Verordening 2012/509 - Wijziging van Verordening (EU) nr. 36/2012 betreffende beperkende maatregelen tegen Syrië

1.

Wettekst

16.6.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 156/10

 

VERORDENING (EU) Nr. 509/2012 VAN DE RAAD

van 15 juni 2012

tot wijziging van Verordening (EU) nr. 36/2012 betreffende beperkende maatregelen tegen Syrië

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 215,

Gezien Besluit 2011/782/GBVB van de Raad van 1 december 2011 betreffende beperkende maatregelen tegen Syrië (1),

Gezien het gezamenlijke voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Op 18 januari 2012 stelde de Raad Verordening (EU) nr. 36/2012 (2) met het oog op de tenuitvoerlegging van het merendeel van de maatregelen bepaald in Besluit 2011/782/GBVB.

 

(2)

Omdat de brute repressie en de schendingen van de mensenrechten door de Syrische regering bleven voortduren, werd bij Besluit 2012/206/GBVB van de Raad (3) tot wijziging van Besluit 2011/782/GBVB, aanvullende maatregelen vastgesteld, namelijk een verbod op of een voorafgaande vergunningplicht voor de verkoop, levering, overdracht of uitvoer van goederen of technologie die voor binnenlandse repressie zouden kunnen worden gebruikt, en een verbod op de uitvoer van luxegoederen naar Syrië.

 

(3)

Deze maatregelen vallen onder het toepassingsgebied van het Verdrag en derhalve is regelgeving op het niveau van de Unie noodzakelijk voor de tenuitvoerlegging ervan, met name om te garanderen dat zij door de marktdeelnemers in alle lidstaten uniform worden toegepast.

 

(4)

Verordening (EU) nr. 36/2012 moet daarom worden gewijzigd om deze maatregelen ten uitvoer te leggen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EU) nr. 36/2012 wordt als volgt gewijzigd:

 

1)

De volgende artikelen worden ingevoegd:

„Artikel 2 bis

  • 1. 
    Er geldt een verbod op:
 

a)

de directe of indirecte verkoop, levering, overdracht aan of uitvoer naar personen, entiteiten of lichamen in Syrië of voor gebruik in Syrië van de in bijlage IA opgenomen apparatuur, goederen of technologie die zouden kunnen worden gebruikt voor binnenlandse repressie dan wel voor de vervaardiging of het onderhoud van producten die voor binnenlandse repressie zouden kunnen worden gebruikt, ongeacht of die apparatuur, goederen of technologie van oorsprong zijn uit de Unie;

 

b)

het bewust en opzettelijk deelnemen aan activiteiten die tot doel of tot gevolg hebben dat de onder a) bedoelde verbodsbepalingen worden omzeild.

  • 2. 
    In afwijking van lid 1 kunnen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, als genoemd op de websites die in bijlage III worden vermeld, op door hen passend geachte voorwaarden toestemming verlenen voor een transactie in verband met apparatuur, goederen of technologie opgenomen in bijlage IA, op voorwaarde dat de apparatuur, goederen of technologie bestemd zijn voor voedselvoorziening, landbouw, medische zorg of andere humanitaire doeleinden.

Artikel 2 ter

  • 1. 
    Een voorafgaande vergunning is vereist voor het direct of indirect verkopen, leveren, overdragen of exporteren van de apparatuur, goederen of technologie die voor binnenlandse repressie zouden kunnen worden gebruikt, als genoemd in bijlage IX, al dan niet van oorsprong uit de Unie, ten behoeve van een Syrische persoon, entiteit of lichaam of bestemd voor gebruik in Syrië.
  • 2. 
    De bevoegde autoriteiten van de lidstaten, als genoemd op de websites die in bijlage III worden vermeld, verlenen geen toestemming voor het verkopen, leveren, overdragen of exporteren van de apparatuur, goederen of technologie opgenomen in bijlage IX, indien zij redelijke gronden hebben om aan te nemen dat de apparatuur, goederen of technologie die het voorwerp zijn van de verkoop, levering, overdracht of export worden gebruikt of zou kunnen worden gebruikt voor binnenlandse repressie of voor de vervaardiging of het onderhoud van producten die voor binnenlandse repressie zouden kunnen worden gebruikt.
  • 3. 
    De op grond van dit artikel voor de uitvoer vereiste vergunning wordt overeenkomstig artikel 11 van Verordening (EG) nr. 428/2009 van de Raad van 5 mei 2009 tot instelling van een communautaire regeling voor controle op de uitvoer, de overbrenging, de tussenhandel en de doorvoer van producten voor tweeërlei gebruik (4) afgegeven door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar de exporteur is gevestigd. De vergunning is in de gehele Unie geldig
 

2)

Artikel 3 wordt vervangen door:

„Artikel 3

  • 1. 
    Er geldt een verbod op:
 

a)

het direct of indirect verlenen van technische bijstand in verband met goederen en technologie die op de gemeenschappelijke lijst van militaire goederen van de Europese Unie (5) (hierna „gemeenschappelijke lijst van militaire goederen” genoemd) zijn opgenomen, of in verband met het leveren, vervaardigen, onderhouden en gebruiken van op die lijst opgenomen goederen, aan personen, entiteiten of lichamen in Syrië of voor gebruik in Syrië;

 

b)

het direct of indirect verlenen van technische bijstand of tussenhandeldiensten in verband met in de bijlagen I en IA opgenomen apparatuur, goederen of technologie die voor binnenlandse repressie zouden kunnen worden gebruikt, aan personen, entiteiten of lichamen in Syrië of voor gebruik in Syrië;

 

c)

het direct of indirect verlenen van financiering of financiële bijstand in verband met goederen en technologie die op de gemeenschappelijke lijst van militaire goederen of in bijlage I zijn opgenomen, met inbegrip van in het bijzonder subsidies, leningen en exportkredietverzekering, voor de verkoop, levering, overdracht of uitvoer van deze goederen, of voor de verlening van daarmee verband houdende technische bijstand, aan personen, entiteiten of lichamen in Syrië of voor gebruik in Syrië;

 

d)

het bewust en opzettelijk deelnemen aan activiteiten die tot doel of tot gevolg hebben dat de onder a) tot en met c) bedoelde verbodsbepalingen worden omzeild.

  • 2. 
    In afwijking van het bepaalde in lid 1 zijn de daarin opgenomen verbodsbepalingen niet van toepassing op de verlening van technische bijstand, financiering en financiële bijstand in verband met:
 

technische bijstand die alleen is bedoeld voor steun aan de Troepenmacht van de Verenigde Naties voor het toezicht op het troepenscheidingsakkoord (UNDOF),

 

niet-dodelijke militaire apparatuur, alsmede apparatuur die kan worden gebruikt voor binnenlandse repressie, die uitsluitend is bedoeld voor humanitair of beschermend gebruik, of voor programma’s voor institutionele opbouw van de VN en de Unie, of voor crisisbeheersingsoperaties van de Unie en de VN, of

 

andere voertuigen dan gevechtsvoertuigen die zijn uitgerust met materiaal dat bescherming biedt tegen kogels en die uitsluitend bestemd zijn voor de bescherming van personeel van de EU en haar lidstaten in Syrië,

mits dergelijke verlening van bijstand vooraf is goedgekeurd door de bevoegde autoriteit van een lidstaat, als genoemd op de websites die zijn vermeld in bijlage III.

  • 3. 
    In afwijking van lid 1, onder b), kunnen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, als genoemd op de websites die in bijlage III worden vermeld, op door hen passend geachte voorwaarden toestemming verlenen voor technische bijstand of tussenhandelsdiensten in verband met apparatuur, goederen of technologie opgenomen in bijlage IA, op voorwaarde dat de apparatuur, goederen of technologie bestemd zijn voor voedselvoorziening, landbouw, medische zorg of andere humanitaire doeleinden.

De betrokken lidstaat zal de andere lidstaten en de Commissie op de hoogte brengen van elke op grond van de eerste alinea verleende toestemming, binnen vier weken nadat de toestemming is verleend.

  • 4. 
    Een voorafgaande toestemming van de bevoegde autoriteit van de lidstaat in kwestie, als genoemd op de websites die in bijlage III worden vermeld, is vereist voor de verstrekking van het volgende:
 

a)

technische bijstand of tussenhandeldiensten in verband met apparatuur, goederen of technologie genoemd in bijlage IX en in verband met de levering, de vervaardiging, het onderhoud of het gebruik van deze apparatuur, goederen of technologie, direct of indirect, aan personen, entiteiten of lichamen in Syrië of voor gebruik in Syrië;

 

b)

financiering of financiële bijstand in verband met goederen en technologie genoemd in bijlage IX, met inbegrip van subsidies, leningen en exportkredietverzekering, voor de verkoop, levering, overdracht of uitvoer van dergelijke goederen of technologie, of voor de verlening van daarmee verband houdende technische bijstand, aan personen, entiteiten of lichamen in Syrië of bestemd voor gebruik in Syrië.

De bevoegde autoriteiten van de lidstaten verlenen geen toestemming voor de transacties bedoeld in de eerste alinea indien zij redelijke gronden hebben om aan te nemen dat die transacties bedoeld zijn of kunnen zijn om bij te dragen aan binnenlandse repressie dan wel voor de vervaardiging of het onderhoud van producten die voor binnenlandse repressie zouden kunnen worden gebruikt.

 

3)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

„Artikel 11 ter

  • 1. 
    Er geldt een verbod op:
 

a)

de directe of indirecte verkoop, levering, overdracht aan of uitvoer naar Syrië van de in bijlage X opgenomen luxegoederen;

 

b)

de bewuste en opzettelijke deelneming aan activiteiten die ertoe strekken of die tot gevolg hebben, direct of indirect, dat de onder a) bedoelde verbodsbepaling wordt omzeild.

  • 2. 
    In afwijking van lid 1, onder a), geldt het verbod niet voor niet-commerciële goederen voor persoonlijk gebruik die deel uitmaken van de bagage van reizigers.”.

Artikel 2

De tekst in bijlage I bij deze verordening wordt als bijlage IA toegevoegd aan Verordening (EU) nr. 36/2012.

Artikel 3

De tekst in bijlage II bij deze verordening wordt als bijlage IX toegevoegd aan Verordening (EU) nr. 36/2012.

Artikel 4

De tekst in bijlage III bij deze verordening wordt als bijlage X toegevoegd aan Verordening (EU) nr. 36/2012.

Artikel 5

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Luxemburg, 15 juni 2012.

Voor de Raad

De voorzitter

  • M. 
    LIDEGAARD
 

 

BIJLAGE I

„BIJLAGE Ia

LIJST VAN APPARATUUR, GOEDEREN EN TECHNOLOGIE ALS BEDOELD IN ARTIKEL 2 bis

DEEL I

Inleiding

 

1.

Dit deel omvat goederen, programmatuur en technologie opgenomen in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 428/2009 (1).

 

2.

Tenzij anders is aangegeven, verwijzen de referentienummers in de kolom „Nummer” hierna naar het nummer in de controlelijst en verwijst de kolom „Beschrijving” hierna naar de beschrijvingen van producten voor tweeërlei gebruik in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 428/2009.

 

3.

De definitie van termen tussen ‧enkele aanhalingstekens‧ wordt gegeven in een technische aantekening bij de betrokken post.

 

4.

De definitie van termen tussen „dubbele aanhalingstekens” kan worden gevonden in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 428/2009.

Algemene aantekeningen

 

1.

De doelstelling van de controle op de uitvoer van de goederen, vermeld in deze bijlage, mag niet worden omzeild door de uitvoer van niet aan vergunningsplicht onderworpen goederen (met inbegrip van fabrieken) die een of meer aan vergunningsplicht onderworpen onderdelen bevatten, als deze onderdelen het voornaamste element van de goederen vormen en gemakkelijk kunnen worden verwijderd of voor andere doeleinden worden aangewend.

 

Aantekening:

Bij de beoordeling van de vraag of het aan vergunningsplicht onderworpen onderdeel/de aan vergunningsplicht onderworpen onderdelen als voornaamste element dient/dienen te worden aangemerkt, dienen factoren als hoeveelheid, waarde en technologische knowhow alsmede andere bijzondere omstandigheden op grond waarvan het aan vergunningsplicht onderworpen onderdeel/de aan vergunningsplicht onderworpen onderdelen als voornaamste element van de geleverde goederen kan/kunnen worden aangemerkt, een rol te spelen.

 

2.

Met goederen worden in deze bijlage zowel nieuwe als gebruikte goederen bedoeld.

Algemene technologienoot (ATN)

(Te lezen in samenhang met sectie B van dit deel)

 

1.

De verkoop, levering, overdracht of uitvoer van „technologie” die „noodzakelijk” is voor de „ontwikkeling”, de „productie” of het „gebruik” van goederen waarvan de verkoop, levering, overdracht of uitvoer in de secties A, B, C en D van dit deel aan een vergunningsplicht is onderworpen, is op grond van de bepalingen van sectie E aan een vergunningsplicht onderworpen.

 

2.

„Technologie” die „noodzakelijk” is voor de „ontwikkeling”, de „productie” of het „gebruik” van aan een vergunningsplicht onderworpen goederen, is ook aan een vergunningsplicht onderworpen als deze technologie wordt toegepast op niet aan een vergunningsplicht onderworpen goederen.

 

3.

De vergunningsplicht geldt niet voor de minimaal noodzakelijke „technologie” voor installatie, bediening, onderhoud (controle) en reparatie van goederen die niet aan een vergunningsplicht zijn onderworpen of waarvan de uitvoer op grond van deze verordening is toegestaan.

 

4.

De vergunningsplicht voor de overdracht van „technologie” is niet van toepassing op informatie die „voor iedereen beschikbaar” is, op „fundamenteel wetenschappelijk onderzoek” en op de voor octrooiaanvragen noodzakelijke minimuminformatie.

  • A. 
    APPARATUUR
 

Nummer

Omschrijving

I.B.1A004

Beschermings- en detectieapparatuur en onderdelen daarvan die niet onder de lijst militaire goederen vallen, als hieronder:

 

a)

gasmaskers, filterbussen en decontaminatieapparatuur daarvoor die zijn ontworpen of aangepast met het oog op bescherming tegen één of meer van de onderstaande stoffen, alsmede speciaal daarvoor ontworpen onderdelen:

 

1.

biologische stoffen „aangepast voor gebruik in oorlogssituaties”;

 

2.

radioactief materiaal „aangepast voor gebruik in oorlogssituaties”;

 

3.

stoffen voor chemische oorlogvoering, of

 

4.

„stoffen voor oproerbeheersing”, met inbegrip van:

 

a)

α-broombenzeenacetonitril (broombenzylcyanide) (CA) (CAS 5798-79-8);

 

b)

[(2-chloorfenyl) methyleen] propaandinitril, (o-chloorbenzylideenmalononitril) (CS) (CAS 2698-41-1);

 

c)

2-chloor-1-fenylethanon, fenylacylchloride (ω-chlooracetofenon) (CN) (CAS 532-27-4);

 

d)

dibenz-(b,f)-1,4-oxazefine (CR) (CAS 257-07-8);

 

e)

10-chloor-5,10-dihydrophenarsazine, (phenarsazinechloride), (adamsiet), (DM) (CAS578-94-9);

 

f)

N-nonanoylmorfoline, (MPA) (CAS 5299-64-9);

 

b)

beschermingspakken, -handschoenen en -schoenen die speciaal zijn ontworpen of aangepast met het oog op bescherming tegen één of meer van de onderstaande stoffen:

 

1.

biologische agentia „aangepast voor gebruik in oorlogssituaties”;

 

2.

radioactief materiaal „aangepast voor gebruik in oorlogssituaties”, of

 

3.

stoffen voor chemische oorlogvoering;

 

c)

detectieapparatuur, speciaal ontworpen of aangepast voor de detectie of identificatie van de volgende stoffen of middelen, en speciaal ontworpen onderdelen daarvoor:

 

1.

biologische agentia „aangepast voor gebruik in oorlogssituaties”;

 

2.

radioactief materiaal „aangepast voor gebruik in oorlogssituaties”, of

 

3.

stoffen voor chemische oorlogvoering;

 

d)

elektronische apparatuur die ontworpen is voor de automatische opsporing van resten van „springstoffen” dan wel het vaststellen van hun aanwezigheid, waarbij ‧sporendetectie‧ technieken worden gebruikt (bv. akoestische oppervlaktegolven, ionenmobiliteitspectrometrie, massaspectrometrie).

Technische aantekening:

onder ‧sporendetectie‧ wordt verstaan het vermogen om minder dan 1 ppm gas of 1 mg vaste of vloeibare stof te detecteren.

 

Aantekening 1:

1A004.d. is niet van toepassing op speciaal voor laboratoria ontworpen controleapparatuur.

 

Aantekening 2:

1A004.d. is niet van toepassing op doorloopveiligheidspoorten zonder lichamelijk contact.

 

Aantekening:

1A004 is niet van toepassing op:

a)

individuele dosismeters voor stralingscontrole;

 

b)

uitrusting die door haar ontwerp of functie beperkt is tot bescherming tegen risico’s die eigen zijn aan woonwijken en civiele industriesectoren, zoals:

 

1.

mijnbouw;

 

2.

steengroeven;

 

3.

landbouw;

 

4.

farmaceutische industrie;

 

5.

geneeskunde;

 

6.

diergeneeskunde;

 

7.

milieu;

 

8.

afvalbeheer,

 

9.

voedingsindustrie.

Technische aantekeningen:

1A004 omvat uitrusting en bestanddelen die zijn geïdentificeerd, met succes zijn getoetst aan nationale normen of waarvan op een andere manier de doeltreffendheid is bewezen, wat betreft de detectie van of de bescherming tegen radioactief materiaal „aangepast voor gebruik in oorlogssituaties”, biologische agentia „aangepast voor gebruik in oorlogssituaties”, stoffen voor chemische oorlogvoering, ‧simulanten‧ of „stoffen voor oproerbeheersing”, zelfs wanneer die uitrusting of bestanddelen gebruikt worden in civiele industriesectoren, zoals mijnbouw, steengroeven, landbouw, de farmaceutische, medische, diergeneeskundige, milieu-, afvalbeheer- en voedingsindustrie.

‧Simulanten‧ zijn stoffen of materialen die bij opleiding, onderzoek, tests of evaluaties worden gebruikt in de plaats van toxische (chemische of biologische) stoffen.

I.B.9A012

„Onbemande luchtvaartuigen”, aanverwante systemen, apparatuur en onderdelen, als hieronder:

 

a)

onbemande luchtvaartuigen met een of meer van de volgende kenmerken:

 

1.

een autonoom vluchtcontrole- en navigatievermogen (bv. een automatische piloot met een traagheidsnavigatiesysteem), of

 

2.

vermogen tot vluchtcontrole buiten het directe-zichtbereik met gebruikmaking van een menselijke operator (bv. controle op afstand via televisie);

 

b)

aanverwante systemen, apparatuur en onderdelen, als hieronder:

 

1.

apparatuur die speciaal is ontworpen voor controle op afstand van de onder 9A012.a vermelde onbemande luchtvaartuigen;

 

2.

andere dan onder 7A van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 428/2009 vermelde systemen voor navigatie, standregeling, geleiding of besturing, die speciaal zijn ontworpen om de onder 9A012.a vermelde onbemande luchtvaartuigen uit te rusten met een autonoom vluchtcontrole- of navigatievermogen;

 

3.

apparatuur en onderdelen die speciaal zijn ontworpen om een bemand luchtvaartuig te converteren in een onbemand luchtvaartuig als vermeld onder 9A012.a;

 

4.

atmosferische zuiger- of rotatiemotoren met interne verbranding, speciaal ontworpen of aangepast voor de voortstuwing van „onbemande luchtvaartuigen” op een hoogte van meer dan 50 000 voet (15 240 m).

I.B.9A350

Spuit- of vernevelsystemen, speciaal ontworpen of aangepast voor bevestiging aan vliegtuigen, „lichter-dan-luchttoestellen” of onbemande luchtvaartuigen, en speciaal daarvoor ontworpen onderdelen, als hieronder:

 
 

complete spuit- of vernevelsystemen die, vertrekkend van een vloeibare suspensie, initiële druppels met een ‧VMD‧ van minder dan 50 μm bij een doorstroomsnelheid van meer dan twee liter per minuut kunnen voortbrengen;

 
 

spuitbomen of reeksen aërosolproducerende eenheden die, vertrekkend van een vloeibare suspensie, initiële druppels met een ‧VMD‧ van minder dan 50 μm bij een doorstroomsnelheid van meer dan twee liter per minuut kunnen voortbrengen;

 
 

aërosolproducerende eenheden speciaal ontworpen om te worden bevestigd aan systemen bedoeld in 9A350.a. en 9A350.b.

 

Aantekening:

Aërosolproducerende eenheden zijn voorzieningen die speciaal zijn ontworpen of aangepast om aan vliegtuigen te worden bevestigd, zoals spuitdoppen, verstuivers met roterende trommel en soortgelijke voorzieningen.

 

Aantekening:

9A350 is niet van toepassing op spuit- of vernevelsystemen en onderdelen daarvan waarvan is aangetoond dat ze geen biologische agentia in de vorm van infectieuze aërosolen kunnen voortbrengen.

 

1.

de druppelgrootte voor spuitsystemen of spuitdoppen speciaal ontworpen voor gebruik op vliegtuigen, „lichter-dan-luchttoestellen” of onbemande luchtvaartuigen moet worden gemeten met een van de volgende methoden:

a)

Doppler-lasermethode;

 

b)

voorwaartse-laserdiffractiemethode;

 

2.

in 9A350 wordt onder ‧VMD‧ verstaan „Volume Median Diameter” (volume mediane diameter); voor op water gebaseerde systemen is deze gelijk aan de „Mass Median Diameter” (MMD) (massa mediane diameter).

  • B. 
    TEST- EN PRODUCTIEAPPARATUUR
 

Nummer

Omschrijving

I.B.2B350

Chemische productieapparatuur en onderdelen daarvan, als hieronder:

 

a)

reactorvaten of reactors, met of zonder roerwerk, met een totaal inwendig (geometrisch) volume van meer dan 0,1 m3 (100 liter) en minder dan 20 m3 (20 000 liter), waarvan alle oppervlakken die in direct contact komen met de chemicaliën die worden verwerkt of zijn opgeslagen, gemaakt zijn van een of meer van de volgende materialen:

 

1.

‧legeringen‧ met meer dan 25 gewichtspercenten nikkel en meer dan 20 gewichtspercenten chroom;

 

2.

fluorpolymeren (polymere of elastomere materialen die meer dan 35 gewichtspercenten fluor bevatten);

 

3.

glas, met inbegrip van verglaasde of geëmailleerde lagen of glasbekleding („lining”);

 

4.

nikkel of ‧legeringen‧ die meer dan 40 gewichtspercenten nikkel bevatten;

 

5.

tantaal of ‧legeringen‧ ervan;

 

6.

titaan of ‧legeringen‧ ervan;

 

7.

zirkonium of ‧legeringen‧ ervan, of

 

8.

niobium (columbium) of ‧legeringen‧ ervan;

 

b)

roerwerken voor gebruik in reactorvaten of reactors als aangegeven in 2B350.a, en voor gebruik in dergelijke roerwerken ontworpen schoepen, bladen en assen, waarvan alle oppervlakken die in direct contact komen met de chemicaliën die worden verwerkt of zijn opgeslagen, gemaakt zijn van een of meer van de volgende materialen:

 

1.

‧legeringen‧ met meer dan 25 gewichtspercenten nikkel en meer dan 20 gewichtspercenten chroom;

 

2.

fluorpolymeren (polymere of elastomere materialen die meer dan 35 gewichtspercenten fluor bevatten);

 

3.

glas, met inbegrip van verglaasde of geëmailleerde lagen of glasbekleding („lining”);

 

4.

nikkel of ‧legeringen‧ die meer dan 40 gewichtspercenten nikkel bevatten;

 

5.

tantaal of ‧legeringen‧ ervan;

 

6.

titaan of ‧legeringen‧ ervan;

 

7.

zirkonium of ‧legeringen‧ ervan, of

 

8.

niobium (columbium) of ‧legeringen‧ ervan;

 

c)

opslagtanks en vaten met een totaal inwendig (geometrisch) volume van meer dan 0,1 m3 (100 l), waarvan alle oppervlakken die in direct contact komen met de chemicaliën die worden verwerkt of zijn opgeslagen, gemaakt zijn van een of meer van de volgende materialen:

 

1.

‧legeringen‧ met meer dan 25 gewichtspercenten nikkel en meer dan 20 gewichtspercenten chroom;

 

2.

fluorpolymeren (polymere of elastomere materialen die meer dan 35 gewichtspercenten fluor bevatten);

 

3.

glas, met inbegrip van verglaasde of geëmailleerde lagen of glasbekleding („lining”);

 

4.

nikkel of ‧legeringen‧ die meer dan 40 gewichtspercenten nikkel bevatten;

 

5.

tantaal of ‧legeringen‧ ervan;

 

6.

titaan of ‧legeringen‧ ervan;

 

7.

zirkonium of ‧legeringen‧ ervan, of

 

8.

niobium (columbium) of ‧legeringen‧ ervan;

 

d)

warmtewisselaars of condensors met een warmte-uitwisseloppervlak van meer dan 0,15 m2 en minder dan 20 m2, en voor gebruik in dergelijke warmtewisselaars of condensors ontworpen buizen, platen, spoelen of blokken (kernen), waarvan alle oppervlakken die in direct contact komen met de chemicaliën die worden verwerkt, gemaakt zijn van een of meer van de volgende materialen:

 

1.

‧legeringen‧ met meer dan 25 gewichtspercenten nikkel en meer dan 20 gewichtspercenten chroom;

 

2.

fluorpolymeren (polymere of elastomere materialen die meer dan 35 gewichtspercenten fluor bevatten);

 

3.

glas, met inbegrip van verglaasde of geëmailleerde lagen of glasbekleding („lining”);

 

4.

grafiet of „koolstofgrafiet”;

 

5.

nikkel of ‧legeringen‧ die meer dan 40 gewichtspercenten nikkel bevatten;

 

6.

tantaal of ‧legeringen‧ ervan;

 

7.

titaan of ‧legeringen‧ ervan;

 

8.

zirkonium of ‧legeringen‧ ervan;

 

9.

siliciumcarbide;

 

10.

titaancarbide; of

 

11.

niobium (columbium) of ‧legeringen‧ ervan;

 

e)

distillatiekolommen of absorptiekolommen met een inwendige diameter van meer dan 0,1 m, en voor gebruik in dergelijke distillatiekolommen of absorptiekolommen ontworpen vloeistofverdelers, dampverdelers of vloeistofcollectoren, waarvan alle oppervlakken die in direct contact komen met de chemicaliën die worden verwerkt, gemaakt zijn van een of meer van de volgende materialen:

 

1.

‧legeringen‧ met meer dan 25 gewichtspercenten nikkel en meer dan 20 gewichtspercenten chroom;

 

2.

fluorpolymeren (polymere of elastomere materialen die meer dan 35 gewichtspercenten fluor bevatten);

 

3.

glas, met inbegrip van verglaasde of geëmailleerde lagen of glasbekleding („lining”);

 

4.

grafiet of ‧koolstofgrafiet‧;

 

5.

nikkel of ‧legeringen‧ die meer dan 40 gewichtspercenten nikkel bevatten;

 

6.

tantaal of ‧legeringen‧ ervan;

 

7.

titaan of ‧legeringen‧ ervan;

 

8.

zirkonium of ‧legeringen‧ ervan, of

 

9.

niobium (columbium) of ‧legeringen‧ ervan;

 

f)

op afstand bedienbare vulapparatuur waarvan alle oppervlakken die in direct contact komen met de chemicaliën die worden verwerkt, gemaakt zijn van een of meer van de volgende materialen:

 

1.

‧legeringen‧ met meer dan 25 gewichtspercenten nikkel en meer dan 20 gewichtspercenten chroom, of

 

2.

nikkel of ‧legeringen‧ die meer dan 40 gewichtspercenten nikkel bevatten;

 

g)

kleppen met een ‧nominale afmeting‧ van meer dan 10 mm en de voor die kleppen ontworpen omhulsels (klephuizen) of voorgevormde binnenbekledingen, waarvan alle oppervlakken die in direct contact komen met de chemicaliën die worden verwerkt of zijn opgeslagen, gemaakt zijn van een of meer van de volgende materialen:

 

1.

‧legeringen‧ met meer dan 25 gewichtspercenten nikkel en meer dan 20 gewichtspercenten chroom;

 

2.

fluorpolymeren (polymere of elastomere materialen die meer dan 35 gewichtspercenten fluor bevatten);

 

3.

glas, met inbegrip van verglaasde of geëmailleerde lagen of glasbekleding („lining”);

 

4.

nikkel of ‧legeringen‧ die meer dan 40 gewichtspercenten nikkel bevatten;

 

5.

tantaal of ‧legeringen‧ ervan;

 

6.

titaan of ‧legeringen‧ ervan;

 

7.

zirkonium of ‧legeringen‧ ervan;

 

8.

niobium (columbium) of ‧legeringen‧ ervan, of

 

9.

onderstaand keramisch materiaal:

 

a)

siliciumcarbide met een zuiverheidsgraad van 80 gewichtspercenten of meer;

 

b)

aluminiumoxide (alumina) met een zuiverheidsgraad van 99,9 gewichtspercenten of meer;

 

c)

zirkoniumoxide (zirconia);

Technische aantekening:

onder ‧nominale afmeting‧ wordt verstaan de kleinste diameter van de inlaat- en uitlaatopeningen.

 

h)

meerwandige buizen met een lektestaansluiting, waarvan alle oppervlakken die in direct contact komen met de chemicaliën die worden verwerkt of zijn opgeslagen, gemaakt zijn van een of meer van de volgende materialen:

 

1.

‧legeringen‧ met meer dan 25 gewichtspercenten nikkel en meer dan 20 gewichtspercenten chroom;

 

2.

fluorpolymeren (polymere of elastomere materialen die meer dan 35 gewichtspercenten fluor bevatten);

 

3.

glas, met inbegrip van verglaasde of geëmailleerde lagen of glasbekleding („lining”);

 

4.

grafiet of ‧koolstofgrafiet‧;

 

5.

nikkel of ‧legeringen‧ die meer dan 40 gewichtspercenten nikkel bevatten;

 

6.

tantaal of ‧legeringen‧ ervan;

 

7.

titaan of ‧legeringen‧ ervan;

 

8.

zirkonium of ‧legeringen‧ ervan, of

 

9.

niobium (columbium) of ‧legeringen‧ ervan;

 

i)

pompen met meervoudige afdichting en pompen zonder afdichting, met door de fabrikant opgegeven maximale pompsnelheid van meer dan 0,6 m3 per uur, of vacuümpompen met door de fabrikant opgegeven maximale pompsnelheid van meer dan 5 m3 per uur bij standaardtemperatuur (273 K (0 °C)) en druk (101,3 kPa), en voor gebruik in dergelijke pompen ontworpen omhulsels (pomphuizen), voorgevormde binnenbekledingen, schoepen, vleugelraderen of straalpompverdeelstukken, waarvan alle oppervlakken die in direct contact komen met de chemicaliën die worden verwerkt, gemaakt zijn van een of meer van de volgende materialen:

 

1.

‧legeringen‧ met meer dan 25 gewichtspercenten nikkel en meer dan 20 gewichtspercenten chroom;

 

2.

keramische materialen;

 

3.

ferrosilicium (ijzerlegeringen met een hoog siliciumgehalte);

 

4.

fluorpolymeren (polymere of elastomere materialen die meer dan 35 gewichtspercenten fluor bevatten);

 

5.

glas, met inbegrip van verglaasde of geëmailleerde lagen of glasbekleding („lining”);

 

6.

grafiet of ‧koolstofgrafiet‧;

 

7.

nikkel of ‧legeringen‧ die meer dan 40 gewichtspercenten nikkel bevatten;

 

8.

tantaal of ‧legeringen‧ ervan;

 

9.

titaan of ‧legeringen‧ ervan;

 

10.

zirkonium of ‧legeringen‧ ervan, of

 

11.

niobium (columbium) of ‧legeringen‧ ervan;

 

j)

verbrandingsovens ontworpen om chemicaliën bedoeld in 1C350 te vernietigen, met speciaal ontworpen afvaltoevoersystemen en speciale transportfaciliteiten en een gemiddelde verbrandingskamertemperatuur van meer dan 1 273 K (1 000 °C), waarvan alle oppervlakken van het afvaltoevoersysteem die in direct contact komen met de afvalproducten, gemaakt zijn van of bekleed zijn met een of meer van de volgende materialen:

 

1.

‧legeringen‧ met meer dan 25 gewichtspercenten nikkel en meer dan 20 gewichtspercenten chroom;

 

2.

keramische materialen, of

 

3.

nikkel of ‧legeringen‧ die meer dan 40 gewichtspercenten nikkel bevatten.

 

1.

‧koolstofgrafiet‧ is een composiet bestaande uit amorf koolstof en grafiet, met 8 of meer gewichtspercenten grafiet.

 

2.

Voor de hierboven opgesomde materialen wordt onder ‧legeringen‧ — voor zover de term niet vergezeld gaat van een specifieke concentratie van een chemisch element — verstaan, legeringen waarin het geïdentificeerde metaal in een hoger gewichtspercent dan enig ander element aanwezig is.

I.B.2B351

Andere dan in 1A004 bedoelde controleapparatuur voor giftige gassen en de speciaal daarvoor ontworpen detectieonderdelen ervan, als hieronder, en detectoren; sensoren; en vervangbare sensorpatronen daarvoor:

 

a)

geschikt om in continubedrijf chemische strijdgassen of chemische stoffen als bedoeld in 1C350 waar te nemen bij concentraties van minder dan 0,3 milligram per m3 lucht, of

 

b)

geschikt om cholinesteraseremmende werking waar te nemen.

I.B.2B352

Uitrusting, geschikt voor het manipuleren van biologische stoffen, als hieronder:

 

a)

complete installaties met fysische inperking van de klassen P3 en P4;

Technische aantekening:

P3- en P4- (BL3, BL4, L3, L4) inperkingsniveaus zijn gespecificeerd in de WHO Laboratory Biosafety Manual (3e editie, Genève 2004).

 

b)

fermentoren, geschikt voor het kweken van pathogene „micro-organismen” of virussen of de productie van „toxinen”, zonder aërosolvorming, met een totale capaciteit van 20 liter of meer;

Technische aantekening:

Fermentoren omvatten bioreactoren, chemostaten en continustroomsystemen.

 

c)

centrifuges, geschikt voor continu scheiden zonder aërosolvorming, met alle volgende kenmerken:

 

1.

een doorstroomsnelheid van meer dan 100 liter per uur;

 

2.

met componenten gemaakt van gepolijst roestvrij staal of titaan;

 

3.

met een of meer koppelingen binnen het met stoom steriliseerbare compartiment, alsmede

 

4.

geschikt voor in-situ-stoomsterilisatie in afgesloten toestand;

Technische aantekening:

Met centrifuges worden ook bedoeld decanteerflessen.

 

d)

dwars- (tangentiële) stroomfiltratieapparatuur en onderdelen, als hieronder:

 

1.

dwars- (tangentiële) stroomfiltratieapparatuur geschikt voor het scheiden van pathogene micro-organismen, virussen, toxines of celculturen zonder aërosolvorming, met alle volgende kenmerken:

 

a)

een totaal filteroppervlak van 1 m2 of meer; alsmede

 

b)

met een van de volgende kenmerken:

 

1.

in-situ gesteriliseerd of gedesinfecteerd kunnen worden, of

 

2.

filteronderdelen zijn wegwerpbaar of slechts voor eenmalig gebruik.

Technische aantekening:

In 2B352.d.1.b. slaat gesteriliseerd op het verwijderen van alle levensvatbare bacteriën uit de apparatuur door middel van fysieke (bv. stoom) of chemische agentia. Gedesinfecteerd betekent dat iedere mogelijke bacteriële infectiviteit in de apparatuur door middel van chemische agentia met een kiemdodende werking volledig is uitgeschakeld. Desinfectie en sterilisatie zijn te onderscheiden van reiniging, waarmee schoonmaakprocédés worden bedoeld die het bacteriële gehalte van de apparatuur verminderen zonder de bacteriële infectiviteit of levensvatbaarheid noodzakelijkerwijze volledig uit te schakelen.

 

2.

onderdelen van dwars- (tangentiële) stroomfiltratieapparatuur (bv. modules, elementen, cassettes, patronen, eenheden of platen) met een filteroppervlak van 0,2 m2 of meer voor ieder onderdeel en bedoeld voor gebruik in de in 2B352 vermelde dwars- (tangentiële) stroomfiltratieapparatuur.

 

Aantekening:

In 2B352.d wordt niet bedoeld apparatuur voor omgekeerde osmose, zoals gespecificeerd door de fabrikant.

 

e)

vriesdroogapparatuur, geschikt voor stoomsterilisatie en met een condensorcapaciteit van meer dan 10 kg ijs per 24 uur en minder dan 1 000 kg ijs per 24 uur;

 

f)

beschermings- of insluitingsmiddelen, als hieronder:

 

1.

pakken van het type waarbij het lichaam geheel of half wordt omsloten, of van een externe luchttoevoer afhankelijke getuide, onder positieve druk werkende afzuigkappen

 

Aantekening:

Pakken die zijn ontworpen om met onafhankelijke ademhalingsapparatuur te worden gedragen, vallen niet onder 2B352.f.1.

 

2.

biologische veiligheidskasten van klasse III of isolerende systemen met soortgelijke werkingsnormen;

 

Aantekening:

De isolerende systemen in 2B352.f.2 omvatten flexibele isolatoren, droge kasten, anaërobe kamers, handschoenkasten en afzuigkappen met laminaire stroming.(gesloten met verticale stroming).

 

g)

aërosol-inhalatiekamers ontworpen voor immuniteitsonderzoek met „micro-organismen”, virussen of „toxinen” met een capaciteit van 1 m3 of meer.

  • C. 
    MATERIALEN
 

Nummer

Omschrijving

I.B.1C350

Chemische stoffen, geschikt voor het vervaardigen van toxische stoffen, als hieronder, en „chemische mengsels” die een of meer van deze stoffen bevatten:

 

Aantekening:

ZIE OOK DE LIJST MILITAIRE GOEDEREN EN 1C450.

 

1.

thiodiglycol (111-48-8);

 

2.

fosforoxychloride (10025-87-3);

 

3.

dimethylmethylfosfonaat (756-79-6);

 

4.

ZIE LIJST VAN MILITAIRE GOEDEREN VOOR

Methylfosfonyldifluoride (676-99-3);

 

5.

methylfosfonyldichloride (676-97-1);

 

6.

dimethylfosfiet (DMP) (868-85-9);

 

7.

fosfortrichloride (7719-12-2);

 

8.

trimethylfosfiet (TMP) (121-45-9);

 

9.

thionylchloride (7719-09-7);

 

10.

3-Hydroxy1-methylpiperidine (3554-74-3);

 

11.

N,N-Diisopropylaminoethylchloride (96-79-7);

 

12.

N,N-Diisopropyl-(beta)-aminoethaanthiol (5842-07-9);

 

13.

chinuclidine-3-ol (1619-34-7);

 

14.

kaliumfluoride (7789-23-3);

 

15.

2-chloorethanol (107-07-3);

 

16.

dimethylamine (124-40-3);

 

17.

diethylethylfosfonaat (78-38-6);

 

18.

diethyl-N, N-dimethylfosforamidaat (2404-03-7);

 

19.

diethylfosfiet (762-04-9);

 

20.

dimethylamine hydrochloride (506-59-2);

 

21.

dichloorethylfosfine (1498-40-4);

 

22.

ethylfosfonyldichloride (1066-50-8);

 

23.

ZIE LIJST VAN MILITAIRE GOEDEREN VOOR

Ethylfosfonyldifluoride (753-98-0);

 

24.

waterstoffluoride (7664-39-3);

 

25.

methylbenzilaat (76-89-1);

 

26.

dichloormethylfosfine (676-83-5);

 

27.

N,N-Diisopropyl-(beta)-aminoethanol (96-80-0);

 

28.

pinacolylalcohol (464-07-3);

 

29.

ZIE LIJST VAN MILITAIRE GOEDEREN VOOR

O-Ethyl-2-diisopropylaminoethyl-methylfosfoniet (QL) (57856-11-8);

 

30.

triethylfosfiet (122-52-1);

 

31.

arseentrichloride (7784-34-1);

 

32.

benzilzuur (76-93-7);

 

33.

diethylmethylfosfoniet (15715-41-0);

 

34.

dimethylethylfosfonaat (6163-75-3);

 

35.

difluorethylfosfine (430-78-4);

 

36.

difluormethylfosfine (753-59-3);

 

37.

chinuclidine-3-on (3731-38-2);

 

38.

fosforpentachloride (10026-13-8);

 

39.

pinacolon (75-97-8);

 

40.

kaliumcyanide (151-50-8);

 

41.

kaliumbifluoride (7789-29-9);

 

42.

ammoniumbifluoride (1341-49-7);

 

43.

natriumfluoride (7681-49-4);

 

44.

natriumbifluoride (1333-83-1);

 

45.

natriumcyanide (143-33-9);

 

46.

triethanolamine (102-71-6);

 

47.

fosforpentasulfide (1314-80-3);

 

48.

diisopropylamine (108-18-9);

 

49.

diethylaminoethanol (100-37-8);

 

50.

natriumsulfide (1313-82-2);

 

51.

zwavelmonochloride (10025-67-9);

 

52.

zwaveldichloride (10545-99-0);

 

53.

triethanolamine hydrochloride (637-39-8);

 

54.

N,N-diisopropyl-(Beta)-aminoethylchloride hydrochloride (4261-68-1);

 

55.

methylfosfonzuur (993-13-5);

 

56.

diethylethylfosfonaat (683-08-9);

 

57.

N,N-dymethylaminofosforyldichloride (677-43-0);

 

58.

tri-isopropylfosfiet (116-17-6);

 

59.

ethyldiethanolamine (139-87-7);

 

60.

O,O-diethylfosforothioaat (2465-65-8);

 

61.

O,O-diethylfosforodithioaat (298-06-6);

 

62.

natriumhexafluorosilicaat (16893-85-9);

 

63.

methylfosfonthiodichloride (676-98-2).

 

Aantekening 1:

Voor uitvoer naar „Staten die geen partij zijn bij het Verdrag inzake chemische wapens” worden in 1C350 niet bedoeld „chemische mengsels” die een of meer van de in de punten 1C350.1, .3, .5, .11, .12, .13, .17, .18, .21, .22, .26, .27, .28, .31, .32, .33, .34, .35, .36, .54, .55, .56, .57 en .63 vermelde chemische stoffen bevatten en waarin geen van de afzonderlijk vermelde stoffen meer dan 10 gewichtspercent van het mengsel vertegenwoordigt.

 

Aantekening 2:

In 1C350 worden niet bedoeld „chemische mengsels” die een of meer van de in de punten 1C350.2, .6, .7, .8, .9, .10, .14, .15, .16, .19, .20, .24, .25, .30, .37, .38, .39, .40, .41, .42, .43, .44, .45, .46, .47, .48, .49, .50, .51, .52, .53, .58, .59, .60, .61 en .62 vermelde chemische stoffen bevatten en waarin geen van de afzonderlijk vermelde stoffen meer dan 30 gewichtspercent van het mengsel vertegenwoordigt.

 

Aantekening 3:

In 1C350 worden niet bedoeld producten waarvan is vastgesteld dat het gaat om verpakte consumptiegoederen voor de detailhandelsverkoop voor persoonlijk gebruik of verpakte consumptiegoederen voor individueel gebruik.

I.B.1C351

Humane pathogenen, zoönosen en „toxinen”, als hieronder:

 

a)

virussen, natuurlijk, versterkt of gemodificeerd, in de vorm van geïsoleerde levende culturen of als materiaal met inbegrip van levend materiaal dat opzettelijk met dergelijke culturen is geïnoculeerd of besmet, als hieronder:

 

1.

Andesvirus;

 

2.

Chaparevirus;

 

3.

Chikungunyavirus;

 

4.

Choclovirus;

 

5.

Haemorragische-Krim-Kongokoortsvirus (CCHF-virus);

 

6.

Denguevirus;

 

7.

Dobrava-Belgradevirus;

 

8.

Eastern equine encefalitisvirus;

 

9.

Ebolavirus;

 

10.

Guanaritovirus;

 

11.

Hantaanvirus;

 

12.

Hendravirus (Equine-morbillivirus);

 

13.

Japanse-encefalitisvirus;

 

14.

Juninvirus;

 

15.

Kyasanur Forest-virus;

 

16.

Laguna Negra-virus;

 

17.

Lassavirus;

 

18.

Louping ill-virus;

 

19.

Lujovirus;

 

20.

Lymfocytaire-choriomeningitisvirus;

 

21.

Machupovirus;

 

22.

Marburgvirus;

 

23.

Apenpokkenvirus;

 

24.

Murray Valley-encefalitisvirus;

 

25.

Nipah-virus;

 

26.

Omsk hemorragische-koortsvirus;

 

27.

Oropouche-virus;

 

28.

Powassan-virus;

 

29.

Rift Valleyvirus;

 

30.

Rocio-virus;

 

31.

Sabiavirus;

 

32.

Seoulvirus;

 

33.

Sin nombre virus;

 

34.

Saint-Louis-encefalitisvirus;

 

35.

tekenencephalitisvirus (RSSE-virus);

 

36.

variolavirus;

 

37.

venezuelan equine encefalitisvirus;

 

38.

western equine encefalitisvirus;

 

39.

gele-koortsvirus;

 

b)

rickettsiën, natuurlijk, versterkt of gemodificeerd, in de vorm van „geïsoleerde levende culturen” of als materiaal met inbegrip van levend materiaal dat opzettelijk met dergelijke culturen is geïnoculeerd of besmet, als hieronder:

 

1.

coxiella burnetii;

 

2.

Bartonella quintana (Rochalimaea quintana, Rickettsia quintana);

 

3.

Rickettsia prowasecki;

 

4.

Rickettsia rickettsii;

 

c)

bacteriën, natuurlijk, versterkt of gemodificeerd, in de vorm van geïsoleerde levende culturen of als materiaal met inbegrip van levend materiaal dat opzettelijk met dergelijke culturen is geïnoculeerd of besmet, als hieronder:

 

1.

bacillus anthracis;

 

2.

brucella abortus;

 

3.

brucella melitensis;

 

4.

brucella suis;

 

5.

chlamydia psittaci;

 

6.

chlostridium botulinum;

 

7.

francisella tularensis;

 

8.

burkholderia mallei (Pseudomonas mallei);

 

9.

burkholderia pseudomallei (Pseudomonas pseudomallei);

 

10.

salmonella typhi;

 

11.

shigella dysenteriae;

 

12.

vibrio cholerae;

 

13.

yersinia pestis;

 

14.

clostridium perfringens epsilontoxine-producerende types;

 

15.

enterohemorragische Escherichia coli serotype O157 en andere verotoxine-producerende serotypes.

 

d)

„toxinen”, als hieronder, alsmede „sub-eenheden van toxinen” daarvan:

 

1.

botulinumtoxinen;

 

2.

clostridium perfringens toxinen;

 

3.

conotoxine;

 

4.

ricine;

 

5.

saxitoxine;

 

6.

shigatoxine;

 

7.

staphylococcus aureus toxinen;

 

8.

tetrodotoxine;

 

9.

verotoxine en shiga-achtige ribosoominactiverende proteïnen;

 

10.

microcystine (Cyanginosine);

 

11.

aflatoxinen;

 

12.

abrine;

 

13.

choleratoxine;

 

14.

diacetoxyscirpenol;

 

15.

T-2-toxine;

 

16.

HT-2-toxine;

 

17.

modeccine;

 

18.

volkensine;

 

19.

viscum album lectine 1 (Viscumine);

 

Aantekening:

1C351.d. is niet van toepassing op botulinum toxinen of conotoxinen als product dat aan alle navolgende criteria voldoet:

1.

het gaat om farmaceutische formules, ontwikkeld om aan de mens te worden toegediend bij de behandeling van een aandoening;

 

2.

zij zijn voorverpakt om als geneesmiddelen te worden verhandeld;

 

3.

een overheidsinstantie heeft een vergunning afgegeven om ze als geneesmiddel in de handel te brengen.

 

e)

schimmels, natuurlijk, versterkt of gemodificeerd, in de vorm van „geïsoleerde levende culturen” of als materiaal met inbegrip van levend materiaal dat opzettelijk met dergelijke culturen is geïnoculeerd of besmet, als hieronder:

 

1.

Coccidioides immitis;

 

2.

Coccidioides posadasii.

 

Aantekening:

1C351 is niet van toepassing op „vaccins” of „immunotoxinen”.

I.B.1C352

Dierpathogenen, als hieronder:

 

a)

virussen, natuurlijk, versterkt of gemodificeerd, in de vorm van geïsoleerde levende culturen of als materiaal met inbegrip van levend materiaal dat opzettelijk met dergelijke culturen is geïnoculeerd of besmet, als hieronder:

 

1.

Afrikaanse-varkenspestvirus;

 

2.

aviaire influenzavirus, hetzij:

 

a)

niet-gekarakteriseerd, of

 

b)

omschreven in bijlage I(2) bij Richtlijn 2005/94/EG (2) met een hoge pathogeniteitsindex, als hieronder:

 

1.

type A-virussen met een IVPI (intraveneuze pathogeniteitsindex) bij zes weken oude kuikens van meer dan 1,2, of

 

2.

type A-virussen van het subtype H5 of H7, met een genoomsequentie die codeert voor meerdere basische aminozuren aan de breukzijde van de hemaglutininemolecule en die overeenkomt met de sequentie die ook bij andere HPAI-virussen is vastgesteld, waaruit kan worden afgeleid dat de hemaglutininemolecule kan worden gesplitst door een algemene protease van de gastheer;

 

3.

bluetonguevirus;

 

4.

mond- en klauwzeervirus;

 

5.

geitenpokkenvirus;

 

6.

virus van de ziekte van Aujeszky;

 

7.

klassiekevarkenspestvirus;

 

8.

lyssavirus;

 

9.

virus van de ziekte van Newcastle (pseudovogelpestvirus);

 

10.

virus van de ziekte van kleine herkauwers;

 

11.

porcien enterovirus type 9 (vesiculaire-varkensziektevirus);

 

12.

runderpestvirus;

 

13.

schapenpokkenvirus;

 

14.

virus van de Teschenerziekte;

 

15.

vesiculaire-stomatitisvirus;

 

16.

virus van nodulaire dermatose;

 

17.

Afrikaanse-paardenpestvirus.

 

b)

mycoplasma’s, natuurlijk, versterkt of gemodificeerd, in de vorm van „geïsoleerde levende culturen” of als materiaal met inbegrip van levend materiaal dat opzettelijk met dergelijke culturen is geïnoculeerd of besmet, als hieronder:

 

1.

mycoplasma mycoides subtype mycoides SC (kleine kolonie);

 

2.

mycoplasma capricolum subtype capripneumoniae.

 

Aantekening:

1C352 is niet van toepassing op „vaccins”.

I.B.1C353

Genetische elementen en genetisch gemodificeerde organismen, als hieronder:

 

a)

genetisch gemodificeerde organismen, of genetische elementen die de nucleïnezuursequenties bevatten die de pathogeniteit bepalen van de organismen, bedoeld in 1C351.a, 1C351.b, 1C351.c, 1C351.e, 1C352 of 1C354;

 

b)

genetisch gemodificeerde organismen, of genetische elementen die nucleïnezuursequenties bevatten die coderen voor een van de „toxinen” bedoeld in 1C351.d of „sub-eenheden van toxinen” daarvan.

 

1.

Genetische elementen omvatten, onder andere, chromosomen, genomen, plasmiden, transposons en vectoren, al dan niet genetisch gemodificeerd.

 

2.

Onder nucleïnezuursequenties die de pathogeniteit bepalen van de micro-organismen bedoeld in 1C351.a, 1C351.b, 1C351.c, 1C351.e, 1 C352 of 1C354 wordt verstaan een voor het gespecificeerd micro-organisme specifieke sequentie

a)

die op zichzelf of via de door transcriptie of translatie ontstane producten een aanzienlijk gevaar voor de gezondheid van mensen, dieren of planten oplevert, of

 

b)

waarvan bekend is dat zij het vermogen versterkt van een specifiek micro-organisme, of enig organisme waarin dat micro-organisme kan worden ingebracht of anderszins geïntegreerd, om ernstige schade te berokkenen aan de gezondheid van mensen, dieren of planten.

 

Aantekening:

1C353 is niet van toepassing op nucleïnezuursequenties die de pathogeniteit bepalen van enterohemorragische Escherichia coli serotype O157 en andere verotoxine-producerende stammen dan die welke coderen voor verotoxine of subeenheden daarvan.

I.B.1C354

Plantpathogenen, als hieronder:

 

a)

virussen, natuurlijk, versterkt of gemodificeerd, in de vorm van geïsoleerde levende culturen of als materiaal met inbegrip van levend materiaal dat opzettelijk met dergelijke culturen is geïnoculeerd of besmet, als hieronder:

 

1.

Potato Andean latent tymovirus;

 

2.

Potato spindle tuber viroid;

 

b)

bacteriën, natuurlijk, versterkt of gemodificeerd, in de vorm van „geïsoleerde levende culturen” of als materiaal dat opzettelijk met dergelijke culturen is geïnoculeerd of besmet, als hieronder:

 

1.

Xanthomonas albilineans;

 

2.

Xanthomonas campestris pv. citri., met inbegrip van stammen, aangeduid als Xanthomonas campestris pv. citri types A, B, C, D, E of anderszins ingedeeld als Xanthomonas citri, Xanthomonas campestris pv. aurantifolia of Xanthomonas campestris pv. citrumelo;

 

3.

Xanthomonas oryzae pv. Oryzae (Pseudomonas campestris pv. Oryzae);

 

4.

Clavibacter michiganensis subsp. Sepedonicus (Corynebacterium michiganensis subsp. Sepedonicum of Corynebacterium Sepedonicum);

 

5.

Ralstonia solanacearum Rassen 2 en 3 (Pseudomonas solanacearum Rassen 2 en 3 of Burkholderia solanacearum Rassen 2 en 3);

 

c)

schimmels, natuurlijk, versterkt of gemodificeerd, in de vorm van „geïsoleerde levende culturen” of als materiaal dat opzettelijk met dergelijke culturen is geïnoculeerd of besmet, als hieronder:

 

1.

Colletotrichum coffeanum var. virulans (colletotrichum kahawae);

 

2.

Cochliobolus miyabeanus (Helminthosporium oryzae);

 

3.

Microcyclus ulei (syn. Dothidella ulei);

 

4.

Puccinia graminis (syn. Puccinia graminis f. sp. tritici);

 

5.

Puccinia striiformis (syn. Puccinia glumarum);

 

6.

Magnaporthe grisea (Pyricularia grisea/Pyricularia oryzae).

I.B.1C450

Giftige chemische stoffen en voorlopers van giftige chemische stoffen, als hieronder, en „chemische mengsels” die een of meer van deze stoffen bevatten:

 

Aantekening:

ZIE OOK 1C350, 1C351.d EN DE LIJST MILITAIRE GOEDEREN.

 

a)

Giftige chemische stoffen, als hieronder:

 

1.

amiton: O,O-diethyl-S-[2-(diëthylamino)ethyl]fosforothioaat (78-53-5) en de overeenkomstige gealkyleerde of geprotoneerde zouten;

 

2.

PFIB: 1,1,3,3,3-pentafluor-2-(trifluormethyl)-1-propeen (382-21-8);

 

3.

ZIE LIJST VAN MILITAIRE GOEDEREN VOOR

BZ: 3-quinuclidinylbenzilaat (6581-06-2);

 

4.

fosgeen: carbonyldichloride (75-44-5);

 

5.

chloorcyaan (506-77-4);

 

6.

cyaanwaterstof (74-90-8);

 

7.

chloorpicrine: trichloornitromethaan (76-06-2);

 

Aantekening 1:

Voor uitvoer naar „staten die geen partij zijn bij het Verdrag inzake chemische wapens” worden in 1C450 niet bedoeld „chemische mengsels” die een of meer van de in de punten 1C450.a.1 en .a.2 vermelde chemische stoffen bevatten en waarin geen van de afzonderlijk vermelde stoffen meer dan 1 gewichtspercent van het mengsel vertegenwoordigt.

 

Aantekening 2:

In 1C450 worden niet bedoeld „chemische mengsels” die een of meer van de in de punten 1C450.a.4,.a.5., .a.6 en .a.7 vermelde chemische stoffen bevatten en waarin geen van de afzonderlijk vermelde stoffen meer dan 30 gewichtspercent van het mengsel vertegenwoordigt.

 

Aantekening 3:

In 1C450 worden niet bedoeld producten waarvan is vastgesteld dat het gaat om verpakte consumptiegoederen voor de detailhandelverkoop voor persoonlijk gebruik of verpakte consumptiegoederen voor individueel gebruik.

 

b)

Voorlopers van giftige chemische stoffen, als hieronder:

 

1.

chemische stoffen, andere dan die welke zijn opgenomen in de Lijst van militaire goederen of in 1C350, die een fosforatoom bevatten met daaraan gebonden een methyl-, ethyl-of (normale of iso-)propylgroep maar geen andere koolstofatomen;

 

Aantekening:

1C450.b.1. is niet van toepassing op Fonofos: O-ethyl-S-fenylethyl-fosfonthiolthionaat (944-22-9);

 

2.

andere N,N-dialkyl-[methyl-, ethyl- of (normaal of iso) propyl]fosforamidodihalogeniden dan N,N-dimethylaminofosforyldichloride

 

Aantekening:

Zie 1C350.57 voor N,N-dimethylaminofosforyldichloride.

 

3.

andere dialkyl-[methyl-, ethyl- of (normaal of iso) propyl]-N,N-dialkyl-[methyl-, ethyl- of (normaal of iso) propyl]fosforamidaten dan diethyl-N,N-dimethylfosforamidaat, dat genoemd wordt in 1C350;

 

4.

andere N,N-dialkyl-[methyl-, ethyl- of (normaal of iso) propyl]aminoethyl-2-chloriden en overeenkomstige geprotoneerde zouten dan N,N-diisopropyl-(beta)-aminoethylchloride of N,N-diisopropyl-(beta)-amionoethylchloride — hydrochloride, die genoemd worden in 1C350;

 

5.

andere N,N-dialkyl-[methyl-, ethyl- of (normaal of iso) propyl]aminoethaan-2-olen en overeenkomstige geprotoneerde zouten dan N,N-diisopropyl-(beta)-aminoethanol (96-80-0), en N,N-diethylaminoethanol (100-37-8) die genoemd worden in 1C350;

 

Aantekening:

In 1C450.b.5. worden niet bedoeld:

a)

N,N-dimethylaminoethanol (108-01-0) en overeenkomstige geprotoneerde zouten;

 

b)

geprotoneerde zouten van N,N-diethylaminoethanol (100-37-8);

 

6.

andere N,N-dialkyl-[methyl-, ethyl- of (normaal of iso) propyl]aminoethaan-2-thiolen en overeenkomstige geprotoneerde zouten dan N,N-diisopropyl-(beta)-aminoethaanthiol, dat genoemd wordt in 1C350;

 

7.

Zie 1C350 voor ethyldiethanolamine (139-87-7);

 

8.

methyldiethanolamine (105-59-9). Noot 1:Voor uitvoer naar „Staten die geen partij zijn bij het Verdrag inzake chemische wapens” worden in 1C450 niet bedoeld „chemische mengsels” die een of meer van de in de punten 1C450.b.1, .b.2, .b.3, .b.4, .b.5 en .b.6 vermelde chemische stoffen bevatten en waarin geen van de afzonderlijk vermelde stoffen meer dan 10 gewichtspercent van het mengsel vertegenwoordigt.

 

Aantekening 1:

Voor uitvoer naar „staten die geen partij zijn bij het Verdrag inzake chemische wapens” worden in 1C450 niet bedoeld „chemische mengsels” die een of meer van de in de punten 1C450.b.1, .b.2,.b.3, .b.4, .b.5 en .b.6 vermelde chemische stoffen bevatten en waarin geen van de afzonderlijk vermelde stoffen meer dan 10 gewichtspercent van het mengsel vertegenwoordigt.

 

Aantekening 2:

In 1C450 worden niet bedoeld „chemische mengsels” die een of meer van de in punt 1C450.b.8. vermelde chemische stoffen bevatten en waarin geen van de afzonderlijk vermelde stoffen meer dan 30 gewichtspercent van het mengsel vertegenwoordigt.

 

Aantekening 3:

In 1C450 worden niet bedoeld producten waarvan is vastgesteld dat het gaat om verpakte consumptiegoederen voor de detailhandelverkoop voor persoonlijk gebruik of verpakte consumptiegoederen voor individueel gebruik.

  • D. 
    PROGRAMMATUUR
 

Nummer

Omschrijving

I.B.1D003

„Programmatuur”, speciaal ontworpen of aangepast om apparatuur de mogelijkheid te bieden de functies uit te oefenen van apparatuur bedoeld in 1A004.c. of 1A004.d.

I.B.2D351

Andere „programmatuur” dan die als bedoeld in 1D003, speciaal ontworpen voor het „gebruik” van apparatuur, bedoeld in 2B351.

I.B.9D001

„Programmatuur” die speciaal ontworpen of gewijzigd is voor de „ontwikkeling” van apparatuur of „technologie”, bedoeld in 9A012.

I.B.9D002

„Programmatuur” die speciaal ontworpen of gewijzigd is voor de „productie” van apparatuur, bedoeld in 9A012.

  • E. 
    TECHNOLOGIE
 

Nummer

Omschrijving

I.B.1E001

„Technologie” overeenkomstig de algemene technologienoot voor de „ontwikkeling” of „productie” van apparatuur of materialen, bedoeld in 1A004, 1C350 tot 1C354 of 1C450.

I.B.2E001

„Technologie” volgens de algemene technologienoot voor de „ontwikkeling” van apparatuur of „programmatuur”, bedoeld in 2B350, 2B351, 2B352 of 2D351.

I.B.2E002

„Technologie” overeenkomstig de algemene technologienoot voor de „productie” van apparatuur, bedoeld in 2B350, 2B351 of 2B352.

I.B.2E301

„Technologie” volgens de algemene technologienoot voor het „gebruik” van goederen, bedoeld in 2B350 t/m 2B352.

I.B.9E001

„Technologie” overeenkomstig de algemene technologienoot voor de „ontwikkeling” van apparatuur of „programmatuur”, bedoeld in 9A012 of 9A350.

I.B.9E002

„Technologie” volgens de algemene technologienoot voor de „productie” van apparatuur, bedoeld in 9A350.

I.B.9E101

„Technologie” volgens de algemene technologienoot voor de „productie” van „onbemande luchtvaartuigen”, bedoeld in 9A012.

Technische aantekening:

In 9E101.b. wordt onder ‧onbemande luchtvaartuigen‧ verstaan onbemande luchtvaartuigen met een actieradius van meer dan 300 km.

I.B.9E102

„Technologie” volgens de algemene technologienoot voor het „gebruik” van ‧onbemande luchtvaartuigen‧, bedoeld in 9A012.

Technische aantekening:

In 9E101.b. wordt onder ‧onbemande luchtvaartuigen‧ verstaan onbemande luchtvaartuigen met een actieradius van meer dan 300 km.

DEEL 2

Inleiding

 

1.

Tenzij anders is aangegeven, verwijzen de referentienummers in de kolom „Beschrijving” hierna naar de beschrijvingen van producten voor tweeërlei gebruik in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 428/2009.

 

2.

Een referentienummer in de kolom „Verwant item in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 428/2009” hierna houdt in dat de kenmerken van het in de kolom „Beschrijving” beschreven artikel buiten de parameters in de zin van de beschrijving van de desbetreffende post vallen.

 

3.

De definitie van termen tussen ‧enkele aanhalingstekens‧ wordt gegeven in een technische aantekening bij de betrokken post.

 

4.

De definitie van termen tussen „dubbele aanhalingstekens” kan worden gevonden in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 428/2009.

Algemene aantekeningen

 

1.

De doelstelling van de controle op de uitvoer van de goederen, vermeld in deze bijlage, mag niet worden omzeild door de uitvoer van niet aan vergunningsplicht onderworpen goederen (met inbegrip van fabrieken) die een of meer aan vergunningsplicht onderworpen onderdelen bevatten, als deze onderdelen het voornaamste element van de goederen vormen en gemakkelijk kunnen worden verwijderd of voor andere doeleinden worden aangewend.

 

Aantekening:

Bij de beoordeling van de vraag of het aan vergunningsplicht onderworpen onderdeel/de aan vergunningsplicht onderworpen onderdelen als voornaamste element dient/dienen te worden aangemerkt, dienen factoren als hoeveelheid, waarde en technologische knowhow alsmede andere bijzondere omstandigheden op grond waarvan het aan vergunningsplicht onderworpen onderdeel/de aan vergunningsplicht onderworpen onderdelen als voornaamste element van de geleverde goederen kan/kunnen worden aangemerkt, een rol te spelen.

 

2.

Met goederen worden in deze bijlage zowel nieuwe als gebruikte goederen bedoeld.

Algemene technologienoot (ATN)

(Te lezen in samenhang met sectie B van dit deel)

 

1.

De verkoop, levering, overdracht of uitvoer van „technologie” die „noodzakelijk” is voor de „ontwikkeling”, de „productie” of het „gebruik” van goederen waarvan de verkoop, levering, overdracht of uitvoer in I.C.A van dit deel aan een vergunningsplicht is onderworpen, is op grond van de bepalingen van sectie I.C.B van dit deel aan een vergunningsplicht onderworpen.

 

2.

„Technologie” die „noodzakelijk” is voor de „ontwikkeling”, de „productie” of het „gebruik” van aan een vergunningsplicht onderworpen goederen, is ook aan een vergunningsplicht onderworpen als deze technologie wordt toegepast op niet aan een vergunningsplicht onderworpen goederen.

 

3.

De vergunningsplicht geldt niet voor de minimaal noodzakelijke „technologie” voor installatie, bediening, onderhoud en (controle) reparatie van goederen die niet worden gecontroleerd of waarvan de uitvoer op grond van deze verordening is toegestaan.

 

4.

De vergunningsplicht voor de overdracht van „technologie” is niet van toepassing op informatie die „voor iedereen beschikbaar” is, op „fundamenteel wetenschappelijk onderzoek” en op de voor octrooiaanvragen noodzakelijke minimuminformatie.

I.C.A.   GOEDEREN

(Materialen en chemicaliën)

 

Nummer

Omschrijving

Verwant item in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 428/2009

I.C.A.001

Chemicaliën in een concentratie van 95 % of meer, als hieronder:

 

1.

ethyleendichloride, (CAS 107-06-2)

 

I.C.A.002

Chemicaliën in een concentratie van 95 % of meer, als hieronder:

 

1.

nitromethaan (CAS 75-52-5)

 

2.

picrinezuur (CAS 88-89-1)

 

I.C.A.003

Chemicaliën in een concentratie van 95 % of meer, als hieronder:

 

1.

aluminumchloride(CAS 7446-70-0)

 

2.

arseen (CAS 7440-38-2)

 

3.

arseentrioxide(CAS 1327-53-3)

 

4.

bis(2-chloorethyl)ethylaminehydrochloride, (CAS 3590-07-6)

 

5.

bis(2-chloorethyl)methylaminehydrochloride, (CAS CAS 55-86-7)

 

6.

tris(2-chloorethyl)aminehydrochloride, (CAS 817-09-4)

 

I.C.B.   TECHNOLOGIE

 

B.001

‧Technologie‧ die noodzakelijk is voor de „ontwikkeling”, de „productie” of het „gebruik” van goederen vallende onder sectie I.C.A.

Technische opmerking:

De term ‧technologie‧ omvat ook „programmatuur”.”

 
 

  • (1) 
    Verordening (EG) nr. 428/2009 van de Raad van 5 mei 2009 tot instelling van een communautaire regeling voor controle op de uitvoer, de overbrenging, de tussenhandel en de doorvoer van producten voor tweeërlei gebruik (PB L 134 van 29.5.2009, blz. 1).
  • (2) 
    Richtlijn 2005/94/EG van de Raad van 20 december 2005 betreffende communautaire maatregelen ter bestrijding van aviaire influenza (PB L 10 van 14.1.2006, blz. 16).
 

BIJLAGE II

„BIJLAGE IX

LIJST VAN APPARATUUR, GOEDEREN EN TECHNOLOGIE BEDOELD IN ARTIKEL 2 TER

Inleiding

 

1.

Tenzij anders is aangegeven, verwijzen de referentienummers in de kolom „Beschrijving” hierna naar de beschrijvingen van producten voor tweeërlei gebruik in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 428/2009.

 

2.

Een referentienummer in de kolom „Verwant item in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 428/2009” hierna houdt in dat de kenmerken van het in de kolom „Beschrijving” beschreven artikel buiten de parameters in de zin van de beschrijving van de desbetreffende post vallen.

 

3.

De definitie van termen tussen „enkele aanhalingstekens” wordt gegeven in een technische aantekening bij de betrokken post.

 

4.

De definitie van termen tussen „dubbele aanhalingstekens” kan worden gevonden in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 428/2009.

Algemene aantekeningen

 

1.

De doelstelling van de controle op de uitvoer van de goederen, vermeld in deze bijlage, mag niet worden omzeild door de uitvoer van niet aan vergunningsplicht onderworpen goederen (met inbegrip van fabrieken) die een of meer aan vergunningsplicht onderworpen onderdelen bevatten, als deze onderdelen het voornaamste element van de goederen vormen en gemakkelijk kunnen worden verwijderd of voor andere doeleinden worden aangewend.

 

Aantekening:

Bij de beoordeling van de vraag of het aan vergunningsplicht onderworpen onderdeel/de aan vergunningsplicht onderworpen onderdelen als voornaamste element dient/dienen te worden aangemerkt, dienen factoren als hoeveelheid, waarde en technologische knowhow alsmede andere bijzondere omstandigheden op grond waarvan het aan vergunningsplicht onderworpen onderdeel/de aan vergunningsplicht onderworpen onderdelen als voornaamste element van de geleverde goederen kan/kunnen worden aangemerkt, een rol te spelen.

 

2.

Met goederen worden in deze bijlage zowel nieuwe als gebruikte goederen bedoeld.

Algemene technologienoot (ATN)

(Te lezen in samenhang met sectie B van deze bijlage)

 

1.

De verkoop, levering, overdracht of uitvoer van „technologie” die „noodzakelijk” is voor de „ontwikkeling”, de „productie” of het „gebruik” van goederen waarvan de verkoop, levering, overdracht of uitvoer in sectie IX.A van deze bijlage aan een vergunningsplicht is onderworpen, is op grond van de bepalingen van sectie B aan een vergunningsplicht onderworpen.

 

2.

„Technologie” die „noodzakelijk” is voor de „ontwikkeling”, de „productie” of het „gebruik” van aan een vergunningsplicht onderworpen goederen, is ook aan een vergunningsplicht onderworpen als deze technologie wordt toegepast op niet aan een vergunningsplicht onderworpen goederen.

 

3.

De vergunningsplicht geldt niet voor de minimaal noodzakelijke „technologie” voor installatie, bediening, onderhoud en (controle) reparatie van goederen die niet worden gecontroleerd of waarvan de uitvoer op grond van deze verordening is toegestaan.

 

4.

De vergunningsplicht voor de overdracht van „technologie” is niet van toepassing op informatie die „voor iedereen beschikbaar” is, op „fundamenteel wetenschappelijk onderzoek” en op de voor octrooiaanvragen noodzakelijke minimuminformatie.

IX.A.   GOEDEREN

IX.A1.   Materialen, chemicaliën, „micro-organismen” en „toxines”

 

Nummer

Omschrijving

Verwant item in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 428/2009

IX.A1.001

Chemicaliën in een concentratie van 95 % of meer, als hieronder:

 
 

tributylfosfiet, (CAS 102-85-2)

 
 

methylisocyanaat, (CAS 624-83-9)

 
 

chinaldine, (CAS 91-63-4)

 
 

2-broomchloorethaan (CAS 107-04-0)

 

IX.A1.002

Chemicaliën in een concentratie van 95 % of meer, als hieronder:

 
 

benzil, (CAS 134-81-6)

 
 

diethylamine, (CAS 109-89-7)

 
 

diethylether, (CAS 60-29-7)

 
 

dimethylether, (CAS 115-10-6)

 
 

dimethylaminoethanol, (CAS 108-01-0)

 

IX.A1.003

Chemicaliën in een concentratie van 95 % of meer, als hieronder:

 
 

2-methoxyethanol, (CAS 109-86-4)

 
 

butyrylcholinesterase (BCHE)

 
 

diëthyleentriamine, (CAS 111-40-0)

 
 

dichloormethaan, (CAS 75-09-3)

 
 

dimethylanaline, (CAS 121-69-7)

 
 

ethylbromide (CAS 74-96-4);

 
 

ethylchloride, (CAS 75-00-3)

 
 

ethylamine, (CAS 75-04-7)

 
 

hexamine, (CAS 100-97-0)

 
 

isopropylbromide, (CAS 75-26-3)

 
 

isopropylether, (CAS 108-20-3)

 
 

methylamine, (CAS 74-89-5)

 
 

methylbromide (CAS 74-83-9);

 
 

monoisopropylamine, (CAS 75-31-0)

 
 

obidoximchloride (CAS 114-90-9)

 
 

kaliumbromide, (CAS 7758-02-3)

 
 

pyridine, (CAS 110-86-1)

 
 

pyridostigminebromide, (CAS 101-26-8)

 
 

natrium bromide, (CAS 7647-15-6)

 
 

natriummetaal, (CAS 7440-23-5)

 
 

tributylamine, (CAS 102-82-9)

 
 

triethylamine, (CAS 121-44-8)

 
 

trimethylamine, (CAS 75-50-3)

 

IX.A2.   Materiaalbewerking

 

Nummer

Omschrijving

Verwant item in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 428/2009

IX.A2.001

Op de vloer gemonteerde zuurkasten (inloopmodel) met een nominale breedte van ten minste 2,5 m.

 

IX.A2.002

Luchtzuiverende en verse lucht aanvoerende gelaatsbedekkende ademhalingsmaskers andere dan bedoeld in 1A004 of 2B352f1.

1A004.a

IX.A2.003

Biologische veiligheidskasten van klasse II of isolerende systemen met soortgelijke werkingsnormen.

2B352.f.2

IX.A2.004

Niet-continumengers met een rotorvermogen van ten minste 4 liter, die kunnen worden gebruikt met biologische materialen.

 

IX.A2.005

Fermentoren, geschikt voor het kweken van pathogene „micro-organismen” of virussen of de productie van „toxinen”, zonder aërosolvorming, met een totale capaciteit van 5 liter of meer, maar minder dan 20 liter.

Technische aantekening:

Fermentoren omvatten bioreactoren, chemostaten en continustroomsystemen.

2B352.b

IX.A2.007

Ruimten onder gecontroleerde atmosfeer, klassiek of met luchtstroom, en onafhankelijke HEPA- of ULPA-filtereenheden die kunnen worden gebruikt voor P3- en P4- (BSL3, BSL4, L3, L4) inperkingsinstallaties.

2B352.a

IX.A2.008

Chemische productieapparatuur en onderdelen daarvan, andere dan bedoeld in 2B350 of A2.009, als hieronder:

 

a)

reactorvaten of reactors, met of zonder roerwerk, met een totaal inwendig (geometrisch) volume van meer dan 0,1 m3 (100 liter) en minder dan 20 m3 (20 000 liter), waarvan alle oppervlakken die in direct contact komen met de vloeistoffen die worden verwerkt of zijn opgeslagen, gemaakt zijn van de volgende materialen:

 

1.

roestvrij staal met een chroomgehalte van 10,5 % of meer en een koolstofgehalte van 1,2 % of minder;

 

b)

roerwerken voor gebruik in reactorvaten of reactors als aangegeven in 2B350.a, waarvan alle oppervlakken die in direct contact komen met de vloeistoffen die worden verwerkt of zijn opgeslagen, gemaakt zijn van een of meer van de volgende materialen:

 

1.

roestvrij staal met een chroomgehalte van 10,5 % of meer en een koolstofgehalte van 1,2 % of minder;

 

c)

opslagtanks en vaten met een totaal inwendig (geometrisch) volume van meer dan 0,1 m3 (100 liter), waarvan alle oppervlakken die in direct contact komen met de vloeistoffen die worden verwerkt of zijn opgeslagen, gemaakt zijn van de volgende materialen:

 

1.

roestvrij staal met een chroomgehalte van 10,5 % of meer en een koolstofgehalte van 1,2 % of minder;

 

d)

warmtewisselaars of condensors met een warmte-uitwisseloppervlak van meer dan 0,05 m2 en minder dan 30 m2, en voor gebruik in dergelijke warmtewisselaars of condensors ontworpen buizen, platen, spoelen of blokken (kernen), waarvan alle oppervlakken welke in direct contact komen met de vloeistoffen die worden verwerkt, gemaakt zijn van:

 

1.

roestvrij staal met een chroomgehalte van 10,5 % of meer en een koolstofgehalte van 1,2 % of minder;

Technische aantekening:

De voor pakkingen, afsluitringen en andere afdichtingen gebruikte materialen zijn niet bepalend voor de vraag of voor de warmtewisselaar een vergunningsplicht geldt.

 

e)

distillatiekolommen of absorptiekolommen met een inwendige diameter van meer dan 0,1 m, waarvan alle oppervlakken die in direct contact komen met de vloeistoffen die worden verwerkt, gemaakt zijn van een of meer van de volgende materialen:

 

1.

roestvrij staal met een chroomgehalte van 10,5 % of meer en een koolstofgehalte van 1,2 % of minder;

 

f)

kleppen met een „nominale afmeting” van meer dan 10 mm en de voor die kleppen ontworpen omhulsels (klephuizen), waarvan alle oppervlakken die in direct contact komen met de vloeistoffen die worden verwerkt of zijn opgeslagen, gemaakt zijn van een of meer van de volgende materialen:

 

1.

roestvrij staal met een chroomgehalte van 10,5 % of meer en een koolstofgehalte van 1,2 % of minder;

 

1.

De voor pakkingen, afsluitringen en andere afdichtingen gebruikte materialen zijn niet bepalend voor de vraag of voor de klep een vergunningsplicht geldt.

 

2.

Onder „nominale afmeting” wordt verstaan de kleinste diameter van de inlaat- en uitlaatopeningen.

 

g)

pompen met meervoudige afdichting en pompen zonder afdichting, met door de fabrikant opgegeven maximale pompsnelheid van meer dan 0,6 m3 per uur, waarvan alle oppervlakken die in direct contact komen met de chemicaliën die worden verwerkt, gemaakt zijn van het volgende materiaal:

 

1.

roestvrij staal met een chroomgehalte van 10,5 % of meer en een koolstofgehalte 1,2 % of minder;

 

h)

vacuümpompen met door de fabrikant opgegeven maximale pompsnelheid van meer dan 1 m3 per uur bij standaardtemperatuur (273 K (0 °C)) en druk (101,3 kPa), en voor gebruik in dergelijke pompen ontworpen omhulsels (pomphuizen), voorgevormde binnenbekledingen, schoepen, vleugelraderen of straalpompverdeelstukken, waarvan alle oppervlakken die in direct contact komen met de chemicaliën die worden verwerkt, gemaakt zijn van een of meer van de volgende materialen

 

1.

„legeringen” met meer dan 25 gewichtspercenten nikkel en meer dan 20 gewichtspercenten chroom;

 

2.

keramische materialen;

 

3.

„ferrosilicium”;

 

4.

fluorpolymeren (polymere of elastomere materialen die meer dan 35 gewichtspercenten fluor bevatten);

 

5.

glas, met inbegrip van verglaasde of geëmailleerde lagen of glasbekleding („lining”);

 

6.

grafiet of „koolstofgrafiet”;

 

7.

nikkel of „legeringen” die meer dan 40 gewichtspercenten nikkel bevatten;

 

8.

roestvrij staal met 20 gewichtspercenten nikkel en 19 of meer gewichtspercenten chroom;

 

9.

tantaal of „legeringen” ervan;

 

10.

titaan of „legeringen” ervan;

 

11.

zirkonium of „legeringen” ervan, of

 

12.

niobium (columbium) of „legeringen” ervan;

 

1.

De voor membranen, pakkingen, afsluitringen en andere afdichtingen gebruikte materialen zijn niet bepalend voor de vraag of voor de pomp een vergunningsplicht geldt,

 

2.

„koolstofgrafiet” is een composiet bestaande uit amorf koolstof en grafiet, met 8 of meer gewichtspercenten grafiet.

 

3.

„Ferrosilicium” is een ijzerlegering met 8 of meer gewichtspercenten silicium.

Voor de hierboven opgesomde materialen wordt onder „legeringen” — voor zover de term niet vergezeld gaat van een specifieke concentratie van een chemisch element — verstaan, legeringen waarin het geïdentificeerde metaal in een hoger gewichtspercent dan enig ander element aanwezig is.

2B350.a-e

2B350.g

2B350.i

IX.A2.009

Chemische productieapparatuur en onderdelen daarvan, andere dan bedoeld in 2B350 of A2.008, als hieronder:

 
 

reactorvaten of reactors, met of zonder roerwerk, met een totaal inwendig (geometrisch) volume van meer dan 0,1 m3 (100 liter) en minder dan 20 m3 (20 000 liter), waarvan alle oppervlakken die in direct contact komen met de vloeistoffen die worden verwerkt of zijn opgeslagen, gemaakt zijn van de volgende materialen:

roestvrij staal met 20 gewichtspercenten nikkel en 19 of meer gewichtspercenten chroom;

 
 

roerwerken voor gebruik in reactorvaten of reactors als aangegeven in I.2A.029.a, waarvan alle oppervlakken die in direct contact komen met de vloeistoffen die worden verwerkt of zijn opgeslagen, gemaakt zijn van de volgende materialen:

roestvrij staal met 20 gewichtspercenten nikkel en 19 of meer gewichtspercenten chroom;

 
 

opslagtanks en vaten met een totaal inwendig (geometrisch) volume van meer dan 0,1 m3 (100 liter), waarvan alle oppervlakken die in direct contact komen met de vloeistoffen die worden verwerkt of zijn opgeslagen, gemaakt zijn van de volgende materialen:

roestvrij staal met 20 gewichtspercenten nikkel en 19 of meer gewichtspercenten chroom;

 
 

warmtewisselaars of condensors met een warmte-uitwisseloppervlak van meer dan 0,05 m2 en minder dan 30 m2, en voor gebruik in dergelijke warmtewisselaars of condensors ontworpen buizen, platen, spoelen of blokken (kernen), waarvan alle oppervlakken welke in direct contact komen met de vloeistoffen die worden verwerkt, gemaakt zijn van:

roestvrij staal met 20 gewichtspercenten nikkel en 19 of meer gewichtspercenten chroom;

Technische aantekening:

De voor pakkingen, afsluitringen en andere afdichtingen gebruikte materialen zijn niet bepalend voor de vraag of voor de warmtewisselaar een vergunningsplicht geldt.

 
 

distillatiekolommen of absorptiekolommen met een inwendige diameter van meer dan 0,1 m, en vloeistofverdelers, stoomverdelers of systemen voor de opvang van vloeistoffen, waarvan alle oppervlakken die in direct contact komen met de chemicaliën die worden verwerkt, gemaakt zijn van het volgende materiaal:

roestvrij staal met 20 gewichtspercenten nikkel en 19 of meer gewichtspercenten chroom;

 
 

kleppen met een nominale diameter van meer dan 10 mm en de voor die kleppen ontworpen omhulsels (klephuizen), speciaal voor die kleppen ontworpen kogels of kegels, waarvan alle oppervlakken die in direct contact komen met de chemicaliën die worden verwerkt of zijn opgeslagen, gemaakt zijn van het volgende materiaal:

roestvrij staal met 20 gewichtspercenten nikkel en 19 of meer gewichtspercenten chroom;

Technische noot:

Onder „nominale afmeting” wordt verstaan de kleinste diameter van de inlaat- en uitlaatopeningen.

pompen met meervoudige afdichting en pompen zonder afdichting, met door de fabrikant opgegeven maximale pompsnelheid van meer dan 0,6 m3 per uur, bij standaardtemperatuur (273 K (0 °C)) en druk (101,3 kPa) en voor gebruik in dergelijke pompen ontworpen omhulsels (pomphuizen), voorgevormde binnenbekledingen, schoepen, vleugelraderen of straalpompverdeelstukken, waarvan alle oppervlakken die in direct contact komen met de chemicaliën die worden verwerkt, gemaakt zijn van een van de volgende materialen:

 
 

keramische materialen;

 
 

ferrosilicium (een ijzerlegering met 8 of meer gewichtspercenten silicium);

 
 

roestvrij staal met 20 gewichtspercenten nikkel en 19 of meer gewichtspercenten chroom;

Technische aantekeningen:

De voor membranen, pakkingen, afsluitringen en andere afdichtingen gebruikte materialen zijn niet bepalend voor de vraag of voor de pomp een vergunningsplicht geldt.

Voor de hierboven opgesomde materialen wordt onder „legeringen” — voor zover de term niet vergezeld gaat van een specifieke concentratie van een chemisch element — verstaan, legeringen waarin het geïdentificeerde metaal in een hoger gewichtspercent dan enig ander element aanwezig is.

 
  • B. 
    TECHNOLOGIE
 

Nummer

Omschrijving

Verwant item in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 428/2009

IX.B.001

„Technologie” die noodzakelijk is voor de „ontwikkeling”, de „productie” of het „gebruik” van goederen vallende onder sectie IX.A hierboven.

Technische opmerking:

De term „technologie” omvat ook „programmatuur”.”

 
 

BIJLAGE III

„BIJLAGE X

LIJST VAN DE IN ARTIKEL 11 TER BEDOELDE LUXEGOEDEREN

  • 1. 
    Volbloedpaarden

GN-codes: 0101 21 00

  • 2. 
    Kaviaar en kaviaarsurrogaten; in het geval van kaviaarsurrogaten als de verkoopprijs hoger ligt dan 20 EUR per 100 g

GN-codes: ex 1604 31 00, ex 1604 32 00

  • 3. 
    Truffels

GN-codes: 2003 90 10

  • 4. 
    Wijnen (inclusief mousserende wijnen) met een verkoopprijs hoger dan 70 EUR per liter, alcohol en gedistilleerde dranken met een verkoopprijs hoger dan 50 EUR per liter

GN-codes: ex 2204 21 tot ex 2204 29, ex 2208, ex 2205

  • 5. 
    Sigaren en cigarillos met een verkoopprijs hoger dan 10 EUR per stuk

GN-codes: ex 2402 10 00

  • 6. 
    Parfums en reukwaters met een verkoopprijs hoger dan 70 EUR per 50 ml en cosmetica, met inbegrip van schoonheids- en make-upproducten met een verkoopprijs hoger dan 70 EUR per stuk

GN-codes: ex 3303 00 10, ex 3303 00 90, ex 3304, ex 3307, ex 3401

  • 7. 
    Lederwaren, zadelwerk, reisartikelen, handtassen en dergelijke artikelen met een verkoopprijs van meer dan 200 EUR per stuk

GN-codes: ex 4201 00 00, ex 4202, ex 4205 00 90

  • 8. 
    Kleding, kledingtoebehoren en schoenen (ongeacht het materiaal) met een verkoopprijs van meer dan 600 EUR per stuk

GN-codes: ex 4203, ex 4303, ex ex 61, ex ex 62, ex 6401, ex 6402, ex 6403, ex 6404, ex 6405, ex 6504, ex 6605 00, ex 6506 99, ex 6601 91 00, ex 6601 99, ex 6602 00 00

  • 9. 
    Parels, edel- en halfedelstenen, artikelen van parels, juwelen, goud- en zilverwerk

GN-codes: 7101, 7102, 7103, 7104 20, 7104 90, 7105, 7106, 7107, 7108, 7109, 7110, 7111, 7113, 7114, 7115, 7116

  • 10. 
    Niet in omloop zijnde munten en bankbiljetten

GN-codes: ex 4907 00, 7118 10, ex 7118 90

  • 11. 
    Bestek van edelmetaal of van metaal geplateerd met edelmetaal

GN-codes: ex 7114, ex 7115, ex 8214, ex 8215, ex 9307

  • 12. 
    Servies van porselein, steen of aardewerk of fijne keramiek met een verkoopprijs van meer dan 500 EUR per stuk

GN-codes: ex 6911 10 00, ex 6912 00 30, ex 6912 00 50

  • 13. 
    Loodkristallen glaswerk met een verkoopprijs van meer dan 200 EUR per stuk

GN-codes: ex 7009 91 00, ex 7009 92 00, ex 7010, ex 7013 22, ex 7013 33, ex 7013 41, ex 7013 91, ex 7018 10, ex 7018 90, ex 7020 00 80, ex 9405 10 50, ex 9405 20 50, ex 9405 50, ex 9405 91

  • 14. 
    Luxevoertuigen voor het vervoer van personen over land, lucht of water, alsook accessoires daarvoor; in het geval van nieuwe voertuigen als de verkoopprijs hoger ligt dan 25 000 EUR; in het geval van tweedehands voertuigen als de verkoopprijs hoger ligt dan 15 000 EUR

GN-codes: ex 8603, ex 8605 00 00, ex 8702, ex 8703, ex 8711, ex 8712 00, ex 8716 10, ex 8716 40 00, ex 8716 80 00, ex 8716 90, ex 8801 00, ex 8802 11 00, ex 8802 12 00, ex 8802 20 00, ex 8802 30 00, ex 8802 40 00, ex 8805 10, ex 8901 10, ex 8903

  • 15. 
    Klokken en horloges en onderdelen daarvan met een verkoopprijs van meer dan 500 EUR per stuk

GN-codes: ex 9101, ex 9102, ex 9103, ex 9104, ex 9105, ex 9108, ex 9109, ex 9110, ex 9111, ex 9112, ex 9113, ex 9114

  • 16. 
    Kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen en antiquiteiten

GN-codes: 97

  • 17. 
    Artikelen en uitrusting om te skiën, te golfen en watersporten te beoefenen, met een verkoopprijs hoger dan 500 EUR per stuk

GN-codes: ex 4015 19 00, ex 4015 90 00, ex 6112 20 00, ex 6112 31, ex 6112 39, ex 6112 41, ex 6112 49, ex 6113 00, ex 6114, ex 6210 20 00, ex 6210 30 00, ex 6210 40 00, ex 6210 50 00, ex 6211 11 00, ex 6211 12 00, ex 6211 20, ex 6211 32 90, ex 6211 33 90, ex 6211 39 00, ex 6211 42 90, ex 6211 43 90, ex 6211 49 00, ex 6402 12, ex 6403 12 00, ex 6404 11 00, ex 6404 19 90, ex 9004 90, ex 9020, ex 9506 11, ex 9506 12, ex 9506 19 00, ex 9506 21 00, ex 9506 29 00, ex 9506 31 00, ex 9506 32 00, ex 9506 39, ex 9507

  • 18. 
    Artikelen en uitrusting voor biljart, automatische bowling, casinospelen en spelen die met munten of bankbiljetten in werking worden gesteld, met een verkoopprijs hoger dan 500 EUR per stuk

GN-codes: ex 9504 20, ex 9504 30, ex 9504 40 00, ex 9504 90 80”.

 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.