Besluit 2015/438 - Standpunt EU ten aanzien van een besluit van het bij de Overeenkomst met Oekraïne inzake de versoepeling van de afgifte van visa opgerichte gemengd comité betreffende de vaststelling van gemeenschappelijke richtsnoeren voor de uitvoering van de overeenkomst - Hoofdinhoud
17.3.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 72/8 |
BESLUIT (EU) 2015/438 VAN DE RAAD
van 2 maart 2015
tot vaststelling van het namens de Europese Unie in te nemen standpunt ten aanzien van een besluit van het bij de Overeenkomst tussen de Europese Unie en Oekraïne inzake de versoepeling van de afgifte van visa opgerichte gemengd comité betreffende de vaststelling van gemeenschappelijke richtsnoeren voor de uitvoering van de overeenkomst
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 77, lid 2, onder a), in samenhang met artikel 218, lid 9,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij artikel 12 van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en Oekraïne inzake de versoepeling van de afgifte van visa (1) („de overeenkomst”) is een gemengd comité opgericht. Op grond van dat artikel dient het gemengd comité in het bijzonder toe te zien op de uitvoering van de overeenkomst. |
(2) |
De Overeenkomst tussen de Europese Unie en Oekraïne tot wijziging van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en Oekraïne inzake de versoepeling van de afgifte van visa (2) („de wijzigingsovereenkomst”) is op 1 juli 2013 in werking getreden. |
(3) |
Verordening (EG) nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad (3) beschrijft de procedures en voorwaarden voor de afgifte van visa voor de doorreis over het grondgebied van de lidstaten of een voorgenomen verblijf op het grondgebied van de lidstaten van ten hoogste 90 dagen binnen een periode van 180 dagen. |
(4) |
Het gemengd comité heeft in het kader van zijn bevoegdheid aangegeven dat gemeenschappelijke richtsnoeren moeten worden vastgesteld om ervoor te zorgen dat de consulaten van de lidstaten de overeenkomst op volledig geharmoniseerde wijze uitvoeren en om de verhouding te verduidelijken tussen enerzijds de bepalingen van de overeenkomst en anderzijds de bepalingen van de overeenkomstsluitende partijen die van toepassing blijven op visumkwesties die niet onder de overeenkomst vallen. |
(5) |
Het gemengd comité heeft op 25 november 2009 bij Besluit nr. 1/2009 dergelijke richtsnoeren vastgesteld. Deze richtsnoeren dienen te worden aangepast aan de nieuwe door de wijzigingsovereenkomst aangebrachte bepalingen van de overeenkomst en aan de wijzigingen van de wetgeving van de Unie inzake visa. Omwille van de duidelijkheid is het wenselijk die richtsnoeren te vervangen. |
(6) |
Het is passend over te gaan tot vaststelling van het standpunt dat in het gemengd comité namens de Unie moet worden ingenomen met betrekking tot de vaststelling van de gemeenschappelijke richtsnoeren voor de uitvoering van de overeenkomst, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Het standpunt dat in het bij artikel 12 van de Overeenkomst tussen de Unie en Oekraïne inzake de versoepeling van de afgifte van visa opgerichte gemengd comité namens de Unie moet worden ingenomen betreffende de vaststelling van gemeenschappelijke richtsnoeren voor de uitvoering van de overeenkomst, wordt gebaseerd op het aan dit besluit gehechte ontwerpbesluit van het gemengd comité.
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.
Gedaan te Brussel, 2 maart 2015.
Voor de Raad
De voorzitter
-
D.REIZNIECE-OZOLA
-
Verordening (EG) nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot vaststelling van een gemeenschappelijke visumcode (PB L 243 van 15.9.2009, blz. 1).
DRAFT
BESLUIT Nr. …/2014 VAN HET GEMENGD COMITÉ OPGERICHT BIJ DE OVEREENKOMST TUSSEN DE EUROPESE UNIE EN OEKRAÏNE INZAKE DE VERSOEPELING VAN DE AFGIFTE VAN VISA
van …….
betreffende de vaststelling van gemeenschappelijke richtsnoeren voor de uitvoering van de Overeenkomst
HET GEMENGD COMITÉ,
Gezien de Overeenkomst tussen de Europese Unie en Oekraïne inzake de versoepeling van de afgifte van visa („de Overeenkomst”), en met name artikel 12,
Overwegende dat de Overeenkomst op 1 januari 2008 in werking is getreden,
HEEFT HET VOLGENDE BESLOTEN:
Artikel 1
De gemeenschappelijke richtsnoeren voor de uitvoering van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en Oekraïne inzake de versoepeling van de afgifte van visa worden vastgesteld in de bijlage bij dit besluit.
Artikel 2
Besluit nr. 1/2009 van het gemengd comité wordt ingetrokken.
Artikel 3
Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.
Gedaan te …
Voor de Europese Unie
Voor Oekraïne
BIJLAGE
GEMEENSCHAPPELIJKE RICHTSNOEREN VOOR DE UITVOERING VAN DE OVEREENKOMST TUSSEN DE EUROPESE UNIE EN OEKRAÏNE INZAKE DE VERSOEPELING VAN DE AFGIFTE VAN VISA
De Overeenkomst tussen de Europese Unie en Oekraïne inzake de versoepeling van de afgifte van visa, die op 1 januari 2008 in werking is getreden, als gewijzigd bij de overeenkomst tussen de Europese Unie en Oekraïne van 23 juli 2012, die op 1 juli 2013 in werking is getreden („de overeenkomst”), is bedoeld om op basis van wederkerigheid de procedures voor de afgifte van visa voor een voorgenomen verblijf van ten hoogste 90 dagen per periode van 180 dagen aan burgers van Oekraïne te versoepelen.
De overeenkomst houdt op basis van wederkerigheid juridisch bindende rechten en verplichtingen in voor de versoepeling van de procedures voor de afgifte van visa aan burgers van Oekraïne.
De richtsnoeren die door het bij artikel 12 van de overeenkomst opgerichte gemengd comité („het gemengd comité”) worden vastgesteld, moeten ervoor zorgen dat de diplomatieke en consulaire posten van de lidstaten de bepalingen van de overeenkomst op een correcte en geharmoniseerde wijze uitvoeren. De richtsnoeren maken geen deel uit van de overeenkomst en zijn derhalve niet juridisch bindend. Het wordt echter ten zeerste aanbevolen dat het diplomatiek en consulair personeel bij de uitvoering van de bepalingen van de overeenkomst de richtsnoeren consequent volgen.
De richtsnoeren zijn bestemd om onder de verantwoordelijkheid van het gemengd comité te worden aangepast in het licht van de ervaring met de uitvoering van de overeenkomst. De door het gemengd comité op 25 november 2009 vastgestelde richtsnoeren werden aangepast aan de Overeenkomst tussen de Europese Unie en Oekraïne tot wijziging van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Oekraïne inzake de versoepeling van de afgifte van visa („de wijzigingsovereenkomst”) en aan de nieuwe Uniewetgeving, waaronder Verordening (EG) nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad (1) („de Visumcode”).
-
I.ALGEMENE ASPECTEN
1.1. Doel en toepassingsgebied
Artikel 1 van de overeenkomst bepaalt het volgende: „Deze overeenkomst is bedoeld om de afgifte van visa voor een voorgenomen verblijf van ten hoogste 90 dagen per periode van 180 dagen aan burgers van Oekraïne te versoepelen.”.
De overeenkomst is van toepassing op alle burgers van Oekraïne die een visum voor kort verblijf aanvragen, ongeacht hun land van verblijf.
Artikel 1, lid 2, van de overeenkomst bepaalt het volgende: „Oekraïne mag de visumplicht alleen opnieuw invoeren voor de burgers of bepaalde categorieën burgers van alle lidstaten, niet enkel voor de burgers of bepaalde categorieën burgers van afzonderlijke lidstaten. Indien Oekraïne de visumplicht voor EU-burgers weer invoert, gelden op basis van wederkerigheid voor de betrokken EU-burgers automatisch dezelfde versoepelingen als die welke krachtens deze overeenkomst gelden voor de burgers van Oekraïne.”.
Overeenkomstig de besluiten van de regering van Oekraïne zijn EU-burgers respectievelijk vanaf 1 mei 2005 of 1 januari 2008 vrijgesteld van de visumplicht wanneer zij voor maximaal 90 dagen naar Oekraïne reizen of op doorreis over het grondgebied van Oekraïne reizen. De regering van Oekraïne behoudt echter het recht om deze besluiten te wijzigen.
1.2. Toepassingsgebied van de overeenkomst
Artikel 2 van de overeenkomst bepaalt het volgende:
„1. De bij deze overeenkomst geregelde soepelere afgifte van visa geldt voor burgers van Oekraïne voor zover zij niet zijn vrijgesteld van de visumplicht op grond van de wet- en regelgeving van de Europese Unie of de lidstaten, deze overeenkomst of andere internationale overeenkomsten.
-
2.Op kwesties die niet onder de bepalingen van deze overeenkomst vallen, zoals de weigering om een visum af te geven, de erkenning van reisdocumenten, het bewijs van voldoende bestaansmiddelen, inreisverboden en uitzettingsmaatregelen, is de nationale wetgeving van Oekraïne, de nationale wetgeving van de lidstaten of het recht van de Europese Unie van toepassing.”
.
Onverminderd artikel 10 (dat bepaalt dat personen die in het bezit zijn van een Oekraïens diplomatiek of biometrisch dienstpaspoort worden vrijgesteld van de visumplicht) heeft de overeenkomst geen gevolgen voor de bestaande regels inzake visumverplichtingen en -vrijstellingen. Aan de mogelijkheid voor de lidstaten om op grond van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 539/2001 van de Raad (2) bepaalde categorieën personen zoals civiele vliegtuig- en scheepsbemanningsleden van de visumplicht vrij te stellen, wordt bijvoorbeeld niet geraakt.
Op de kwesties die niet onder de overeenkomst vallen, zoals de weigering om een visum af te geven, de erkenning van reisdocumenten, het bewijs van voldoende bestaansmiddelen, inreisverboden en uitzettingsmaatregelen, blijven de Schengenregels en waar passend het nationaal recht van toepassing. Evenzo blijven wat betreft de vaststelling van de voor de verwerking van een visumaanvraag verantwoordelijke Schengenlidstaat de Schengenregels van toepassing. De burgers van Oekraïne dienen derhalve nog steeds hun visum aan te vragen bij het consulaat van de lidstaat die de hoofdbestemming is van hun reis; als er geen hoofdbestemming is, moet de visumaanvraag worden ingediend bij het consulaat van de lidstaat van eerste binnenkomst in het Schengengebied.
Zelfs indien aan de voorwaarden van de overeenkomst is voldaan, bijvoorbeeld wanneer een visumaanvrager van een in artikel 4 genoemde categorie de nodige bewijsstukken betreffende het doel van de reis heeft voorgelegd, maar niet aan de in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 562/2006 van het Europees Parlement en de Raad (3) („de Schengengrenscode”) vastgelegde voorwaarden is voldaan, bijvoorbeeld wanneer de persoon niet over een geldig reisdocument beschikt, hij gesignaleerd staat in het SIS of als een bedreiging voor de openbare orde of binnenlandse veiligheid wordt beschouwd, kan afgifte van een visum toch nog worden geweigerd.
De andere in de Visumcode vastgelegde mogelijkheden voor flexibiliteit bij de afgifte van visa blijven van toepassing. Meervoudige visa met een lange geldigheidsduur — tot vijf jaar — kunnen bijvoorbeeld worden afgegeven aan andere categorieën personen dan die welke zijn vermeld in artikel 5 van de overeenkomst, indien aan de voorwaarden van de Visumcode is voldaan (zie artikel 24, lid 2, van de Visumcode). Evenzo blijven de bepalingen van de Visumcode met betrekking tot ontheffing en vermindering van de visumleges van toepassing (zie punt II.2.1.1).
1.3. Soorten visa die tot het toepassingsgebied van de overeenkomst behoren
Artikel 3, onder d), van de overeenkomst definieert „visum” als „een machtiging of beslissing van een lidstaat die nodig is voor:
— |
inreis voor een voorgenomen verblijf in die lidstaat of in verscheidene lidstaten van in totaal maximaal 90 dagen; |
— |
inreis met het oog op doorreis over het grondgebied van die lidstaat of van meerdere lidstaten;”. |
Het volgende soort visa valt onder de overeenkomst:
— |
„C”-visa (visa voor kort verblijf). |
De versoepelingen waarin de overeenkomst voorziet, zijn van toepassing zowel op eenvormige visa die geldig zijn voor het hele grondgebied als op visa met een beperkte territoriale geldigheid.
1.4. Berekening van de toegestane verblijfsduur en in het bijzonder van de periode van zes maanden.
Bij de recente wijziging van de Schengengrenscode is het begrip „kort verblijf” opnieuw gedefinieerd. De nieuwe definitie luidt als volgt: „90 dagen binnen een periode van 180 dagen, waarbij voor iedere dag van het verblijf de 180 voorafgaande dagen in aanmerking worden genomen”.
Als datum van binnenkomst geldt de eerste dag van het verblijf op het grondgebied van de lidstaten en als de datum van uitreis geldt de laatste dag van het verblijf op het grondgebied van de lidstaten. Er wordt uitgegaan van een dynamische referentieperiode van 180 dagen; op elke dag van het verblijf wordt achterwaarts gekeken naar de aan die dag voorafgaande periode van 180 dagen om na te gaan of nog steeds aan de voorwaarden van 90 dagen per 180 dagen wordt voldaan. Dat betekent dat een ononderbroken afwezigheid van 90 dagen recht geeft op een nieuw verblijf van maximaal 90 dagen.
De definitie is op 18 oktober 2013 in werking getreden. Voor de berekening van de duur van het kort verblijf kan een beroep worden gedaan op het online instrument op http://ec.europa.eu/dgs/home-affairs/what-we-do/policies/borders-and-visas/border-crossing/index_en.htm.
Voorbeeld van berekening van de verblijfsduur op basis van de nieuwe definitie:
Iemand heeft een meervoudig visum met een geldigheidsduur van één jaar (18.4.2014 — 18.4.2015) en komt voor het eerst de lidstaten binnen op 19.4.2014 en blijft drie dagen. Daarna komt hij op 18.6.2014 opnieuw binnen op het grondgebied van de lidstaten en blijft 86 dagen. Wat is de situatie op bepaalde specifieke data? Wanneer wordt deze persoon opnieuw tot het grondgebied van de lidstaten toegelaten? |
Op 11.9.2014: in de afgelopen 180 dagen (16.3.2014 — 11.9.2014) heeft het verblijf van de betrokkene drie dagen (19 — 21.4.2014) plus 86 dagen (18.6.2014 — 11.9.2014) geduurd = 89 dagen. De verblijfsduur is niet overschreden. De betrokkene mag nog één dag blijven. |
Vanaf 16.10.2014: de betrokkene mag na binnenkomst drie dagen blijven (op 16.10.2014 is het verblijf van 19.4.2014 niet meer relevant (buiten de periode van 180 dagen), op 17.10.2014 is het verblijf van 20.4.2014 niet meer relevant (buiten de periode van 180 dagen) enz.) |
Vanaf 15.12.2014: de betrokkene mag na binnenkomst 86 dagen blijven (op 15.12.2014 is het verblijf van 18.6.2014 niet meer relevant (buiten de periode van 180 dagen), op 16.12.2014 is het verblijf van 19.6.2014 niet meer relevant enz.) |
1.5. De situatie met betrekking tot de lidstaten die het Schengenacquis nog niet volledig toepassen, de lidstaten die niet deelnemen aan het gemeenschappelijk visumbeleid van de EU en de geassocieerde landen
De lidstaten die tot de Unie zijn toegetreden in 2004 (Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Slovenië en Slowakije), 2007 (Bulgarije en Roemenië) en 2013 (Kroatië) zijn aan de overeenkomst gebonden vanaf de inwerkingtreding ervan.
Enkel Bulgarije, Kroatië, Cyprus en Roemenië passen het Schengenacquis nog niet volledig toe. Zij zullen nationale visa blijven afgeven die enkel geldig zijn voor hun grondgebied. Zodra deze lidstaten het Schengenacquis volledig uitvoeren, zullen zij de overeenkomst verder toepassen.
In afwachting van de volledige uitvoering van het Schengenacquis blijft op de aangelegenheden die niet onder de overeenkomst vallen het nationaal recht van de betrokken lidstaten toepassing. Vanaf de datum van volledige tenuitvoerlegging van het Schengenacquis, zullen deze aangelegenheden door de Schengenvoorschriften/het nationaal recht worden geregeld.
Bulgarije, Kroatië, Cyprus en Roemenië zijn gemachtigd om door de Schengenstaten en geassocieerde landen afgegeven verblijfstitels, D-visa en visa voor kort verblijf te aanvaarden voor kort verblijf op hun grondgebied.
Overeenkomstig artikel 21 van de overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen van 14 juni 1985 betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen moeten alle Schengenstaten de door elkaar afgegeven visa voor verblijf van langere duur en verblijfstitels aanvaarden voor verblijf van korte duur op elkaars grondgebied. De Schengenstaten aanvaarden de door elkaar afgegeven verblijfstitels, D-visa en visa voor kort verblijf voor binnenkomst en kort verblijf op elkaars grondgebied.
De overeenkomst is niet van toepassing op Denemarken, Ierland en het Verenigd Koninkrijk, maar behelst gezamenlijke verklaringen waarin wordt aangegeven dat het wenselijk is dat deze lidstaten met Oekraïne bilaterale overeenkomsten over visumversoepeling sluiten.
Op 1 maart 2009 is een bilaterale visumversoepelingsovereenkomst tussen Denemarken en Oekraïne in werking getreden. Tussen Oekraïne en respectievelijk Ierland en het Verenigd Koninkrijk zijn nog geen onderhandelingen over visumversoepeling gevoerd.
Hoewel IJsland, Liechtenstein, Noorwegen en Zwitserland geassocieerd zijn met Schengen, is de overeenkomst niet van toepassing op deze landen; de overeenkomst bevat evenwel gezamenlijke verklaringen waarin wordt aangegeven dat het wenselijk is dat deze Schengenstaten met Oekraïne bilaterale overeenkomsten over visumversoepeling sluiten.
Noorwegen heeft op 13 februari 2008 een bilaterale overeenkomst over visumversoepeling ondertekend. Deze overeenkomst is op 1 september 2011 in werking getreden.
Zwitserland heeft in november 2011 de onderhandelingen over een bilaterale overeenkomst over visumversoepeling afgerond. IJsland heeft meegedeeld dat onderhandelingen zijn gestart met Oekraïne.
1.6. Verhouding tussen de overeenkomst en bilaterale overeenkomsten
Artikel 13, lid 1, van de overeenkomst bepaalt het volgende:
„1. Zodra deze overeenkomst in werking treedt, heeft zij voorrang op de bepalingen van bilaterale of multilaterale overeenkomsten of regelingen die zijn gesloten tussen afzonderlijke lidstaten en Oekraïne, voor zover de bepalingen daarvan betrekking hebben op aangelegenheden die bij deze overeenkomst worden geregeld.”
.
Vanaf de inwerkingtreding van de overeenkomst zijn de bepalingen van de bilaterale overeenkomsten tussen de lidstaten en Oekraïne inzake de aangelegenheden die onder de overeenkomst vallen, niet langer van toepassing. Overeenkomstig het recht van de Unie dienen de lidstaten de nodige maatregelen te nemen om de onverenigbaarheden tussen hun bilaterale overeenkomsten en de overeenkomst weg te nemen.
Artikel 13, lid 2, van de overeenkomst bepaalt evenwel het volgende:
„2. De bepalingen van voor de inwerkingtreding van deze overeenkomst gesloten bilaterale overeenkomsten of regelingen tussen afzonderlijke lidstaten en Oekraïne op grond waarvan houders van niet-biometrische dienstpaspoorten zijn vrijgesteld van de visumplicht blijven van toepassing, onverminderd het recht van de betrokken lidstaten of Oekraïne om deze bilaterale overeenkomsten of regelingen op te zeggen of op te schorten.”
.
De volgende lidstaten hebben bilaterale overeenkomsten gesloten met Oekraïne op grond waarvan houders van een dienstpaspoort vrijgesteld zijn van de visumplicht: Bulgarije, Kroatië, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Polen, Roemenië en Slowakije.
Overeenkomstig artikel 13, lid 1, van de overeenkomst heeft artikel 10, lid 2, van de overeenkomst voorrang op deze bilaterale overeenkomsten wat betreft houders van biometrische dienstpaspoorten. Overeenkomstig artikel 13, lid 2, van de overeenkomst blijven deze vóór de inwerkingtreding van de wijzigingsovereenkomst gesloten bilaterale overeenkomsten van toepassing wat betreft houders van niet-biometrische dienstpaspoorten, onverminderd het recht van de betrokken lidstaten of Oekraïne om deze bilaterale overeenkomsten of regelingen op te zeggen of op te schorten. De visumvrijstelling die een lidstaat verleent aan houders van niet-biometrische dienstpaspoorten is enkel van toepassing voor het reizen op het grondgebied van die lidstaat, en niet voor het reizen naar andere Schengenstaten.
Indien een lidstaat met Oekraïne een bilaterale overeenkomst of regeling heeft gesloten over aangelegenheden die niet onder de overeenkomst vallen, blijft die vrijstelling ook na de inwerkingtreding van de overeenkomst van toepassing.
1.7. Verklaring van de Europese Gemeenschap betreffende de toegang van visumaanvragers en de harmonisatie van de informatie over procedures voor de afgifte van visa voor kort verblijf en over de documenten die moeten worden overgelegd bij het aanvragen van een visum voor kort verblijf
Overeenkomstig deze bij aan overeenkomst gehechte verklaring van de Europese Gemeenschap is met het oog op het verstrekken van coherente en uniforme informatie aan aanvragers algemene informatie gepubliceerd over de toegang tot de diplomatieke en consulaire posten van de lidstaten, de procedures en voorwaarden voor de afgifte van visa en de geldigheid van visa. Deze informatie is te vinden op de website van de EU-delegatie in Oekraïne: http://eeas.europa.eu/delegations/ukraine/index_en.htm.
De diplomatieke en consulaire posten van de lidstaten wordt verzocht deze informatie op grote schaal te verspreiden (o.a. via informatieborden, brochures en websites) en tevens gedetailleerde informatie te verstrekken over de voorwaarden voor afgifte van een visum, de vertegenwoordiging van de lidstaten in Oekraïne en de geharmoniseerde EU-lijst van vereiste bewijsstukken.
II. RICHTSNOEREN OVER SPECIFIEKE BEPALINGEN
2.1. Regels die van toepassing zijn op alle visumaanvragers.
Belangrijk: de onderstaande versoepelingen met betrekking tot de visumleges, de duur van de behandeling van een visumaanvraag, vertrek in geval van verloren of gestolen documenten en de verlenging van visa in buitengewone omstandigheden zijn van toepassing op alle burgers van Oekraïne die houder zijn van een visum of een visum aanvragen.
2.1.1. Visumleges.
Artikel 6, lid 1, van de overeenkomst bepaalt het volgende:
„Voor het behandelen van een visumaanvraag van burgers van Oekraïne wordt 35 EUR in rekening gebracht. Het hierboven genoemde bedrag kan worden aangepast volgens de procedure van artikel 14, lid 4.”
.
Overeenkomstig artikel 6, lid 1, bedragen de leges voor de behandeling van een visumaanvraag 35 EUR. Dit legesbedrag geldt voor alle Oekraïense visumaanvragers (ook voor toeristen) die een visum voor kort verblijf aanvragen, ongeacht het aantal binnenkomsten. Het geldt ook voor visumaanvragen die aan de buitengrenzen worden ingediend.
Artikel 6, lid 2, van de overeenkomst bepaalt het volgende:
„Indien Oekraïne de visumplicht voor EU-burgers opnieuw invoert, mag het EU-burgers niet meer dan 35 EUR in rekening brengen voor de behandeling van een visumaanvraag, of het bedrag dat is overeengekomen bij een aanpassing volgens de procedure van artikel 14, lid 4.”
.
Artikel 6, lid 3, van de overeenkomst bepaalt het volgende:
„De lidstaten brengen 70 EUR in rekening voor de behandeling van een visumaanvraag in het geval dat de aanvrager vanwege de afstand tussen zijn woonplaats en de plaats waar de aanvraag is ingediend, heeft gevraagd binnen drie dagen na de indiening een beslissing te nemen over de aanvraag en het consulaat hiermee heeft ingestemd.”
Er zal een legesbedrag van 70 EUR in rekening worden gebracht wanneer de visumaanvraag en de bewijsstukken worden ingediend door een visumaanvrager die verblijft in een oblast waar de lidstaat waarnaar de aanvrager wenst te reizen geen consulaire vertegenwoordiging heeft (de lidstaat heeft er geen consulaat of visumcentrum en is er evenmin vertegenwoordigd door een andere lidstaat waarmee hij een vertegenwoordigingsovereenkomst heeft gesloten) en de diplomatieke of consulaire post ermee heeft ingestemd binnen drie dagen over de visumaanvraag te beslissen. Op het visumaanvraagformulier wordt bewijs van de verblijfplaats verstrekt.
De bedoeling van artikel 6, lid 3, van de overeenkomst is in beginsel dat personen die op grote afstand van een consulaat wonen gemakkelijker een visumaanvraag kunnen indienen. Als een persoon ver moet reizen om een visumaanvraag in te dienen, kan op deze manier de afgifte worden versneld en hoeft de visumaanvrager geen twee keer te reizen.
Om de bovenstaande redenen zal wanneer de standaardtijd voor de behandeling van een visumaanvraag door een specifieke diplomatieke of consulaire post ten hoogste drie dagen bedraagt, het standaardlegesbedrag van 35 EUR in rekening worden gebracht.
In het geval van diplomatieke en consulaire posten die een afsprakensysteem hanteren, wordt de termijn voor het krijgen van een afspraak niet bij de behandelingstijd gerekend (zie ook punt II.2.1.2).
Artikel 6, lid 4, van de overeenkomst bepaalt het volgende:
„4. Onverminderd lid 5 hoeven de volgende categorieën personen geen leges te betalen voor de behandeling van een visumaanvraag:
a) |
naaste familieleden — echtgenoten, kinderen (inclusief adoptiekinderen), ouders (inclusief voogden), grootouders en kleinkinderen — die op bezoek gaan bij burgers van Oekraïne die legaal in de lidstaten verblijven of burgers van de Europese Unie die verblijven in de lidstaat waarvan zij onderdaan zijn;” |
(N.B. Dit punt heeft betrekking op Oekraïense naaste familieleden die naar een lidstaat reizen om een bezoek te brengen aan legaal in die lidstaat verblijvende burgers van Oekraïne of aan burgers van de Unie die verblijven op het grondgebied van de lidstaat waarvan zij onderdaan zijn. Oekraïense visumaanvragers die familielid zijn van een burger van de Unie in de zin van artikel 5, lid 2, van Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad (4), wordt kosteloos en zo spoedig mogelijk via een versnelde procedure een visum afgegeven.
„b) |
leden van officiële delegaties van Oekraïne die op officiële uitnodiging deelnemen aan bijeenkomsten, overlegrondes, onderhandelingen of uitwisselingsprogramma's of aan evenementen die door intergouvernementele organisaties op het grondgebied van een van de lidstaten worden gehouden; |
c) |
leden van nationale en regionale regeringen en parlementen, constitutionele hoven en hoogste rechterlijke instanties, indien zij bij deze overeenkomst niet zijn vrijgesteld van de visumplicht; |
d) |
scholieren, studenten, postdoctoraalstudenten en begeleidende docenten die reizen voor studie- of opleidingsdoeleinden; |
e) |
gehandicapten en personen die hen indien nodig begeleiden;” (NB: om te worden vrijgesteld van betaling van de leges moet bewijs worden overgelegd dat elke aanvrager tot deze categorie behoort) |
„f) |
personen die documenten hebben overgelegd waaruit blijkt dat hun reis om humanitaire redenen noodzakelijk is, bijvoorbeeld om een dringende medische behandeling te ondergaan, in welk geval de vrijstelling ook geldt voor degene die de betrokkene begeleidt, of om een begrafenis van een naast familielid bij te wonen of een ernstig ziek naast familielid te bezoeken; |
g) |
deelnemers aan internationale sportevenementen en degenen die hen begeleiden;” (NB: enkel professionele begeleiders worden vrijgesteld; supporters zullen bijgevolg niet als begeleiders worden beschouwd) |
„h) |
deelnemers aan wetenschappelijke, culturele en artistieke activiteiten, inclusief universitaire en andere uitwisselingsprogramma's; |
i) |
deelnemers aan officiële uitwisselingsprogramma's van zustersteden en andere gemeentelijke entiteiten; |
j) |
journalisten en het technisch personeel dat hen beroepshalve vergezelt;” (NB: journalisten die onder artikel 4, lid 1, onder e), van de overeenkomst vallen, vallen onder onderhavig punt) |
„k) |
gepensioneerden;” (NB: om te worden vrijgesteld van betaling van de leges moet bewijs worden overgelegd van de status van gepensioneerde.) |
„l) |
chauffeurs die internationaal goederen- en personenvervoer verzorgen naar de lidstaten met voertuigen die zijn geregistreerd in Oekraïne; |
m) |
personeel van wagons, koelwagons en locomotieven van internationale treinen die naar de lidstaten reizen; |
n) |
kinderen die jonger zijn dan 18 jaar en ten laste van de aanvrager komende kinderen van jonger dan 21 jaar;” (NB: om te worden vrijgesteld van betaling van de leges moet bewijs worden geleverd van leeftijd; voor kinderen van jonger dan 21 dient eveneens te worden bewezen dat zij ten laste komen van de aanvrager) |
„o) |
vertegenwoordigers van religieuze gemeenschappen; |
p) |
beoefenaars van vrije beroepen die deelnemen aan internationale tentoonstellingen, conferenties, symposia, studiebijeenkomsten of vergelijkbare evenementen die in de lidstaten worden gehouden; |
q) |
deelnemers aan door non-profitorganisaties georganiseerde studiebijeenkomsten, conferenties, sportieve, culturele of educatieve evenementen die 25 jaar of jonger zijn; |
r) |
vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties die reizen in verband met een opleiding, studiebijeenkomsten of conferenties, bijvoorbeeld in het kader van uitwisselingsprogramma's; |
s) |
deelnemers aan officiële grensoverschrijdende samenwerkingsprogramma's van de Europese Unie, bijvoorbeeld in het kader van het Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument (ENPI). |
De eerste zin is ook van toepassing in geval van doorreis.”
.
De tweede alinea van artikel 6, lid 4, van de overeenkomst geldt uitsluitend wanneer het doel van de reis naar het derde land een van de artikel 6, lid 4, onder a) tot en met s), van de overeenkomst genoemde doelen is, bv. als doorreis nodig is om in een derde land aan een conferentie deel te nemen, familieleden te bezoeken of deel te nemen aan een uitwisselingsprogramma van een maatschappelijke organisatie.
De bovenstaande categorieën worden volledig vrijgesteld van de leges. Artikel 16, lid 6, van de Visumcode bepaalt bovendien het volgende: „In individuele gevallen kan het te betalen bedrag aan visumleges worden kwijtgescholden of verminderd wanneer daarmee culturele of sportieve belangen alsmede belangen op het gebied van buitenlands beleid, ontwikkelingsbeleid en andere vitale openbare belangen of humanitaire redenen gediend zijn.”.
Deze bepaling kan echter niet worden toegepast om in individuele gevallen personen die ver moeten reizen om bij een diplomatieke of consulaire post van de lidstaat een visumaanvraag en bewijsstukken te kunnen indienen en die behoren tot een van de in artikel 6, lid 4, van de overeenkomst genoemde categorieën die van betaling van visumleges worden vrijgesteld, van betaling van het bedrag van 70 EUR aan visumleges vrij te stellen.
Wanneer een lidstaat samenwerkt met een externe dienstverlener kunnen de van betaling van visumleges vrijgestelde categorieën mogelijk toch dienstverleningskosten worden aangerekend.
Artikel 6, lid 5, van de overeenkomst bepaalt het volgende:
„5. Indien een lidstaat bij het afgeven van visa samenwerkt met een externe dienstverlener mag deze dienstverlener kosten in rekening brengen. Deze dienstverleningskosten moeten in verhouding staan tot de kosten die de externe dienstverlener moet maken voor het uitvoeren van zijn taken en mogen ten hoogste 30 EUR bedragen. De lidstaten handhaven voor alle aanvragers de mogelijkheid rechtstreeks een aanvraag in te dienen bij hun consulaat. Indien een afspraak moet worden gemaakt voor het indienen van een aanvraag, bedraagt de wachttijd tot de afspraak in de regel ten hoogste twee weken, gerekend vanaf de datum waarop om de afspraak werd verzocht.”
.
Het behoud van de mogelijkheid voor alle categorieën visumaanvragers om hun aanvragen rechtstreeks bij het consulaat in te dienen in plaats van via een externe dienstverlener, impliceert dat er een werkelijke keuze tussen deze twee mogelijkheden moet bestaan. Zelfs indien een rechtstreekse aanvraag niet onder identieke of soortgelijke voorwaarden moet worden georganiseerd als die welke gelden voor een aanvraag via de dienstverlener, mogen deze voorwaarden een rechtstreekse aanvraag in de praktijk niet onmogelijk maken. Het is weliswaar aanvaardbaar dat er in het geval van een rechtstreekse aanvraag een andere wachttijd voor het maken van een afspraak zou gelden, maar die wachttijd mag niet zo lang zijn dat deze aanvraag in de praktijk onmogelijk zou zijn.
2.1.2. Duur van de behandeling van een visumaanvraag
Artikel 7 van de overeenkomst bepaalt het volgende:
„1. De diplomatieke en consulaire beroepsposten van de lidstaten nemen binnen tien kalenderdagen na ontvangst van de visumaanvraag en de benodigde bewijsstukken een beslissing over de visumaanvraag.
-
2.De periode voor het nemen van een beslissing over een visumaanvraag kan in individuele gevallen worden verlengd tot 30 kalenderdagen, met name wanneer nader onderzoek van de aanvraag nodig is.
-
3.De periode voor het nemen van een beslissing over een visumaanvraag kan in dringende gevallen worden beperkt tot twee werkdagen of minder.”
.
In beginsel zal binnen tien kalenderdagen vanaf de datum van ontvangst van de volledige visumaanvraag en de bewijsstukken een beslissing worden genomen over de visumaanvraag.
Deze periode kan worden verlengd tot 30 kalenderdagen wanneer nader onderzoek nodig is, bijvoorbeeld wanneer de centrale autoriteiten moeten worden geraadpleegd.
Deze termijnen beginnen pas te lopen vanaf het moment dat de aanvraag volledig is, d.w.z. vanaf ontvangst van de visumaanvraag en de bewijsstukken.
Bij diplomatieke en consulaire posten die een afsprakensysteem hanteren, wordt de termijn voor het krijgen van een afspraak niet bij de behandelingstijd gerekend. Bij het maken van een afspraak moet in het licht van artikel 7, lid 3, van de overeenkomst rekening worden gehouden met de eventuele urgentie van de visumaanvraag. De afspraak moet in de regel steeds plaatsvinden binnen twee weken gerekend vanaf de datum waarop om een afspraak werd verzocht (zie artikel 6, lid 5, van de overeenkomst). Een langere wachttijd moet worden vermeden, ook in piekperiodes. Het gemengd comité zal hier nauwlettend op toezien. De lidstaten zorgen ervoor dat leden van officiële delegaties van Oekraïne in dringende gevallen, wegens een late uitnodiging, zo snel mogelijk bij een diplomatieke of consulaire post op afspraak kunnen komen om een visumaanvraag in te dienen, bij voorkeur binnen twee werkdagen.
De beslissing om een visumaanvraag sneller te behandelen overeenkomstig artikel 7, lid 3, van de overeenkomst wordt door het consulaat genomen.
2.1.3. Verlenging van het visum in buitengewone omstandigheden
Artikel 9 van de overeenkomst bepaalt het volgende:
„Van burgers van Oekraïne die door overmacht niet in staat zijn het grondgebied van de lidstaten binnen de in hun visum vermelde termijn te verlaten, wordt het visum kosteloos volgens de wetgeving van het gastland verlengd voor de periode die nodig is tot hun terugkeer naar hun eigen land.”
.
Wanneer de houder van een visum door overmacht, bijvoorbeeld door verblijf in het ziekenhuis wegens onvoorziene redenen/plotse ziekte/ongeval, niet in staat is het grondgebied van de lidstaat binnen de in het visum vermelde termijn te verlaten, kan het visum worden verlengd overeenkomstig artikel 33, lid 1, van de Visumcode voor zover deze bepaling in overeenstemming is met de overeenkomst (bv. het visum blijft na verlenging een eenvormig visum en de territoriale geldigheid ervan wordt behouden). Op grond van de overeenkomst gebeurt de verlenging in geval van overmacht evenwel kosteloos.
2.2. Regels die van toepassing zijn op bepaalde categorieën visumaanvragers
2.2.1. Bewijsstukken betreffende het doel van de reis
De in artikel 4, lid 1, van de overeenkomst genoemde categorieën personen, met inbegrip van chauffeurs die internationaal goederen- en personenvervoer verzorgen, dienen wat het doel van de reis betreft, enkel de in dat artikel vermelde documenten over te leggen. Er mogen voor deze categorieën visumaanvragers geen andere bewijsstukken betreffende het doel van de reis worden verlangd. Zoals artikel 4, lid 3, van de overeenkomst bepaalt, zijn geen andere vormen van motivering, uitnodiging of validering betreffende het doel van de reis nodig.
Als er in individuele gevallen twijfel blijft bestaan over het echte doel van de reis, wordt de aanvrager door de ambassade/het consulaat uitgenodigd voor een (aanvullend) diepgaand gesprek over het echte doel van het bezoek en het voornemen van de aanvrager om terug te keren (zie artikel 21, lid 8, van de Visumcode). In dergelijke gevallen kan de visumaanvrager aanvullende bewijsstukken overleggen of kan de consulaire vertegenwoordiger bij uitzondering om aanvullende bewijsstukken verzoeken. Het gemengd comité zal nauwlettend toezien op deze kwestie.
Op de categorieën die niet in artikel 4, lid 1, van de overeenkomst worden vermeld, blijven wat betreft de bewijsstukken betreffende het doel van de reis de huidige regels van toepassing. Hetzelfde geldt voor documenten voor ouderlijke toestemming voor kinderen jonger dan 18 jaar.
Op aangelegenheden die niet onder de bepalingen van de overeenkomst vallen, zoals de erkenning van reisdocumenten, medische reisverzekeringen en waarborgen betreffende terugkeer en middelen van bestaan, zijn de Schengenregels of het nationaal recht van toepassing (zie I.1.2).
Overeenkomstig de aan de wijzigingsovereenkomst gehechte verklaring van de Europese Unie over de documenten die moeten worden overgelegd bij het aanvragen van een visum voor kort verblijf, zal „de Europese Unie […] overeenkomstig artikel 48, lid 1, onder a), van de Visumcode een geharmoniseerde lijst van bewijsstukken opstellen om ervoor te zorgen dat aanvragers uit Oekraïne in principe dezelfde documenten moeten overleggen”. De consulaten van de lidstaten, die werkzaam zijn in het kader van de plaatselijke Schengensamenwerking, wordt verzocht ervoor te zorgen dat Oekraïense visumaanvragers coherente en uniforme basisinformatie wordt verstrekt en in beginsel dezelfde bewijsstukken moeten overleggen ongeacht het consulaat van de lidstaat waarbij zij hun visumaanvraag indienen.
In beginsel moeten bij de visumaanvraag de originele bewijsstukken die op grond van artikel 4, lid 1, van de overeenkomst vereist zijn, worden overgelegd. Het consulaat kan de visumaanvraag echter al in behandeling nemen met een duplicaat of kopie van deze bewijsstukken. Het consulaat kan echter om het originele document verzoeken in geval van een eerste aanvraag en zal om het originele document verzoeken wanneer er in individuele gevallen twijfels bestaan.
Op de onderstaande lijst van autoriteiten staan ook personen die bevoegd zijn om bewijsstukken te onderteken; de Oekraïense autoriteiten dienen de plaatselijke Schengensamenwerking dan ook op de hoogte te houden indien deze personen worden vervangen.
Artikel 4 van de overeenkomst bepaalt het volgende:
„1. Voor de hieronder genoemde categorieën burgers van Oekraïne volstaan de volgende documenten als rechtvaardiging van het doel van de reis naar de andere partij:
a) |
voor leden van officiële delegaties van Oekraïne die op officiële uitnodiging deelnemen aan bijeenkomsten, overlegrondes, onderhandelingen of uitwisselingsprogramma's of aan evenementen die door intergouvernementele organisaties op het grondgebied van een van de lidstaten worden gehouden:
|
De brief van de bevoegde autoriteit moet de naam van de betrokkene vermelden en bevestigen dat hij lid is van een delegatie die naar het grondgebied van een andere partij reist om er deel te nemen aan een officiële ontmoeting. Hoewel een officiële uitnodiging aan een specifieke persoon gericht kan zijn, is het niet noodzakelijk dat de naam van de aanvrager ook op de officiële uitnodiging voor de ontmoeting wordt vermeld.
Deze bepaling is van toepassing op leden van officiële delegaties, ongeacht het soort paspoort dat ze hebben (niet-biometrisch dienstpaspoort of gewoon paspoort).
„b) |
voor zakenlieden en vertegenwoordigers van bedrijfsorganisaties:
|
c) |
voor chauffeurs die internationaal goederen- en personenvervoer verzorgen naar de lidstaten met voertuigen die zijn geregistreerd in Oekraïne:
|
De autoriteiten die bevoegd zijn voor internationaal vervoer over de weg en om verklaringen te doen over het doel, de duur, de bestemming(en) en de frequentie van de reizen van chauffeurs die internationaal goederen- en personenvervoer verzorgen naar het grondgebied van de lidstaten met in Oekraïne geregistreerde voertuigen, zijn de volgende:
1. |
Association of International Road Carriers of Ukraine (AsMAP/„АсМАП”) Postadres:
Ambtenaren bevoegd voor het ondertekenen van uitnodigingen:
|
2. |
Staatsbedrijf „Service on International Road Carriages” („SIRC”) Postadres:
Ambtenaren bevoegd voor het ondertekenen van uitnodigingen:
|
3. |
Ukrainian Road Transport and Logistics Union Postadres:
Ambtenaar bevoegd voor het ondertekenen van aanvragen: Lypovskiy Vitalij — voorzitter |
4. |
All-Ukrainian Association of Automobile Carriers (AAAC) (Всеукраїнська асоціація автомобільних перевізників) Postadres:
Ambtenaren bevoegd voor het ondertekenen van uitnodigingen:
|
5. |
All-Ukrainian Association of Automobile Carriers (AAAC) (Всеукраїнська асоціація автомобільних перевізників) Postadres:
Ambtenaren bevoegd voor het ondertekenen van uitnodigingen: Vakulenko Volodymyr (Вакуленко Володимир Михайлович) — vicevoorzitter van de AAAC |
6. |
Oekraïens staatsbedrijf „Ukrinteravtoservice” (Українське державне підприємство по обслуговуванню іноземних та вітчизняних автотранспортних засобів „Укрінтеравтосервіс”) Postadres:
Ambtenaren bevoegd voor het ondertekenen van uitnodigingen:
|
Gezien de huidige problemen met deze categorie visumaanvragers zal het gemengd comité nauw toezien op de uitvoering van deze bepaling.
„d) |
voor het personeel van wagons, koelwagons en locomotieven van internationale treinen die naar de lidstaten reizen:
|
De bevoegde autoriteit voor spoorvervoer in Oekraïne is de State Administration of Railway Transport of Ukraine („Ukrzaliznytsia”/„Укрзалізниця”).
Postadres:
5-7 Tverskaya str. |
Kyiv, 03680, Oekraïne |
Overeenkomstig de bevoegdheidsverdeling bij „Ukrzaliznytsia” zijn de volgende ambtenaren verantwoordelijk voor het verstrekken van informatie over het doel, de duur en de frequentie van de internationale reizen van wagon-, koelwagon- en locomotiefpersoneel naar het grondgebied van de lidstaten:
Bolobolin Serhii (Болоболін Сергій Петрович) — eerste directeur-generaal van Ukrzaliznytsia (tel. +38 044 465 00 10); |
Serhiyenko Mykola (Сергієнко Микола Іванович) — eerste adjunct-directeur-generaal van Ukrzaliznytsia (tel. +38 044 465 00 01); |
Zhurakivskyy Vitaliy (Жураківський Віталій Олександрович) — eerste adjunct-directeur-generaal van Ukrzaliznytsia (tel. +38 044 465 00 41); |
Slipchenko Oleksiy (Сліпченко Олексій Леонтійович) — adjunct-directeur-generaal van Ukrzaliznytsia (tel. +38 044 465 00 14); |
Naumenko Petro (Науменко Петро Петрович) — adjunct-directeur-generaal van Ukrzaliznytsia (tel. +38 044 465 00 12); |
Chekalov Pavlo (Чекалов Павло Леонтійович) — adjunct-directeur-generaal van Ukrzaliznytsia (tel. +38 044 465 00 13); |
Matviiv Igor — Afdelingshoofd Internationale Betrekkingen van Ukrzaliznytsia (tel. +38 044 465 04 25). |
„e) |
voor journalisten en het technisch personeel dat hen beroepshalve vergezelt:
|
Freelancejournalisten behoren niet tot deze categorie.
Het certificaat of document dat bewijst dat de aanvrager een professionele journalist is en het originele document van de werkgever dat bevestigt dat de reis bedoeld is om journalistiek werk te verrichten of waaruit blijkt dat de betrokkene behoort tot het technisch personeel dat de journalist beroepshalve vergezelt, moet worden overgelegd.
De Oekraïense beroepsorganisaties die bevoegd zijn om te bewijzen dat de betrokkene een gekwalificeerde journalist is, zijn:
1. |
National Union of Journalists of Ukraine (NUJU) („Національна спілка журналістів України”, НСЖУ). De NUJU geeft aan gekwalificeerde persmedewerkers de nationale beroepskaart voor journalisten af alsook de internationale perskaart overeenkomstig de normen van de Internationale Federatie van Journalisten. Postadres:
Bevoegde persoon: Nalyvaiko Oleg Igorovych (Наливайко Олег Ігорович) — Hoofd van de NUJU Tel./Fax38044-234-20-96; +38044-234-49-60; +38044-234-52-09 e-mail: spilka@nsju.org; admin@nsju.org |
2. |
Independent Media Union of Ukraine (IMUU) („Незалежна медіа-профспілка України”). Postadres:
Bevoegde personen:
|
„f) |
voor deelnemers aan wetenschappelijke, culturele en artistieke activiteiten, zoals universitaire en andere uitwisselingsprogramma's:
|
g) |
voor scholieren, studenten, postdoctoraal studenten en begeleidende docenten die reizen voor studie- of opleidingsdoeleinden, inclusief in het kader van uitwisselingsprogramma's en andere schoolgerelateerde activiteiten:
|
Een collegekaart kan alleen als bewijs van het doel van de reis worden aanvaard als hij is afgegeven door de universiteit, het college of de school waar de studie of opleiding zal plaatsvinden.
„h) |
voor deelnemers aan internationale sportevenementen en personen die hen beroepshalve begeleiden:
|
Op de lijst van begeleiders bij internationale sportevenementen worden enkel personen opgenomen die de sporters beroepshalve begeleiden: trainers, masseurs, managers, medisch personeel en het hoofd van de sportclub. Supporters worden niet als begeleiders beschouwd.
„i) |
voor deelnemers aan officiële uitwisselingsprogramma's van zustersteden en andere gemeentelijke entiteiten:
|
Het is het hoofd van het stadsbestuur/de burgemeester van de stad of de gemeente waar de uitwisseling zal plaatsvinden die bevoegd is om een schriftelijke uitnodiging af te geven. Enkel officiële uitwisselingen vallen onder deze categorie.
„j) |
voor naaste familieleden — echtgenoten, kinderen (inclusief adoptiekinderen), ouders (inclusief voogden), grootouders en kleinkinderen — die op bezoek gaan bij burgers van Oekraïne die legaal in de lidstaten verblijven of bij burgers van de Europese Unie die verblijven in de lidstaat waarvan zij onderdaan zijn:
|
Dat punt heeft betrekking op Oekraïense naaste familieleden die naar een lidstaat reizen om een bezoek te brengen aan legaal in die lidstaat verblijvende burgers van Oekraïne of aan burgers van de Unie die verblijven op het grondgebied van de lidstaat waarvan zij onderdaan zijn.
De echtheid van de handtekening van de uitnodiger moet worden bevestigd door de bevoegde autoriteit overeenkomstig de nationale wetgeving van het land van verblijf.
Ook moet bewijs worden geleverd van het legaal verblijf van de uitnodiger en van de familieband; bij de schriftelijke uitnodiging van de gastheer of -vrouw kunnen bijvoorbeeld kopieën van documenten worden gevoegd die zijn of haar status aantonen, zoals een kopie van de verblijfstitel en een bewijs van de familieband.
Deze bepaling is ook van toepassing op familieleden van personeel van diplomatieke en consulaire posten die voor een periode van hoogstens 90 dagen naar het grondgebied van de lidstaten reizen om er familie te bezoeken; in dergelijke gevallen dient echter geen bewijs te worden verstrekt van legaal verblijf en van de familieband.
In de aan de wijzigingsovereenkomst gehechte verklaring van de Europese Unie over versoepelingen voor familieleden is bovendien het volgende bepaald: „Ter bevordering van de mobiliteit van een grotere groep personen met familiebanden met burgers van Oekraïne die legaal in de lidstaten verblijven (met name zussen en broers en hun kinderen), of met burgers van de Europese Unie die verblijven in de lidstaat waarvan zij onderdaan zijn, verzoekt de Europese Unie de consulaire posten van de lidstaten ten volle gebruik te maken van de in de visumcode bestaande mogelijkheden om de afgifte van visa aan deze categorie personen te vereenvoudigen, met name door middel van vereenvoudigingen ten aanzien van de vereiste bewijsstukken, vrijstelling van leges en zo mogelijk de afgifte van meervoudige visa.”.
„k) |
familieleden die een begrafenisplechtigheid bijwonen:
|
In de overeenkomst is niet nader bepaald of het bovengenoemd officieel document moet worden afgegeven door de autoriteiten van het land waar de begrafenisplechtigheid zal plaatsvinden of door de autoriteiten van het land van verblijf van de persoon die de plechtigheid wil bijwonen. Officiële documenten van beide landen dienen te worden aanvaard.
Het bovengenoemd officieel overlijdenscertificaat moet worden overgelegd samen met de bevestiging dat er sprake is van een familierelatie of een andere relatie tussen de visumaanvrager en de overledene, bv. een geboorte- en/of huwelijksakte.
„l) |
voor bezoekers van militaire of civiele begraafplaatsen:
|
In de overeenkomst is niet vastgelegd of het bovengenoemd officieel document moet worden afgegeven door de autoriteiten van het land waar de begraafplaats zich bevindt of door de autoriteiten van het land van verblijf van de persoon die de begraafplaats wenst te bezoeken. Officiële documenten van beide landen dienen te worden aanvaard.
Het bovengenoemd officieel document waaruit blijkt dat het graf bestaat en blijft voortbestaan moet worden overgelegd samen met de bevestiging dat er sprake is van een familierelatie of een andere relatie tussen de visumaanvrager en de overledene.
In de bij de overeenkomst gevoegde verklaring van de Europese Gemeenschap betreffende de afgifte van visa voor kort verblijf voor het bezoeken van militaire en civiele begraafplaatsen is bepaald dat in de regel visa voor kort verblijf met een geldigheidsduur van maximaal 14 dagen worden verstrekt aan personen die een militaire of civiele begraafplaats bezoeken.
„m) |
voor bezoek om medische redenen en voor noodzakelijke begeleiders:
|
Zowel het document van de medische instelling waaruit blijkt dat medische behandeling in deze instelling noodzakelijk is en de betrokkene onder begeleiding moet reizen als het bewijs dat de betrokkene over voldoende financiële middelen beschikt voor de medische behandeling, moeten worden overgelegd.
„n) |
voor vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties die reizen in verband met een opleiding, studiebijeenkomsten of conferenties, bijvoorbeeld in het kader van uitwisselingsprogramma's:
|
Het document waarmee de registratie van een maatschappelijke organisatie in Oekraïne wordt aangetoond, bestaat uit een brief van de Staatsregistratiedienst van Oekraïne met informatie uit het register van maatschappelijke verenigingen.
„o) |
voor beoefenaars van vrije beroepen die deelnemen aan internationale tentoonstellingen, conferenties, symposia, studiebijeenkomsten of vergelijkbare evenementen die in de lidstaten worden gehouden:
|
p) |
voor vertegenwoordigers van religieuze gemeenschappen:
|
Het document waarmee de registratie van een religieuze gemeenschap in Oekraïne wordt aangetoond, bestaat uit een uittreksel uit het Centrale Staatsregister van rechtspersonen en particuliere ondernemers waaruit blijkt dat de organisatie en rechtsvorm van een rechtspersoon „religieuze gemeenschap” is.
„q) |
voor deelnemers aan officiële grensoverschrijdende -samenwerkingsprogramma's van de Europese Unie, bijvoorbeeld in het kader van het Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument (ENPI):
|
.
Belangrijk: de overeenkomst doet geen nieuwe aansprakelijkheidsregels ontstaan voor de natuurlijke of rechtspersonen die de schriftelijke uitnodiging afgeven. Op valse uitnodigingen is het desbetreffende EU-recht/nationaal recht van toepassing.
2.2.2. Afgifte van meervoudige visa
Wanneer de visumaanvrager frequent of regelmatig naar het grondgebied van de lidstaten moet reizen, worden visa voor kort verblijf voor meerdere bezoeken afgegeven; de totale duur van deze bezoeken mag evenwel niet langer zijn dan 90 dagen per periode van 180 dagen.
Artikel 5, lid 1, van de overeenkomst bepaalt het volgende:
„1. De diplomatieke en consulaire beroepsposten van de lidstaten verstrekken meervoudige visa met een geldigheidsduur van vijf jaar aan de volgende categorieën personen:
a) |
leden van nationale en regionale regeringen en parlementen, constitutionele hoven en hoogste rechterlijke instanties, nationale en regionale openbaar aanklagers en hun plaatsvervangers in de uitoefening van hun functie, indien zij bij deze overeenkomst niet zijn vrijgesteld van de visumplicht; |
b) |
leden van officiële delegaties van Oekraïne die op officiële uitnodiging regelmatig deelnemen aan bijeenkomsten, overlegrondes, onderhandelingen of uitwisselingsprogramma's of aan evenementen die door intergouvernementele organisaties in van een van de lidstaten worden gehouden; |
c) |
echtgenoten, kinderen (inclusief adoptiekinderen) die jonger zijn dan 21 jaar of ten laste komen van de aanvrager, en ouders (inclusief voogden) die op bezoek gaan bij burgers van Oekraïne die legaal in de lidstaten verblijven of bij burgers van de Europese Unie die verblijven in de lidstaat waarvan zij onderdaan zijn; |
d) |
zakenlieden en vertegenwoordigers van bedrijfsorganisaties die regelmatig naar de lidstaten reizen; |
e) |
journalisten en het technisch personeel dat hen beroepshalve vergezelt. |
Wanneer duidelijk is dat de noodzaak of de bedoeling om frequent of regelmatig te reizen slechts voor een kortere periode geldt, wordt, in afwijking van de eerste alinea, de geldigheidsduur van het meervoudig visum beperkt tot die kortere periode, met name wanneer
— |
in het geval van de onder a) bedoelde personen: de ambtstermijn, |
— |
in het geval van de onder b) bedoelde personen: de geldigheidsduur van de status als lid van een officiële delegatie, |
— |
in het geval van de onder c) bedoelde personen: de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning van burgers van Oekraïne die legaal in de Europese Unie verblijven, |
— |
in het geval van de onder d) bedoelde personen: de geldigheidsduur van de status als vertegenwoordiger van een bedrijfsorganisatie of die van de arbeidsovereenkomst, |
— |
in het geval van de onder e) bedoelde personen: de duur van de arbeidsovereenkomst, |
korter is dan vijf jaar.”
.
Voor deze categorieën personen is het gezien hun beroepsstatus of de familieband met een burger van Oekraïne die legaal verblijft op het grondgebied van de lidstaten of met een burger van de Europese Unie die verblijft op het grondgebied van de lidstaat waarvan hij onderdaan is, gerechtvaardigd om in de regel een meervoudig visum met een geldigheidsduur van vijf jaar af te geven. In de oorspronkelijke versie van de overeenkomst was bepaald dat „meervoudige visa met een geldigheidsduur van maximaal vijf jaar” zouden worden verstrekt, waardoor de consulaten vrij konden beslissen over de geldigheidsduur van de visa, evenwel rekening houdend met de beperking tot vijf jaar. In de wijzigingsovereenkomst is bepaald dat visa „met een geldigheidsduur van vijf jaar” worden afgegeven, hetgeen inhoudt dat wanneer een visumaanvrager aan alle voorwaarden van artikel 5, lid 1, van de overeenkomst voldoet, „de diplomatieke en consulaire beroepsposten van de lidstaten meervoudige visa met een geldigheidsduur van vijf jaar [verstrekken]”.
Voor personen die onder artikel 5, lid 1, onder a), van de overeenkomst vallen, moet bewijs worden overgelegd van hun beroepsstatus en de duur van hun mandaat.
Dat geldt echter niet voor deze personen wanneer zij op grond van de overeenkomst zijn vrijgesteld van de visumplicht, d.w.z. voor houders van een diplomatiek paspoort of biometrisch dienstpaspoort.
Voor personen die onder artikel 5, lid 1, onder b), van de overeenkomst vallen, moet worden bewezen dat zij permanent lid zijn van de delegatie en regelmatig aan bijeenkomsten, overlegrondes, onderhandelingen of uitwisselingsprogramma's moeten deelnemen.
Voor personen die onder artikel 5, lid 1, onder c), van de overeenkomst vallen, moet bewijs van legaal verblijf van de uitnodiger worden overgelegd (zie II.2.2.1).
Voor personen die onder artikel 5, lid 1, onder d) en e), van de overeenkomst vallen, moet bewijs van hun beroepsstatus en de duur van hun activiteiten worden overgelegd.
Artikel 5, lid 2, van de overeenkomst bepaalt het volgende:
„2. De diplomatieke en consulaire beroepsposten van de lidstaten verstrekken meervoudige visa met een geldigheidsduur van een jaar aan de volgende categorieën personen, mits deze in het voorafgaande jaar ten minste één visum hebben verkregen waarvan zij gebruik hebben gemaakt overeenkomstig de wetgeving inzake inreis en verblijf in de bezochte staat:
a) |
chauffeurs die internationaal goederen- en personenvervoer verzorgen naar de lidstaten met voertuigen die zijn geregistreerd in Oekraïne; |
b) |
personeel van wagons, koelwagons en locomotieven van internationale treinen die naar de lidstaten reizen; |
c) |
deelnemers aan wetenschappelijke, culturele en artistieke activiteiten, inclusief universitaire en andere uitwisselingsprogramma's, die regelmatig naar de lidstaten reizen; |
d) |
deelnemers aan internationale sportevenementen en personen die hen beroepshalve begeleiden; |
e) |
deelnemers aan officiële uitwisselingsprogramma's van zustersteden en andere gemeentelijke entiteiten; |
f) |
vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties die regelmatig naar de lidstaten reizen in verband met een opleiding, studiebijeenkomsten of conferenties, bijvoorbeeld in het kader van uitwisselingsprogramma's; |
g) |
deelnemers aan officiële grensoverschrijdende samenwerkingsprogramma's van de Europese Unie, bijvoorbeeld in het kader van het Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument (ENPI); |
h) |
studenten en postdoctoraal studenten die regelmatig reizen voor studie- of opleidingsdoeleinden, bijvoorbeeld in het kader van uitwisselingsprogramma's; |
i) |
vertegenwoordigers van religieuze gemeenschappen; |
j) |
beoefenaars van vrije beroepen die deelnemen aan internationale tentoonstellingen, conferenties, symposia, studiebijeenkomsten of vergelijkbare evenementen die in de lidstaten worden gehouden; |
k) |
personen die om medische redenen regelmatig naar de lidstaten moeten reizen en hun noodzakelijke begeleiders. |
Wanneer duidelijk is dat de noodzaak of de bedoeling om frequent of regelmatig te reizen slechts voor een kortere periode geldt, wordt, in afwijking van de eerste alinea, de geldigheidsduur van het meervoudig visum beperkt tot die kortere periode.”
.
In de oorspronkelijke versie van de overeenkomst was bepaald dat „meervoudige visa met een geldigheidsduur van maximaal één jaar” zouden worden verstrekt, waardoor de consulaten vrij konden beslissen over de geldigheidsduur van de visa, evenwel rekening houdend met de maximale duur. In de wijzigingsovereenkomst is bepaald dat visa „met een geldigheidsduur van een jaar” worden afgegeven, hetgeen inhoudt dat wanneer een visumaanvrager aan alle voorwaarden van artikel 5, lid 2, van de overeenkomst voldoet, „de diplomatieke en consulaire beroepsposten van de lidstaten meervoudige visa met een geldigheidsduur van één jaar [verstrekken]”. Er moet worden opgemerkt dat aan personen van de bovengenoemde categorieën meervoudige visa met een geldigheidsduur van een jaar zullen worden afgegeven mits deze in het voorafgaande jaar (twaalf maanden) ten minste één Schengenvisum hebben verkregen waarvan zij gebruik hebben gemaakt overeenkomstig de wetgeving inzake inreis en verblijf in de bezochte staat of staten (de betrokkene is bijvoorbeeld niet langer gebleven dan toegestaan) en er redenen zijn om een meervoudig visum aan te vragen. Het Schengenvisum dat in het voorgaande jaar werd verkregen, mag door een andere Schengenstaat zijn afgegeven dan die waarbij de aanvrager het nieuwe visum aanvraagt. Wanneer het niet gerechtvaardigd is een visum van één jaar af te geven (bv. wanneer de duur van het uitwisselingsprogramma minder dan een jaar bedraagt of de persoon niet gedurende een volledig jaar frequent of regelmatig dient te reizen) wordt een visum met een geldigheidsduur van minder dan een jaar afgegeven, op voorwaarde dat aan alle andere voorwaarden voor afgifte is voldaan.
Artikel 5, leden 3 en 4, van de overeenkomst bepalen het volgende:
„3. De diplomatieke en consulaire beroepsposten van de lidstaten verstrekken de in lid 2 genoemde personen meervoudige visa met een geldigheidsduur van ten minste twee en ten hoogste vijf jaar, mits deze personen in de voorafgaande twee jaar overeenkomstig de wetgeving inzake inreis en verblijf in de bezochte staat gebruik hebben gemaakt van het meervoudig visum voor één jaar, tenzij duidelijk is dat de noodzaak of de bedoeling om frequent of regelmatig te reizen voor een kortere periode geldt; in dat geval wordt de geldigheidsduur van het meervoudig visum beperkt tot die kortere periode.
-
4.De in de leden 1 tot en met 3 van dit artikel bedoelde personen mogen in totaal ten hoogste 90 dagen per periode van 180 dagen op het grondgebied van de lidstaten verblijven.”
.
Aan personen van de in artikel 5, lid 2, van de overeenkomst vermelde categorieën worden meervoudige visa met een geldigheidsduur van ten minste twee en ten hoogste vijf jaar afgegeven, mits deze personen in de voorafgaande twee jaar overeenkomstig de wetgeving inzake inreis en verblijf in de bezochte staat of staten gebruik hebben gemaakt van het meervoudig visum voor één jaar en de noodzaak om frequent of regelmatig te reizen niet duidelijk slechts voor een kortere periode geldt. Er moet worden opgemerkt dat aan er slechts een visum met een geldigheid van twee tot vijf jaar zal worden afgegeven indien aan de visumaanvrager in de voorgaande twee jaar twee visa met een geldigheidsduur van ten minste één jaar zijn afgegeven en hij van deze visa gebruik heeft gemaakt overeenkomstig de wetgeving inzake inreis en verblijf in de bezochte staat of staten. De diplomatieke en consulaire posten van de lidstaten beslissen op basis van een individuele beoordeling van iedere visumaanvraag over de geldigheidsduur van het visum, dat ten minste twee en ten hoogste vijf jaar kan bedragen.
Met betrekking tot de definitie van de criteria van artikel 5, lid 2, van de overeenkomst „mits […] er redenen zijn om een meervoudig visum aan te vragen” en van artikel 5, lid 3, van de overeenkomst „mits […] de redenen om een meervoudig visum aan te vragen nog steeds gelden”, is artikel 24, lid 2, onder a), van de Visumcode betreffende de afgifte van meervoudige visa van toepassing: de personen moeten genoodzaakt zijn frequent naar een of meer lidstaten te reizen, bijvoorbeeld voor zakelijke doeleinden.
Er dient geen meervoudig visum te worden afgegeven indien de visumaanvrager geen gebruik maakte van een eerder afgegeven visum. Dat geldt echter niet wanneer de aanvrager wegens overmacht geen gebruik heeft gemaakt van het eerder afgegeven visum, bv. een vrachtwagenchauffeur die wegens ziekte gedurende lange tijd niet heeft gewerkt.
Zie ook punt II.2.2.1 over de bewijsstukken betreffende het doel van de reis met het oog op de afgifte van meervoudige visa aan de in artikel 5 van de overeenkomst vermelde categorieën personen.
2.2.3. Houders van diplomatieke paspoorten en dienstpaspoorten
Artikel 10 van de overeenkomst bepaalt het volgende:
„1. Burgers van Oekraïne die houder zijn van een geldig diplomatiek paspoort hebben geen visum nodig voor een inreis in, een uitreis uit of een doorreis over het grondgebied van de lidstaten.
-
2.Burgers van Oekraïne die houder zijn van een geldig biometrisch dienstpaspoort hebben geen visum nodig voor een inreis in, een uitreis uit of een doorreis over het grondgebied van de lidstaten.
-
3.De in de leden 1 en 2 bedoelde personen mogen ten hoogste 90 dagen per periode van 180 dagen op het grondgebied van de lidstaten verblijven.”
.
Bestaande bilaterale overeenkomsten of regelingen die voorzien in de visumvrijstelling voor houders van een niet-biometrisch dienstpaspoort blijven van toepassing, tenzij deze zijn opgezegd of geschorst (zie I.1.6).
Het uitzenden van diplomaten naar de lidstaten wordt niet door de overeenkomst geregeld. Daarop is de normale accreditatieprocedure van toepassing.
III. STATISTIEKEN
Opdat het gemengd comité effectief toezicht zou kunnen houden op de overeenkomst, dienen de diplomatieke en consulaire posten van de lidstaten bij de Commissie elke zes maanden statistieken in te dienen, indien mogelijk uitgesplitst per maand, met betrekking tot:
— |
de soorten visa die zijn afgegeven aan de verschillende categorieën personen die onder de overeenkomst vallen; |
— |
het aantal weigeringen van afgifte van visa voor de verschillende categorieën personen die onder de overeenkomst vallen; |
— |
het percentage aanvragers dat voor een gesprek is uitgenodigd, per categorie; |
— |
het aantal meervoudige visa met een geldigheidsduur van vijf jaar dat is afgegeven aan burgers van Oekraïne (per land); |
— |
percentage visa die kosteloos zijn afgegeven aan de verschillende categorieën personen die onder de overeenkomst vallen. |
-
Verordening (EG) nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot vaststelling van een gemeenschappelijke visumcode (PB L 243 van 15.9.2009, blz. 1).
-
Verordening (EG) nr. 539/2001 van de Raad van 15 maart 2001 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld (PB L 81 van 21.3.2001, blz. 1).
-
Verordening (EG) nr. 562/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot vaststelling van een communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode) (PB L 105 van 13.4.2006, blz. 1).
-
Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1612/68 en tot intrekking van Richtlijnen 64/221/EEG, 68/360/EEG, 72/194/EEG, 73/148/EEG, 75/34/EEG, 75/35/EEG, 90/364/EEG, 90/365/EEG en 93/96/EEG (PB L 158 van 30.4.2004, blz. 77).
Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.