Besluit 2011/1104 - Voorwaarden voor toegang tot de overheidsdienst (publiek gereguleerde dienst) die wordt aangeboden door het wereldwijde satellietnavigatiesysteem dat is ingevoerd door het Galileo-programma

1.

Wettekst

4.11.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 287/1

 

BESLUIT Nr. 1104/2011/EU VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 25 oktober 2011

betreffende de voorwaarden voor toegang tot de overheidsdienst (publiek gereguleerde dienst) die wordt aangeboden door het wereldwijde satellietnavigatiesysteem dat is ingevoerd door het Galileo-programma

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 172,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Na raadpleging van het Comité van de Regio's,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

In de bijlage bij Verordening (EG) nr. 683/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 betreffende de voortzetting van de uitvoering van de Europese programma’s voor navigatie per satelliet (EGNOS en Galileo) (3) is bepaald dat de specifieke doelstellingen van het Galileo-programma erin bestaan het mogelijk te maken dat de signalen die door het bij dat programma opgestelde systeem worden uitgezonden, met name kunnen worden gebruikt voor het aanbieden van een overheidsdienst (de zogenaamde „Public Regulated Service” of „PRS”), die gereserveerd is voor gebruikers die daarvoor de toestemming van de overheid hebben, voor gevoelige toepassingen die een doeltreffende toegangscontrole en een grote dienstcontinuïteit vereisen.

 

(2)

Hoewel de relevante bepalingen van Verordening (EG) nr. 683/2008 van toepassing zijn op de in de bijlage daarbij vermelde diensten, waaronder de PRS, is het passend, gezien de onderlinge verwevenheid tussen het bij het Galileo-programma opgestelde systeem en de PRS in juridisch, technisch, operationeel, financieel en eigendomsopzicht, om de relevante bepalingen aangaande de toepassing van veiligheidsvoorschriften in het kader van dit besluit over te nemen.

 

(3)

Het Europees Parlement en de Raad hebben herhaaldelijk eraan gememoreerd dat het bij het Galileo-programma opgestelde systeem een civiel systeem is dat onder civiele leiding staat, dat wil zeggen dat het is opgezet volgens civiele normen op grond van civiele behoeften en onder het toezicht van de instellingen van de Unie.

 

(4)

Het Galileo-programma is van strategisch belang voor de onafhankelijkheid van de Unie op het gebied van navigatie per satelliet en positie- en tijdsbepalingsdiensten, en levert een belangrijke bijdrage aan de tenuitvoerlegging van de „Europa 2020”-strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei.

 

(5)

Van de verschillende diensten die door de Europese satellietnavigatiesystemen worden aangeboden, is de PRS tegelijkertijd de meest beveiligde en de meest gevoelige dienst en daarom is de PRS geschikt voor diensten waar robuustheid en volledige betrouwbaarheid moeten worden gegarandeerd. De dienst moet zijn gebruikers zelfs in de meest ernstige crisissituaties dienstcontinuïteit bieden. De gevolgen van een inbreuk op de veiligheidsvoorschriften bij het gebruik van deze dienst raken niet alleen de betrokken gebruiker maar treffen mogelijk ook andere gebruikers. Het gebruik en het beheer van de PRS is derhalve een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid van de lidstaten ten einde de veiligheid van de Unie en hun eigen veiligheid te beschermen. Bijgevolg moet de toegang tot de PRS strikt worden beperkt tot bepaalde categorieën gebruikers die worden onderworpen aan onder permanent toezicht.

 

(6)

Het is daarom noodzakelijk om de voorwaarden voor toegang tot de PRS en de regels voor het beheer ervan te definiëren, in het bijzonder door de algemene beginselen die op die toegang betrekking hebben, de taken van de verschillende beheers- en controle-entiteiten, de voorwaarden voor de vervaardiging en voor de beveiliging van ontvangers, en de regels voor de uitvoercontrole te specificeren.

 

(7)

Wat de algemene beginselen voor toegang tot de PRS betreft, moet het gebruik ervan, gezien het feitelijke doel van de dienst en de kenmerken ervan, strikt worden beperkt, waarbij aan de lidstaten, de Raad, de Commissie en de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) wereldwijde discretionaire, onbeperkte en ononderbroken toegang wordt verleend. Bovendien moet elke lidstaat soeverein kunnen beslissen welke secundaire gebruikers toestemming voor de PRS krijgen en welk gebruik van de PRS, met inbegrip van gebruik in verband met beveiliging, kan worden gemaakt in overeenstemming met gemeenschappelijke minimumnormen.

 

(8)

Teneinde het wereldwijde gebruik van Europese technologie te bevorderen, zou het voor bepaalde derde landen en internationale organisaties mogelijk moeten zijn om primaire PRS-gebruikers te worden op grond van afzonderlijk met hen te sluiten overeenkomsten. Voor beveiligde satellietnavigatietoepassingen voor de overheid moet in internationale overeenkomsten de voorwaarden worden vastgelegd, waaronder derde landen en internationale organisaties van de PRS gebruik kunnen maken, met dien verstande dat naleving van de veiligheidsvoorschriften in alle gevallen verplicht is. In het kader van dergelijke overeenkomsten zou de vervaardiging van PRS-ontvangers kunnen worden toegestaan, met inachtneming van specifieke voorwaarden en vereisten die ten minste gelijkwaardig zijn aan de voorwaarden en vereisten die voor lidstaten gelden. Dergelijke overeenkomsten dienen echter geen betrekking te hebben op bijzonder beveiligingsgevoelige aangelegenheden zoals de vervaardiging van beveiligingsmodules.

 

(9)

Bij de onderhandelingen over overeenkomsten met derde landen of internationale organisaties dient ten volle rekening te worden gehouden met het belang van de eerbiediging van de democratie, de rechtsstaat, de universaliteit en de ondeelbaarheid van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden, en de vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst, alsmede de vrijheid van meningsuiting en van informatie, de menselijke waardigheid, de beginselen van gelijkheid en solidariteit en de eerbiediging van de beginselen van het Handvest van de Verenigde Naties en het internationale recht.

 

(10)

De veiligheidsvoorschriften van het Europees Ruimteagentschap dienen een beschermingsniveau te garanderen dat ten minste gelijk is aan het niveau dat wordt gegarandeerd door de veiligheidsvoorschriften zoals vastgesteld in de bijlage bij Besluit 2001/844/EG, EGKS, Euratom van de Commissie (4) en in Besluit 2011/292/EG van de Raad van 31 maart 2011 betreffende de beveiligingsvoorschriften voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie (5).

 

(11)

De Unie en de lidstaten moeten alles in het werk stellen om de veiligheid en de beveiliging van het bij het Galileo-programma opgestelde systeem alsmede van de PRS-technologie en de PRS-apparatuur te waarborgen, ten einde te voorkomen dat de door de PRS uitgezonden signalen door niet daartoe bevoegde natuurlijke personen of rechtspersonen worden gebruikt en te verhinderen dat de PRS vijandig jegens hen wordt gebruikt.

 

(12)

Het is in dit verband van belang dat de lidstaten sancties vaststellen voor het geval dat de uit dit besluit voortvloeiende verplichtingen niet worden nageleefd, en dat zij erop toezien dat deze sancties worden toegepast. Deze sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.

 

(13)

Wat betreft de organen voor beheer en toezicht, lijkt de organisatie, waarbij primaire PRS-gebruikers een voor de PRS verantwoordelijke autoriteit voor het beheer en de controle van de daaronder vallende secundaire gebruikers aanwijzen, de meest geëigende wijze om een efficiënt PRS-beheer te waarborgen omdat daarmee de betrekkingen tussen de verschillende met de beveiliging belaste actoren worden vereenvoudigd en een permanente controle van de secundaire gebruikers, met name van de nationale secundaire gebruikers, in overeenstemming met de gemeenschappelijke minimumnormen wordt gewaarborgd. Er dient evenwel flexibiliteit te worden ingebouwd zodat de lidstaten de verantwoordelijkheden efficiënt kunnen organiseren.

 

(14)

Bij de uitvoering van onderhavig besluit moet elke verwerking van persoonsgegevens worden uitgevoerd in overeenstemming met het recht van de Unie, zoals met name vervat in Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (6) en in Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie (richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie) (7).

 

(15)

Bovendien moet één van de taken van het in artikel 16, punt a), onder ii), van Verordening (EG) nr. 683/2008 genoemde Galileo-beveiligingscentrum („the Galileo Security Monitoring Centra”, GSMC) erin bestaan te voorzien in een operationele interface tussen de verschillende actoren die met de beveiliging van de PRS zijn belast.

 

(16)

De Raad en de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid moeten een rol krijgen in het beheer van de PRS middels de toepassing van Gemeenschappelijk Optreden 2004/552/GBVB van de Raad van 12 juli 2004 ten aanzien van aspecten van de exploitatie van het Europees systeem voor radionavigatie per satelliet die betrekking hebben op de veiligheid van de Europese Unie (8). De Raad dient zijn goedkeuring te hechten aan de internationale overeenkomsten waarbij aan een derde land of een internationale organisatie toestemming wordt verleend voor het gebruik van de PRS.

 

(17)

Wat betreft de vervaardiging en de beveiliging van de ontvangers, vergen de beveiligingsvereisten dat deze taak slechts kan worden toevertrouwd aan een lidstaat die een voor de PRS verantwoordelijke autoriteit heeft aangewezen of aan ondernemingen die zijn gevestigd op het grondgebied van een lidstaat die een voor de PRS verantwoordelijke autoriteit heeft aangewezen. Voorts moet de producent van ontvangers naar behoren door de Raad voor de veiligheidsaccreditatie voor Europese GNSS-systemen, opgericht bij Verordening (EU) nr. 912/2010 (9) van het Europees Parlement en de Raad, („de Raad voor de veiligheidsaccreditatie”) geaccrediteerd zijn en moet zijn besluiten naleven. Het is de verantwoordelijkheid van de voor de PRS bevoegde autoriteiten om voortdurend de naleving te controleren van zowel de vereisten van die accreditatie en die besluiten als van de bijzondere technische vereisten die uit de gemeenschappelijke minimumnormen voortvloeien.

 

(18)

Een lidstaat die geen voor de PRS verantwoordelijke autoriteit heeft aangewezen, moet in elk geval een contactpunt aanwijzen voor het beheer van eventuele geconstateerde schadelijke elektromagnetische interferenties die de PRS beïnvloeden. Dit contactpunt is een natuurlijk persoon of een rechtspersoon die de rol van rapportagepunt vervult, of een aanspreekpunt, waarmee de Commissie contact kan opnemen in geval van potentieel schadelijke elektromagnetische interferenties, teneinde dergelijke interferenties te verhelpen.

 

(19)

Wat betreft uitvoerbeperkingen, moet de uitvoer van apparatuur, technologie of software met betrekking tot het gebruik van de PRS en tot de ontwikkeling en vervaardiging voor de PRS uit de Unie, ongeacht of deze apparatuur, programmatuur of technologie voorkomt op de lijst van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 428/2009 van de Raad van 5 mei 2009 tot instelling van een communautaire regeling voor controle op de uitvoer, de overbrenging, de tussenhandel en de doorvoer van producten voor tweeërlei gebruik (10), worden beperkt tot enkel die derde landen waaraan krachtens een met de Unie gesloten internationale overeenkomst toestemming voor toegang tot de PRS is verleend. Het enkele feit dat op het grondgebied van een derde land een referentiestation is geïnstalleerd dat PRS-apparatuur bevat en deel uitmaakt van een bij het Galileo-programma opgesteld systeem, brengt niet mee dat dit land als een primaire PRS-gebruiker wordt aangemerkt.

 

(20)

Aan de Commissie moet de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie handelingen vast te stellen ten aanzien van de gemeenschappelijke minimumnormen op de in de bijlage genoemde terreinen en, indien nodig, om deze te updaten en te amenderen met als doel rekening te houden met de ontwikkelingen in het Galileo programma. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadpleging overgaat, onder meer op deskundigenniveau. De Commissie moet bij de voorbereiding en opstelling van de gedelegeerde handelingen ervoor zorgen dat de desbetreffende documenten op een tijdige en op gepaste wijze gelijktijdig worden toegezonden aan het Europees Parlement en de Raad.

 

(21)

Het is van essentieel belang dat gemeenschappelijke voorschriften betreffende de toegang tot PRS en de vervaardiging van PRS-ontvangers en beveiligingsmodules in iedere lidstaat op uniforme wijze worden toegepast, gezien de mogelijke gevolgen van die voorschriften voor de veiligheid van het bij het Galileo-programma opgestelde systeem, van de Europese Unie en van haar lidstaten, zowel individueel als collectief. Aan de Commissie moet derhalve de bevoegdheid worden verleend om gedetailleerde vereisten, richtsnoeren en andere maatregelen vast te stellen om uitvoering te geven aan de gemeenschappelijke minimumnormen. Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van dit besluit te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (11).

 

(22)

De door de Commissie met medewerking van de lidstaten uit te voeren audits en inspecties moeten in voorkomend geval worden uitgevoerd op de wijze als omschreven in bijlage III, deel VII van Besluit 2011/292/EU.

 

(23)

Om de PRS te kunnen uitvoeren is het noodzakelijk voorwaarden vast te stellen voor toegang tot de PRS die wordt aangeboden door het bij het Galileo-programma opgestelde systeem. De Commissie moet onderzoeken of een heffingenbeleid voor PRS zou moeten worden ingevoerd, onder meer ten aanzien van derde landen en internationale organisaties, en brengt van dit onderzoek verslag uit aan het Europees Parlement en de Raad.

 

(24)

Aangezien de doelstelling van dit besluit, namelijk het bepalen van de voorwaarden waaronder de lidstaten, de Raad, de Commissie, de EDEO, de agentschappen van de Unie, derde landen en internationale organisaties toegang tot de PRS kunnen hebben, niet afdoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve, vanwege de omvang van het voorgestelde optreden, beter op Unieniveau kan worden verwezenlijkt, kan de Unie maatregelen treffen, overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel van artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie. Overeenkomstig het beginsel van evenredigheid als bedoeld in dat artikel gaat dit besluit niet verder dan nodig is om deze doelstelling te bereiken.

 

(25)

Zodra de PRS operationeel wordt verklaard, dient een mechanisme voor toetsing en verslaglegging te worden ingevoerd,

HEBBEN HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp

Het onderhavige besluit bepaalt de voorwaarden waaronder de lidstaten, de Raad, de Commissie, de EDEO, de agentschappen van de Unie, derde landen en internationale organisaties toegang kunnen hebben tot de PRS, die wordt aangeboden door het wereldwijde satellietnavigatiesysteem dat door het Galileo-programma is ingevoerd.

Artikel 2

Definities

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a) 
    „primaire PRS-gebruiker”: de lidstaten, de Raad, de Commissie en de EDEO, alsook agentschappen van de Unie, derde landen en internationale organisaties, voor zover die agentschappen, derde landen en organisaties daarvoor toestemming hebben gekregen;
  • b) 
    „secundaire PRS-gebruiker”: natuurlijk persoon of rechtspersoon die van een primaire PRS-gebruiker toestemming heeft gekregen om een PRS-ontvanger in eigendom te hebben of te gebruiken.

Artikel 3

Algemene beginselen betreffende de toegang tot de PRS

  • 1. 
    De lidstaten, de Raad, de Commissie en de EDEO hebben het recht op onbeperkte en ononderbroken toegang tot de PRS overal ter wereld.
  • 2. 
    Het is aan elke lidstaat, de Raad, de Commissie en de EDEO te besluiten om van de PRS gebruik te maken, binnen hun respectieve bevoegdheden.
  • 3. 
    Elke lidstaat die gebruik maakt van de PRS, beslist onafhankelijk welke categorieën van natuurlijke personen die op zijn grondgebied verblijven of die namens die lidstaat in het buitenland officiële taken vervullen, en van op zijn grondgebied gevestigde rechtspersonen toestemming krijgen om een secundaire PRS-gebruiker te zijn, alsmede welk gebruik daarvan mag worden gemaakt, in overeenstemming met artikel 8 en punt 1, onder i) en ii), van de bijlage. Dergelijk gebruik kan met de beveiliging verband houdend gebruik omvatten.

De Raad, de Commissie en de EDEO besluiten welke categorieën van hun functionarissen toestemming krijgen om secundaire PRS-gebruikers te zijn, in overeenstemming met de gemeenschappelijke minimumnormen van artikel 8 en punt 1, onder i) en ii), van de bijlage.

  • 4. 
    Een agentschap van de Unie kan een primaire PRS-gebruiker worden, enkel voor zover noodzakelijk voor de uitoefening van zijn taken en volgens de voorwaarden van een tussen de Commissie en dat agentschap gesloten administratieve overeenkomst.
  • 5. 
    Een derde land of een internationale organisatie kan een primaire PRS-gebruiker worden enkel indien zij, volgens de procedure van artikel 218 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, de beide volgende overeenkomsten tussen de Unie en het betrokken derde land of de betrokken internationale organisatie sluiten:
 

a)

een overeenkomst inzake gegevensbeveiliging, waarin het kader voor de uitwisseling en de bescherming van gerubriceerde gegevens is vastgelegd en die een mate van bescherming biedt die ten minste gelijkwaardig is aan die van de lidstaten;

 

b)

een overeenkomst waarin de voorwaarden voor de toegang tot de PRS van dat derde land of die internationale organisatie zijn vastgelegd; een dergelijke overeenkomst kan betrekking hebben op de vervaardiging, onder specifieke voorwaarden, van PRS-ontvangers, met uitsluiting van beveiligingsmodules.

Artikel 4

Toepassing van beveiligingsvoorschriften

  • 1. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat hun nationale beveiligingsvoorschriften ten minste eenzelfde mate van bescherming van gerubriceerde gegevens waarborgen als de veiligheidsvoorschriften die zijn vastgelegd in de bijlage bij Besluit 2001/844/EG, EGKS, Euratom en in Besluit 2011/292/EG, en dat deze nationale beveiligingsvoorschriften van toepassing zijn op alle op hun grondgebied verblijvende secundaire gebruikers van de PRS, op alle aldaar verblijvende natuurlijke personen en op alle aldaar gevestigde rechtspersonen die werken met gerubriceerde gegevens van de EU met betrekking tot de PRS.
  • 2. 
    De lidstaten brengen de Commissie onverwijld op de hoogte van de vaststelling van de in lid 1 bedoelde nationale beveiligingsvoorschriften.
  • 3. 
    Indien er reden is om aan te nemen dat gerubriceerde gegevens van de EU die betrekking hebben op de PRS zijn bekendgemaakt aan derden die geen toestemming hebben om van deze gegevens kennis te nemen, zal de Commissie in nauw overleg met de betrokken lidstaat:
 

a)

de opsteller van de gerubriceerde gegevens die betrekking hebben op de PRS daarvan op de hoogte stellen;

 

b)

de eventuele schade beoordelen die aan de belangen van de Unie of aan de lidstaten is berokkend;

 

c)

de uitkomsten van deze beoordeling aan de betrokken autoriteiten meedelen met een aanbeveling om de stand van zaken te corrigeren; in dit geval stellen de autoriteiten de Commissie onverwijld in kennis van de maatregelen die zij voornemens zijn te nemen of reeds hebben genomen, waaronder maatregelen om herhaling te voorkomen, alsmede van de resultaten van deze maatregelen; en

 

d)

het Europees Parlement en de Raad in voorkomend geval over deze resultaten informeren.

Artikel 5

Voor de PRS verantwoordelijke autoriteit

  • 1. 
    Een voor de PRS verantwoordelijke autoriteit wordt aangewezen door:
 

a)

iedere lidstaat die van de PRS gebruik maakt en iedere lidstaat op wiens grondgebied een van de in artikel 7, lid 1, genoemde entiteit is gevestigd; de voor de PRS verantwoordelijke autoriteit wordt in dat geval gevestigd op het grondgebied van de betreffende lidstaat, die de Commissie onverwijld van de aanwijzing in kennis stelt;

 

b)

de Raad, de Commissie en de EDEO, indien zij gebruik maken van de PRS. In dat geval kan het bij Verordening (EU) nr. 912/2010 opgerichte Europees GNSS-Agentschap (het „Europees GNSS Agentschap”) als voor de PRS verantwoordelijke autoriteit worden aangewezen in overeenstemming met de toepasselijke regelingen;

 

c)

agentschappen van de Unie, alsook internationale organisaties, in overeenstemming het bepaalde in de in artikel 3, leden 4 en 5, bedoelde overeenkomsten; in dat geval kan het Europees GNSS-Agentschap worden aangewezen als voor de PRS verantwoordelijke autoriteit;

 

d)

niet-lidstaten, overeenkomstig het bepaalde in de in artikel 3, lid 5, bedoelde overeenkomsten.

  • 2. 
    De operationele kosten van een voor de PRS verantwoordelijke autoriteit worden gedragen door de primaire gebruiker van de PRS die de autoriteit heeft aangewezen.
  • 3. 
    Een lidstaat die niet overeenkomstig lid 1, onder a), een voor de PRS verantwoordelijke autoriteit heeft aangewezen, wijst in elk geval een contactpunt aan dat zo nodig helpt bij het melden van vastgestelde, potentieel schadelijke elektromagnetische interferentie die de PRS beïnvloedt. De betrokken lidstaat stelt de Commissie onverwijld van de aanwijzing in kennis.
  • 4. 
    De voor de PRS verantwoordelijke autoriteit zorgt ervoor dat het gebruik van de PRS in overeenstemming is met artikel 8 en punt 1 van de bijlage, en dat:
 

a)

de secundaire PRS-gebruikers worden gegroepeerd ten behoeve van het beheer van de PRS met het GSMC;

 

b)

de rechten betreffende de toegang tot de PRS voor elke groep of secundaire gebruiker worden vastgesteld en beheerd;

 

c)

de PRS-sleutels en andere daarmee verband houdende gerubriceerde gegevens bij het GSMC worden verkregen;

 

d)

de PRS-sleutels en andere daarmee verband houdende gerubriceerde gegevens onder de secundaire gebruikers worden verspreid;

 

e)

de beveiliging van de ontvangers en de bijbehorende gerubriceerde technologie en gegevens worden beheerd en de risico's worden beoordeeld;

 

f)

er een contactpunt wordt ingesteld dat zo nodig helpt bij het melden van vastgestelde, potentieel schadelijke elektromagnetische interferentie die de PRS beïnvloedt.

  • 5. 
    De voor de PRS verantwoordelijke autoriteit van een lidstaat zorgt ervoor dat een op het grondgebied van die lidstaat gevestigde entiteit slechts PRS-ontvangers of beveiligingsmodules kan ontwikkelen of vervaardigen indien het:
 

a)

in overeenstemming met artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) nr. 912/2010 van de Raad voor de veiligheidsaccreditatie een vergunning heeft gekregen; en

 

b)

voldoet aan zowel de besluiten van de Raad voor de veiligheidsaccreditatie, alsook aan artikel 8 en punt 2 van de bijlage aangaande de ontwikkeling en vervaardiging van PRS-ontvangers of beveiligingsmodules die betrekking hebben op haar werkzaamheden.

Elke op grond van dit lid verleende vergunning voor het vervaardigen van apparatuur wordt ten minste om de vijf jaar getoetst.

  • 6. 
    In geval van ontwikkeling of vervaardiging als bedoeld in lid 5 van dit artikel, of in geval van uitvoer uit de Unie, fungeert de voor de PRS verantwoordelijke autoriteit van de betrokken lidstaat als interface tussen de instanties die bevoegd zijn tot uitvoerbeperkingen van de relevante apparatuur, technologie en programmatuur die verband houdt met het gebruik en de ontwikkeling van, en de vervaardiging voor, de PRS, ten einde ervoor te zorgen dat het bepaalde in artikel 9 wordt toegepast.
  • 7. 
    De voor de PRS verantwoordelijke autoriteit staat in verbinding met het GSMC, in overeenstemming met artikel 8 en punt 4 van de bijlage.
  • 8. 
    De leden 4 en 7 laten onverlet de bevoegdheid van de lidstaten om bepaalde specifieke taken van hun respectievelijke voor de PRS verantwoordelijke autoriteiten in onderlinge overeenstemming aan een andere lidstaat te delegeren, met uitzondering van taken die verband houden met het uitoefenen van hun soevereiniteit over hun respectieve grondgebied. De in de leden 4 en 7 bedoelde taken, alsook de taken als bedoeld in lid 5 kunnen door de lidstaten gezamenlijk worden uitgeoefend. De betrokken lidstaten stellen de Commissie onverwijld van die maatregelen in kennis.
  • 9. 
    De voor de PRS verantwoordelijke autoriteit kan het Europees GNSS-Agentschap op grond van een specifieke regeling om technische bijstand verzoeken bij het uitoefenen van haar taken. De betrokken lidstaten stellen de Commissie onverwijld van die regeling in kennis.
  • 10. 
    De voor de PRS verantwoordelijke autoriteiten brengen elke drie jaar verslag uit aan de Commissie en het Europees GNSS-agentschap over de naleving van de gemeenschappelijke minimumnormen.
  • 11. 
    De Commissie brengt, met medewerking van het Europees GNSS-agentschap, elke drie jaar verslag uit aan het Parlement en de Raad over de naleving van de gemeenschappelijke minimumnormen door de voor de PRS bevoegde autoriteiten, alsook bij elke ernstige schending van deze minimumnormen.
  • 12. 
    Wanneer een voor de PRS verantwoordelijke autoriteit niet aan de gemeenschappelijke minimumnormen van artikel 8 voldoet, kan de Commissie, met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel en na overleg met de betrokken lidstaat en, indien nodig, na het inwinnen van aanvullende informatie, een aanbeveling laten uitgaan. De betrokken voor de PRS verantwoordelijke autoriteit voert een dergelijke aanbeveling van de Commissie binnen drie maanden nadat deze is uitgevaardigd uit, of verzoekt om of dient een voorstel in voor andere wijzigingen, teneinde ervoor te zorgen dat de gemeenschappelijke minimumnormen worden nageleefd, en voert deze in overleg met de Commissie uit.

Als de betrokken bevoegde voor de PRS verantwoordelijke autoriteit er na deze periode van drie maanden nog steeds niet voor heeft gezorgd dat de gemeenschappelijke minimumnormen worden nageleefd, stelt de Commissie de Raad en het Europees Parlement hiervan in kennis en doet een voorstel voor passende maatregelen.

Artikel 6

Rol van het GSMC

Het GSMC voorziet in de operationele interface tussen de voor de PRS verantwoordelijke autoriteiten, de Raad en de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid handelend krachtens Gemeenschappelijk Optreden 2004/589/GBVB, en de controlecentra. Het stelt de Commissie in kennis van elke gebeurtenis die de vlotte werking van de PRS kan beïnvloeden.

Artikel 7

Vervaardiging en beveiliging van de ontvangers en de beveiligingsmodules

  • 1. 
    Een lidstaat kan op grond van de voorschriften van artikel 5, lid 5, de vervaardiging van PRS-ontvangers of van de bijbehorende beveiligingsmodules toevertrouwen aan entiteiten die op zijn grondgebied of het grondgebied van een andere lidstaat zijn gevestigd. De Raad, de Commissie of de EDEO kunnen de vervaardiging van PRS-ontvangers of de bijbehorende beveiligingsmodules voor eigen gebruik toevertrouwen aan entiteiten die op het grondgebied van een lidstaat zijn gevestigd.
  • 2. 
    De Raad voor de veiligheidsaccreditatie kan te allen tijde de vergunning die hij aan een in lid 1 van dit artikel bedoelde entiteit heeft verleend voor de vervaardiging van PRS-ontvangers of de bijbehorende beveiligingsmodules intrekken indien niet is voldaan aan de in artikel 5, lid 5, onder b), bedoelde besluiten.

Artikel 8

Gemeenschappelijke minimumnormen

  • 1. 
    De gemeenschappelijke minimumnormen waaraan de in artikel 5 bedoelde voor de PRS verantwoordelijke autoriteit moet voldoen, bestrijken de in de bijlage bepaalde gebieden.
  • 2. 
    De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 11 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot de vaststelling van gemeenschappelijke minimumnormen op de gebieden als bedoeld in de bijlage, alsmede, zo nodig, amendementen ter actualisering van de bijlage, om rekening te houden met ontwikkelingen in het Galileo-programma, met name wat technologie en veranderingen in de beveiligingsbehoeften betreft.
  • 3. 
    De Commissie kan op basis van de gemeenschappelijke minimumnormen als bedoeld in lid 2 van dit artikel de nodige technische vereisten, richtsnoeren en andere maatregelen vaststellen. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 12, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
  • 4. 
    De Commissie zorgt ervoor dat het nodige wordt gedaan om de in de leden 2 en 3 bedoelde maatregelen te doen naleven en dat aan de eisen in verband met de beveiliging van de PRS en zijn gebruikers en van verwante technologie wordt voldaan; zij houdt daarbij ten volle rekening met het advies van de deskundigen.
  • 5. 
    Om bij te dragen tot de naleving van dit artikel zorgt de Commissie ervoor dat ten minste een keer per jaar een vergadering van alle voor de PRS verantwoordelijke autoriteiten plaatsvindt.
  • 6. 
    De Commissie draagt, met medewerking van de lidstaten en het Europees GNSS-agentschap van, ervoor zorg dat de gemeenschappelijke minimumnormen door de voor de PRS verantwoordelijke autoriteiten worden nageleefd, met name door het verrichten van audits of inspecties.

Artikel 9

Uitvoerbeperkingen

Voor de uitvoer uit de Unie van apparatuur, technologie of programmatuur die verband houdt met het gebruik en de ontwikkeling van, en de vervaardiging voor, de PRS wordt slechts toestemming verleend in overeenstemming met artikel 8 en punt 3 van de bijlage, alsook krachtens de in artikel 3, lid 5, bedoelde overeenkomsten of de overeenkomsten inzake de modaliteiten voor accommodatie en werking van referentiestations.

Artikel 10

Toepassing van Gemeenschappelijk Optreden 2004/552/GBVB

Dit besluit is van toepassing onverminderd de maatregelen waartoe overeenkomstig Gemeenschappelijk Optreden 2004/552/GBVB wordt besloten.

Artikel 11

Uitoefening van de delegatie

  • 1. 
    De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie verleend onder de voorwaarden van dit artikel.
  • 2. 
    De in artikel 8, lid 2 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie verleend voor een termijn van vijf jaar te rekenen vanaf 5 november 2011. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van vijf jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie.
  • 3. 
    Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 8, lid 2, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in het dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een in dat besluit genoemde latere datum. Het besluit laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.
  • 4. 
    Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.
  • 5. 
    Een overeenkomstig artikel 8, lid 2 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement of de Raad binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad daartegen geen bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Op initiatief van het Europees Parlement of de Raad kan deze termijn met twee maanden worden verlengd.

Artikel 12

Comitéprocedure

  • 1. 
    De Commissie wordt bijgestaan door het bij Verordening (EG) nr. 683/2008 ingestelde comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.
  • 2. 
    Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing. Indien door het comité geen advies wordt uitgebracht, stelt de Commissie de ontwerpuitvoeringshandeling niet vast en is artikel 5, lid 4, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Artikel 13

Toetsing en rapportering

Uiterlijk twee jaar nadat de PRS operationeel is verklaard, brengt de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad verslag uit over de toereikende werking en de geschiktheid van de regels die voor toegang tot de PRS zijn vastgesteld, en doet de Commissie, indien nodig, naar aanleiding daarvan voorstellen voor wijzigingen van dit besluit.

Artikel 14

Specifieke regels voor de uitvoering van het Galileo-programma

Onverminderd de andere bepalingen van dit besluit, en om de goede werking van het bij het Galileo-programma opgestelde systeem te waarborgen, wordt, mits de beginselen neergelegd in artikel 8 en de bijlage in acht worden genomen, toestemming tot toegang tot de PRS-technologie en tot het houden of gebruiken van PRS-ontvangers verleend aan:

 

a)

de Commissie, handelend in haar hoedanigheid van beheerder van het Galileo-programma;

 

b)

de operatoren van het bij het bij het Galileo-programma opgestelde systeem, enkel ter inachtneming van het bestek waaraan zij zich moeten houden, zoals vastgelegd in een specifieke regeling met de Commissie;

 

c)

het Europees GNSS-Agentschap, om het in staat te stellen zijn taken uit te voeren, zoals vastgelegd in een specifieke regeling met de Commissie;

 

d)

het Europees Ruimteagentschap, enkel met het oog op onderzoek, ontwikkeling en installatie van infrastructuur, zoals vastgelegd in een specifieke regeling met de Commissie.

Artikel 15

Sancties

De lidstaten stellen de sancties vast voor inbreuken op de krachtens dit besluit vastgestelde nationale voorschriften. De sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.

Artikel 16

Inwerkingtreding en toepassing

  • 1. 
    Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
  • 2. 
    Lidstaten passen artikel 5 uiterlijk op 6 november 2013 toe.

Artikel 17

Adressaten

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Straatsburg, 25 oktober 2011.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

  • J. 
    BUZEK

Voor de Raad

De voorzitter

  • M. 
    DOWGIELEWICZ
 

  • (2) 
    Standpunt van het Europees Parlement van 13 september 2011 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en Besluit van de Raad van 10 oktober 2011.
 

BIJLAGE

Gemeenschappelijke minimumnormen

 

1.

Wat artikel 5, lid 4, betreft, hebben de gemeenschappelijke minimumnormen voor het gebruik van de PRS betrekking op de volgende gebieden:

 

i)

de organisatie van PRS-gebruikersgroepen;

 

ii)

de definitie en het beheer van de toegangsrechten van secundaire PRS-gebruikers en gebruikersgroepen van primaire PRS-deelnemers;

 

iii)

het verstrekken van PRS-sleutels en daarmee verband houdende gerubriceerde gegevens aan het GSMC en de voor de PRS verantwoordelijke autoriteiten;

 

iv)

het verstrekken van PRS-sleutels en daarmee verband houdende gerubriceerde gegevens aan de gebruikers;

 

v)

het beveiligingsbeheer, met inbegrip van beveiligingsincidenten, en de risicobeoordeling voor PRS-ontvangers en bijbehorende geclassificeerde technologie en gegevens;

 

vi)

het melden van vastgestelde, potentieel schadelijke elektromagnetische interferentie die de PRS beïnvloedt;

 

vii)

de operationele concepten en procedures voor PRS-ontvangers.

 

2.

Wat artikel 5, lid 5, betreft hebben de gemeenschappelijke minimumnormen voor de ontwikkeling en vervaardiging van PRS-ontvangers of beveiligingsmodules betrekking op de volgende gebieden:

 

i)

de accreditatie voor het PRS-gebruikersegment;

 

ii)

de beveiliging van de PRS-ontvanger en de PRS-technologie in de onderzoeks-, ontwikkelings- en vervaardigingsfase;

 

iii)

de integratie van PRS-ontvanger en PRS-technologie;

 

iv)

het beschermingsprofiel voor PRS-ontvangers, beveiligingsmodules en materiaal waarbij PRS-technologie wordt gebruikt.

 

3.

Wat artikel 5, lid 6, en artikel 9 betreft, hebben de gemeenschappelijke minimumnormen voor uitvoerbeperkingen betrekking op de volgende gebieden:

 

i)

geautoriseerde primaire PRS-gebruikers;

 

ii)

de uitvoer van materiaal en technologie die met PRS verband houden.

 

4.

Wat artikel 5, lid 7, betreft, hebben de gemeenschappelijke minimumnormen voor de links tussen het GSMC en de voor de PRS verantwoordelijke autoriteit betrekking op datalinks en voicelinks.

 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.