Verordening 2014/422 - Aanpassing met ingang van 1 juli 2011 van de bezoldigingen en de pensioenen van de ambtenaren en de andere personeelsleden van de EU, alsmede van de aanpassingscoëfficiënten die van toepassing zijn op deze bezoldigingen en pensioenen

1.

Wettekst

30.4.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 129/5

 

VERORDENING (EU) Nr. 422/2014 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 16 april 2014

houdende aanpassing met ingang van 1 juli 2011 van de bezoldigingen en de pensioenen van de ambtenaren en de andere personeelsleden van de Europese Unie, alsmede van de aanpassingscoëfficiënten die van toepassing zijn op deze bezoldigingen en pensioenen

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie, en met name artikel 12,

Gezien het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie (hierna „statuut”) en de regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden van de Unie (hierna „regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden”), vastgesteld bij Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 (1), en met name op artikel 10 van bijlage XI bij het statuut,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Gezien het advies van het Hof van Justitie (2),

Gezien het advies van de Rekenkamer (3),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (4),

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

In zaak C-63/12, Commissie tegen Raad, heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna „Hof van Justitie”) verklaard dat de instellingen verplicht zijn jaarlijks de bezoldigingen aan te passen, hetzij door „wiskundige” aanpassing volgens de methode in artikel 3 van bijlage XI bij het statuut, hetzij door van die wiskundige berekening af te wijken overeenkomstig artikel 10 van die bijlage.

 

(2)

Artikel 19 van bijlage XIII bij het statuut, laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EU, Euratom) nr. 1023/2013 van het Europees Parlement en de Raad (5) strekt ertoe de instellingen in staat te stellen de nodige maatregelen te nemen om hun geschillen betreffende de aanpassingen van de bezoldigingen en pensioenen voor 2011 en 2012 te beslechten in overeenstemming met een uitspraak van het Hof van Justitie, rekening houdend met de legitieme verwachtingen van de personeelsleden dat de instellingen ieder jaar een besluit dienen te nemen over de aanpassing van hun bezoldigingen en pensioenen.

 

(3)

Om in overeenstemming te zijn met de uitspraak van het Hof van Justitie in zaak C-63/12 moet de Commissie, wanneer de Raad vaststelt dat er sprake is van een ernstige en plotselinge verslechtering van de sociaaleconomische toestand binnen de Unie, een voorstel indienen volgens de in artikel 336 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) bepaalde procedure om het Europees Parlement in het wetgevingsproces te betrekken. De Raad heeft op 4 november 2011 verklaard dat de financiële en economische crisis die de Unie treft en in de meeste lidstaten tot aanzienlijke budgettaire aanpassingen leidt, een ernstige en plotselinge verslechtering van de sociaaleconomische toestand binnen de Unie heeft opgeleverd. De Raad heeft de Commissie derhalve op grond van artikel 241 van het VWEU verzocht om uitvoering te geven aan artikel 10 van bijlage XI bij het statuut en een passend voorstel voor de aanpassing van de bezoldigingen in te dienen.

 

(4)

Het Hof van Justitie heeft bevestigd dat het Europees Parlement en de Raad op grond van de uitzonderingsclausule over een ruime beoordelingsmarge ten aanzien van de aanpassing van de bezoldigingen en de pensioenen beschikken. Vanwege de economische en sociale omstandigheden tijdens de periode van 1 juli 2010 tot en met 31 december 2011, onder andere de financiële en economische crisis die een aantal lidstaten in het najaar van 2011 heeft getroffen en die tot een onmiddellijke verslechtering van de sociaaleconomische toestand in de Unie en tot aanzienlijke budgettaire aanpassingen heeft geleid, de hoge werkloosheid en de hoge overheidsschulden en -tekorten in de Unie, is het passend de aanpassing van de bezoldigingen en pensioenen in België en Luxemburg vast te stellen op 0 % voor 2011. Die aanpassing is onderdeel van een algehele aanpak met het oog op de beslechting van de geschillen betreffende de aanpassingen van de bezoldigingen en de pensioenen voor 2011 en 2012, die tevens een aanpassing van 0,8 % voor 2012 behelst.

 

(5)

Bijgevolg geschiedt de aanpassing van de bezoldigingen en de pensioenen van de ambtenaren en andere personeelsleden van de Europese Unie gedurende een periode van vijf jaar (2010-2014) als volgt: in 2010 heeft de toepassing van de methode van artikel 3 van bijlage XI bij het statuut geleid tot een aanpassing van 0,1 %. Voor 2011 en 2012 heeft de algehele aanpak met het oog op de beslechting van de geschillen betreffende de aanpassingen van de bezoldigingen en de pensioenen voor 2011 en 2012 geleid tot een aanpassing van respectievelijk 0 % en 0,8 %. Bovendien is in het kader van het politiek compromis over de hervorming van het statuut en de regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden besloten de bezoldigingen en de pensioenen in de jaren 2013 en 2014 te bevriezen,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Met ingang van 1 juli 2011 wordt in artikel 63, tweede alinea, van het statuut „1 juli 2010” vervangen door „1 juli 2011”.

Artikel 2

Met ingang van 1 juli 2011 wordt in artikel 66 van het statuut de tabel van de maandelijkse basissalarissen die van toepassing is voor de berekening van de bezoldigingen en de pensioenen, vervangen door de volgende tabel:

 

1.7.2011

SALARISTRAP

RANG

1

2

3

4

5

16

16 919,04

17 630,00

18 370,84

   

15

14 953,61

15 581,98

16 236,76

16 688,49

16 919,04

14

13 216,49

13 771,87

14 350,58

14 749,83

14 953,61

13

11 681,17

12 172,03

12 683,51

13 036,39

13 216,49

12

10 324,20

10 758,04

11 210,11

11 521,99

11 681,17

11

9 124,87

9 508,31

9 907,86

10 183,52

10 324,20

10

8 064,86

8 403,76

8 756,90

9 000,53

9 124,87

9

7 127,99

7 427,52

7 739,63

7 954,96

8 064,86

8

6 299,95

6 564,69

6 840,54

7 030,86

7 127,99

7

5 568,11

5 802,09

6 045,90

6 214,10

6 299,95

6

4 921,28

5 128,07

5 343,56

5 492,23

5 568,11

5

4 349,59

4 532,36

4 722,82

4 854,21

4 921,28

4

3 844,31

4 005,85

4 174,18

4 290,31

4 349,59

3

3 397,73

3 540,50

3 689,28

3 791,92

3 844,31

2

3 003,02

3 129,21

3 260,71

3 351,42

3 397,73

1

2 654,17

2 765,70

2 881,92

2 962,10

3 003,02

Artikel 3

Met ingang van 1 juli 2011 worden de aanpassingscoëfficiënten die op grond van artikel 64 van het statuut van toepassing zijn op de bezoldiging van de ambtenaren en de andere personeelsleden vastgesteld zoals aangegeven in kolom 2 van de onderstaande tabel.

Met ingang van 1 januari 2012 worden de aanpassingscoëfficiënten die op grond van artikel 17, lid 3, van bijlage VII bij het statuut van toepassing zijn op de overmakingen van de ambtenaren en de andere personeelsleden vastgesteld zoals aangegeven in kolom 3 van de onderstaande tabel.

Met ingang van 1 juli 2011 worden de aanpassingscoëfficiënten die op grond van artikel 20, lid 1, van bijlage XIII bij het statuut van toepassing zijn op de pensioenen vastgesteld zoals aangegeven in kolom 4 van de onderstaande tabel.

Met ingang van 16 mei 2011 worden de aanpassingscoëfficiënten die van toepassing zijn op de bezoldiging van de ambtenaren en andere personeelsleden vastgesteld zoals aangegeven in kolom 5 van de onderstaande tabel. De datum waarop de jaarlijkse aanpassing voor die lidstaten van kracht wordt, is 16 mei 2011.

Met ingang van 16 mei 2011 worden de aanpassingscoëfficiënten die op grond van artikel 20, lid 1, van bijlage XIII bij het statuut van toepassing zijn op de pensioenen vastgesteld zoals aangegeven in kolom 6 van de onderstaande tabel. De datum waarop de jaarlijkse aanpassing van kracht wordt is 16 mei 2011.

 

1

2

3

4

5

6

Land/Plaats

Bezoldiging

Overmaking

Pensioen

Bezoldiging

Pensioen

1.7.2011

1.1.2012

1.7.2011

16.5.2011

16.5.2011

Bulgarije

60,6

58,1

100,0

   

Tsjechië

85,2

79,3

100,0

Denemarken

134,2

130,5

130,5

Duitsland

93,7

95,4

100,0

Bonn

93,0

   

Karlsruhe

92,2

   

München

103,2

   

Estland

75,4

77,4

100,0

Griekenland

92,2

91,0

100,0

Spanje

97,4

91,5

100,0

Frankrijk

116,4

108,5

108,5

Ierland

109,6

104,6

104,6

Italië

104,8

100,0

100,0

Varese

91,9

   

Cyprus

83,0

85,4

100,0

Letland

74,4

70,2

100,0

Litouwen

72,7

70,7

100,0

Hongarije

83,5

73,1

100,0

Malta

82,7

84,6

100,0

Nederland

102,8

97,3

100,0

Oostenrijk

105,0

104,1

104,1

Polen

80,5

71,4

100,0

Portugal

84,0

83,9

100,0

Roemenië

72,7

62,1

100,0

Slovenië

86,2

83,6

100,0

Slowakije

78,8

73,5

100,0

Finland

120,5

113,0

113,0

Zweden

124,1

117,2

117,2

Verenigd Koninkrijk

 

103,5

 

120,8

103,5

Culham

     

98,2

 

Artikel 4

Met ingang van 1 juli 2011 bedraagt de toelage voor het in artikel 42 bis, tweede en derde alinea, van het statuut bedoelde ouderschapsverlof 911,73 EUR; voor alleenstaande ouders bedraagt deze toelage 1 215,63 EUR.

Artikel 5

Met ingang van 1 juli 2011 bedraagt het basisbedrag van de kostwinnerstoelage als bedoeld in artikel 1, lid 1, van bijlage VII bij het statuut 170,52 EUR.

Met ingang van 1 juli 2011 bedraagt de kindertoelage als bedoeld in artikel 2, lid 1, van bijlage VII bij het statuut 372,61 EUR.

Met ingang van 1 juli 2011 bedraagt de schooltoelage als bedoeld in artikel 3, lid 1, van bijlage VII bij het statuut 252,81 EUR.

Met ingang van 1 juli 2011 bedraagt de schooltoelage als bedoeld in artikel 3, lid 2, van bijlage VII bij het statuut 91,02 EUR.

Met ingang van 1 juli 2011 bedraagt het minimumbedrag van de ontheemdingstoelage als bedoeld in artikel 69 van het statuut en in artikel 4, lid 1, tweede alinea, van bijlage VII bij het statuut 505,39 EUR.

Met ingang van 1 juli 2011 bedraagt de in artikel 134 van de regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden bedoelde ontheemdingstoelage 363,31 EUR.

Artikel 6

Met ingang van 1 januari 2012 wordt de in artikel 8, lid 2, van bijlage VII bij het statuut bedoelde kilometervergoeding als volgt aangepast:

 

0 EUR per km voor het gedeelte van de afstand tussen

0 tot en met 200 km

0,3790 EUR per km voor het gedeelte van de afstand tussen

201 tot en met 1 000 km

0,6316 EUR per km voor het gedeelte van de afstand tussen

1 001 tot en met 2 000 km

0,3790 EUR per km voor het gedeelte van de afstand tussen

2 001 tot en met 3 000 km

0,1262 EUR per km voor het gedeelte van de afstand tussen

3 001 tot en met 4 000 km

0,0609 EUR per km voor het gedeelte van de afstand tussen

4 001 tot en met 10 000 km

0 EUR per km voor het gedeelte van de afstand dat hoger ligt dan

10 000 km.

Aan deze kilometervergoeding wordt een forfaitair supplement toegevoegd van:

 

189,48 EUR als de afstand per spoor tussen de standplaats en de plaats van herkomst tussen 725 km en 1 450 km bedraagt;

 

378,93 EUR als de afstand per spoor tussen de standplaats en de plaats van herkomst meer dan 1 450 km bedraagt.

Artikel 7

Met ingang van 1 juli 2011 bedraagt de in artikel 10, lid 1, van bijlage VII bij het statuut bedoelde dagvergoeding:

 

39,17 EUR voor ambtenaren die recht hebben op de kostwinnerstoelage;

 

31,58 EUR voor ambtenaren die geen recht hebben op de kostwinnerstoelage.

Artikel 8

Met ingang van 1 juli 2011 wordt het minimumbedrag voor de inrichtingsvergoeding als bedoeld in artikel 24, lid 3, van de regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden vastgesteld op:

 

1 114,99 EUR voor personeelsleden die recht hebben op de kostwinnerstoelage;

 

662,97 EUR voor personeelsleden die geen recht hebben op de kostwinnerstoelage.

Artikel 9

Met ingang van 1 juli 2011 wordt het minimumbedrag voor de werkloosheidsuitkering als bedoeld in artikel 28 bis, lid 3, tweede alinea, van de regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden vastgesteld op 1 337,19 EUR en het maximumbedrag op 2 674,39 EUR.

Met ingang van 1 juli 2011 wordt het vaste bedrag dat moet worden afgetrokken als bedoeld in artikel 28 bis, lid 7, van de regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden vastgesteld op 1 215,63 EUR.

Artikel 10

Met ingang van 1 juli 2011 wordt de in artikel 93 van de regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden opgenomen tabel van de maandelijkse basissalarissen vervangen door de volgende tabel:

 

FUNCTIE GROEP

1/7/2011

SALARISTRAP

RANG

1

2

3

4

5

6

7

IV

18

5 832,42

5 953,71

6 077,52

6 203,91

6 332,92

6 464,62

6 599,06

17

5 154,85

5 262,04

5 371,47

5 483,18

5 597,20

5 713,60

5 832,42

16

4 555,99

4 650,73

4 747,45

4 846,17

4 946,95

5 049,83

5 154,85

15

4 026,70

4 110,44

4 195,92

4 283,18

4 372,25

4 463,17

4 555,99

14

3 558,90

3 632,91

3 708,46

3 785,58

3 864,31

3 944,67

4 026,70

13

3 145,45

3 210,86

3 277,63

3 345,80

3 415,37

3 486,40

3 558,90

III

12

4 026,63

4 110,36

4 195,84

4 283,09

4 372,15

4 463,07

4 555,88

11

3 558,86

3 632,87

3 708,41

3 785,53

3 864,25

3 944,60

4 026,63

10

3 145,43

3 210,84

3 277,61

3 345,77

3 415,34

3 486,36

3 558,86

9

2 780,03

2 837,84

2 896,86

2 957,09

3 018,59

3 081,36

3 145,43

8

2 457,08

2 508,17

2 560,33

2 613,57

2 667,92

2 723,40

2 780,03

II

7

2 779,98

2 837,80

2 896,82

2 957,07

3 018,58

3 081,36

3 145,45

6

2 456,97

2 508,07

2 560,24

2 613,49

2 667,84

2 723,33

2 779,98

5

2 171,49

2 216,65

2 262,76

2 309,82

2 357,86

2 406,91

2 456,97

4

1 919,18

1 959,10

1 999,84

2 041,44

2 083,90

2 127,24

2 171,49

I

3

2 364,28

2 413,35

2 463,43

2 514,56

2 566,74

2 620,01

2 674,39

2

2 090,12

2 133,50

2 177,78

2 222,98

2 269,11

2 316,21

2 364,28

1

1 847,76

1 886,11

1 925,25

1 965,21

2 005,99

2 047,63

2 090,12

Artikel 11

Met ingang van 1 juli 2011 wordt het minimumbedrag van de in artikel 94 van de regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden bedoelde inrichtingsvergoeding vastgesteld op:

 

838,66 EUR voor personeelsleden die recht hebben op de kostwinnerstoelage;

 

497,22 EUR voor personeelsleden die geen recht hebben op de kostwinnerstoelage.

Artikel 12

Met ingang van 1 juli 2011 wordt het minimumbedrag voor de werkloosheidsuitkering als bedoeld in artikel 96, lid 3, tweede alinea, van de regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden vastgesteld op 1 002,90 EUR en het maximumbedrag op 2 005,78 EUR.

Met ingang van 1 juli 2011 wordt het vaste bedrag dat moet worden afgetrokken als bedoeld in artikel 96, lid 7, van de regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden vastgesteld op 911,73 EUR.

Met ingang van 1 juli 2011 wordt het minimumbedrag voor de werkloosheidsuitkering als bedoeld in artikel 136 van de regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden vastgesteld op 882,33 EUR en het maximumbedrag op 2 076,07 EUR.

Artikel 13

Met ingang van 1 juli 2011 worden de in artikel 1, lid 1, eerste alinea, van Verordening (EGKS, EEG, Euratom) nr. 300/76 van de Raad (6) bedoelde toeslagen voor continu- of ploegendienst vastgesteld op 382,17 EUR, 576,84 EUR, 630,69 EUR en 859,84 EUR.

Artikel 14

Met ingang van 1 juli 2011 wordt op de in artikel 4 van Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 260/68 van de Raad (7) genoemde bedragen een coëfficiënt toegepast van 5,516766.

Artikel 15

Met ingang van 1 juli 2011 wordt de tabel in artikel 8, lid 2, van bijlage XIII bij het statuut vervangen door de volgende tabel:

 

1/7/2011

SALARISTRAP

RANG

1

2

3

4

5

6

7

8

16

16 919,04

17 630,00

18 370,84

18 370,84

18 370,84

18 370,84

   

15

14 953,61

15 581,98

16 236,76

16 688,49

16 919,04

17 630,00

   

14

13 216,49

13 771,87

14 350,58

14 749,83

14 953,61

15 581,98

16 236,76

16 919,04

13

11 681,17

12 172,03

12 683,51

13 036,39

13 216,49

     

12

10 324,20

10 758,04

11 210,11

11 521,99

11 681,17

12 172,03

12 683,51

13 216,49

11

9 124,87

9 508,31

9 907,86

10 183,52

10 324,20

10 758,04

11 210,11

11 681,17

10

8 064,86

8 403,76

8 756,90

9 000,53

9 124,87

9 508,31

9 907,86

10 324,20

9

7 127,99

7 427,52

7 739,63

7 954,96

8 064,86

     

8

6 299,95

6 564,69

6 840,54

7 030,86

7 127,99

7 427,52

7 739,63

8 064,86

7

5 568,11

5 802,09

6 045,90

6 214,10

6 299,95

6 564,69

6 840,54

7 127,99

6

4 921,28

5 128,07

5 343,56

5 492,23

5 568,11

5 802,09

6 045,90

6 299,95

5

4 349,59

4 532,36

4 722,82

4 854,21

4 921,28

5 128,07

5 343,56

5 568,11

4

3 844,31

4 005,85

4 174,18

4 290,31

4 349,59

4 352,36

4 722,82

4 921,28

3

3 397,73

3 540,50

3 689,28

3 791,92

3 844,31

4 005,85

4 174,18

4 349,59

2

3 003,02

3 129,21

3 260,71

3 351,42

3 397,73

3 540,50

3 689,28

3 844,31

1

2 654,17

2 765,70

2 881,92

2 962,10

3 003,02

     

Artikel 16

Met ingang van 1 juli 2011 wordt, voor de toepassing van artikel 18, lid 1, van bijlage XIII bij het statuut, de vaste vergoeding genoemd in het vroegere artikel 4 bis van bijlage VII bij het statuut dat vóór 1 mei 2004 van kracht was, vastgesteld op:

 

131,84 EUR per maand voor ambtenaren in de rangen C4 en C5;

 

202,14 EUR per maand voor ambtenaren in de rangen C1, C2 en C3.

Artikel 17

Met ingang van 1 juli 2011 wordt de in artikel 133 van de regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden opgenomen tabel van de maandelijkse basissalarissen vervangen door de onderstaande tabel:

 

Rang

1

2

3

4

5

6

7

Basissalaris voltijds medewerker

1 680,76

1 958,08

2 122,97

2 301,75

2 495,58

2 705,73

2 933,59

Rang

8

9

10

11

12

13

14

Basissalaris voltijds medewerker

3 180,63

3 448,48

3 738,88

4 053,72

4 395,09

4 765,20

5 166,49

Rang

15

16

17

18

19

   

Basissalaris voltijds medewerker

5 601,56

6 073,28

6 584,71

7 139,21

7 740,41

   

Artikel 18

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Straatsburg, 16 april 2014.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

  • M. 
    SCHULZ

Voor de Raad

De voorzitter

  • D. 
    KOURKOULAS
 

  • (1) 
    Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 van de Raad van 29 februari 1968 tot vaststelling van het statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van deze Gemeenschappen, alsmede van bijzondere maatregelen welke tijdelijk op de ambtenaren van de Commissie van toepassing zijn (PB L 56 van 4.3.1968, blz. 1).
  • (2) 
    Advies van 4 maart 2014 (nog niet in het Publicatieblad bekendgemaakt).
  • (3) 
    Advies van 3 maart 2014 (nog niet in het Publicatieblad bekendgemaakt).
  • (4) 
    Standpunt van het Europees Parlement van 11 maart 2014 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 14 april 2014.
  • (5) 
    Verordening (EU, Euratom) nr. 1023/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2013 tot wijziging van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Unie (PB L 287 van 29.10.2013, blz. 15).
  • (6) 
    Verordening (EGKS, EEG, Euratom) nr. 300/76 van de Raad van 9 februari 1976 tot vaststelling van de categorieën van begunstigden, de voorwaarden voor toekenning en de hoogte van de toeslagen die kunnen worden toegekend aan ambtenaren die hun werkzaamheden verrichten in het kader van een continu- of ploegendienst (PB L 38 van 13.2.1976, blz. 1). Verordening aangevuld bij Verordening (Euratom, EGKS, EEG) nr. 1307/87 (PB L 124 van 13.5.1987, blz. 6).
  • (7) 
    Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 260/68 van de Raad van 29 februari 1968 tot vaststelling van de voorwaarden en de wijze van heffing van de belasting ten bate van de Europese Gemeenschappen (PB L 56 van 4.3.1968, blz. 8).
 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.