethoden gebruikt. Er wordt echter geen gebruik gemaakt van het in bijlage I, hoofdstuk III, bij Verordening (EG) nr. 2075/2005 beschreven trichinoscopisch onderzoek.

 
 

6)

Voor karkassen en vlees van gedomesticeerde mest- en slachtvarkens in slachthuizen met een geringe capaciteit mogen de Zwitserse bevoegde autoriteiten afwijken van de bepalingen betreffende het onderzoek op de aanwezigheid van Trichinella.

Deze bepaling is van toepassing tot en met 31 december 2016.

Overeenkomstig de bepalingen van artikel 8, lid 3, van de verordening van het DFI van 23 november 2005 inzake de hygiëne bij het slachten van dieren (OhyAb; RS 817.190.1) en artikel 9, lid 8, van de verordening van het DFI van 23 november 2005 inzake levensmiddelen van dierlijke oorsprong (RS 817.022.108) zijn die karkassen en dat vlees van gedomesticeerde mest- en slachtvarkens alsook de daarvan afgeleide vleesbereidingen, vleesproducten en verwerkte vleesproducten voorzien van een gezondheidsmerk overeenkomstig bijlage 9, laatste alinea, van de verordening van het DFI van 23 november 2005 inzake de hygiëne bij het slachten van dieren. Overeenkomstig artikel 9a van de Verordening van het DFI van 23 november 2005 inzake levensmiddelen van dierlijke oorsprong (RS 817.022.108) mogen deze producten niet in het handelsverkeer met de lidstaten van de Europese Unie worden gebracht.

 
 

7)

Op karkassen en vlees van gedomesticeerde mest- en slachtvarkens waarin tussen de lidstaten van de Europese Unie en Zwitserland wordt gehandeld die afkomstig zijn van:

 

door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten van de Europese Unie als Trichinella-vrij erkende bedrijven;

 

gebieden waar het risico op Trichinella bij gedomesticeerde varkens officieel als verwaarloosbaar wordt erkend;

en die niet overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EG) nr. 2075/2005 op de aanwezigheid van Trichinella zijn onderzocht, zijn dezelfde voorwaarden van toepassing als op dergelijke karkassen en dergelijk vlees waarin tussen de lidstaten van de Europese Unie wordt gehandeld.

 
 

8)

Overeenkomstig artikel 2 van de Verordening inzake hygiëne (OHyg; RS 817.024.1) mogen de Zwitserse autoriteiten in bepaalde gevallen de artikelen 8, 10 en 14 van die verordening aanpassen:

 

a)

om tegemoet te komen aan de behoeften van bedrijven in berggebieden als vermeld in de Federale wet van 6 oktober 2006 inzake het regionale beleid (RS 901.0) en de Verordening van 28 november inzake het regionale beleid (RS.901.021).

De Zwitserse bevoegde autoriteiten verbinden zich ertoe om de Commissie schriftelijk van deze aanpassingen in kennis te stellen. Deze kennisgeving omvat:

 

een gedetailleerde beschrijving van de bepalingen die volgens de Zwitserse bevoegde autoriteiten moeten worden aangepast en van de aard van de aanpassing;

 

een beschrijving van de betrokken levensmiddelen en bedrijven;

 

uitleg over de redenen voor de aanpassing (zo nodig met een samenvatting van de verrichte risicoanalyse en met vermelding van eventuele maatregelen die moeten worden genomen opdat de doelstellingen van de Verordening inzake hygiëne (OHyg; RS 817.024.1) door de aanpassing niet in het gedrang komen);

 

eventuele andere relevante informatie.

Na ontvangst van deze kennisgeving hebben de Commissie en de lidstaten van de Europese Unie drie maanden de tijd om hun opmerkingen schriftelijk mee te delen. Zo nodig komt het Gemengd Veterinair Comité bijeen;

 

b)

voor de vervaardiging van levensmiddelen met traditionele kenmerken.

De Zwitserse bevoegde autoriteiten verbinden zich ertoe om de Commissie uiterlijk twaalf maanden na de verlening van deze individuele of algemene afwijkingen schriftelijk van deze aanpassingen in kennis te stellen. Elke kennisgeving omvat:

 

een korte beschrijving van de eisen die zijn aangepast;

 

een beschrijving van de desbetreffende levensmiddelen en bedrijven; en

 

eventuele andere relevante informatie.

 
 

9)

De Commissie stelt Zwitserland in kennis van de afwijkingen en aanpassingen die de lidstaten van de Europese Unie toepassen overeenkomstig artikel 13 van Verordening (EG) nr. 852/2004, artikel 10 van Verordening (EG) nr. 853/2004, artikel 13 van Verordening (EG) nr. 854/2003 en artikel 7 van Verordening (EG) nr. 2074/2005.

 
 

10)

Overeenkomstig artikel 179d van de Verordening inzake epizoötieën en artikel 4 van de Verordening inzake levensmiddelen van dierlijke oorsprong wordt SRM in Zwitserland uit de voeder- en voedselketen verwijderd. Het SRM dat bij runderen wordt verwijderd, omvat met name de wervelkolom van dieren ouder dan 30 maanden, en de tonsillen, de ingewanden vanaf de twaalfvingerige darm tot en met het rectum, en het mesenterium van dieren ongeacht de leeftijd.

 
 

11)

De referentielaboratoria van de Europese Unie voor residuen van diergeneesmiddelen en contaminanten in levensmiddelen van dierlijke oorsprong zijn:

 

a)

Voor de residuen genoemd in bijlage I, groep A, punten 1, 2, 3 en 4, groep B, punt 2, onder d), en groep B, punt 3, onder d), bij Richtlijn 96/23/EG (4):

 

RIKILT – Instituut voor Voedselveiligheid, onderdeel van Wageningen UR

Postbus 230

6700 AE Wageningen

Nederland

 

b)

Voor de residuen genoemd in bijlage I, groep B, punt 1 en punt 3, onder e), bij Richtlijn 96/23/EG en voor carbadox en olaquindox:

 

Laboratoires d'études et de recherches sur les médicaments vétérinaires et les désinfectants

ANSES – Laboratoire de Fougères

35306 Fougères cedex

Frankrijk

 

c)

Voor de residuen genoemd in bijlage I, groep A, punt 5, en groep B, punt 2, onder a), b) en e), bij Richtlijn 96/23/EG:

 

Bundesamt für Verbraucherschutz und Lebensmittelsicherheit

Diedersdorfer Weg, 1

D-12277 Berlin

Duitsland

 

d)

Voor de residuen genoemd in bijlage I, groep B, punt 3, onder c), bij Richtlijn 96/23/EG:

 

Istituto Superiore di Sanità (ISS)

Viale Regina Elena, 299

00161 Roma

Italië

Zwitserland draagt zijn deel van de kosten voor de uit deze aanwijzingen voortvloeiende werkzaamheden. De taken en bevoegdheden van het laboratorium zijn vastgesteld in titel III en bijlage VII van Verordening (EG) nr. 882/2004.

 
 

12)

In afwachting van de erkenning van de onderlinge aanpassing van de wetgeving van de Europese Unie en de Zwitserse wetgeving, ziet Zwitserland in verband met de uitvoer naar de Europese Unie toe op de naleving van de onderstaande rechtsinstrumenten en de uitvoeringsbepalingen daarvan:

 

1.

Verordening (EEG) nr. 315/93 van de Raad van 8 februari 1993 tot vaststelling van communautaire procedures inzake verontreinigingen in levensmiddelen (PB L 37 van 13.2.1993, blz. 1).

 

2.

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 872/2012 van de Commissie van 1 oktober 2012 tot vaststelling van de lijst van aromastoffen als bedoeld in Verordening (EG) nr. 2232/96 van het Europees Parlement en de Raad, tot opname van die lijst in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1334/2008 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1565/2000 van de Commissie en Beschikking 1999/217/EG van de Commissie (PB L 267 van 2.10.2012, blz. 1).

 

3.

Richtlijn 96/22/EG van de Raad van 29 april 1996 betreffende het verbod op het gebruik, in de veehouderij, van bepaalde stoffen met hormonale werking en van bepaalde stoffen met thyreostatische werking, alsmede van beta-agonisten en tot intrekking van de Richtlijnen 81/602/EEG, 88/146/EEG en 88/299/EEG (PB L 125 van 23.5.1996, blz. 3).

 

4.

Richtlijn 96/23/EG van de Raad van 29 april 1996 inzake controlemaatregelen ten aanzien van bepaalde stoffen en residuen daarvan in levende dieren en in producten daarvan en tot intrekking van de Richtlijnen 85/358/EEG en 86/469/EEG en de Beschikkingen 89/187/EEG en 91/664/EEG (PB L 125 van 23.5.1996, blz. 10).

 

5.

Richtlijn 1999/2/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 februari 1999 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake de behandeling van voedsel en voedselingrediënten met ioniserende straling (PB L 66 van 13.3.1999, blz. 16).

 

6.

Richtlijn 1999/3/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 februari 1999 inzake de vaststelling van een communautaire lijst van voedsel en voedselingrediënten die mogen worden behandeld met ioniserende straling (PB L 66 van 13.3.1999, blz. 24).

 

7.

Beschikking 2002/840/EG van de Commissie van 23 oktober 2002 tot goedkeuring van de lijst van erkende installaties in derde landen voor de doorstraling van levensmiddelen (PB L 287 van 25.10.2002, blz. 40).

 

8.

Verordening (EG) nr. 2065/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 10 november 2003 inzake in of op levensmiddelen gebruikte of te gebruiken rookaroma's (PB L 309 van 26.11.2003, blz. 1).

 

9.

Verordening (EG) nr. 1881/2006 van de Commissie van 19 december 2006 tot vaststelling van maximumgehalten aan bepaalde verontreinigingen in levensmiddelen (PB L 364 van 20.12.2006, blz. 5).

 

10.

Verordening (EG) nr. 1332/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 inzake voedingsenzymen en tot wijziging van Richtlijn 83/417/EEG van de Raad, Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad, Richtlijn 2000/13/EG, Richtlijn 2001/112/EG van de Raad en Verordening (EG) nr. 258/97 (PB L 354 van 31.12.2008, blz. 7).

 

11.

Verordening (EG) nr. 1333/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 inzake levensmiddelenadditieven (PB L 354 van 31.12.2008, blz. 16).

 

12.

Verordening (EG) nr. 1334/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 inzake aroma's en bepaalde voedselingrediënten met aromatiserende eigenschappen voor gebruik in levensmiddelen en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1601/91 van de Raad, Verordening (EG) nr. 2232/96, Verordening (EG) nr. 110/2008 en Richtlijn 2000/13/EG (PB L 354 van 31.12.2008, blz. 34).

 

13.

Verordening (EU) nr. 231/2012 van de Commissie van 9 maart 2012 tot vaststelling van de specificaties van de in de bijlagen II en III bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 van het Europees Parlement en de Raad opgenomen levensmiddelenadditieven (PB L 83 van 22.3.2012, blz. 1).

 

14.

Richtlijn 2009/32/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake het gebruik van extractiemiddelen bij de productie van levensmiddelen en bestanddelen daarvan (PB L 141 van 6.6.2009, blz. 3).

 

15.

Verordening (EG) nr. 470/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 tot vaststelling van communautaire procedures voor het vaststellen van grenswaarden voor residuen van farmacologisch werkzame stoffen in levensmiddelen van dierlijke oorsprong, tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2377/90 van de Raad en tot wijziging van Richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad en van Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 152 van 16.6.2009, blz. 11).

"Niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten"

Uitvoer van de Europese Unie naar Zwitserland en uitvoer van Zwitserland naar de Europese Unie

 

Handelsvoorwaarden

Gelijkwaardigheid

Europese Unie (5)

Zwitserland (5)

 

Ja, met bijzondere voorwaarden

1.

Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën (PB L 147 van 31.5.2001, blz. 1);

 

2.

Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1774/2002 (Verordening dierlijke bijproducten) (PB L 300 van 14.11.2009, blz. 1);

 

3.

Verordening (EU) nr. 142/2011 van de Commissie van 25 februari 2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot uitvoering van Richtlijn 97/78/EG van de Raad wat betreft bepaalde monsters en producten die vrijgesteld zijn van veterinaire controles aan de grens krachtens die richtlijn (PB L 54 van 26.2.2011, blz. 1).

1.

Verordening van 23 november 2005 inzake het slachten van dieren en de vleescontrole (OAbCV; RS 817.190);

 

2.

Verordening van het DFI van 23 november 2005 inzake de hygiëne bij het slachten van dieren (OHyAb; RS 817.190.1);

 

3.

Verordening van 27 juni 1995 inzake epizoötieën (OFE; RS 916.401);

 

4.

Verordening van 18 april 2007 inzake de invoer, doorvoer en uitvoer van dieren en dierlijke producten (OITE; RS 916.443.10);

 

5.

Verordening van 25 mei 2011 inzake de verwijdering van dierlijke bijproducten (OESPA; RS 916.441.22).

Bijzondere voorwaarden

Voor zijn invoer past Zwitserland dezelfde bepalingen toe als in de artikelen 25 tot en met 28 en 30 tot en met 31 en in de bijlagen XIV en XV (certificaten) bij Verordening (EU) nr. 142/2011, overeenkomstig de artikelen 41 en 42 Verordening (EG) nr. 1069/2009.

Op de handel in materiaal van categorie 1 en 2 is artikel 48 van Verordening (EG) nr. 1069/2009 van toepassing.

In het handelsverkeer tussen de lidstaten van de Europese Unie en Zwitserland gaat materiaal van categorie 3 vergezeld van handelsdocumenten en gezondheidscertificaten volgens hoofdstuk III van bijlage VIII bij Verordening (EU) nr. 142/2011, overeenkomstig artikel 17 van Verordening (EU) nr. 142/2011 en de artikelen 21 en 48 van Verordening (EG) nr. 1069/2009.

Overeenkomstig titel II, hoofdstuk I, afdeling 2, van Verordening (EG) nr. 1069/2009 en hoofdstuk IV van en bijlage IX bij Verordening (EU) nr. 142/2011 stelt Zwitserland een lijst op van de desbetreffende bedrijven.

HOOFDSTUK II

Andere sectoren die niet onder hoofdstuk I vallen

Uitvoer van de Europese Unie naar Zwitserland en uitvoer van Zwitserland naar de Europese Unie

De uitvoer vindt plaats volgens de voorwaarden die gelden voor het handelsverkeer binnen de Unie. De zendingen gaan daarom in voorkomend geval vergezeld van een door de bevoegde autoriteiten afgegeven certificaat waarin is vermeld dat aan deze voorwaarden is voldaan.

Zo nodig worden de modellen van de certificaten in het Gemengd Veterinair Comité besproken.".

 

  • (1) 
    Richtlijn 2002/99/EG van de Raad van 16 december 2002 houdende vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor de productie, de verwerking, de distributie en het binnenbrengen van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (PB L 18 van 23.1.2003, blz. 11).
  • (2) 
    Richtlijn 92/118/EEG van de Raad van 17 december 1992 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke en de gezondheidsvoorschriften voor het handelsverkeer en de invoer in de Gemeenschap van produkten waarvoor ten aanzien van deze voorschriften geen specifieke communautaire regelgeving geldt als bedoeld in bijlage A, hoofdstuk I, van Richtlijn 89/662/EEG, en, wat ziekteverwekkers betreft, van Richtlijn 90/425/EEG (PB L 62 van 15.3.1993, blz. 49).
  • (3) 
    De erkenning van de gelijkwaardigheid van de wetgevingen inzake toezicht op TSE's bij schapen en geiten zal in het Gemengd Veterinair Comité opnieuw worden bezien.

(4)  

 

+

Richtlijn 96/23/EG van de Raad van 29 april 1996 inzake controlemaatregelen ten aanzien van bepaalde stoffen en residuen daarvan in levende dieren en in producten daarvan en tot intrekking van de Richtlijnen 85/358/EEG en 86/469/EEG en de Beschikkingen 89/187/EEG en 91/664/EEG (PB L 125 van 23.5.1996, blz. 10).

  • (5) 
    Elke verwijzing naar een wetsbesluit geldt, tenzij anders aangegeven, als een verwijzing naar dat besluit, als gewijzigd vóór 31 december 2014.
 

BIJLAGE VII

Aanhangsel 7 van bijlage 11 bij de landbouwovereenkomst wordt vervangen door:

"Aanhangsel 7

Bevoegde autoriteiten

DEEL A

Zwitserland

De controle op sanitair en veterinair gebied wordt gezamenlijk uitgeoefend door de kantonale diensten en het Federaal Bureau Voedselveiligheid en Veterinaire Aangelegenheden. De volgende bepalingen zijn van toepassing:

 

met betrekking tot de uitvoer naar de Europese Unie zijn de kantons bevoegd voor de controle op de productie-omstandigheden en de productievoorschriften, inclusief de voorgeschreven inspecties en het afgeven van gezondheidscertificaten betreffende de inachtneming van de overeengekomen normen en eisen;

 

het Federaal Bureau Voedselveiligheid en Veterinaire Aangelegenheden is bevoegd voor de algemene coördinatie, de audits van de controleregelingen en de vereiste wetgevende maatregelen die een uniforme toepassing van de normen en voorschriften op de Zwitserse markt moeten garanderen. Het Bureau is eveneens bevoegd voor de invoer van levensmiddelen van dierlijke oorsprong en andere dierproducten uit derde landen. Tot slot stelt het Bureau de vergunningen op voor de uitvoer naar de Europese Unie van dierlijke bijproducten van categorie 1 en 2.

DEEL B

Europese Unie

De controle wordt gezamenlijk uitgevoerd door de nationale diensten van de lidstaten van de Europese Unie en door de Europese Commissie. De volgende bepalingen zijn van toepassing:

 

met betrekking tot de uitvoer naar Zwitserland zijn de lidstaten van de Europese Unie bevoegd voor de controle op de productie-omstandigheden en de productievoorschriften, inclusief de voorgeschreven inspecties en het afgeven van gezondheidscertificaten betreffende de inachtneming van de overeengekomen normen en eisen;

 

de Europese Commissie is bevoegd voor de algemene coördinatie, de audits van de controleregelingen en de vereiste wetgevende maatregelen die een uniforme toepassing van de normen en voorschriften in de Europese interne markt moeten garanderen.".

 

BIJLAGE VIII

Aanhangsel 10 van bijlage 11 bij de landbouwovereenkomst wordt vervangen door:

"Aanhangsel 10

Dierlijke producten: grenscontroles en retributies

HOOFDSTUK I

Algemene bepalingen

 

Europese Unie

Zwitserland

1.

Beschikking 2004/292/EG van de Commissie van 30 maart 2004 betreffende de toepassing van het Traces-systeem en tot wijziging van Beschikking 92/486/EEG (PB L 94 van 31.3.2004, blz. 63);

 

2.

Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1).

1.

Wet van 1 juli 1966 inzake epizoötieën (LFE; RS 916.40), met name artikel 57;

 

2.

Verordening van 18 april 2007 inzake de invoer, doorvoer en uitvoer van dieren en dierlijke producten (OITE; RS 916.443.10);

 

3.

Verordening van 27 augustus 2008 inzake de invoer en de doorvoer per vliegtuig van dierlijke producten van oorsprong uit derde landen (OITPA; RS 916.443.13);

 

4.

Verordening van het DFI van 16 mei 2007 inzake de controle van de invoer en doorvoer van dieren en dierlijke producten (verordening inzake de OITE-controles; RS 916.443.106);

 

5.

Verordening van 30 oktober 1985 inzake de door het Federaal Bureau Voedselveiligheid en Veterinaire Aangelegenheden ontvangen retributies (Verordening inzake retributies van het OSAV; RS 916.472).

  • B. 
    UITVOERINGSBEPALINGEN
 
 

1.

In samenwerking met het Federaal Bureau Voedselveiligheid en Veterinaire Aangelegenheden neemt de Commissie Zwitserland op in het bij Beschikking 2004/292/EG van de Commissie ingestelde Traces-systeem.

 
 

2.

In samenwerking met het Federaal Bureau Voedselveiligheid en Veterinaire Aangelegenheden neemt de Commissie Zwitserland op in het systeem voor snelle waarschuwingen als bedoeld in artikel 50 van Verordening (EG) nr. 178/2002, voor wat betreft de bepalingen in verband met de weigering van dierlijke producten aan de grenzen.

Bij afkeuring van een partij, een container of een lading door een bevoegde autoriteit aan een grenspost van de Europese Unie stelt de Commissie Zwitserland daarvan onmiddellijk in kennis.

Zwitserland stelt de Commissie onmiddellijk in kennis van elke met een direct of indirect risico voor de gezondheid van de mens verband houdende afkeuring van een partij, container of lading levensmiddelen of diervoeders door een bevoegde autoriteit van een Zwitserse grenspost en leeft de in artikel 52 van Verordening (EG) nr. 178/2002 vastgestelde geheimhoudingsregels na.

De bijzondere maatregelen in verband met deze deelname worden in het Gemengd Veterinair Comité vastgesteld.

HOOFDSTUK II

Toepasselijke veterinaire controles in het handelsverkeer tussen de lidstaten van de Europese Unie en Zwitserland

De veterinaire controles in het handelsverkeer tussen de lidstaten van de Europese Unie en Zwitserland worden uitgevoerd overeenkomstig de volgende bepalingen:

 

Europese Unie

Zwitserland

1.

Richtlijn 89/608/EEG van de Raad van 21 november 1989 betreffende wederzijdse bijstand tussen de administratieve autoriteiten van de lidstaten en samenwerking tussen deze autoriteiten en de Commissie, met het oog op de juiste toepassing van de veterinaire en zoötechnische wetgeving (PB L 351 van 2.12.1989, blz. 34);

 

2.

Richtlijn 89/662/EEG van de Raad van 11 december 1989 inzake veterinaire controles in het intracommunautaire handelsverkeer in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (PB L 395 van 30.12.1989, blz. 13);

 

3.

Richtlijn 2002/99/EG van de Raad van 16 december 2002 houdende vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor de productie, de verwerking, de distributie en het binnenbrengen van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (PB L 18 van 23.1.2003, blz. 11).

1.

Wet van 1 juli 1966 inzake epizoötieën (LFE; RS 916.40), met name artikel 57;

 

2.

Verordening van 18 april 2007 inzake de invoer, doorvoer en uitvoer van dieren en dierlijke producten (OITE; RS 916.443.10);

 

3.

Verordening van 27 augustus 2008 inzake de invoer en de doorvoer per vliegtuig van dierlijke producten van oorsprong uit derde landen (OITPA; RS 916.443.13);

 

4.

Verordening van het DFI van 16 mei 2007 inzake de controle van de invoer en doorvoer van dieren en dierlijke producten (verordening inzake de OITE-controles; RS 916.443.106);

 

5.

Verordening van 28 november 2014 inzake de invoer, doorvoer en uitvoer van gezelschapsdieren (OITE-AC; RS 916.443.14);

 

6.

Verordening van 30 oktober 1985 inzake de door het Federaal Bureau Voedselveiligheid en Veterinaire Aangelegenheden ontvangen retributies (Verordening inzake retributies van het OSAV; RS 916.472).

  • B. 
    UITVOERINGSBEPALINGEN

In de in artikel 8 van Richtlijn 89/662/EEG bedoelde gevallen nemen de bevoegde autoriteiten van de plaats van bestemming onverwijld contact op met de bevoegde autoriteiten van de plaats van verzending. Zij nemen alle nodige maatregelen en delen aan de bevoegde autoriteit van de plaats van verzending en aan de Commissie de aard van de verrichte controles, de genomen beslissingen en de redenen daarvan mede.

Het Gemengd Veterinair Comité is bevoegd voor de uitvoering van de bepalingen van de artikelen 10, 11 en 16 van Richtlijn 89/608/EEG en de artikelen 9 en 16 van Richtlijn 89/662/EEG.

HOOFDSTUK III

Veterinaire controles voor de invoer uit derde landen

De controles op de invoer uit derde landen worden verricht overeenkomstig de volgende bepalingen:

 

Europese Unie

Zwitserland

1.

Verordening (EG) nr. 136/2004 van de Commissie van 22 januari 2004 tot vaststelling van procedures voor de veterinaire controles in de grensinspectieposten van de Gemeenschap bij het binnenbrengen van producten uit derde landen (PB L 21 van 28.1.2004, blz. 11);

 

2.

Verordening (EG) nr. 206/2009 van de Commissie van 5 maart 2009 betreffende het binnenbrengen in de Gemeenschap van persoonlijke zendingen producten van dierlijke oorsprong en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 136/2004 (PB L 77 van 24.3.2009, blz. 1);

 

3.

Verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (PB L 139 van 30.4.2004, blz. 206);

 

4.

Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn (PB L 165 van 30.4.2004, blz. 1);

 

5.

Richtlijn 89/608/EEG van de Raad van 21 november 1989 betreffende wederzijdse bijstand tussen de administratieve autoriteiten van de lidstaten en samenwerking tussen deze autoriteiten en de Commissie, met het oog op de juiste toepassing van de veterinaire en zoötechnische wetgeving (PB L 351 van 2.12.1989, blz. 34);

 

6.

Richtlijn 96/22/EG van de Raad van 29 april 1996 betreffende het verbod op het gebruik, in de veehouderij, van bepaalde stoffen met hormonale werking en van bepaalde stoffen met thyreostatische werking, alsmede van beta-agonisten en tot intrekking van de Richtlijnen 81/602/EEG, 88/146/EEG en 88/299/EEG (PB L 125 van 23.5.1996, blz. 3);

 

7.

Richtlijn 96/23/EG van de Raad van 29 april 1996 inzake controlemaatregelen ten aanzien van bepaalde stoffen en residuen daarvan in levende dieren en in producten daarvan en tot intrekking van de Richtlijnen 85/358/EEG en 86/469/EEG en de Beschikkingen 89/187/EEG en 91/664/EEG (PB L 125 van 23.5.1996, blz. 10);

 

8.

Richtlijn 97/78/EG van de Raad van 18 december 1997 tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor producten die uit derde landen in de Gemeenschap worden binnengebracht (PB L 24 van 30.1.1998, blz. 9);

 

9.

Beschikking 2002/657/EG van de Commissie van 12 augustus 2002 ter uitvoering van Richtlijn 96/23/EG van de Raad wat de prestaties van analysemethoden en de interpretatie van resultaten betreft (PB L 221 van 17.8.2002, blz. 8);

 

10.

Richtlijn 2002/99/EG van de Raad van 16 december 2002 houdende vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor de productie, de verwerking, de distributie en het binnenbrengen van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (PB L 18 van 23.1.2003, blz. 11);

 

11.

Beschikking 2005/34/EG van de Commissie van 11 januari 2005 tot vaststelling van geharmoniseerde normen voor analyses op bepaalde residuen in producten van dierlijke oorsprong die uit derde landen worden ingevoerd (PB L 16 van 20.1.2005, blz. 61);

 

12.

Beschikking 2007/275/EG van de Commissie van 17 april 2007 betreffende lijsten van dieren en producten die krachtens de Richtlijnen 91/496/EEG en 97/78/EG van de Raad in grensinspectieposten controles moeten ondergaan (PB L 116 van 4.5.2007, blz. 9).

1.

Wet van 1 juli 1966 inzake epizoötieën (LFE; RS 916.40), met name artikel 57;

 

2.

Verordening van 18 april 2007 inzake de invoer, doorvoer en uitvoer van dieren en dierlijke producten (OITE; RS 916.443.10);

 

3.

Verordening van 27 augustus 2008 inzake de invoer en de doorvoer per vliegtuig van dierlijke producten van oorsprong uit derde landen (OITPA; RS 916.443.13);

 

4.

Verordening van het DFI van 16 mei 2007 inzake de controle van de invoer en doorvoer van dieren en dierlijke producten (verordening inzake de OITE-controles; RS 916.443.106);

 

5.

Verordening van 28 november 2014 inzake de invoer, doorvoer en uitvoer van gezelschapsdieren (OITE-AC; RS 916.443.14);

 

6.

Verordening van 30 oktober 1985 inzake de door het Federaal Bureau Voedselveiligheid en Veterinaire Aangelegenheden ontvangen retributies (Verordening inzake retributies van het OSAV; RS 916.472);

 

7.

Wet van 9 oktober 1992 inzake levensmiddelen (LDAl; RS 817.0);

 

8.

Verordening van 23 november 2005 inzake levensmiddelen en gebruiksvoorwerpen (ODAlOUs, RS 817.02);

 

9.

Verordening van 23 november 2005 inzake de uitvoering van de levensmiddelenwetgeving (RS 817.025.21);

 

10.

Verordening van het DFI van 26 juni 1995 inzake vreemde stoffen in en de bestanddelen van levensmiddelen (OSEC; RS 817.021.23).

  • B. 
    UITVOERINGSBEPALINGEN
 
 

1.

Voor de toepassing van artikel 6 van Richtlijn 97/78/EG zijn de grensinspectieposten van de lidstaten van de Europese Unie als volgt: de grensinspectieposten die zijn erkend voor de veterinaire controles op dierlijke producten en die zijn opgenomen in bijlage I bij het gewijzigd Besluit 2009/821/EG.

 
 

2.

Voor de toepassing van artikel 6 van Richtlijn 97/78/EEG zijn de grensinspectieposten voor Zwitserland als volgt:

 

Naam

Traces-code

Type

Inspectie-centrum

Erkenningstype

Luchthaven van Zürich

CHZRH4

A

Centrum 1

NHC (4)

Centrum 2

HC(2) (4)

Luchthaven van Genève

CHGVA4

A

Centrum 2

HC(2), NHC (4)

Het Gemengd Veterinair Comité is bevoegd voor het aanbrengen van latere wijzigingen in de lijst van grensinspectieposten, hun inspectiecentra en hun erkenningstype.

Het Gemengd Veterinair Comité is verantwoordelijk voor de uitvoering van de controles ter plaatse op grond van met name artikel 45 van Verordening (EG) nr. 882/2004 en artikel 57 van de Wet inzake epizoötieën.

HOOFDSTUK IV

Gezondheidsvoorwaarden en controlevoorwaarden voor het handelsverkeer tussen de Europese Unie en Zwitserland

Wat betreft de sectoren waarvoor beide partijen de gelijkwaardigheid van de wetgevingen erkennen, zijn op dierlijke producten waarin tussen de lidstaten van de Europese Unie en Zwitserland wordt gehandeld dezelfde voorwaarden van toepassing als op dierlijke producten waarin tussen de lidstaten van de Europese Unie wordt gehandeld. Zo nodig gaan deze producten vergezeld van de voor het handelsverkeer tussen de lidstaten van de Europese Unie of in deze bijlage vastgestelde gezondheidscertificaten, die via het Traces-systeem beschikbaar zijn.

Voor de andere sectoren blijven de in hoofdstuk II van aanhangsel 6 vastgestelde gezondheidsvoorwaarden van toepassing.

HOOFDSTUK V

Gezondheidsvoorwaarden en controlevoorwaarden voor de invoer uit derde landen

  • I. 
    EUROPESE UNIE — WETGEVING (5)
  • A. 
    Volksgezondheidsvoorschriften
 
 

1.

Richtlijn 2009/32/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake het gebruik van extractiemiddelen bij de productie van levensmiddelen en bestanddelen daarvan (PB L 141 van 6.6.2009, blz. 3).

 
 

2.

Verordening (EG) nr. 1334/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 inzake aroma’s en bepaalde voedselingrediënten met aromatiserende eigenschappen voor gebruik in levensmiddelen en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1601/91 van de Raad, Verordening (EG) nr. 2232/96, Verordening (EG) nr. 110/2008 en Richtlijn 2000/13/EG (PB L 354 van 31.12.2008, blz. 34).

 
 

3.

Verordening (EG) nr. 470/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 tot vaststelling van communautaire procedures voor het vaststellen van grenswaarden voor residuen van farmacologisch werkzame stoffen in levensmiddelen van dierlijke oorsprong, tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2377/90 van de Raad en tot wijziging van Richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad en van Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 152 van 16.6.2009, blz. 11).

 
 

4.

Verordening (EEG) nr. 315/93 van de Raad van 8 februari 1993 tot vaststelling van communautaire procedures inzake verontreinigingen in levensmiddelen (PB L 37 van 13.2.1993, blz. 1).

 
 

5.

Richtlijn 95/45/EG van de Commissie van 26 juli 1995 tot vaststelling van specifieke zuiverheidseisen voor kleurstoffen die in levensmiddelen mogen worden gebruikt (PB L 226 van 22.9.1995, blz. 1).

 
 

6.

Richtlijn 96/22/EG van de Raad van 29 april 1996 betreffende het verbod op het gebruik, in de veehouderij, van bepaalde stoffen met hormonale werking en van bepaalde stoffen met thyreostatische werking, alsmede van beta-agonisten en tot intrekking van de Richtlijnen 81/602/EEG, 88/146/EEG en 88/299/EEG (PB L 125 van 23.5.1996, blz. 3).

 
 

7.

Richtlijn 96/23/EG van de Raad van 29 april 1996 inzake controlemaatregelen ten aanzien van bepaalde stoffen en residuen daarvan in levende dieren en in producten daarvan en tot intrekking van de Richtlijnen 85/358/EEG en 86/469/EEG en de Beschikkingen 89/187/EEG en 91/664/EEG (PB L 125 van 23.5.1996, blz. 10).

 
 

8.

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 872/2012 van de Commissie van 1 oktober 2012 tot vaststelling van de lijst van aromastoffen als bedoeld in Verordening (EG) nr. 2232/96 van het Europees Parlement en de Raad, tot opname van die lijst in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1334/2008 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1565/2000 van de Commissie en Beschikking 1999/217/EG van de Commissie (PB L 267 van 2.10.2012, blz. 1).

 
 

9.

Richtlijn 1999/2/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 februari 1999 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake de behandeling van voedsel en voedselingrediënten met ioniserende straling (PB L 66 van 13.3.1999, blz. 16).

 
 

10.

Richtlijn 1999/3/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 februari 1999 inzake de vaststelling van een communautaire lijst van voedsel en voedselingrediënten die mogen worden behandeld met ioniserende straling (PB L 66 van 13.3.1999, blz. 24).

 
 

11.

Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën (PB L 147 van 31.5.2001, blz. 1).

 
 

12.

Beschikking 2002/840/EG van de Commissie van 23 oktober 2002 tot goedkeuring van de lijst van erkende installaties in derde landen voor de doorstraling van levensmiddelen (PB L 287 van 25.10.2002, blz. 40).

 
 

13.

Verordening (EG) nr. 2160/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 17 november 2003 inzake de bestrijding van salmonella en andere specifieke door voedsel overgedragen zoönoseverwekkers (PB L 325 van 12.12.2003, blz. 1).

 
 

14.

Verordening (EG) nr. 2065/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 10 november 2003 inzake in of op levensmiddelen gebruikte of te gebruiken rookaroma's (PB L 309 van 26.11.2003, blz. 1).

 
 

15.

Richtlijn 2004/41/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 houdende intrekking van bepaalde richtlijnen inzake levensmiddelenhygiëne en tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften voor de productie en het in de handel brengen van bepaalde voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong, en tot wijziging van de Richtlijnen 89/662/EEG en 92/118/EEG van de Raad en van Beschikking 95/408/EG van de Raad (PB L 157 van 30.4.2004, blz. 33).

 
 

16.

Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55).

 
 

17.

Verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (PB L 139 van 30.4.2004, blz. 206).

 
 

18.

Beschikking 2005/34/EG van de Commissie van 11 januari 2005 tot vaststelling van geharmoniseerde normen voor analyses op bepaalde residuen in producten van dierlijke oorsprong die uit derde landen worden ingevoerd (PB L 16 van 20.1.2005, blz. 61).

 
 

19.

Verordening (EG) nr. 401/2006 van de Commissie van 23 februari 2006 tot vaststelling van bemonsteringswijzen en analysemethoden voor de officiële controle op het mycotoxinegehalte in levensmiddelen (PB L 70 van 9.3.2006, blz. 12).

 
 

20.

Verordening (EG) nr. 1881/2006 van de Commissie van 19 december 2006 tot vaststelling van maximumgehalten aan bepaalde verontreinigingen in levensmiddelen (PB L 364 van 20.12.2006, blz. 5).

 
 

21.

Verordening (EU) nr. 252/2012 van de Commissie van 21 maart 2012 tot vaststelling van bemonsterings- en analysemethoden voor de officiële controle op het gehalte aan dioxinen en dioxineachtige en niet-dioxineachtige pcb's in bepaalde levensmiddelen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1883/2006 (PB L 84 van 23.3.2012, blz. 1).

 
 

22.

Verordening (EG) nr. 333/2007 van de Commissie van 28 maart 2007 tot vaststelling van bemonsteringswijzen en analysemethoden voor de officiële controle op de gehalten aan lood, cadmium, kwik, anorganisch tin, 3-MCPD en polycyclische aromatische koolwaterstoffen in levensmiddelen (PB L 88 van 29.3.2007, blz. 29).

  • B. 
    Veterinairrechtelijke voorschriften
 
 

1.

Richtlijn 92/118/EEG van de Raad van 17 december 1992 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke en de gezondheidsvoorschriften voor het handelsverkeer en de invoer in de Gemeenschap van producten waarvoor ten aanzien van deze voorschriften geen specifieke communautaire regelgeving geldt als bedoeld in bijlage A, hoofdstuk I, van Richtlijn 89/662/EEG en, wat ziekteverwekkers betreft, van Richtlijn 90/425/EEG (PB L 62 van 15.3.1993, blz. 49).

 
 

2.

Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën (PB L 147 van 31.5.2001, blz. 1).

 
 

3.

Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1774/2002 (PB L 300 van 14.11.2009, blz. 1).

 
 

4.

Verordening (EU) nr. 142/2011 van de Commissie van 25 februari 2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot uitvoering van Richtlijn 97/78/EG van de Raad wat betreft bepaalde monsters en producten die vrijgesteld zijn van veterinaire controles aan de grens krachtens die richtlijn (PB L 54 van 26.2.2011, blz. 1).

 
 

5.

Richtlijn 2002/99/EG van de Raad van 16 december 2002 houdende vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor de productie, de verwerking, de distributie en het binnenbrengen van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (PB L 18 van 23.1.2003, blz. 11).

 
 

6.

Richtlijn 2006/88/EG van de Raad van 24 oktober 2006 betreffende veterinairrechtelijke voorschriften voor aquacultuurdieren en de producten daarvan en betreffende de preventie en bestrijding van bepaalde ziekten bij waterdieren (PB L 328 van 24.11.2006, blz. 14).

  • C. 
    Andere specifieke maatregelen (6)
 
 

1.

Interim-overeenkomst inzake handel en een douane-unie tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Republiek San Marino - Gemeenschappelijke verklaring - Verklaring van de Gemeenschap (PB L 359 van 9.12.1992, blz. 14).

 
 

2.

Besluit 94/1/EG, EGKS van de Raad en de Commissie van 13 december 1993 betreffende de sluiting van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte tussen de Europese Gemeenschappen, hun lidstaten en de Republiek Oostenrijk, de Republiek Finland, de Republiek IJsland, het Vorstendom Liechtenstein, het Koninkrijk Noorwegen, het Koninkrijk Zweden en de Zwitserse Bondsstaat (PB L 1 van 3.1.1994, blz. 1).

 
 

3.

Besluit 97/132/EG van de Raad van 17 december 1996 betreffende de sluiting van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Nieuw-Zeeland inzake sanitaire maatregelen voor de handel in levende dieren en dierlijke producten (PB L 57 van 26.2.1997, blz. 4).

 
 

4.

Besluit 97/345/EG van de Raad van 17 februari 1997 betreffende de sluiting van een protocol inzake veterinaire vraagstukken, als aanvulling op de overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Economische Gemeenschap en het Prinsdom Andorra (PB L 148 van 6.6.1997, blz. 15).

 
 

5.

Besluit 98/258/EG van de Raad van 16 maart 1998 betreffende de sluiting van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Verenigde Staten van Amerika inzake sanitaire maatregelen ter bescherming van de volksgezondheid en de diergezondheid bij de handel in levende dieren en dierlijke producten (PB L 118 van 21.4.1998, blz. 1).

 
 

6.

Besluit 98/504/EG van de Raad van 29 juni 1998 betreffende de sluiting van de Interim-overeenkomst betreffende de handel en aanverwante zaken tussen de Europese Gemeenschap, enerzijds, en de Verenigde Mexicaanse Staten, anderzijds (PB L 226 van 13.8.1998, blz. 24).

 
 

7.

Besluit 1999/201/EG van de Raad van 14 december 1998 betreffende de sluiting van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Canada inzake sanitaire maatregelen ter bescherming van de volksgezondheid en de diergezondheid bij de handel in levende dieren en dierlijke producten (PB L 71 van 18.3.1999, blz. 1).

 
 

8.

Besluit 1999/778/EG van de Raad van 15 november 1999 betreffende de sluiting van een protocol inzake veterinaire vraagstukken, als aanvulling op de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap enerzijds en de regering van Denemarken en de landsregering van de Faeröer anderzijds (PB L 305 van 30.11.1999, blz. 25).

 
 

9.

Aanvullend protocol 1999/1130/EG inzake veterinaire vraagstukken bij de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap enerzijds en de regering van Denemarken en de landsregering van de Faeröer anderzijds (PB L 305 van 30.11.1999, blz. 26).

 
 

10.

Besluit 2002/979/EG van de Raad van 18 november 2002 betreffende de ondertekening en de voorlopige toepassing van enkele bepalingen van de Overeenkomst tot oprichting van een associatie tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Chili, anderzijds (PB L 352 van 30.12.2002, blz. 1).

  • 2. 
    Zwitserland – Wetgeving (7)
 
 

A.

Verordening van 18 april 2007 inzake de invoer, doorvoer en uitvoer van dieren en dierlijke producten (OITE; RS 916.443.10);

 
 

B.

Verordening van 27 augustus 2008 inzake de invoer en de doorvoer per vliegtuig van dierlijke producten van oorsprong uit derde landen (OITPA; RS 916.443.13).

  • 3. 
    Uitvoeringsbepalingen
 
 

A.

Het Federaal Bureau Voedselveiligheid en Veterinaire Aangelegenheden past tegelijk met de lidstaten van de Europese Unie de invoervoorwaarden van de in hoofdstuk I van dit aanhangsel bedoelde besluiten, de uitvoeringsmaatregelen en de lijsten van inrichtingen waaruit de overeenkomstige invoer is toegestaan, toe. Deze verbintenis geldt voor alle relevante wetsbesluiten, ongeacht de datum van goedkeuring daarvan.

Het Federaal Bureau Voedselveiligheid en Veterinaire Aangelegenheden kan strengere maatregelen nemen en aanvullende garanties eisen. In het Gemengd Veterinair Comité vindt overleg plaats om adequate oplossingen te zoeken.

Het Federaal Bureau Voedselveiligheid en Veterinaire Aangelegenheden en de lidstaten van de Europese Unie stellen elkaar in kennis van de specifieke invoervoorwaarden die op bilateraal niveau zijn vastgesteld en niet op Unieniveau zijn geharmoniseerd.

 
 

B.

De in hoofdstuk III, deel B, punt1, van dit aanhangsel bedoelde grensinspectieposten van de lidstaten van de Europese Unie voeren de controles op de voor Zwitserland bestemde invoer uit derde landen uit overeenkomstig hoofdstuk III, deel A., van dit aanhangsel.

 
 

C.

De in hoofdstuk III, deel B, punt 2, van dit aanhangsel vermelde grensinspectieposten van Zwitserland voeren de controles op de voor de lidstaten van de Unie bestemde invoer uit derde landen uit overeenkomstig hoofdstuk III, deel A, van dit aanhangsel.

 
 

D.

Overeenkomstig de bepalingen van de Verordening van 27 augustus 2008 inzake de invoer en de doorvoer per vliegtuig van dierlijke producten van oorsprong uit derde landen (OITPA; RS 916.443.13) behoudt Zwitserland de mogelijkheid om rundvlees in te voeren dat afkomstig is van runderen die met groeihormonen kunnen zijn behandeld. De uitvoer van dit vlees naar de Europese Unie is verboden. Zwitserland:

 

beperkt het gebruik van dit vlees tot de rechtstreekse verkoop aan de consument door detailhandelsbedrijven onder passende etiketteringsvoorwaarden;

 

beperkt het binnenbrengen daarvan tot Zwitserse grensinspectieposten;

 

handhaaft een passend traceerbaarheids- en kanalisatiesysteem om elke mogelijkheid van het later binnenbrengen van het vlees op het grondgebied van de lidstaten van de Europese Unie te voorkomen;

 

dient éénmaal per jaar bij de Commissie een verslag over de oorsprong en de bestemming van de invoer en een lijst van de uitgevoerde controles in om de Commissie in staat te stellen na te gaan of de bij de vorige streepjes genoemde voorwaarden zijn nageleefd;

 

als zich problemen voordoen, worden deze bepalingen door het Gemengd Veterinair Comité onderzocht.

HOOFDSTUK VI

Retributies

 
 

1.

Er is geen retributie verschuldigd voor de veterinaire controles in het handelsverkeer tussen de lidstaten van de Europese Unie en Zwitserland.

 
 

2.

Voor de veterinaire controles op de invoer uit derde landen verbinden de Zwitserse autoriteiten zich tot inning van de retributies in verband met de officiële controles, als bedoeld in Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn (PB L 165 van 30.4.2004, blz. 1).".

 

  • (1) 
    Elke verwijzing naar een wetsbesluit geldt, tenzij anders aangegeven, als een verwijzing naar dat besluit, als gewijzigd vóór 31 december 2014.
  • (2) 
    Elke verwijzing naar een wetsbesluit geldt, tenzij anders aangegeven, als een verwijzing naar dat besluit, als gewijzigd vóór 31 december 2014.
  • (3) 
    Elke verwijzing naar een wetsbesluit geldt, tenzij anders aangegeven, als een verwijzing naar dat besluit, als laatstelijk gewijzigd.
  • (4) 
    Onder verwijzing naar de erkenningscategorieën als omschreven in Beschikking 2009/821/EG.
  • (5) 
    Elke verwijzing naar een wetsbesluit geldt, tenzij anders aangegeven, als een verwijzing naar dat besluit, als gewijzigd vóór 31 december 2014.
  • (6) 
    Elke verwijzing naar een wetsbesluit geldt, tenzij anders aangegeven, als een verwijzing naar dat besluit, als gewijzigd vóór 31 december 2014.
  • (7) 
    Elke verwijzing naar een wetsbesluit geldt, tenzij anders aangegeven, als een verwijzing naar dat besluit, als gewijzigd vóór 31 december 2014.
 

BIJLAGE IX

Aanhangsel 11 van bijlage 11 bij de landbouwovereenkomst wordt vervangen door:

"Aanhangsel 11

Contactpunten

 
 

I.

Voor de Europese Unie:

 

De directeur

Veterinaire en internationale aangelegenheden

Directoraat-generaal Gezondheid en Voedselveiligheid

Europese Commissie

B-1049 Brussel, België

 
 

II.

Voor Zwitserland:

 

De directeur

Federaal Bureau Voedselveiligheid en Veterinaire Aangelegenheden

CH-3003 Bern, Zwitserland".

 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.