Verordening 2015/703 - Netcode inzake interoperabiliteit en gegevensuitwisseling

1.

Wettekst

1.5.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 113/13

 

VERORDENING (EU) 2015/703 VAN DE COMMISSIE

van 30 april 2015

tot vaststelling van een netcode inzake interoperabiliteit en gegevensuitwisseling

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 715/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende de voorwaarden voor de toegang tot aardgastransmissienetten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1775/2005 (1), en met name artikel 6, lid 11,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 715/2009 worden verschillende taken omschreven voor het Europees netwerk van transmissiesysteembeheerders voor gas (het „ENTSB voor gas”, hierna „ENTSOG” genoemd) en voor het bij Verordening (EG) nr. 713/2009 van het Europees Parlement en de Raad (2) opgerichte Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators (hierna „het Agentschap”). Eén van deze taken is het opstellen van Europabrede netcodes op de in artikel 8, lid 6, van Verordening (EG) nr. 715/2009 omschreven terreinen, die door alle transmissiesysteembeheerders voor gas moeten worden toegepast.

 

(2)

Teneinde een efficiënte handel en transmissie van gas over de gastransmissiesystemen binnen de Unie aan te moedigen en te vergemakkelijken, en daardoor een grotere integratie van de interne markt te bevorderen, moet een netcode inzake interoperabiliteit en gegevensuitwisseling, als bedoeld in artikel 8, lid 6, onder e) en d), van Verordening (EG) nr. 715/2009, worden vastgesteld op basis van een ontwerpcode die is opgesteld door het ENTSOG en is aanbevolen door het Agentschap en die in overeenstemming is met de procedure van artikel 6 van Verordening (EG) nr. 715/2009.

 

(3)

Het gebrek aan harmonisatie op technisch, operationeel en communicatiegebied kan belemmeringen creëren voor de vrije doorstroming van gas in de Unie en kan dus de marktintegratie in het gedrang brengen. Interoperabiliteits- en gegevensuitwisselingsvoorschriften op het niveau van de Unie moeten de vereiste harmonisatie op die terreinen mogelijk maken en dus resulteren in een effectieve marktintegratie. Met dat doel voor ogen en ter vergemakkelijking van de commerciële en operationele samenwerking tussen aangrenzende transmissiesysteembeheerders moeten in deze verordening de aspecten interconnectieovereenkomsten, eenheden, gaskwaliteit, odorisatie en gegevensuitwisseling worden behandeld. De verordening moet voorschriften en procedures omvatten om een passend niveau van harmonisatie te bereiken op weg naar een efficiënte gashandel en een efficiënt gastransport via de transmissiesystemen in de Unie.

 

(4)

Aangrenzende transmissiesysteembeheerders moeten hun transparantie, alsook hun samenwerking versterken daar waar verschillen op het gebied van gaskwaliteit en odorisatiepraktijk aan beide zijden van een interconnectiepunt een belemmering voor marktintegratie kunnen vormen. De in deze verordening vervatte verplichtingen, met name wat gaskwaliteit en odorisatie betreft, laten de bevoegdheden van de lidstaten onverlet.

 

(5)

De in deze verordening vervatte bepalingen met betrekking tot de gaskwaliteit moeten effectieve oplossingen mogelijk maken onverlet de vaststelling van een Europabrede norm voor hoogcalorisch gas als momenteel door CEN uitgewerkt overeenkomstig het standaardiseringsproces krachtens mandaat M/400.

 

(6)

De bij de artikelen 13, 17 en 18 vastgestelde interoperabiliteitsregels hebben tot doel de marktintegratie overeenkomstig artikel 8, lid 7, van Verordening (EG) nr. 715/2009 te waarborgen en hebben een breder toepassingsgebied dan uitsluitend de interconnectiepunten.

 

(7)

Artikel 13 van deze verordening heeft geen effect op de eenheden of de referentieomstandigheden die door de lidstaten worden gebruikt voor de doeleinden van artikel 1, lid 2, van Richtlijn 2009/142/EG van het Europees Parlement en de Raad (3). De betrokken partijen kunnen de in de bijlage opgenomen conversietabel gebruiken overeenkomstig norm EN ISO 13443 „Aardgas — Standaardreferentieomstandigheden”.

 

(8)

Hoofdstuk V van deze verordening moet een passend niveau van harmonisatie van de gegevensuitwisseling waarborgen met het oog op de ondersteuning van de voltooiing en het functioneren van de interne gasmarkt, de voorzieningszekerheid en een passende en beveiligde toegang tot informatie, en moet daarbij grensoverschrijdende transmissieactiviteiten vergemakkelijken.

 

(9)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het overeenkomstig artikel 51 van Richtlijn 2009/73/EG van het Europees Parlement en de Raad (4) opgerichte comité.

 

(10)

Overeenkomstig artikel 8, leden 8 en 9, van Verordening (EG) nr. 715/2009 moet het ENTSOG de tenuitvoerlegging van de onderhavige verordening monitoren en analyseren en moet het bij het Agentschap verslag uitbrengen over zijn bevindingen teneinde het voor dat laatste mogelijk te maken zijn taken overeenkomstig artikel 9, lid 1, van Verordening (EG) nr. 715/2009 te vervullen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

  • 1. 
    Bij deze verordening wordt een netcode vastgesteld met voorschriften betreffende de interoperabiliteit en gegevensuitwisseling, alsook geharmoniseerde regels voor de werking van gastransmissiesystemen.
  • 2. 
    Deze verordening is van toepassing op interconnectiepunten. Wat de publicatie van gegevens betreft, is artikel 13 van toepassing op alle relevante punten als bedoeld in afdeling 3.2 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 715/2009. Bovenop de interconnectiepunten is artikel 17 tevens van toepassing op andere tot het transmissienet behorende punten waarin de gaskwaliteit wordt gemeten. Artikel 18 is van toepassing op transmissiesystemen. Deze verordening kan ook van toepassing zijn op entrypunten vanuit en exitpunten naar derde landen, afhankelijk van een besluit van de nationale instanties.
  • 3. 
    Deze verordening is niet van toepassing op interconnectiepunten tussen lidstaten zolang voor één van deze lidstaten een afwijking geldt op grond van artikel 49 van Richtlijn 2009/73/EG, tenzij anderszins overeengekomen door de respectieve lidstaten.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening gelden de definities van artikel 2 van Verordening (EG) nr. 715/2009, artikel 3 van Verordening (EU) nr. 984/2013 van de Commissie (5), artikel 3 van Verordening (EU) nr. 312/2014 van de Commissie (6) en artikel 2 van Richtlijn 2009/73/EG. Voorts wordt voor de toepassing van deze verordening verstaan onder:

  • a) 
    „uitzonderlijke gebeurtenis”: elke niet-geplande gebeurtenis die niet redelijkerwijs te controleren of te voorkomen is en die gedurende een beperkte periode een capaciteitsvermindering kan veroorzaken waardoor de hoeveelheid of de kwaliteit van het gas in een bepaald interconnectiepunt worden beïnvloed, met mogelijke effecten op de interacties tussen transmissiesysteembeheerders en tussen transmissiesysteembeheerders en netgebruikers;
  • b) 
    „initiërende transmissiesysteembeheerder”: de transmissiesysteembeheerder die het matchingsproces initieert door de vereiste gegevens toe te zenden aan de transmissiesysteembeheerder die de matching uitvoert;
  • c) 
    „minimumregel” (lesser rule): in het geval van verschillende verwerkte hoeveelheden aan beide zijden van een interconnectiepunt is de bevestigde hoeveelheid gelijk aan de laagste van de twee verwerkte hoeveelheden;
  • d) 
    „matchingsproces”: het proces van vergelijking en op elkaar afstemmen van verwerkte hoeveelheden gas voor netgebruikers aan beide zijden van een specifiek interconnectiepunt, wat resulteert in bevestigde hoeveelheden voor de netgebruikers;
  • e) 
    „transmissiesysteembeheerder die de matching uitvoert”: de transmissiesysteembeheerder die het matchingsproces uitvoert en het resultaat van het matchingsproces toezendt aan de initiërende transmissiesysteembeheerder;
  • f) 
    „gemeten hoeveelheid”: de hoeveelheid gas die overeenkomstig de meetapparatuur van de transmissiesysteembeheerder per tijdsperiode fysiek over een interconnectiepunt heeft gestroomd;
  • g) 
    „lopende verschilrekening”: een rekening tussen aangrenzende transmissiesysteembeheerders, te gebruiken om de stuurafwijkingen in een interconnectiepunt te beheren teneinde de allocatie aan de bij het interconnectiepunt betrokken netgebruikers te vereenvoudigen;
  • h) 
    „verwerkte hoeveelheid”: de hoeveelheid gas, als bepaald door de initiërende transmissiesysteembeheerder en door de transmissiesysteembeheerder die de matching uitvoert, waarbij rekening is gehouden met de nominatie of hernominatie van de netgebruiker en met de contractuele bepalingen als neergelegd in het desbetreffende transportcontract, en die wordt gebruikt als basis voor het matchingsproces;
  • i) 
    „stuurafwijking”: het verschil tussen de hoeveelheid gas die de transmissiesysteembeheerders in een interconnnectiepunt voornemens waren te doen stromen, en de gemeten hoeveelheid.

HOOFDSTUK II

INTERCONNECTIEOVEREENKOMSTEN

Artikel 3

Algemene bepalingen

Aangrenzende transmissiesysteembeheerders zorgen ervoor dat voor minimaal de volgende in de artikelen 6 tot en met 12 omschreven voorwaarden en bepalingen een interconnectieovereenkomst is gesloten voor elk interconnectiepunt:

 

a)

voorschriften voor het beheersen van de gasstroom;

 

b)

meetbeginselen ter bepaling van gashoeveelheden en -kwaliteit;

 

c)

regels voor het matchingsproces;

 

d)

regels voor de toewijzing van gashoeveelheden;

 

e)

communicatieprocedures in het geval van uitzonderlijke gebeurtenissen;

 

f)

beslechting van geschillen in het kader van interconnectieovereenkomsten;

 

g)

wijzigingsprocedure voor de interconnectieovereenkomst.

Artikel 4

Informatieverplichting

  • 1. 
    De transmissiesysteembeheerders identificeren de in de interconnectieovereenkomsten vervatte informatie die een direct effect heeft op de netgebruikers en stellen hen daarvan in kennis.
  • 2. 
    Alvorens zij een interconnectieovereenkomst, met daarin vervat de in artikel 3, onder c), d) en e), bedoelde regels, sluiten of wijzigen, nodigen de transmissiesysteembeheerders de netwerkgebruikers uit om minimaal twee maanden voordat de overeenkomst is gesloten of gewijzigd, opmerkingen te maken over de voorgestelde tekst met betrekking tot deze regels. Wanneer zij hun interconnectieovereenkomst sluiten of wijzigen, houden de transmissiesysteembeheerders rekening met de opmerkingen van de netgebruikers.
  • 3. 
    De in artikel 3 bedoelde verplichte voorwaarden van interconnectieovereenkomsten, of alle wijzigingen daarvan, die zijn gesloten na de inwerkingtreding van deze verordening, worden binnen tien dagen na de sluiting of wijziging van de overeenkomst door de transmissiesysteembeheerders medegedeeld aan hun nationale regulerende instantie en aan het ENTSOG. Op verzoek van de bevoegde nationale instanties van de lidstaat delen de transmissiesysteembeheerders ook binnen een termijn van tien dagen de interconnectieovereenkomsten mede.

Artikel 5

Model van interconnectieovereenkomst

  • 1. 
    Uiterlijk op 30 juni 2015 heeft het ENTSOG een ontwerpmodel voor een interconnectieovereenkomst ontwikkeld en gepubliceerd waarin de in de artikelen 6 tot en met 10 omschreven standaardvoorwaarden en -bepalingen zijn opgenomen.
  • 2. 
    Uiterlijk op 31 augustus 2015 kan elke nationale regulerende instantie het Agentschap haar advies verstrekken over de overeenstemming van het model met de desbetreffende nationale wetgeving. Na rekening te hebben gehouden met het advies van de nationale regulerende instanties, verstrekt het Agentschap vervolgens uiterlijk op 31 oktober 2015 zijn advies over het ENTSOG-model. Na rekening te hebben gehouden met het advies van het Agentschap, publiceert het ENTSOG uiterlijk op 31 december 2015 op zijn website de definitieve tekst van het model.
  • 3. 
    Wanneer aangrenzende transmissiesysteembeheerders er niet in slagen in hun interconnectieovereenkomst overeenkomstig artikel 3 overeenstemming te bereiken over één of meer van de in de artikelen 6 tot en met 10 uiteengezette voorwaarden en bepalingen, sluiten zij een interconnectieovereenkomst die met betrekking tot elke voorwaarde waarover zij geen overeenstemming hebben bereikt, gebaseerd is op het ENTSOG-model.

Artikel 6

Voorschriften voor het beheersen van de gasstroom

  • 1. 
    Met betrekking tot het beheersen van de gasstroom zorgen de aangrenzende transmissiesysteembeheerders ervoor dat:
 

a)

voorschriften worden vastgesteld om een gecontroleerde, nauwkeurige, voorspelbare en efficiënte gasstroom over het interconnectiepunt mogelijk te maken;

 

b)

voorschriften worden vastgesteld voor de sturing van de gasstroom over het interconnectiepunt en voor het minimaliseren van verstoringen van de stroom volgend uit het matchingsproces;

 

c)

de transmissiesysteembeheerder wordt aangewezen die belast is met het sturen van de gasstroom over het interconnectiepunt. Wanneer de aangrenzende transmissiesysteembeheerders er niet in slagen overeenstemming over deze aanwijzing te bereiken, wordt de transmissiesysteembeheerder die de apparatuur voor het beheersen van de gasstroom onder zijn hoede heeft, in samenwerking met de andere transmissiesysteembeheerder(s), belast met het sturen van de gasstroom over het interconnectiepunt.

  • 2. 
    Om de gasstroom te sturen, beslissen de aangrenzende transmissiesysteembeheerders over de hoeveelheid en de richting van de gasstroom voor elk interconnectiepunt en voor elk uur van de gasdag.

De overeenkomstig lid 1, onder c), aangewezen transmissiesysteembeheerder is verantwoordelijk voor het sturen van de gasstroom over het interconnectiepunt waarbij erover wordt gewaakt dat alle aangrenzende transmissiesysteembeheerders de contractuele verplichtingen inzake druk in acht nemen:

 

a)

op een niveau van nauwkeurigheid dat voldoende hoog ligt om de stuurafwijking te minimaliseren; en

 

b)

op een niveau van stabiliteit dat in overeenstemming is met een efficiënt gebruik van de gastransmissienetten.

  • 3. 
    De hoeveelheid en richting van de gasstroom die de aangrenzende transmissiesysteembeheerders zijn overeengekomen, weerspiegelt:
 

a)

het resultaat van het matchingsproces;

 

b)

de correctie van de lopende verschilrekening;

 

c)

alle efficiënte regelingen voor het beheersen van de gasstroom tussen de aangrenzende transmissiesysteembeheerders met het oog op het op- en afregelen (ramp-up, ramp-down), de minimumstroomwaarde, het splitsen van de stroom in een virtueel interconnectiepunt, als dat aanwezig is, en/of de wisseling van stroomrichting of de efficiëntie van de operationele kosten;

 

d)

alle regelingen voor het beheer van grensoverschrijdende handelsbeperkingen ten gevolge van gaskwaliteitsverschillen overeenkomstig artikel 15 en/of odorisatiepraktijken overeenkomstig artikel 19.

  • 4. 
    Een transmissiesysteembeheerder kan ertoe besluiten de hoeveelheid gas of de richting van de gasstroom, of beide, te wijzigen wanneer dit nodig is om:
 

a)

te voldoen aan de bepalingen van de voor het interconnectiepunt geldende nationale veiligheidswetgeving of veiligheidswetgeving van de Unie;

 

b)

te voldoen aan de voorschriften die zijn neergelegd in de noodplannen en preventieve actieplannen, uitgewerkt overeenkomstig Verordening (EU) nr. 994/2010 van het Europees Parlement en de Raad (7);

 

c)

te reageren wanneer het transmissiesysteem van de beheerder getroffen wordt door een uitzonderlijke gebeurtenis.

Artikel 7

Meetbeginselen voor gashoeveelheid en -kwaliteit

  • 1. 
    Met betrekking tot de meetbeginselen voor volume, energie en gaskwaliteit zorgen de aangrenzende transmissiesysteembeheerders ervoor dat:
 

a)

de voor het interconnectiepunt geldende meetnormen duidelijk zijn vastgesteld en omschreven;

 

b)

de met de installatie, het beheer en het onderhoud van de meetapparatuur belaste transmissiesysteembeheerder is aangewezen. Op deze beheerder berust de verplichting om alle informatie en gegevens met betrekking tot de meting van gasstromen in het interconnectiepunt tijdig en met een vastgestelde frequentie ter beschikking te stellen van de andere aangrenzende transmissiesysteembeheerder(s).

  • 2. 
    Bij de installatie, het beheer en het onderhoud van de meetapparatuur in een interconnectiepunt wordt rekening gehouden met de technische eisen die bij nationale regelgeving aan de aangrenzende transmissiesysteembeheerders zijn opgelegd.
  • 3. 
    De aangrenzende transmissiesysteembeheerders bereiken overeenstemming over basismeetbeginselen, die minimaal de volgende elementen omvatten:
 

a)

een beschrijving van het meetstation, met onder meer een beschrijving van de te gebruiken meet- en analyseapparatuur en nadere bijzonderheden over reserveapparatuur die bij storingen van de hoofdapparatuur kan worden gebruikt;

 

b)

de gaskwaliteitsparameters en het te meten volume en de te meten energie-inhoud, alsook het meetbereik en de maximaal toegestane fout of onzekerheidsmarge waarbinnen de meetapparatuur werkt, de meetfrequentie, de gebruikte eenheden en overeenkomstig welke normen de metingen gebeuren, en de eventueel te gebruiken conversiefactoren;

 

c)

de procedures en methoden die zullen worden gebruikt om de niet rechtstreeks gemeten parameters te berekenen;

 

d)

een beschrijving van de methode die wordt gebruikt voor de berekening van de maximaal toegestane fout of onzekerheid bij de bepaling van de getransporteerde energie;

 

e)

een beschrijving van het voor de te meten parameters gebruikte proces van gegevensvalidatie;

 

f)

de regelingen voor de validatie van de meting en de kwaliteitsborging, inclusief de verificatie- en aanpassingsprocedures waarover de aangrenzende transmissiesysteembeheerders overeenstemming moeten bereiken;

 

g)

de manier waarop gegevens, inclusief frequentie en inhoud, worden uitgewisseld tussen de aangrenzende transmissiesysteembeheerders wat de gemeten parameters betreft;

 

h)

de specifieke lijst van signalen en alarmen die door de transmissiesysteembeheerder(s) die de meetapparatuur beheert/beheren, moet worden doorgegeven aan de aangrenzende transmissiesysteembeheerder(s);

 

i)

de methode voor de bepaling van een meetcorrectie en alle daaropvolgende procedures die vereist kunnen zijn in een tijdelijke situatie waarin de meetapparatuur foutief blijkt te hebben gewerkt (een te lage of een te hoge meting die buiten het vastgestelde onzekerheidsbereik valt). De desbetreffende transmissiesysteembeheerder neemt dan passende actie om deze situatie te beëindigen;

 

j)

voor de aangrenzende transmissiesysteembeheerders geldende regels in het geval van storing van de meetapparatuur;

 

k)

voor de aangrenzende transmissiesysteembeheerders geldende regels voor:

 

i)

toegang tot de meetfaciliteit;

 

ii)

aanvullende verificaties van de meetfaciliteit;

 

iii)

aanpassing van de meetfaciliteit;

 

iv)

aanwezigheid tijdens kalibratie- en onderhoudswerkzaamheden aan de meetfaciliteit.

  • 4. 
    Wanneer de aangrenzende transmissiesysteembeheerders hun in de leden 1 en 3 omschreven verplichtingen niet nakomen:
 

a)

is de transmissiesysteembeheerder die de meetapparatuur onder zijn hoede heeft, verantwoordelijk voor de installatie, het beheer en het onderhoud van bedoelde apparatuur en voor het tijdig verstrekken aan de andere transmissiesysteembeheerder van de gegevens met betrekking tot de meting van de gasstromen in het interconnectiepunt;

 

b)

geldt de Europese norm „EN1776 Gasvoorzieningsystemen — Meetstations voor aardgas — Functionele eisen” in de versie die op dat tijdstip toepasselijk is.

Artikel 8

Regels voor het matchingsproces

  • 1. 
    Met betrekking tot het matchingsproces stellen de aangrenzende transmissiesysteembeheerders het volgende vast:
 

a)

de regels ter nadere omschrijving van het matchingsproces, waar relevant rekening houdend met de dag-/uur-nominatieregelingen;

 

b)

de regels voor de communicatie en verwerking van de relevante gegevens tussen de aangrenzende transmissiesysteembeheerders teneinde de verwerkte en de bevestigde hoeveelheden gas voor de netgebruikers te berekenen, alsook de hoeveelheid gas die volgens planning over het/de interconnectiepunt(en) zal stromen.

  • 2. 
    Nominaties en hernominaties worden beheerd overeenkomstig de volgende beginselen:
 

a)

de toepassing van een matchingsregel resulteert in identieke bevestigde hoeveelheden voor elk paar netgebruikers aan beide zijden van het interconnectiepunt wanneer de verwerkte hoeveelheden niet overeenkomen;

 

b)

de aangrenzende transmissiesysteembeheerders kunnen overeenkomen een andere matchingsregel te handhaven of toe te passen dan de minimumregel, op voorwaarde dat deze regel is gepubliceerd en dat de netgebruikers zijn uitgenodigd om binnen een periode van niet minder dan twee maanden na publicatie van de voorgestelde matchingsregel hun opmerkingen over die regel te maken;

 

c)

de aangrenzende transmissiesysteembeheerders specificeren hun rol in het matchingsproces door aan te geven of zij de initiërende transmissiesysteembeheerder zijn, dan wel de transmissiesysteembeheerder die de matching uitvoert;

 

d)

de aangrenzende transmissiesysteembeheerders specificeren het toe te passen tijdschema voor het matchingsproces binnen de nominatie- of hernominatiecyclus, met als uitgangspunt dat het hele matchingsproces niet meer dan twee uur in beslag mag nemen, te beginnen bij de start van de nominatie- of hernominatiecyclus, en houden hierbij rekening met:

 

i)

de gegevens die tussen de aangrenzende transmissiesysteembeheerders moeten worden uitgewisseld om hen ertoe in staat te stellen de netgebruikers vóór het einde van de nominatie- of hernominatiecyclus te informeren over hun bevestigde hoeveelheden gas, inclusief minimaal de in lid 4, onder b), bedoelde gegevens;

 

ii)

de eis dat het in punt i) omschreven gegevensuitwisselingsproces het voor de aangrenzende transmissiesysteembeheerders mogelijk maakt om alle berekenings- en communicatiestappen op een nauwkeurige en tijdige manier uit te voeren.

  • 3. 
    Bij de verwerking van nominaties voor een interconnectiepunt zorgen de aangrenzende transmissiesysteembeheerders ervoor dat de gasstromen aan beide zijden van het interconnectiepunt op een consistente wijze worden berekend, rekening houdend met elke tijdelijke vermindering van de capaciteit ten gevolge een van de in artikel 6, lid 4, bedoelde omstandigheden aan één of beide zijde(n) van het interconnectiepunt.
  • 4. 
    In elke interconnectieovereenkomst wordt in de bepalingen betreffende gegevensuitwisseling voor het matchingsproces het volgende gespecificeerd:
 

a)

het gebruik van de gegevensuitwisseling tussen de aangrenzende transmissiesysteembeheerders voor het matchingsproces;

 

b)

de geharmoniseerde informatie die is vervat binnen de gegevensuitwisseling voor het matchingsproces, die minimaal het volgende omvat:

 

i)

identificatie van het interconnectiepunt;

 

ii)

identificatie van de netgebruiker of, wanneer van toepassing, identificatie van diens portfolio;

 

iii)

identificatie van de partij die het gas levert aan of die het gas ontvangt van de netgebruiker, of, indien van toepassing, identificatie van diens portfolio;

 

iv)

start- en eindtijd van de gasstroom waarvoor de matching gebeurt;

 

v)

gasdag;

 

vi)

verwerkte en bevestigde hoeveelheden;

 

vii)

richting van de gasstroom.

  • 5. 
    Tenzij door de aangrenzende transmissiesysteembeheerders in hun interconnectieovereenkomst anderszins is overeengekomen, is het volgende van toepassing:
 

a)

de transmissiesysteembeheerders gebruiken de minimumregel. De toepassing van de minimumregel als de standaardregel kan uitsluitend worden beperkt indien aan de voorwaarden van punt 2.2.3.1 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 715/2009 is voldaan en de toepassing van de minimumregel het aanbod van vaste capaciteit overeenkomstig de procedures voor congestiebeheer verhindert;

 

b)

de transmissiesysteembeheerder die de relevante apparatuur voor beheersing van de gasstroom onder zijn hoede heeft, is de transmissiesysteembeheerder die de matching uitvoert;

 

c)

de transmissiesysteembeheerders voeren het matchingsproces uit in de volgende opeenvolgende stappen:

 

i)

berekening en verzending van de verwerkte hoeveelheden gas door de initiërende transmissiesysteembeheerder binnen een tijdsbestek van vijfenveertig minuten na de start van de nominatie- of hernominatiecyclus;

 

ii)

berekening en verzending van de bevestigde hoeveelheden gas door de transmissiesysteembeheerder die de matching uitvoert binnen een tijdsbestek van negentig minuten na de start van de nominatie- of hernominatiecyclus;

 

iii)

verzending van de bevestigde hoeveelheden gas naar de netgebruikers en planning van de gasstroom over het interconnectiepunt door de aangrenzende transmissiesysteembeheerders binnen een tijdsbestek van twee uur na de start van de nominatie- of hernominatiecyclus. Deze opeenvolgende stappen laten de regel voor de minimale aanlooptijd tot afschakeling als bedoeld in artikel 22 van Verordening (EU) nr. 984/2013, en lid 2, onder d), van het onderhavige artikel onverlet.

Artikel 9

Voorschriften voor de toewijzing van gashoeveelheden

  • 1. 
    Met betrekking tot de toewijzing van gashoeveelheden stellen de aangrenzende transmissiesysteembeheerders regels vast om de consistentie tussen de toegewezen hoeveelheden aan beide zijden van het interconnectiepunt te waarborgen.
  • 2. 
    Tenzij door de aangrenzende transmissiesysteembeheerders in hun interconnectieovereenkomst anderszins is overeengekomen, gebruiken de transmissiesysteembeheerders een lopende verschilrekening. De transmissiesysteembeheerder die de meetapparatuur onder zijn hoede heeft, herberekent de lopende verschilrekening op basis van de gevalideerde hoeveelheden en deelt het resultaat mede aan de aangrenzende transmissiesysteembeheerder(s).
  • 3. 
    Wanneer een lopende verschilrekening wordt gebruikt:
 

a)

wordt de stuurafwijking gealloceerd aan een lopende verschilrekening van de aangrenzende transmissiesysteembeheerders en zijn de toewijzingen die door de aangrenzende transmissiesysteembeheerders aan hun respectieve netgebruikers moeten worden toegekend, gelijk aan de bevestigde hoeveelheden;

 

b)

handhaven de aangrenzende transmissiesysteembeheerders een balans van de lopende verschilrekening die zo dicht mogelijk bij nul ligt;

 

c)

wordt bij de vaststelling van de grenzen van de lopende verschilrekening rekening gehouden met de kenmerken van elk interconnectiepunt en/of de onderling gekoppelde transmissienetten, en met name met:

 

i)

de fysieke kenmerken van het interconnectiepunt;

 

ii)

de leidingbuffercapaciteit van elk transmissienetwerk;

 

iii)

de totale technische capaciteiten in het interconnectiepunt;

 

iv)

de dynamiek van de gasstroom van de onderling gekoppelde transmissienetten.

Wanneer de vastgestelde grenzen van de lopende verschilrekening zijn bereikt, kunnen de aangrenzende transmissiesysteembeheerders overeenkomen de desbetreffende grenswaarden te verhogen teneinde toewijzingen aan netgebruikers toe te kennen die gelijk zijn aan hun bevestigde hoeveelheden, dan wel kunnen zij hoeveelheden aan de netgebruikers toewijzen die op evenredige wijze zijn gebaseerd op de gemeten hoeveelheid.

  • 4. 
    De aangrenzende transmissiesysteembeheerders kunnen overeenkomen om een andere toewijzingsregel dan de lopende verschilrekening te handhaven of toe te passen, op voorwaarde dat deze regel gepubliceerd is en dat de netgebruikers zijn uitgenodigd om binnen een termijn van ten minste twee maanden na publicatie van de toewijzingsregel hun opmerkingen over de voorgestelde toewijzingsregel te maken.

Artikel 10

Communicatieprocedures in het geval van uitzonderlijke gebeurtenissen

  • 1. 
    De aangrenzende transmissiesysteembeheerders zorgen ervoor dat er communicatieprocedures worden vastgesteld die een snelle en gelijktijdige communicatie in het geval van uitzonderlijke gebeurtenissen vergemakkelijken. Tenzij anderszins overeengekomen, gebeurt de communicatie tussen de betrokken transmissiesysteembeheerders ter informatie mondeling, in het Engels, gevolgd door een elektronische schriftelijke bevestiging.
  • 2. 
    Op de door een uitzonderlijke gebeurtenis getroffen transmissiesysteembeheerder berust de verplichting om, minimaal, zijn netgebruikers in verband met de punten b) en c) van dit lid wanneer er een potentieel effect is op hun bevestigde hoeveelheden, en de aangrenzende transmissiesysteembeheerder(s) in verband met de punten a) en c) van dit lid, in kennis te stellen van deze uitzonderlijke gebeurtenis en alle nodige informatie te verstrekken over:
 

a)

het eventuele effect op de hoeveelheden en kwaliteit van het gas dat door het interconnectiepunt kan worden getransporteerd;

 

b)

het eventuele effect op de bevestigde hoeveelheden voor netgebruikers die actief zijn in het/de betrokken interconnectiepunt(en);

 

c)

het verwachte en feitelijke einde van de uitzonderlijke gebeurtenis.

  • 3. 
    Dit artikel laat het bepaalde in Verordening (EU) nr. 1227/2011 van het Europees Parlement en de Raad (8) en de uitvoeringshandelingen daarvan onverlet.

Artikel 11

Beslechting van geschillen bij de tenuitvoerlegging van interconnectieovereenkomsten

  • 1. 
    De aangrenzende transmissiesysteembeheerders spannen zich ervoor in om geschillen, voortkomend uit of in verband met de interconnectieovereenkomst, op minnelijke wijze op te lossen en zij nemen in hun interconnectieovereenkomst een geschillenbeslechtingsmechanisme op voor geschillen die niet op minnelijke wijze kunnen worden opgelost.

In dit geschillenbeslechtingsmechanisme wordt minimaal het volgende gespecificeerd:

 

a)

de toepasselijke wetgeving, en

 

b)

de bevoegde rechterlijke instantie en de voorwaarden voor de aanwijzing van deskundigen, hetzij binnen het kader van een institutioneel forum hetzij op ad-hocbasis, wat arbitrage kan omvatten.

Wanneer het geschillenbeslechtingsmechanisme arbitrage is, is het Verdrag over de erkenning en tenuitvoerlegging van buitenlandse scheidsrechtelijke uitspraken van toepassing.

  • 2. 
    Wanneer er geen overeenstemming over een geschillenbeslechtingsmechanisme is bereikt, zijn Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad (9) en Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad (10) van toepassing.

Artikel 12

Wijzigingsprocedure

  • 1. 
    De aangrenzende transmissiesysteembeheerders stellen een transparante en gedetailleerde procedure voor de wijziging van hun interconnectieovereenkomst vast, die wordt opgestart via een schriftelijke notitie van een van de transmissiesysteembeheerders.
  • 2. 
    Wanneer de aangrenzende transmissiesysteembeheerders er niet in slagen overeenstemming over een wijzigingsprocedure te bereiken, kunnen zij de geschillenbeslechtingsmechanismen gebruiken die zijn vastgesteld overeenkomstig artikel 11.

HOOFDSTUK III

EENHEDEN

Artikel 13

Gemeenschappelijk stelsel van eenheden

  • 1. 
    Alle transmissiesysteembeheerders gebruiken voor elke uitwisseling en publicatie van gegevens met betrekking tot Verordening (EG) nr. 715/2009 het in dit artikel gedefinieerde gemeenschappelijk stelsel van eenheden.
  • 2. 
    Voor de parameters druk, temperatuur, volume, calorische bovenwaarde, energie en Wobbe-index gebruikt de transmissiesysteembeheerders de volgende eenheden:
 

a)

druk: bar

 

b)

temperatuur: °C (graden Celsius)

 

c)

volume: m3

 

d)

calorische bovenwaarde (GCV): kWh/m3

 

e)

energie: kWh (gebaseerd op de GCV)

 

f)

Wobbe-index: kWh/m3 (gebaseerd op de GCV).

Wat druk betreft, geven de transmissiesysteembeheerders aan of de waarde verwijst naar absolute druk (bar (a)) of relatieve druk (bar (g)).

De referentieomstandigheden voor volume zijn 0 °C en 1,01325 bar (a). Voor calorische bovenwaarde, energie en Wobbe-index is de standaard verbrandingsreferentietemperatuur 25 °C.

Wanneer de transmissiesysteembeheerders gegevens inzake volume, calorische bovenwaarde, energie en Wobbe-index mededelen, specificeren zij de referentieomstandigheden waaronder deze waarden zijn berekend.

  • 3. 
    In gevallen waarin een lidstaat slechts met één andere lidstaat is verbonden, kunnen de aangrenzende transmissiesysteembeheerders en de partijen waarmee zij communiceren overeenkomen het gebruik van andere referentieomstandigheden voor de uitwisseling van gegevens in de context van Verordening (EG) nr. 715/2009 voort te zetten, mits hun nationale regulerende instanties daarmee instemmen.

Artikel 14

Aanvullende eenheden

De transmissiesysteembeheerders en de partijen waarmee zij in de context van Verordening (EG) nr. 715/2009 communiceren, kunnen overeenkomen om bovenop het gemeenschappelijk stelsel van eenheden aanvullende eenheden of referentieomstandigheden voor uitwisseling of publicatie van gegevens te gebruiken. In een dergelijke situatie gebeurt de conversie tussen referentieomstandigheden op basis van de feitelijke samenstelling van het gas. Wanneer de gegevens betreffende de samenstelling van het gas niet beschikbaar zijn, dienen de gebruikte conversiefactoren consistent te zijn met de bijlage als gebaseerd op norm EN ISO 13443 „Aardgas — Standaardreferentieomstandigheden” in de versie die op dat tijdstip toepasselijk is.

HOOFDSTUK IV

GASKWALITEIT EN ODORISATIE VAN HET GAS

Artikel 15

Beheer van grensoverschrijdende handelsbeperkingen ten gevolge van gaskwaliteitsverschillen

  • 1. 
    De transmissiesysteembeheerders werken samen om beperkingen van de grensoverschrijdende handel ten gevolge van gaskwaliteitsverschillen te voorkomen. De desbetreffende acties, door de transmissiesysteembeheerders bij de uitvoering van hun standaardactiviteiten geïnitieerd en uitgevoerd, kunnen onder meer uitruil (swapping) en menging (co-mingling) omvatten.
  • 2. 
    Wanneer een beperking van de grensoverschrijdende handel ten gevolge van gaskwaliteitsverschillen door de betrokken transmissiesysteembeheerders niet kan worden vermeden en door de nationale regulerende instanties is erkend, kunnen deze instanties van de transmissiesysteembeheerders eisen dat zij, binnen een tijdsbestek van twaalf maanden successievelijk de onder a) tot en met e) bedoelde maatregelen treffen:
 

a)

samenwerking en uitwerking van technisch haalbare opties, zonder een wijziging van de gaskwaliteitsspecificaties, wat nadere afspraken over de gasstroom en gasbehandeling kan inhouden met als doel een einde te maken aan de erkende beperking;

 

b)

gezamenlijke uitvoering van een kosten-batenanalyse inzake de technisch haalbare opties, met als doel in economische zin doeltreffende oplossingen uit te werken met daarbij een uitsplitsing van de kosten en baten onder de categorieën van betrokken partijen;

 

c)

opstelling van een raming van de uitvoeringstijd voor elke potentiële optie;

 

d)

uitvoering van een openbare raadpleging over de geïdentificeerde haalbare oplossingen, en vervolgens rekening houden met de resultaten van die raadpleging;

 

e)

indiening van een gezamenlijk voorstel om een einde te maken aan de erkende beperking, met inbegrip van een tijdschema voor de tenuitvoerlegging, gebaseerd op de kosten-batenanalyse en de resultaten van de openbare raadpleging, bij hun respectieve nationale regulerende instanties met het oog op goedkeuring en bij de andere bevoegde nationale instanties van elke betrokken lidstaat ter informatie.

Wanneer de betrokken transmissiesysteembeheerders geen overeenstemming over een oplossing bereiken, stelt elke transmissiesysteembeheerder zijn nationale regulerende instantie daarvan onverwijld in kennis.

  • 3. 
    Alvorens een besluit overeenkomstig lid 2, onder e), te nemen, raadpleegt elke nationale regulerende instantie de nationale regulerende instanties van de betrokken lidstaten. Bij de vaststelling van haar besluit houdt elke nationale regulerende instantie rekening met het advies van de aangrenzende nationale regulerende instanties om zo te komen tot een gecoördineerde besluitvorming op basis van wederzijdse instemming.

Artikel 16

Kortetermijnmonitoring van de gaskwaliteit — Publicatie van gegevens

Op hun website publiceren de transmissiesysteembeheerders voor elk interconnectiepunt, met een frequentie van minimaal éénmaal per uur gedurende de gasdag, de Wobbe-index en de calorische bovenwaarde voor gas dat rechtstreeks in hun transmissienetten wordt ingevoed in alle fysieke interconnectiepunten. Op zijn Uniebreed centraal platform, ingericht overeenkomstig afdeling 3.1.1, punt 1), onder h), van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 715/2009, publiceert het ENTSOG een link naar de relevante informatie op de websites van de transmissiesysteembeheerders.

Artikel 17

Informatieverstrekking betreffende kortetermijnvariatie van de gaskwaliteit

  • 1. 
    Dit artikel is van toepassing op interconnectiepunten en tevens op andere tot een transmissienet behorende punten waarin de gaskwaliteit wordt gemeten.
  • 2. 
    Een transmissiesysteembeheerder kan één of meerdere van de volgende partijen selecteren om informatie betreffende de gaskwaliteitsvariatie te ontvangen:
 

a)

rechtstreeks met het netwerk van de transmissiesysteembeheerder verbonden eindafnemers waarvan de operationele processen nadelig worden beïnvloed door variaties in de gaskwaliteit of netgebruikers die handelen namens eindgebruikers waarvan de operationele processen nadelig worden beïnvloed door variaties in de gaskwaliteit, waarbij de nationale regels niet voorzien in een directe contractuele regeling tussen transmissiesysteembeheerders en de rechtstreeks daarmee verbonden eindgebruikers;

 

b)

rechtstreeks met het netwerk van de transmissiesysteembeheerder verbonden distributiesysteembeheerders, met daaraan gekoppelde eindafnemers, waarvan de operationele processen nadelig worden beïnvloed door variaties in de gaskwaliteit;

 

c)

rechtstreeks met het netwerk van de transmissiesysteembeheerder verbonden opslagsysteembeheerders waarvan de operationele processen nadelig worden beïnvloed door variaties in de gaskwaliteit.

  • 3. 
    Elke transmissiesysteembeheerder:
 

a)

stelt een lijst van partijen op die gerechtigd zijn indicatieve informatie over de gaskwaliteit te ontvangen, en houdt die lijst up-to-date;

 

b)

werkt samen met de partijen die zijn opgenomen in bovenstaande lijst, teneinde een evaluatie te maken van:

 

i)

de relevante informatie betreffende de te verstrekken gaskwaliteitsparameters;

 

ii)

de frequentie waarmee de desbetreffende informatie moet worden verstrekt;

 

iii)

de looptijd;

 

iv)

de communicatiemethode.

  • 4. 
    Bij lid 3 wordt geen verplichting opgelegd aan de transmissiesysteembeheerders om extra meet- of ramingsapparatuur te installeren, tenzij anderszins vereist door de nationale regulerende instantie. De in lid 3, onder b), punt i), van het onderhavige artikel bedoelde informatie wordt verstrekt als de beste raming van de transmissiesysteembeheerder op een bepaald moment, en is bedoeld voor intern gebruik door de ontvanger van de informatie.

Artikel 18

Langetermijnmonitoring van de gaskwaliteit in transmissiesystemen

  • 1. 
    Het ENTSOG publiceert tweejaarlijks een langetermijnprognose met betrekking tot de gaskwaliteit in transmissiesystemen teneinde mogelijke trends qua gaskwaliteitsparameters en potentiële variabiliteit daarvan voor de komende tien jaar aan te geven. De eerste langetermijn-gaskwaliteitsprognose wordt gepubliceerd samen met het tienjarennetwerkontwikkelingsplan van 2017.
  • 2. 
    Deze prognose wordt gebaseerd op de gegevens die zijn verzameld in het kader van de regionale samenwerking die binnen het ENTSOG is opgezet overeenkomstig artikel 12, lid 1, van Verordening (EG) nr. 715/2009.
  • 3. 
    De langetermijnprognose met betrekking tot de gaskwaliteit omvat minimaal de Wobbe-index en de calorische bovenwaarde. Na overleg met de betrokken partijen, als bedoeld in lid 8, kunnen aanvullende gaskwaliteitsparameters worden opgenomen.
  • 4. 
    In de langetermijnprognose met betrekking tot de gaskwaliteit worden potentiële nieuwe voedingsbronnen aangegeven vanuit gaskwaliteitsoogpunt.
  • 5. 
    Om de in de prognose te gebruiken referentiewaarden voor de gaskwaliteitsparameters voor de verschillende voedingsbronnen vast te stellen, wordt een analyse van de voorafgaande jaren uitgevoerd. De desbetreffende gegevens mogen worden vervangen door gegevens van de betrokken partijen die resulteren uit het in lid 8 bedoelde betrokkenheidsproces van die partijen.
  • 6. 
    Voor elke beschouwde gaskwaliteitsparameter en elke regio resulteert de analyse in een bereik waarbinnen de parameter zich naar verwachting zal ontwikkelen.
  • 7. 
    De langetermijnprognose met betrekking tot de gaskwaliteit is consistent met en wordt afgestemd op het tienjarenontwikkelingsplan van het ENTSOG voor het geheel van de Unie dat in diezelfde periode wordt opgesteld.
  • 8. 
    Het proces van raadpleging van de betrokken partijen met het oog op de opstelling van het tienjarenontwikkelingsplan van het ENTSOG voor het geheel van de Unie wordt uitgebreid om daarin ook de gaskwaliteit als thema op te nemen. In het kader van dit proces zullen de betrokken partijen ertoe worden uitgenodigd aan het ENTSOG hun standpunten met betrekking tot de ontwikkeling van de gaskwaliteitsparameters van de voedingsbronnen mede te delen.

Artikel 19

Beheer van grensoverschrijdende handelsbeperkingen ten gevolge van verschillen qua odorisatiepraktijken

  • 1. 
    Wanneer een beperking van de grensoverschrijdende handel ten gevolge van onderling verschillende odorisatiepraktijken niet kan worden vermeden door de betrokken transmissiesysteembeheerders en is erkend door de nationale instanties, kunnen die instanties van de betrokken transmissiesysteembeheerders eisen dat zij binnen een termijn van zes maanden tot een overeenkomst komen, wat uitruil en nadere afspraken over de gasstroom kan omvatten, om zo een einde te maken aan elke erkende beperking. De betrokken aangrenzende transmissiesysteembeheerders zenden deze overeenkomst ter goedkeuring toe aan hun respectieve nationale instanties.
  • 2. 
    Wanneer de betrokken transmissiesysteembeheerders na de in lid 1 bedoelde termijn van zes maanden geen overeenkomst hebben bereikt, of wanneer de nationale instanties concluderen dat de voorgestelde overeenkomst tussen de betrokken aangrenzende transmissiesysteembeheerders onvoldoende effectief is om een einde te kunnen maken aan de beperking, stellen de betrokken transmissiesysteembeheerders, in samenwerking met de nationale instanties, binnen de daaropvolgende twaalf maanden een gedetailleerd plan op waarin de meest kosteneffectieve methode om een einde te maken aan een erkende beperking in een specifiek grensoverschrijdend interconnectiepunt wordt uiteengezet.
  • 3. 
    Om aan hun verplichtingen uit hoofde van lid 2 te voldoen, zetten de betrokken transmissiesysteembeheerders successievelijk de volgende stappen:
 

a)

zij werken opties uit om een einde te maken aan de beperking aan de hand van de identificatie en evaluatie van:

 

i)

een conversie naar de grensoverschrijdende fysieke stroom van niet-geodoriseerd gas;

 

ii)

de potentiële fysieke stroom van geodoriseerd gas in het niet-geodoriseerde transmissienet of in een deel daarvan en in de daaraan gekoppelde stroomafwaartse systemen;

 

iii)

een aanvaardbaar niveau van odorisatie voor grensoverschrijdende fysieke gasstromen.

 

b)

zij voeren gezamenlijk een kosten-batenanalyse uit met betrekking tot de technisch uitvoerbare opties om in economische zin efficiënte oplossingen uit te werken. Bij die analyse wordt:

 

i)

rekening gehouden met het veiligheidsniveau;

 

ii)

informatie opgenomen over de volgens planning te transporteren gasvolumes en nadere gegevens over de kosten van de vereiste investeringen in infrastructuur;

 

iii)

gespecificeerd hoe de kosten en baten worden verdeeld tussen de categorieën van betrokken partijen;

 

c)

zij stellen een raming op van de uitvoeringstijd van elke potentiële optie;

 

d)

zij voeren een openbare raadpleging uit en houden rekening met de resultaten van die raadpleging;

 

e)

zij leggen ter goedkeuring aan de nationale instanties de haalbare opties voor, met inbegrip van het kostenterugwinningsmechanisme en het tijdschema voor de tenuitvoerlegging.

Zodra de nationale instanties een oplossing hebben goedgekeurd, wordt die overeenkomstig het onder e) bedoelde tijdschema uitgevoerd.

  • 4. 
    Wanneer de nationale instanties geen enkele van de aan hen overeenkomstig lid 3, onder e), voorgelegde opties kunnen goedkeuren binnen een termijn van zes maanden na de indiening daarvan, of wanneer de betrokken transmissiesysteembeheerders er niet in slagen een oplossing voor te stellen binnen de in lid 2 bedoelde termijn van twaalf maanden, wordt overgeschakeld op de grensoverschrijdende fysieke stroom van niet-geodoriseerd gas overeenkomstig een door de nationale instanties goedgekeurd tijdschema dat niet langer duurt dan vier jaar. Na een volledige technische omschakeling naar niet-geodoriseerd gas aanvaarden de transmissiesysteembeheerders technisch onvermijdelijke niveaus van geleidelijk verminderende residuale odorisatie in grensoverschrijdende gasstromen.

HOOFDSTUK V

GEGEVENSUITWISSELING

Artikel 20

Algemene bepalingen

  • 1. 
    In dit hoofdstuk wordt onder „wederpartijen” verstaan, netgebruikers die actief zijn in:
 

a)

interconnectiepunten; of

 

b)

zowel interconnectiepunten als virtuele handelspunten.

  • 2. 
    Aan de gegevensuitwisselingseisen overeenkomstig punt 2.2 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 715/2009, Verordening (EU) nr. 984/2013, Verordening (EU) nr. 312/2014, Verordening (EU) nr. 1227/2011 en de onderhavige verordening tussen transmissiesysteembeheerders en van transmissiesysteembeheerders naar hun wederpartijen wordt voldaan aan de hand van de in artikel 21 omschreven gemeenschappelijke oplossingen voor de uitwisseling van gegevens.

Artikel 21

Gemeenschappelijke oplossingen voor de uitwisseling van gegevens

  • 1. 
    Afhankelijk van de in artikel 20, lid 2, neergelegde gegevensuitwisselingseisen kunnen één of meer van de volgende types van gegevensuitwisseling worden gebruikt:
  • a) 
    op documenten gebaseerde gegevensuitwisseling: de gegevens worden in de vorm van een bestand en automatisch uitgewisseld tussen de respectieve IT-systemen;
  • b) 
    geïntegreerde gegevensuitwisseling: de gegevens worden uitgewisseld tussen twee applicaties die zich direct op de respectieve IT-systemen bevinden;
  • c) 
    interactieve gegevensuitwisseling: de gegevens worden op interactieve wijze uitgewisseld met behulp van een webapplicatie via een browser.
  • 2. 
    De gemeenschappelijke oplossingen voor de uitwisseling van gegevens omvatten het protocol, het gegevensformaat en het netwerk. Voor elk van de in lid 1 genoemde types van gegevensuitwisseling worden de volgende gemeenschappelijke oplossingen voor de uitwisseling van gegevens gebruikt:
 

a)

voor de op documenten gebaseerde gegevensuitwisseling:

 

i)

protocol: AS4;

 

ii)

gegevensformaat: Edig@s-XML of een equivalent gegevensformaat dat een identieke mate van interoperabiliteit waarborgt. Het ENTSOG publiceert een dergelijk equivalent gegevensformaat;

 

b)

voor de geïntegreerde gegevensuitwisseling:

 

i)

protocol: HTTP/S-SOAP;

 

ii)

gegevensformaat: Edig@s-XML of een equivalent gegevensformaat dat een identieke mate van interoperabiliteit waarborgt. Het ENTSOG publiceert een dergelijk equivalent gegevensformaat;

 

c)

voor de interactieve gegevensuitwisseling: protocol HTTP/S.

Voor alle types van gegevensuitwisseling als omschreven onder a) tot en met c), is het netwerk het internet.

  • 3. 
    Wanneer blijkt dat het wellicht nodig is de gemeenschappelijke oplossing voor de uitwisseling van gegevens te wijzigen, evalueert het ENTSOG, op eigen initiatief of op verzoek van ACER, de relevante technische oplossingen en stelt het een kosten-batenanalyse op van de eventueel vereiste wijzigingen, inclusief een analyse van de redenen die de potentieel nieuwe stap in de technische evolutie nodig maken. Het ENTSOG voert vervolgens een openbare raadpleging uit met medewerking van alle betrokken partijen, inclusief een presentatie van de resultaten van de evaluatie en van de voorstellen die op basis van de kosten-batenanalyse worden ingediend.

Wanneer een wijziging van de gemeenschappelijke oplossingen voor de uitwisseling van gegevens noodzakelijk wordt geacht, dient het ENTSOG bij ACER een voorstel in overeenkomstig de procedure van artikel 7 van Verordening (EG) nr. 715/2009.

Artikel 22

Veiligheid en beschikbaarheid van het gegevensuitwisselingssysteem

  • 1. 
    Elke transmissiesysteembeheerder en elke wederpartij is belast met de invoering en handhaving van passende beveiligingsmaatregelen. Meer in het bijzonder:
 

a)

beveiligen zij de communicatieketen teneinde een beveiligde en betrouwbare communicatie te waarborgen, waaronder begrepen ook de bescherming van de vertrouwelijkheid via encryptie, de integriteit en authenticiteit via ondertekening door de afzender en de niet-weerlegbaarheid via een ondertekende bevestiging;

 

b)

leggen zij afdoende beveiligingsmaatregelen ten uitvoer om onbevoegde toegang tot hun IT-infrastructuur te voorkomen;

 

c)

stellen zij de andere partijen waarmee zij communiceren onverwijld in kennis van elke onbevoegde toegang die tot hun eigen systeem heeft plaatsgevonden of kan hebben plaatsgevonden.

  • 2. 
    Elke transmissiesysteembeheerder is belast met het waarborgen van de beschikbaarheid van zijn eigen systeem, en:
 

a)

neemt passende maatregelen om te voorkomen dat een probleem op één punt in het systeem, inclusief de netwerkverbinding(en) met de aanbieder(s) van internetdiensten, het hele gegevensuitwisselingssysteem onbeschikbaar maakt;

 

b)

verwerft de passende diensten en ondersteuning van zijn aanbieder(s) van internetdiensten;

 

c)

minimaliseert de tijd waarin het systeem niet beschikbaar is ten gevolge van geplande IT-onderhoudswerkzaamheden en informeert zijn wederpartijen tijdig van dergelijke geplande perioden waarin het systeem niet beschikbaar is.

Artikel 23

Tenuitvoerlegging van de gemeenschappelijke oplossingen voor de uitwisseling van gegevens

  • 1. 
    Afhankelijk van de gegevensuitwisselingseisen overeenkomstig artikel 20, lid 2, stellen de transmissiesysteembeheerders alle in artikel 21 omschreven gemeenschappelijke oplossingen voor de uitwisseling van gegevens ter beschikking en gebruiken zij die.
  • 2. 
    Wanneer er op de datum van inwerkingtreding van deze verordening reeds oplossingen voor de uitwisseling van gegevens tussen een transmissiesysteembeheerder en de betrokken wederpartijen beschikbaar zijn en wanneer deze bestaande oplossingen voor de gegevensuitwisseling verenigbaar zijn met artikel 22 en met de gegevensuitwisselingseisen overeenkomstig artikel 20, lid 2, kunnen die bestaande oplossingen voor de uitwisseling van gegevens na raadpleging van de netgebruikers van kracht blijven mits deze worden goedgekeurd door de nationale regulerende instantie van de transmissiesysteembeheerder.

Artikel 24

Ontwikkelingsprocedure voor gemeenschappelijke netwerkbeheersinstrumenten

  • 1. 
    Voor elke in artikel 20, lid 2, bedoelde gegevensuitwisselingseis ontwikkelt het ENTSOG een gemeenschappelijk netwerkbeheersinstrument overeenkomstig artikel 8, lid 3, onder a), van Verordening (EG) nr. 715/2009 en maakt het dit bekend op zijn website. In een gemeenschappelijk netwerkbeheersinstrument wordt de gemeenschappelijke oplossing voor de uitwisseling van gegevens die relevant is voor de desbetreffende gegevensuitwisselingseis gespecificeerd. Een gemeenschappelijk netwerkbeheersinstrument kan ook specificaties met betrekking tot zakelijke functionele eisen, gegevensinhoudsformaten, beheer van releases en richtsnoeren voor de tenuitvoerlegging omvatten.
  • 2. 
    Het ENTSOG stelt een transparant proces vast voor de ontwikkeling van alle gemeenschappelijke netwerkbeheersinstrumenten. Voor elk gemeenschappelijk netwerkbeheersinstrument houdt het ENTSOG een raadpleging.

HOOFDSTUK VI

SLOTBEPALINGEN

Artikel 25

Monitoring van de tenuitvoerlegging

  • 1. 
    Uiterlijk op 30 september 2016 monitort en analyseert het ENTSOG, overeenkomstig zijn monitorings- en rapportageverplichtingen uit hoofde van artikel 8, leden 8 en 9, van Verordening (EG) nr. 715/2009, de wijze waarop de transmissiesysteembeheerders de hoofdstukken II tot en met V van deze verordening ten uitvoer hebben gelegd, en dient het bij het Agentschap alle vereiste informatie in op basis waarvan het Agentschap kan voldoen aan zijn verplichtingen krachtens artikel 9, lid 1, van Verordening (EG) nr. 715/2009.
  • 2. 
    Uiterlijk op 31 juli 2016 verstrekken de transmissiesysteembeheerders het ENTSOG alle vereiste informatie op basis waarvan het kan voldoen aan zijn verplichtingen krachtens lid 1.

Artikel 26

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is, onverlet het bepaalde in artikel 5, van toepassing met ingang van 1 mei 2016.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 30 april 2015.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER

 

  • (2) 
    Verordening (EG) nr. 713/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot oprichting van een Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators (PB L 211 van 14.8.2009, blz. 1).
  • (4) 
    Richtlijn 2009/73/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas en tot intrekking van Richtlijn 2003/55/EG (PB L 211 van 14.8.2009, blz. 94).
  • (5) 
    Verordening (EU) nr. 984/2013 van de Commissie van 14 oktober 2013 tot vaststelling van een netcode met betrekking tot capaciteitstoewijzingsmechanismen in gastransmissiesystemen en tot aanvulling van Verordening (EG) nr. 715/2009 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 273 van 15.10.2013, blz. 5).
  • (6) 
    Verordening (EU) nr. 312/2014 van de Commissie van 26 maart 2014 tot vaststelling van een netcode inzake gasbalancering van transmissienetten (PB L 91 van 27.3.2014, blz. 15).
  • (7) 
    Verordening (EU) nr. 994/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010 betreffende maatregelen tot veiligstelling van de gaslevering en houdende intrekking van Richtlijn 2004/67/EG van de Raad (PB L 295 van 12.11.2010, blz. 1).
  • (8) 
    Verordening (EU) nr. 1227/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende de integriteit en transparantie van de groothandelsmarkt voor energie (PB L 326 van 8.12.2011, blz. 1).
  • (9) 
    Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (PB L 12 van 16.1.2001, blz. 1).
  • Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome I) (PB L 177 van 4.7.2008, blz. 6).
 

BIJLAGE

Conversiefactoren tussen referentiecondities

 

Referentietemperatuur in °C (verbranding, volume)

25/20 tot 25/0

25/20 tot 15/15

25/20 tot 0/0

25/0 tot 15/15

25/0 tot 0/0

15/15 tot 0/0

Reële bovenste verbrandingswaarde op volumebasis

1,0738

1,0185

1,0766

0,9486

1,0026

1,0570

Reële onderste verbrandingswaarde op volumebasis

1,0738

1,0176

1,0741

0,9477

1,0003

1,0555

Reële Wobbe-index

1,0736

1,0185

1,0764

0,9487

1,0026

1,0569

Bron: EN ISO 13443 „Aardgas — Standaardreferentieomstandigheden”.

 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.