Richtlijn 2010/84 - Wijziging, wat de geneesmiddelenbewaking betreft, van Richtlijn 2001/83/EG tot vaststelling van een gemeenschappelijk wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik - Hoofdinhoud
31.12.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 348/74 |
RICHTLIJN 2010/84/EU VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 15 december 2010
tot wijziging, wat de geneesmiddelenbewaking betreft, van Richtlijn 2001/83/EG tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik
(Voor de EER relevante tekst)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114 en artikel 168, lid 4, onder c),
Gezien het voorstel van de Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Gezien het advies van het Comité van de Regio’s (2),
Gezien het advies van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming (3),
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (4),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Richtlijn 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik (5) bevat geharmoniseerde voorschriften voor de toelating van geneesmiddelen voor menselijk gebruik in de Unie, het toezicht daarop en de geneesmiddelenbewaking. |
(2) |
Geneesmiddelenbewakingsvoorschriften zijn nodig om de volksgezondheid te beschermen om bijwerkingen van geneesmiddelen die in de Unie in de handel zijn gebracht te voorkomen, op te sporen en te evalueren, aangezien pas een volledig beeld van het veiligheidsprofiel van geneesmiddelen kan worden verkregen nadat zij in de handel zijn gebracht. |
(3) |
Uit de opgedane ervaringen en een evaluatie door de Commissie van het geneesmiddelenbewakingssysteem van de Unie is gebleken dat er maatregelen moeten worden genomen om de werking van het Unierecht betreffende de geneesmiddelenbewaking van geneesmiddelen te verbeteren. |
(4) |
Elke regelgeving op het gebied van geneesmiddelen moet de bescherming van de volksgezondheid als voornaamste doel hebben, maar dit doel moet worden bereikt met middelen die het vrije verkeer van veilige geneesmiddelen in de Unie niet belemmeren. Uit de evaluatie van het geneesmiddelenbewakingssysteem van de Unie is gebleken dat uiteenlopende maatregelen van de lidstaten in verband met de veiligheid van geneesmiddelen ertoe leiden dat het vrije verkeer van geneesmiddelen wordt belemmerd. Om deze belemmeringen te voorkomen of weg te nemen, moeten de bestaande bepalingen van de Unie inzake geneesmiddelenbewaking worden versterkt en gestroomlijnd. |
(5) |
Voor de duidelijkheid moet de definitie van de term „bijwerking” worden gewijzigd, zodat deze niet alleen schadelijke en onbedoelde effecten omvat die het gevolg zijn van het toegelaten gebruik van een geneesmiddel bij normale doseringen, maar ook van medicatiefouten en gebruik dat niet in overeenstemming is met de voorwaarden van de vergunning voor het in de handel brengen, waaronder verkeerd gebruik en misbruik van geneesmiddelen. Het vermoeden van een bijwerking, d.w.z. dat een causaal verband tussen een geneesmiddel en een ongewenst voorval althans tot de redelijke mogelijkheden behoort, moet volstaan om er melding van te maken. De term „vermoedelijke bijwerking” moet dan ook gebruikt worden als wordt verwezen naar meldingsverplichtingen. Onverminderd de bestaande Unie- en nationale bepalingen en gebruiken inzake vertrouwelijkheid van medische gegevens, dienen de lidstaten erop toe te zien dat de melding en verwerking van persoonlijke gegevens in verband met vermoedelijke bijwerkingen, ook als deze verband houden met medicatiefouten, plaatsvinden op basis van vertrouwelijkheid. Dit laat de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de onderlinge uitwisseling van gegevens over aangelegenheden betreffende geneesmiddelenbewaking, of hun verplichting tot bekendmaking van belangrijke informatie over bezorgdheid die rijst naar aanleiding van geneesmiddelenbewaking onverlet. Bovendien moet het vertrouwelijkheidsbeginsel de verplichtingen van de betrokken personen overeenkomstig de strafwet gegevens te verschaffen, onverlet laten. |
(6) |
De verontreiniging van water en bodem met bepaalde resten van geneesmiddelen is een milieuprobleem dat zichtbaar wordt. De lidstaten moeten maatregelen overwegen om mogelijke milieueffecten van zulke geneesmiddelen, met inbegrip van milieueffecten die gevolgen voor de volksgezondheid kunnen hebben, te controleren en te beoordelen. De Commissie moet o.m. op basis van de gegevens die zij ontvangt van het Europees Geneesmiddelenbureau, het Europees Milieuagentschap en de lidstaten een verslag opstellen over de omvang van het probleem, en daarbij beoordelen of het noodzakelijk is Uniewetgeving inzake geneesmiddelen of andere relevante Uniewetgeving te wijzigen. |
(7) |
De houder van de vergunning voor het in de handel brengen moet een geneesmiddelenbewakingssysteem invoeren voor de monitoring van en het toezicht op zijn toegelaten geneesmiddel(en) en dit vastleggen in een basisdossier geneesmiddelenbewaking, dat permanent voor inspectiedoeleinden moet kunnen worden geraadpleegd. De bevoegde autoriteiten moeten toezicht op deze geneesmiddelenbewakingssystemen houden. Daarom moet bij de aanvraag van een vergunning voor het in de handel brengen een beknopte beschrijving van het desbetreffende geneesmiddelenbewakingssysteem worden gevoegd, waarin moet worden verwezen naar de locatie waar het basisdossier geneesmiddelenbewaking voor het betrokken geneesmiddel wordt bijgehouden en voor inspectiedoeleinden te raadplegen is door de bevoegde autoriteiten. |
(8) |
De maatregelen op het gebied van geneesmiddelenbewaking moeten voor ieder geneesmiddel door de houder van de vergunning voor het in de handel brengen in het kader van een risicomanagementsysteem worden gepland. Deze maatregelen moeten in redelijke verhouding staan tot de vastgestelde en potentiële risico’s en de behoefte aan aanvullende informatie over het geneesmiddel. Ook moet ervoor worden gezorgd dat de belangrijkste maatregelen in een risicomanagementsysteem als voorwaarden gelden voor de vergunning voor het in de handel brengen. |
(9) |
Vanuit het oogpunt van volksgezondheid is het noodzakelijk dat de gegevens die beschikbaar waren op het ogenblik dat de vergunning werd verleend, worden vervolledigd met aanvullende gegevens over de veiligheid en in sommige gevallen de werkzaamheid van toegelaten geneesmiddelen. De bevoegde autoriteiten moeten derhalve het recht hebben de houder van een vergunning voor het in de handel brengen te verplichten nadat vergunning is verleend studies uit te voeren naar veiligheid en werkzaamheid. Het moet mogelijk zijn deze verplichting op te leggen op het moment dat de vergunning voor het in de handel brengen wordt verleend of achteraf, en zij moet gelden als voorwaarde voor de vergunning voor het in de handel brengen. Deze studies kunnen gericht zijn op het verzamelen van gegevens die het mogelijk maken de veiligheid of werkzaamheid van geneesmiddelen in de alledaagse medische praktijk te beoordelen. |
(10) |
Het is belangrijk dat een stringenter geneesmiddelenbewakingssysteem er niet toe leidt dat voortijdig vergunningen voor het in de handel brengen worden verleend. Sommige geneesmiddelen worden echter toegelaten op voorwaarde dat er aanvullende monitoring gebeurt, zoals alle geneesmiddelen met een nieuwe werkzame stof en biologische geneesmiddelen waaronder biologisch gelijkwaardige geneesmiddelen, die bij geneesmiddelenbewaking voorrang krijgen. Bevoegde autoriteiten kunnen ook aanvullende monitoring voor specifieke geneesmiddelen vereisen, afhankelijk van de verplichting dat er na toelating een veiligheidsstudie wordt uitgevoerd of afhankelijk van bepaalde voorwaarden of beperkingen betreffende het veilige en doeltreffende gebruik van het geneesmiddel. Geneesmiddelen waarvoor aanvullende monitoring nodig is, moeten worden gekenmerkt met een zwart symbool en een passende standaardtoelichting in de samenvatting van de productkenmerken en in de bijsluiter. Het Europees Geneesmiddelenbureau dat is opgericht bij Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 tot vaststelling van communautaire procedures voor het verlenen van vergunningen en het toezicht op geneesmiddelen voor menselijk en diergeneeskundig gebruik en tot oprichting van een Europees Geneesmiddelenbureau (6) (hierna „het Bureau” genoemd) moet een openbare lijst van de geneesmiddelen waarvoor aanvullende monitoring geldt, bijhouden. |
(11) |
De Commissie moet in samenwerking met het Bureau en nationale bevoegde autoriteiten, en na overleg met organisaties die patiënten, consumenten, artsen en apothekers, socialegezondheidszorgverzekeraars en andere belanghebbende partijen vertegenwoordigen, aan het Europees Parlement en de Raad een beoordelingsrapport overleggen over de leesbaarheid van de samenvattingen van de productkenmerken en de bijsluiters en hun waarde voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg en burgers. Na analyse van deze gegevens, moet de Commissie, indien nodig, voorstellen indienen om de opmaak en inhoud van de samenvatting van de productkenmerken en de bijsluiters te verbeteren zodat zij voor respectievelijk beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg en burgers een waardevolle informatiebron vormen. |
(12) |
De ervaring heeft geleerd dat er behoefte is aan verduidelijking van de verantwoordelijkheden van de vergunninghouders ten aanzien van de geneesmiddelenbewaking van toegelaten geneesmiddelen. De houder van de vergunning voor het in de handel brengen moet verantwoordelijk zijn voor het voortdurende toezicht op de veiligheid van zijn geneesmiddelen, voor de melding aan de autoriteiten van veranderingen die gevolgen voor de vergunning kunnen hebben en voor de actualisering van de productinformatie. Aangezien bij het gebruik van geneesmiddelen kan worden afgeweken van de voorwaarden in de vergunning voor het in de handel brengen, moeten de verantwoordelijkheden van de houder van de vergunning voor het in de handel brengen ook betrekking hebben op de verstrekking van alle beschikbare informatie, waaronder ook de resultaten van klinische proeven of andere studies, en de melding van elk gebruik van het geneesmiddel dat niet in overeenstemming is met de voorwaarden van de vergunning voor het in de handel brengen. Ook moet worden gewaarborgd dat bij de verlenging van de vergunning voor het in de handel brengen rekening wordt gehouden met alle verzamelde relevante informatie over de veiligheid van het geneesmiddel. |
(13) |
Om te zorgen voor hechte samenwerking van de lidstaten op het gebied van de geneesmiddelenbewaking moet het mandaat van de coördinatiegroep die is opgericht bij artikel 27 van Richtlijn 2001/83/EG worden verruimd tot het onderzoeken van geneesmiddelenbewakingsvraagstukken voor alle door de lidstaten toegelaten geneesmiddelen. Om zijn nieuwe taken te kunnen vervullen moet de coördinatiegroep verder worden versterkt door duidelijke voorschriften vast te stellen betreffende de vereiste deskundigheid, de procedures voor de vaststelling van overeenstemming of standpunten, transparantie, onafhankelijkheid en het beroepsgeheim van haar leden, alsmede betreffende de noodzaak van samenwerking tussen instanties van de Unie en van de lidstaten. |
(14) |
Om ervoor te zorgen dat op uniaal en nationaal niveau over hetzelfde niveau van wetenschappelijke deskundigheid voor de besluitvorming over de geneesmiddelenbewaking kan worden beschikt, moet de coördinatiegroep bij de vervulling van haar geneesmiddelenbewakingstaken terugvallen op de aanbevelingen van het Risicobeoordelingscomité voor geneesmiddelenbewaking van het Bureau. |
(15) |
Om dubbel werk te voorkomen, moet de coördinatiegroep één standpunt vaststellen voor beoordelingen in verband met geneesmiddelenbewaking voor geneesmiddelen die in meer dan één lidstaat zijn toegelaten. Overeenstemming in de coördinatiegroep moet volstaan om geneesmiddelenbewakingsmaatregelen in de hele Unie toe te passen. Wanneer in de coördinatiegroep geen overeenstemming wordt bereikt, moet de Commissie de bevoegdheid hebben een tot de lidstaten gerichte beschikking betreffende de maatregelen die genomen moeten worden ten aanzien van de vergunningen voor het in de handel brengen, vast te stellen. |
(16) |
Ook voor geneesmiddelenbewakingsvraagstukken die zowel door de lidstaten als overeenkomstig Verordening (EG) nr. 726/2004 toegelaten geneesmiddelen betreffen, moet één beoordeling worden uitgevoerd. In dergelijke gevallen moet de Commissie op basis van een beoordeling op Unieniveau geharmoniseerde maatregelen voor alle betrokken geneesmiddelen vaststellen. |
(17) |
De lidstaten moeten een geneesmiddelenbewakingssysteem invoeren om informatie te verzamelen die nuttig is voor het toezicht op geneesmiddelen, waaronder informatie over vermoedelijke bijwerkingen als gevolg van gebruik van het geneesmiddel overeenkomstig de vergunning voor het in de handel brengen, alsmede gebruik dat niet in overeenstemming is met de voorwaarden van de vergunning voor het in de handel brengen, waaronder overdosis, verkeerd gebruik, misbruik en medicatiefouten, en vermoedelijke bijwerkingen na blootstelling in het kader van de beroepsuitoefening. De lidstaten moeten de kwaliteit van het geneesmiddelenbewakingssysteem waarborgen door follow-up van gevallen van vermoedelijke bijwerkingen. Voor deze taken moeten de lidstaten een permanent geneesmiddelenbewakingssysteem opzetten dat gestoeld is op de noodzakelijke deskundigheid, zodat volkomen kan worden voldaan aan de verplichtingen uit hoofde van onderhavige richtlijn. |
(18) |
Om de coördinatie van middelen tussen de lidstaten verder te verbeteren, moeten de lidstaten de bevoegdheid hebben bepaalde geneesmiddelenbewakingstaken aan een andere lidstaat te delegeren. |
(19) |
Om de melding van vermoedelijke bijwerkingen te vereenvoudigen, moeten de houders van een vergunning voor het in de handel brengen en de lidstaten die meldingen uitsluitend indienen bij de geneesmiddelenbewakingsdatabank en het netwerk voor gegevensverwerking van de Unie als bedoeld in artikel 57, lid 1, onder d), van Verordening (EG) nr. 726/2004 („de Eudravigilance-databank”). De Eudravigilance-databank moet worden uitgerust om meldingen van vermoedelijke bijwerkingen die worden ontvangen van houders van een vergunning voor het in de handel brengen onmiddellijk door te sturen aan de lidstaten op wier grondgebied de bijwerking zich heeft voorgedaan. |
(20) |
Om de transparantie van de geneesmiddelenbewakingsprocessen te vergroten, moeten de lidstaten webportalen voor geneesmiddelen oprichten en onderhouden. Om dezelfde reden moeten de houders van een vergunning voor het in de handel brengen de bevoegde autoriteiten vooraf of gelijktijdig waarschuwen over veiligheidsmededelingen en moeten de bevoegde autoriteiten dergelijke veiligheidsmededelingen voorafgaandelijk aan elkaar doorgeven. |
(21) |
De uniale voorschriften betreffende geneesmiddelenbewaking moeten blijven berusten op de cruciale rol van beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg bij het toezicht op de veiligheid van geneesmiddelen en moeten rekening houden met het feit dat ook patiënten in een goede positie verkeren om vermoedelijke bijwerkingen van geneesmiddelen te melden. Daarom is het passend de melding van vermoedelijke bijwerkingen van geneesmiddelen voor zowel beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg als patiënten te vergemakkelijken en hun hiervoor methoden aan te reiken. |
(22) |
Vanwege de rechtstreekse indiening van alle gegevens over vermoedelijke bijwerkingen in de Eudravigilance-databank moet de reikwijdte van periodieke veiligheidsverslagen worden gewijzigd, zodat hierin een analyse van de verhouding tussen de voordelen en risico’s van een geneesmiddel wordt gepresenteerd en niet de in de Eudravigilance-databank opgenomen meldingen van individuele gevallen nog eens in detail worden opgesomd. |
(23) |
De verplichtingen inzake periodieke veiligheidsverslagen moeten in redelijke verhouding staan tot de risico’s van het geneesmiddel. Daarom moeten de periodieke veiligheidsverslagen gekoppeld zijn aan het risicomanagementsysteem voor nieuw toegelaten geneesmiddelen en moeten routinematige verslagen niet verplicht zijn voor generieke geneesmiddelen, voor geneesmiddelen die een werkzame stof bevatten waarvoor een langdurig gebruik in de medische praktijk vaststaat, voor homeopathische geneesmiddelen of voor kruidengeneesmiddelen die als traditioneel gebruikt geneesmiddel zijn geregistreerd. In het belang van de volksgezondheid moeten de bevoegde autoriteiten echter periodieke veiligheidsverslagen voor deze geneesmiddelen vereisen wanneer er bezorgdheid rijst in verband met de geneesmiddelenbewakingsgegevens of naar aanleiding van het ontbreken van beschikbare veiligheidsgegevens als het gebruik van de betrokken werkzame stoffen voornamelijk voorkomt in geneesmiddelen waarvoor periodieke veiligheidsverslagen niet standaard vereist zijn. |
(24) |
De bevoegde autoriteiten moeten de middelen waarover zij beschikken voor de beoordeling van periodieke veiligheidsverslagen meer met elkaar delen. Bepaald moet worden dat er één beoordeling wordt uitgevoerd voor periodieke veiligheidsverslagen voor geneesmiddelen die in meer dan een lidstaat zijn toegelaten. Ook zijn er procedures nodig om dezelfde frequentie en indieningsdata vast te stellen voor de periodieke veiligheidsverslagen voor alle geneesmiddelen die dezelfde werkzame stof of dezelfde combinatie van werkzame stoffen bevatten. |
(25) |
Nadat er één beoordeling van de periodieke veiligheidsverslagen is uitgevoerd, moeten de eventuele maatregelen als gevolg daarvan betreffende de handhaving, wijziging, schorsing of intrekking van de betrokken vergunningen voor het in de handel brengen worden vastgesteld via een procedure van de Unie die een geharmoniseerd resultaat oplevert. |
(26) |
De lidstaten moeten bepaalde veiligheidsvraagstukken in verband met geneesmiddelen automatisch aan het Bureau melden en zo een Unie-dekkende beoordeling van de kwestie op gang brengen. Daarom moeten voorschriften worden vastgesteld voor een procedure van beoordeling door het Risicobeoordelingscomité voor geneesmiddelenbewaking, alsmede voorschriften voor de vervolgmaatregelen ten aanzien van de betrokken vergunningen voor het in de handel brengen, zodat voor de hele Unie geharmoniseerde maatregelen gelden. |
(27) |
In verband met de verduidelijking en versterking van de bepalingen inzake geneesmiddelenbewakingswerkzaamheden in Richtlijn 2001/83/EG, moeten eveneens de procedures nader worden verduidelijkt voor alle Unie-dekkende beoordelingen van veiligheidsproblemen in verband met geneesmiddelen na toelating. Met het oog hierop moet het aantal procedures voor Unie-dekkende beoordeling beperkt worden tot twee, waarvan één een snelle beoordeling mogelijk maakt die moet worden toegepast als dringend optreden geboden wordt geacht. Ongeacht of de spoedprocedure of de normale procedure wordt toegepast, en of het geneesmiddel via de gecentraliseerde of de niet-gecentraliseerde procedures was toegelaten, moet het Risicobeoordelingscomité voor geneesmiddelenbewaking altijd een aanbeveling doen als de reden om in te grijpen gebaseerd is op gegevens in verband met geneesmiddelenbewaking. De coördinatiegroep en het Comité voor geneesmiddelen voor menselijk gebruik moeten van deze aanbeveling uitgaan bij hun beoordeling van het probleem. |
(28) |
Er is behoefte aan geharmoniseerde richtsnoeren voor en aan toezicht met betrekking tot niet-interventionele veiligheidsstudies na vergunning dat door de bevoegde autoriteiten vereist wordt en dat door de houder van de vergunning voor het in de handel brengen wordt aangevat, beheerd of gefinancierd en waarbij gegevens van patiënten of beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg worden verzameld, en dat bijgevolg buiten de werkingssfeer valt van Richtlijn 2001/20/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 april 2001 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de toepassing van goede klinische praktijken bij de uitvoering van klinische proeven met geneesmiddelen voor menselijk gebruik (7). Voor dit toezicht moet het Risicobeoordelingscomité voor geneesmiddelenbewaking verantwoordelijk zijn. Op studies die na het verlenen van een vergunning voor het in de handel brengen voor een geneesmiddel door slechts één bevoegde autoriteit worden vereist en die in slechts één lidstaat moeten worden uitgevoerd, wordt toezicht uitgeoefend door de nationale bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de studies plaats vinden. Bovendien moeten voorschriften worden vastgesteld voor de eventuele vervolgmaatregelen ten aanzien van de betrokken vergunningen voor het in de handel brengen, zodat voor de hele Unie geharmoniseerde maatregelen gelden. |
(29) |
Met het oog op de handhaving van de bepalingen inzake geneesmiddelenbewaking moeten de lidstaten ervoor zorgen dat aan houders van een vergunning voor het in de handel brengen die hun verplichtingen op dit gebied niet nakomen, doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties worden opgelegd. Als de voorwaarden van de vergunning voor het in de handel brengen niet binnen de gestelde termijn worden vervuld, moeten de bevoegde nationale autoriteiten deze vergunning kunnen herzien. |
(30) |
Om de volksgezondheid te beschermen, moeten de nationale bevoegde autoriteiten voor hun geneesmiddelenbewakingswerkzaamheden over voldoende financiële middelen kunnen beschikken. Door de nationale bevoegde autoriteiten te machtigen houders van een vergunning voor het in de handel brengen vergoedingen in rekening te brengen moeten voldoende middelen voor deze werkzaamheden kunnen worden verkregen. Het beheer van deze geïnde middelen moet echter onder voortdurende controle van de nationale bevoegde autoriteiten staan om hun onafhankelijkheid bij het uitvoeren van deze geneesmiddelenbewakingswerkzaamheden te waarborgen. |
(31) |
De lidstaten moeten de betrokken partijen onder bepaalde voorwaarden kunnen toestaan dat van bepaalde etiketterings- en verpakkingsvoorschriften van Richtlijn 2001/83/EG wordt afgeweken, wanneer er ernstige problemen met de beschikbaarheid zijn doordat er mogelijk geen geneesmiddelen zijn toegelaten of in de handel worden gebracht of doordat er tekorten bestaan. |
(32) |
Daar de doelstelling van deze richtlijn, namelijk het op geharmoniseerde wijze vergroten van de veiligheid van geneesmiddelen die in de Unie in de handel worden gebracht in alle lidstaten, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en door de omvang van de maatregelen beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken. |
(33) |
Deze richtlijn is van toepassing onverlet Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (8), en Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (9). Om bijwerkingen op te sporen, te beoordelen, te begrijpen en te voorkomen, en om met het oog op de bescherming van de volksgezondheid de risico’s van geneesmiddelen vast te stellen en tegen te gaan en de heilzame werking van geneesmiddelen te vergroten, zou het mogelijk moeten zijn persoonsgegevens binnen het Eudravigilance-systeem te verwerken, met inachtneming van de Uniewetgeving inzake gegevensbescherming. Het beschermen van de volksgezondheid vertegenwoordigt een wezenlijk algemeen belang en bijgevolg is het verwerken van per soonsgegevens te rechtvaardigen wanneer herkenbare ge zondheidsgegevens alleen worden verwerkt wanneer zulks noodzakelijk is en uitsluitend wanneer de betrokken partijen de aanwezigheid van die noodzaak in elke fase van het geneesmiddelenbewakingsproces beoordelen. |
(34) |
De bepalingen betreffende het toezicht op geneesmiddelen voor menselijk gebruik in Richtlijn 2001/83/EG zijn specifieke bepalingen in de zin van artikel 15, lid 2, van Verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht betreffende het verhandelen van producten (10). |
(35) |
De werkzaamheden op het gebied van geneesmiddelenbewaking die in deze richtlijn zijn vastgelegd, vereisen dat er gelijke voorwaarden worden vastgesteld voor wat betreft inhoud en onderhoud van het basisdossier van het systeem van geneesmiddelenbewaking, alsook minimumeisen voor het kwaliteitssysteem voor de uitvoering van geneesmiddelenbewakingswerkzaamheden door de nationale bevoegde autoriteiten en houders van een vergunning voor het in de handel brengen, de toepassing van internationaal overeengekomen terminologie, de formaten en normen voor de uitvoering van geneesmiddelenbewakingswerkzaamheden, en de minimumeisen voor het toezicht op de gegevens in de Eudravigilance-databank om vast te stellen of er sprake is van nieuwe of gewijzigde risico’s. Formaat en inhoud van het elektronisch doorzenden van vermoedelijke bijwerkingen door lidstaten en houders van een vergunning voor het in de handel brengen moeten worden vastgesteld, evenals formaat en inhoud van de elektronische periodieke veiligheidsverslagen, de risicomanagementplannen en het formaat van protocollen, samenvattingen en eindverslagen van veiligheidsstudies na vergunning. Volgens artikel 291 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) worden de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de mechanismen waarmee de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren, vooraf vastgelegd bij een verordening die wordt vastgesteld volgens de gewone wetgevingsprocedure. In afwachting van de vaststelling van die nieuwe verordening blijft Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (11) van toepassing, met uitzondering van de regelgevingsprocedure met toetsing, die niet van toepassing is. |
(36) |
De Commissie dient de bevoegdheid te krijgen om overeenkomstig artikel 290 VWEU gedelegeerde handelingen vast te stellen ter aanvulling van het bepaalde in de artikelen 21 bis en 22 bis van Richtlijn 2001/83/EG. Aan de Commissie moet de bevoegdheid worden verleend aanvullende maatregelen aan te nemen waarin wordt bepaald in welke omstandigheden werkzaamheidsstudies na toelating kunnen worden verlangd. Het is van bijzonder belang dat de Commissie tijdens de voorbereiding passend overleg pleegt, onder meer met deskundigen. |
(37) |
Overeenkomstig punt 34 van het Interinstitutioneel Akkoord „Beter wetgeven” (12) worden de lidstaten ertoe aangespoord om voor zichzelf en in het belang van de Unie hun eigen tabellen op te stellen, die, voor zover mogelijk, het verband weergeven tussen deze richtlijn en de omzettingsmaatregelen, en deze openbaar te maken. |
(38) |
Richtlijn 2001/83/EG moet dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Artikel 1
Wijzigingen van Richtlijn 2001/83/EG
Richtlijn 2001/83/EG wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Artikel 1 wordt gewijzigd als volgt:
|
2) |
Artikel 8, lid 3, wordt als volgt gewijzigd:
|
3) |
Aan artikel 11 worden de volgende alinea’s toegevoegd: „Voor geneesmiddelen die op de in artikel 23 van Verordening (EG) nr. 726/2004 bedoelde lijst voorkomen, wordt in de samenvatting van productkenmerken de volgende vermelding opgenomen: „Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring”. Deze vermelding wordt voorafgegaan door het in artikel 23 van Verordening (EG) nr. 726/2004 bedoelde zwarte symbool en gevolgd door een ter zake dienende standaardtoelichting. Voor alle geneesmiddelen wordt een standaardtekst opgenomen waarin beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg uitdrukkelijk wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen te melden overeenkomstig het in artikel 107 bis, lid 1, bedoelde nationale spontane meldingssysteem. Overeenkomstig artikel 107 bis, lid 1, tweede alinea, zullen er diverse manieren om melding te maken, waaronder elektronische, beschikbaar worden gesteld.”. |
4) |
Artikel 16 octies, lid 1, wordt vervangen door: „1. Artikel 3, leden 1 en 2, artikel 4, lid 4, artikel 6, lid 1, artikel 12, artikel 17, lid 1, de artikelen 19, 20, 23, 24, 25, 40 tot en met 52, 70 tot en met 85 en 101 tot en met 108 ter, artikel 111, leden 1 en 3, de artikelen 112, 116, 117, 118, 122, 123 en 125, artikel 126, tweede alinea, en artikel 127 van deze richtlijn, alsmede Richtlijn 2003/94/EG van de Commissie van 8 oktober 2003 tot vaststelling van de beginselen en richtsnoeren inzake goede praktijken bij het vervaardigen van geneesmiddelen voor menselijk gebruik en geneesmiddelen voor onderzoek voor menselijk gebruik (13) zijn van overeenkomstige toepassing op de registratie als traditioneel gebruikt geneesmiddel krachtens dit hoofdstuk. |
5) |
Artikel 17 wordt gewijzigd als volgt:
|
6) |
In artikel 18 wordt „de artikelen 27” vervangen door „de artikelen 28”. |
7) |
Artikel 21, leden 3 en 4, worden vervangen door: „3. De nationale bevoegde autoriteit maakt voor ieder door haar toegelaten geneesmiddel onverwijld de vergunning voor het in de handel brengen openbaar, alsmede de bijsluiter, de samenvatting van de productkenmerken en de eventuele overeenkomstig de artikelen 21 bis, 22 en 22 bis vastgestelde voorwaarden, samen met de eventuele termijnen waarbinnen aan deze voorwaarden moet worden voldaan.
De nationale bevoegde autoriteit maakt het beoordelingsrapport onverwijld toegankelijk voor het publiek, met vermelding van de redenen voor haar advies en na weglating van alle commercieel vertrouwelijke gegevens. De motivering wordt voor iedere aangevraagde indicatie afzonderlijk aangegeven. De openbare beoordelingsrapporten bevatten een samenvatting die geschreven is op een voor het publiek begrijpelijke wijze. De samenvatting bevat met name een sectie over de voorwaarden voor het gebruik van het geneesmiddel.”. |
8) |
Het volgende artikel wordt ingevoegd: „Artikel 21 bis In aanvulling op het bepaalde in artikel 19 kunnen aan een vergunning voor het in de handel brengen van een geneesmiddel een of meer van de volgende voorwaarden worden verbonden:
In de vergunning voor het in de handel brengen worden zo nodig termijnen vastgesteld waarbinnen aan deze voorwaarden moet worden voldaan.”. |
9) |
Artikel 22 wordt vervangen door: „Artikel 22 In uitzonderlijke omstandigheden en na overleg met de aanvrager mag een vergunning voor het in de handel brengen worden verleend mits de aanvrager aan bepaalde voorwaarden voldoet, met name in verband met de veiligheid van het geneesmiddel, de melding van elk met het gebruik verband houdend incident aan de nationale bevoegde autoriteiten en de te treffen maatregelen. De vergunning voor het in de handel brengen mag alleen worden verleend wanneer de aanvrager kan aantonen dat hij om objectieve en controleerbare redenen geen volledige gegevens over de werkzaamheid en veiligheid van het geneesmiddel bij normaal gebruik kan verschaffen en moet op een van de gronden als bedoeld in bijlage I gebaseerd zijn. Verlenging van de vergunning voor het in de handel brengen wordt gekoppeld aan een jaarlijkse herbeoordeling van deze voorwaarden.”. |
10) |
De volgende artikelen worden ingevoegd: „Artikel 22 bis
Het opleggen van deze verplichting wordt naar behoren gemotiveerd en schriftelijk medegedeeld, met vermelding van de doelstellingen en het tijdsbestek voor de indiening en uitvoering van de studie.
Artikel 22 ter
Artikel 22 quater
|
11) |
Artikel 23 wordt vervangen door: „Artikel 23
Die wijzigingen zijn onderworpen aan goedkeuring door de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat.
De houder van de vergunning voor het in de handel brengen stelt de nationale bevoegde autoriteit met name onverwijld in kennis van alle verboden of beperkingen die worden opgelegd door de bevoegde autoriteiten van een land waar het geneesmiddel in de handel wordt gebracht en van andere nieuwe informatie die van invloed kan zijn op de afweging van de voordelen en risico’s van het betrokken geneesmiddel. De informatie omvat zowel positieve als negatieve resultaten van klinische proeven of andere onderzoeken voor alle indicaties en populaties, ongeacht of deze in de vergunning voor het in de handel brengen zijn opgenomen, alsook gegevens over gebruik van het geneesmiddel dat niet in overeenstemming is met de voorwaarden van de vergunning voor het in de handel brengen.
De nationale bevoegde autoriteit kan de vergunninghouder op elk moment vragen een kopie van het basisdossier geneesmiddelenbewakingssysteem te verstrekken. De houder van de vergunning voor het in de handel brengen verstrekt de kopie uiterlijk zeven dagen na ontvangst van het verzoek.”. |
12) |
Artikel 24 wordt gewijzigd als volgt:
|
13) |
De titel „Hoofdstuk 4 — Procedure voor wederzijdse erkenning en gedecentraliseerde procedure” wordt geschrapt. |
14) |
Artikel 27 wordt gewijzigd als volgt:
|
15) |
Na artikel 27 wordt de volgende titel ingevoegd: |
16) |
Artikel 31, lid 1, wordt als volgt gewijzigd:
|
17) |
Artikel 36 wordt geschrapt. |
18) |
Artikel 59 wordt als volgt gewijzigd:
|
19) |
Artikel 63, lid 3, wordt vervangen door: „3. Wanneer het geneesmiddel niet bestemd is om rechtstreeks aan de patiënt te worden afgeleverd of wanneer er ernstige problemen in verband met de beschikbaarheid van het geneesmiddel zijn, kunnen de bevoegde autoriteiten, behoudens de maatregelen die zij ter bescherming van de volksgezondheid noodzakelijk achten, vrijstelling verlenen van de verplichting om bepaalde gegevens in de etikettering en in de bijsluiter van het betrokken geneesmiddel te vermelden. Zij kunnen eveneens volledige of gedeeltelijke vrijstelling verlenen van de verplichting om de etikettering en de bijsluiter op te stellen in de officiële taal of talen van de lidstaat waar het geneesmiddel in de handel wordt gebracht.”. |
20) |
Titel IX wordt vervangen door: „TITEL IX GENEESMIDDELENBEWAKING HOOFDSTUK 1 Algemene bepalingen Artikel 101
Het geneesmiddelenbewakingssysteem wordt gebruikt om informatie over de risico’s van geneesmiddelen voor de gezondheid van patiënten en de volksgezondheid te verzamelen. Die informatie betreft in het bijzonder bijwerkingen bij mensen als gevolg van het gebruik van het geneesmiddel overeenkomstig de voorwaarden van de vergunning voor het in de handel brengen, als gevolg van gebruik dat niet in overeenstemming is met de voorwaarden van de vergunning voor het in de handel brengen, en als gevolg van blootstelling in verband met het werk.
Artikel 102 De lidstaten:
Voor de in de eerste alinea, onder a) en e), bedoelde doeleinden kunnen de lidstaten artsen, apothekers en andere beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg specifieke verplichtingen opleggen. Artikel 103 Een lidstaat kan de taken die hem op grond van deze titel zijn toegewezen aan een andere lidstaat delegeren, mits deze hier schriftelijk mee instemt. Een lidstaat mag niet meer dan één andere lidstaat vertegenwoordigen. De lidstaat die taken aan een andere lidstaat delegeert, stelt de Commissie, het Bureau en alle andere lidstaten daarvan schriftelijk in kennis. De lidstaat die taken aan een andere lidstaat delegeert en het Bureau maken die informatie openbaar. Artikel 104
De vergunninghouder moet zijn geneesmiddelenbewakingssysteem regelmatig aan een audit onderwerpen. Hij vermeldt de belangrijkste bevindingen van de audit in het basisdossier geneesmiddelenbewakingssysteem en stelt op basis van de auditbevindingen een passend corrigerend actieplan op en voert dit uit. Zodra de corrigerende maatregelen volledig ten uitvoer zijn gelegd, kan de vermelding worden verwijderd.
De in de eerste alinea, onder a), bedoelde gekwalificeerde persoon is ingezetene van en werkzaam in de Unie en is verantwoordelijk voor het invoeren en bijhouden van het geneesmiddelenbewakingssysteem. De houder van de vergunning voor het in de handel brengen deelt de naam en contactgegevens van de gekwalificeerde persoon aan de bevoegde autoriteit en het Bureau mee.
Artikel 104 bis
Het opleggen van dergelijke verplichtingen wordt naar behoren gemotiveerd en schriftelijk medegedeeld, met vermelding van het tijdsbestek voor de indiening van de gedetailleerde beschrijving van het risicomanagementsysteem.
Artikel 105 Om de onafhankelijkheid van de nationale bevoegde autoriteiten bij het uitvoeren van geneesmiddelenbewakingswerkzaamheden te waarborgen staat het beheer van de fondsen bestemd voor deze werkzaamheden, het functioneren van communicatienetwerken en het markttoezicht voortdurend onder hun controle. De eerste alinea vormt ten aanzien van de nationale bevoegde autoriteiten geen beletsel voor het vragen van vergoedingen van houders van een vergunning voor het in de handel brengen voor de uitvoering van geneesmiddelenbewakingswerkzaamheden door de nationale bevoegde autoriteiten mits hun onafhankelijkheid bij het uitvoeren van deze werkzaamheden wordt gewaarborgd. HOOFDSTUK 2 Transparantie en communicatie Artikel 106 Door elke lidstaat wordt een nationaal webportaal voor geneesmiddelen opgericht en onderhouden, dat gekoppeld wordt aan het overeenkomstig artikel 26 van Verordening (EG) nr. 726/2004 opgerichte Europese webportaal voor geneesmiddelen. Op de nationale webportalen voor geneesmiddelen maken de lidstaten ten minste het volgende openbaar:
Artikel 106 bis
De vergunninghouder moet ervoor zorgen dat de informatie aan het publiek objectief wordt gepresenteerd en niet misleidend is.
De lidstaten stellen, onder coördinatie van het Bureau, alles in het werk wat redelijkerwijs in hun vermogen ligt om het eens te worden over een gezamenlijke mededeling in verband met de veiligheid van het betrokken geneesmiddel en tijdschema’s voor de openbaarmaking ervan. Het Risicobeoordelingscomité voor geneesmiddelenbewaking geeft op verzoek van het Bureau advies over dergelijke veiligheidsmededelingen.
HOOFDSTUK 3 Registratie, melding en beoordeling van geneesmiddelenbewakingsgegevens Afdeling 1 Registratie en melding van vermoedelijke bijwerkingen Artikel 107
De houder van een vergunning voor het in de handel brengen moet ervoor zorgen dat die meldingen op één punt in de Unie toegankelijk zijn. In afwijking van de eerste alinea worden vermoedelijke bijwerkingen die in het kader van een klinische proef optreden, overeenkomstig Richtlijn 2001/20/EG geregistreerd en gemeld.
De informatie over alle niet-ernstige vermoedelijke bijwerkingen die in de Unie optreden, moet door de houder van een vergunning voor het in de handel brengen binnen negentig dagen na de dag waarop de houder van een vergunning voor het in de handel brengen kennis neemt van het voorval, elektronisch bij de Eudravigilance-databank worden ingediend. Voor geneesmiddelen die werkzame stoffen bevatten waarvoor het Bureau overeenkomstig artikel 27 van Verordening (EG) nr. 726/2004 een lijst van publicaties controleert, hoeft de houder van een vergunning voor het in de handel brengen de in die medische literatuur opgenomen vermoedelijke bijwerkingen niet bij de Eudravigilance-databank in te dienen, maar moet hij wel alle overige medische literatuur bijhouden en de daarin opgenomen vermoedelijke bijwerkingen melden.
Artikel 107 bis
De lidstaten zorgen ervoor dat de meldingen van deze bijwerkingen via de nationale webportalen voor geneesmiddelen of via andere wegen kunnen worden ingediend.
Zij dienen de in lid 1 bedoelde meldingen van niet-ernstige vermoedelijke bijwerkingen binnen 90 dagen nadat deze zijn ontvangen, elektronisch in bij de Eudravigilance-databank. De houder van een vergunning voor het in de handel brengen heeft door middel van de Eudravigilance-databank toegang tot die meldingen.
Afdeling 2 Periodieke veiligheidsverslagen Artikel 107 ter
De onder b) bedoelde afweging wordt gebaseerd op alle beschikbare gegevens, waaronder gegevens afkomstig van klinische proeven betreffende niet-toegelaten indicaties en populaties. De periodieke veiligheidsverslagen worden elektronisch ingediend.
Artikel 107 quater
De indieningsdata beantwoorden aan de vastgestelde frequentie en worden gerekend vanaf de datum van de vergunning.
De periodieke veiligheidsverslagen worden hetzij onmiddellijk op verzoek, hetzij met de volgende frequentie bij de bevoegde autoriteiten ingediend:
Deze geharmoniseerde indieningsfrequentie voor de verslagen en de uniale referentiedatum kunnen na raadpleging van het Risicobeoordelingscomité voor geneesmiddelenbewaking worden vastgesteld door:
De op grond van de eerste en tweede alinea vastgestelde geharmoniseerde indieningsfrequentie wordt door het Bureau bekendgemaakt. De houders van een vergunning voor het in de handel brengen dienen dienovereenkomstig een aanvraag in tot wijziging van de vergunning voor het in de handel brengen.
Dergelijke verzoeken moeten schriftelijk worden ingediend en naar behoren worden gemotiveerd. Het Comité voor geneesmiddelen voor menselijk gebruik of de coördinatiegroep keurt deze verzoeken na overleg met het Risicobeoordelingscomité voor geneesmiddelenbewaking goed of af. Indien data of frequentie van indiening van periodieke veiligheidsverslagen veranderen, maakt het Bureau dit bekend. Houders van een vergunning voor het in de handel brengen dienen dienovereenkomstig een aanvraag in tot wijziging in van de vergunning voor het in de handel brengen.
Elke wijziging van de in de vergunning voor het in de handel brengen vermelde indieningsdata en -frequentie voor periodieke veiligheidsverslagen als gevolg van de toepassing van de leden 4, 5 en 6 treedt zes maanden na de datum van haar bekendmaking in werking. Artikel 107 quinquies De nationale bevoegde autoriteiten beoordelen periodieke veiligheidsverslagen om te bepalen of zich nieuwe of gewijzigde risico’s voordoen of of de afweging van de voordelen en risico’s van geneesmiddelen is gewijzigd. Artikel 107 sexies
De unieke beoordeling wordt verricht door:
Bij de keuze van de lidstaat overeenkomstig de tweede alinea, onder a), houdt de coördinatiegroep er rekening mee of een van de lidstaten overeenkomstig artikel 28, lid 1, als referentielidstaat optreedt.
De lidstaten en de houder van de vergunning voor het in de handel brengen kunnen binnen dertig dagen na ontvangst van het beoordelingsrapport opmerkingen aan het Bureau, de rapporteur of de lidstaat doen toekomen.
Artikel 107 septies Na de beoordeling van de periodieke veiligheidsverslagen overwegen de nationale bevoegde autoriteiten of maatregelen betreffende de vergunning voor het in de handel brengen van het betrokken geneesmiddel nodig zijn. Zij kunnen de vergunning voor het in de handel brengen handhaven, wijzigen, schorsen of intrekken. Artikel 107 octies
Ingeval van een wijziging dient de houder van de vergunning voor het in de handel brengen bij de nationale bevoegde autoriteiten binnen het vastgestelde tijdschema voor tenuitvoerlegging een passende aanvraag tot wijziging in, samen met een bijgewerkte samenvatting van de productkenmerken en bijsluiter. Als het niet mogelijk is bij consensus tot overeenstemming te komen, wordt het standpunt van de meerderheid van de in de coördinatiegroep vertegenwoordigde lidstaten aan de Commissie gezonden, die de procedure van artikelen 33 en 34 toepast. Indien de overeenstemming die de in de coördinatiegroep vertegenwoordigde lidstaten bereikt hebben of het standpunt van de meerderheid van de lidstaten afwijkt van de aanbeveling van het Risicobeoordelingscomité voor geneesmiddelenbewaking, voegt de coördinatiegroep aan de overeenstemming of het meerderheidsstandpunt een uitgebreide toelichting van de wetenschappelijke redenen voor de verschillen toe samen met de aanbeveling.
Indien dit advies van het Comité voor geneesmiddelen voor menselijk gebruik afwijkt van de aanbeveling van het Risicobeoordelingscomité voor geneesmiddelenbewaking, voegt het Comité voor geneesmiddelen voor menselijk gebruik aan zijn advies een uitgebreide toelichting van de wetenschappelijke redenen voor de verschillen toe samen met de aanbeveling.
De artikelen 33 en 34 van deze richtlijn zijn van toepassing op de vaststelling van de in de eerste alinea, onder a), van dit lid bedoelde beschikking en op de tenuitvoerlegging ervan door de lidstaten. Artikel 10 van Verordening (EG) nr. 726/2004 is van toepassing op de in de eerste alinea, onder b), van dit lid bedoelde beschikking. Wanneer de Commissie een dergelijke beschikking geeft, kan zij bovendien overeenkomstig artikel 127 bis van deze richtlijn een tot de lidstaten gerichte beschikking geven. Afdeling 3 Signaaldetectie Artikel 107 nonies
De lidstaten zorgen ervoor dat de houders van een vergunning voor het in de handel brengen het Bureau en de nationale bevoegde autoriteiten in kennis stellen van nieuwe of gewijzigde risico’s of indien er wijzigingen in de afweging van voordelen en risico’s zijn vastgesteld. Afdeling 4 Unie-spoedprocedure Artikel 107 decies
Het Bureau gaat na of de bezorgdheid omtrent de veiligheid verband houdt met andere geneesmiddelen dan waarover de gegevens zijn verstrekt, of dat zij betrekking heeft op alle producten die tot dezelfde reeks of therapeutische klasse behoren. Indien het/de desbetreffende geneesmiddel(en) in meer dan één lidstaat is/zijn toegelaten, stelt het Bureau de initiatiefnemer van de procedure zonder onnodige vertraging op de hoogte van de resultaten van deze controle, en de procedures overeenkomstig de artikelen 107 undecies en duodecies zijn van toepassing. Zo niet, dan wordt het veiligheidsprobleem aangepakt door de betrokken lidstaat. Het Bureau of, in voorkomende gevallen, de lidstaat stelt de gegevens over het inleiden van de procedure ter beschikking van houders van een vergunning voor het in de handel brengen.
Wanneer het overeenkomstig lid 1 vastgestelde toepassingsgebied van de procedure geneesmiddelen omvat waarvoor overeenkomstig Verordening (EG) nr. 726/2004 een vergunning voor het in de handel brengen is verleend, kan de Commissie voor die vergunningen in elke fase van de overeenkomstig deze afdeling ingeleide procedure onmiddellijk tijdelijke maatregelen treffen.
Als het Bureau vaststelt dat de bezorgdheid omtrent de veiligheid ook andere geneesmiddelen omvat dan die waarop de kennisgeving betrekking heeft of dat het alle geneesmiddelen van dezelfde reeks of therapeutische klasse omvat, breidt het de werkingssfeer van de procedure uit tot alle betrokken geneesmiddelen. Wanneer de overeenkomstig dit artikel ingeleide procedure een reeks geneesmiddelen of een therapeutische klasse betreft, worden ook overeenkomstig Verordening (EG) nr. 726/2004 toegelaten geneesmiddelen die tot die reeks of klasse behoren, in de procedure betrokken.
Artikel 107 undecies
In de mededeling worden de overeenkomstig artikel 107 decies bij het Bureau ingediende aangelegenheid en de betrokken geneesmiddelen of werkzame stoffen beschreven. Er wordt hierin bovendien informatie gegeven over het recht van houders van een vergunning voor het in de handel brengen, beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg en het publiek om informatie bij het Bureau in te dienen die voor de procedure van belang is en over de wijze waarop zij dit kunnen doen.
Met het oog op deze beoordeling kan de houder van een vergunning voor het in de handel brengen schriftelijk opmerkingen maken. Indien de dringende aard van de zaak het toelaat, kan het Risicobeoordelingscomité voor geneesmiddelenbewaking openbare hoorzittingen houden, indien het gegronde redenen heeft om dit aangewezen te achten, met name met betrekking tot de omvang en ernst van het veiligheidsprobleem. De hoorzittingen worden gehouden in overeenstemming met de door het Bureau bepaalde uitvoeringsvoorwaarden en aangekondigd op het Europese webportaal voor geneesmiddelen. In de aankondiging worden de voorwaarden voor deelname vermeld. Tijdens de hoorzitting wordt de nodige aandacht geschonken aan de therapeutische werking van het geneesmiddel. In overleg met de betrokken partijen stelt het Bureau voorschriften op voor procedures met betrekking tot de organisatie en het verloop van openbare hoorzittingen overeenkomstig artikel 78 van Verordening (EG) nr. 726/2004. Wanneer een vergunninghouder of een andere persoon die informatie wil verstrekken over vertrouwelijke gegevens beschikt die voor het onderwerp van de procedure van belang zijn, kan hij verzoeken deze gegevens tijdens een besloten hoorzitting aan het Risicobeoordelingscomité voor geneesmiddelenbewaking te mogen presenteren.
In een aanbeveling overeenkomstig de eerste alinea, onder d), worden de aanbevolen risicobeperkende maatregelen en de eventuele voorwaarden of beperkingen die aan de vergunning voor het in de handel brengen moeten worden verbonden, vermeld. Wanneer in de in de eerste alinea, onder f), bedoelde gevallen aanbevolen wordt informatie in de samenvatting van de productkenmerken, de etikettering of de bijsluiter te wijzigen of daar informatie aan toe te voegen, wordt in de aanbeveling een voorstel gedaan voor de tekst van de gewijzigde of toegevoegde informatie en voor de plaats waar die tekst in de samenvatting van de productkenmerken, de etikettering of de bijsluiter moet worden opgenomen. Artikel 107 duodecies
Indien overeenstemming wordt bereikt over een wijziging dient de houder van de vergunning voor het in de handel brengen bij de nationale bevoegde autoriteiten binnen het vastgestelde tijdschema voor tenuitvoerlegging een passende aanvraag tot wijziging in, samen met een bijgewerkte samenvatting van productkenmerken en bijsluiter. Als het niet mogelijk is bij consensus tot overeenstemming te komen, wordt het standpunt van de meerderheid van de in de coördinatiegroep vertegenwoordigde lidstaten aan de Commissie gezonden, die de procedure van artikelen 33 en 34 toepast. In afwijking van artikel 34, lid 1, is echter de in artikel 121, lid 2, vermelde procedure van toepassing. Indien de overeenstemming die de in de coördinatiegroep vertegenwoordigde lidstaten bereikt hebben of het standpunt van de meerderheid van de in de coördinatiegroep vertegenwoordigde lidstaten afwijkt van de aanbeveling van het Risicobeoordelingscomité voor geneesmiddelenbewaking, voegt de coördinatiegroep aan de overeenstemming of het meerderheidsstandpunt een uitgebreide toelichting van de wetenschappelijke redenen voor de verschillen toe samen met de aanbeveling.
Indien het advies van het Comité voor geneesmiddelen voor menselijk gebruik afwijkt van de aanbeveling van het Risicobeoordelingscomité voor geneesmiddelenbewaking, voegt het Comité voor geneesmiddelen voor menselijk gebruik aan zijn advies een uitgebreide toelichting van de wetenschappelijke redenen voor de verschillen toe samen met de aanbeveling.
De artikelen 33 en 34 van deze richtlijn zijn van toepassing op de vaststelling van de in de eerste alinea, onder a), van dit lid bedoelde beschikking en op de tenuitvoerlegging ervan door de lidstaten. In afwijking van artikel 34, lid 1, van deze richtlijn is echter de in artikel 121, lid 2, daarvan vermelde procedure van toepassing. Artikel 10 van Verordening (EG) nr. 726/2004 is van toepassing op de in de eerste alinea, onder b), van dit lid bedoelde beschikking. In afwijking van artikel 10, lid 2, van die verordening is echter de in artikel 87, lid 2, daarvan vermelde procedure van toepassing. Wanneer de Commissie een dergelijke beschikking geeft, kan zij bovendien overeenkomstig artikel 127 bis van deze richtlijn een tot de lidstaten gerichte beschikking geven. Afdeling 5 Publicatie van beoordelingen Artikel 107 terdecies Het Bureau maakt de in de artikelen 107 ter tot en met 107 duodecies bedoelde eindconclusies van beoordelingen, aanbevelingen, adviezen en beschikkingen openbaar op het Europese webportaal voor geneesmiddelen. HOOFDSTUK 4 Toezicht op veiligheidsstudies na toelating Artikel 107 quaterdecies
Nieuwe informatie die van invloed kan zijn op de beoordeling van de verhouding tussen de voordelen en risico’s van het geneesmiddel, wordt overeenkomstig artikel 23 medegedeeld aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaten waar het product is toegelaten. De in de tweede alinea neergelegde verplichting laat de gegevens over de resultaten van de studie die de houder van een vergunning voor het in de handel brengen overeenkomstig artikel 107 ter beschikbaar dient te stellen via de periodieke veiligheidsverslagen de veiligheid onverlet.
Artikel 107 quindecies
Wanneer een goedkeuringsbrief, als bedoeld in lid 2, onder a), is uitgebracht, moet de vergunninghouder het protocol doen toekomen aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaten waar de studie moet worden uitgevoerd en vervolgens mag hij overeenkomstig het goedgekeurde protocol met de studie beginnen. Artikel 107 sexdecies Nadat de studie is aangevat, worden belangrijke wijzigingen van het protocol voordat zij ten uitvoer worden gelegd ingediend bij de nationale bevoegde autoriteit, respectievelijk het Risicobeoordelingscomité voor geneesmiddelenbewaking. De nationale bevoegde autoriteit of in voorkomende gevallen het Risicobeoordelingscomité voor geneesmiddelenbewaking beoordeelt de wijzigingen en brengt de houder van een vergunning voor het in de handel brengen op de hoogte van haar/zijn goedkeuring of bezwaren. Indien van toepassing stelt de houder van een vergunning voor het in de handel brengen de lidstaten waar de studie wordt uitgevoerd in kennis. Artikel 107 septdecies
Artikel 107 octodecies
Als de in de coördinatiegroep vertegenwoordigde lidstaten bij consensus tot overeenstemming komen over te nemen maatregelen, stelt de voorzitter vast dat overeenstemming is bereikt en hij zendt deze toe aan de houder van de vergunning voor het in de handel brengen en de lidstaten. De lidstaten nemen de maatregelen die noodzakelijk zijn om de betrokken vergunning voor het in de handel brengen te wijzigen, te schorsen of in te trekken volgens het in de overeenkomst vastgestelde tijdschema voor tenuitvoerlegging. Indien overeenstemming wordt bereikt over een wijziging dient de houder van de vergunning voor het in de handel brengen bij de nationale bevoegde autoriteiten binnen het vastgestelde tijdschema voor tenuitvoerlegging het vereiste verzoek om toestemming tot wijziging in met een bijgewerkte samenvatting van productkenmerken en bijsluiter. Het feit dat er overeenstemming is bereikt, wordt bekendgemaakt op het overeenkomstig artikel 26 van Verordening (EG) nr. 726/2004 opgezette webportaal. Als het niet mogelijk is bij consensus tot overeenstemming te komen, wordt het standpunt van de meerderheid van de in de coördinatiegroep vertegenwoordigde lidstaten toegezonden aan de Commissie, die de procedure van de artikelen 33 en 34 toepast. Indien de overeenstemming die de in de coördinatiegroep vertegenwoordigde lidstaten bereikt hebben of het standpunt van de meerderheid van de lidstaten afwijkt van de aanbeveling van het Risicobeoordelingscomité voor geneesmiddelenbewaking, voegt de coördinatiegroep aan de overeenstemming of het meerderheidsstandpunt een uitgebreide toelichting van de wetenschappelijke redenen voor de verschillen toe samen met de aanbeveling. HOOFDSTUK 5 Tenuitvoerlegging, delegering en richtsnoeren Artikel 108 Om de uitvoering van werkzaamheden op het gebied van geneesmiddelenbewaking overeenkomstig deze richtlijn te harmoniseren, stelt de Commissie uitvoeringsvoorwaarden vast voor onderstaande sectoren waarvoor in artikel 8, lid 3, de artikelen 101, 104, 104 bis, 107, 107 bis, 107 ter, 107 nonies, 107 quindecies en 107 septdecies voorzien is in geneesmiddelenbewakingswerkzaamheden:
In deze maatregelen wordt rekening gehouden met internationale harmonisatiewerkzaamheden op het gebied van de geneesmiddelenbewaking en zij worden zo nodig aan de technische en wetenschappelijke vooruitgang aangepast. Deze maatregelen worden goedgekeurd volgens de in artikel 121, lid 2, genoemde regelgevingsprocedure. Artikel 108 bis Ter vergemakkelijking van het uitvoeren van geneesmiddelenbewakingswerkzaamheden in de Unie stelt het Bureau in samenwerking met bevoegde autoriteiten en andere belanghebbenden richtsnoeren op inzake:
Artikel 108 ter Uiterlijk op 21 juli 2015, en vervolgens om de drie jaar, maakt de Commissie een verslag openbaar over de uitvoering van de geneesmiddelenbewakingstaken door de lidstaten.”. |
21) |
Artikel 111 wordt gewijzigd als volgt:
|
22) |
Artikel 116 wordt vervangen door: „Artikel 116 De vergunning voor het in de handel brengen wordt door de bevoegde autoriteiten geschorst, ingetrokken of gewijzigd wanneer wordt geoordeeld dat het geneesmiddel schadelijk is, dat de therapeutische werking ontbreekt of dat de afweging van voordelen en risico’s ongunstig is, dan wel dat het geneesmiddel niet de kwalitatieve en kwantitatieve samenstelling bezit die is opgegeven. De therapeutische werking wordt geacht te ontbreken wanneer wordt geoordeeld dat het geneesmiddel geen therapeutische resultaten mogelijk maakt. De vergunning voor het in de handel brengen kan eveneens worden geschorst, ingetrokken of gewijzigd wanneer blijkt dat de krachtens de artikelen 8, 10 of 11 ter ondersteuning van de aanvraag ingediende gegevens onjuist zijn of niet zijn gewijzigd in overeenstemming met artikel 23, of wanneer niet voldaan is aan voorwaarden overeenkomstig artikel 21 bis, 22 of 22 bis of wanneer de in artikel 112 bedoelde controles niet hebben plaatsgevonden.”. |
23) |
Artikel 117 wordt gewijzigd als volgt:
|
24) |
De volgende artikelen worden ingevoegd: „Artikel 121 bis
Artikel 121 ter
Artikel 121 quater
Op initiatief van het Europees Parlement of de Raad wordt deze termijn met twee maanden verlengd.
Indien zowel het Europees Parlement als de Raad de Commissie hebben meegedeeld dat zij voornemens zijn geen bezwaar aan te tekenen, mag de gedelegeerde handeling vóór het verstrijken van de termijn worden gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie en in werking treden.
|
25) |
Artikel 122, lid 2, wordt vervangen door: „2. De lidstaten doen, op met redenen omkleed verzoek, de in artikel 111, lid 3, bedoelde verslagen langs elektronische weg toekomen aan de bevoegde autoriteiten van een andere lidstaat of aan het Bureau.”. |
26) |
Artikel 123, lid 4, wordt vervangen door: „4. Het Bureau publiceert elk jaar een lijst van de geneesmiddelen waarvoor vergunningen voor het in de handel brengen zijn geweigerd, ingetrokken of geschorst, waarvan de levering verboden is of die of uit de handel genomen zijn.”. |
27) |
In artikel 126 bis worden de leden 2 en 3 vervangen door: „2. Wanneer een lidstaat van deze mogelijkheid gebruik maakt, neemt hij de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de voorschriften van deze richtlijn worden nageleefd, meer bepaald die van de titels V, VI, VIII, IX en XI. De lidstaten kunnen besluiten dat artikel 63, leden 1 en 2, niet van toepassing zijn op geneesmiddelen die overeenkomstig lid 1 zijn toegelaten.
|
28) |
Artikel 127 bis wordt vervangen door: „Artikel 127 bis Wanneer een geneesmiddel overeenkomstig Verordening (EG) nr. 726/2004 wordt toegelaten en het Comité voor geneesmiddelen voor menselijk gebruik in zijn advies naar overeenkomstig artikel 9, lid 4, onder c), c bis), c ter) of c quater), van die verordening aanbevolen voorwaarden of beperkingen verwijst, kan de Commissie overeenkomstig de artikelen 33 en 34 van deze richtlijn een tot de lidstaten gerichte beschikking betreffende de uitvoering van die voorwaarden of beperkingen geven.”. |
Artikel 2
Overgangsbepalingen
-
1.De lidstaten moeten waarborgen dat de verplichting van de houder van de vergunning voor het in de handel brengen om een basisdossier geneesmiddelenbewakingssysteem voor een of meer geneesmiddelen bij te houden en dit op verzoek ter beschikking te stellen, die vervat is in artikel 104, lid 3, onder b), van Richtlijn 2001/83/EG, zoals gewijzigd bij deze richtlijn, van toepassing is op vergunningen voor het in de handel brengen die vóór 21 juli 2011 zijn verleend, vanaf:
a) |
de datum waarop die vergunningen voor het in de handel brengen verlengd worden; of, |
b) |
vanaf het verstrijken van een termijn van drie jaar te rekenen vanaf 21 juli 2011, |
afhankelijk van welk tijdstip eerder is.
-
2.De lidstaten zorgen ervoor dat de procedure van de artikelen 107 quaterdecies tot en met 107 octodecies van Richtlijn 2001/83/EG, zoals gewijzigd bij deze richtlijn, alleen van toepassing is op studies die na 21 juli 2011 zijn aangevangen.
-
3.De lidstaten zien erop toe dat de verplichting van de houder van een vergunning voor het in de handel brengen om gegevens over vermoedelijke bijwerkingen elektronisch door te sturen naar de Eudravigilance-databank, overeenkomstig artikel 107, lid 3, van Richtlijn 2001/83/EG, gewijzigd bij deze richtlijn, geldt vanaf zes maanden nadat de functiespecificaties van de database tot stand zijn gebracht en door het Bureau bekendgemaakt.
-
4.Totdat het Bureau ervoor kan zorgen dat de Eudravigilance-databank voldoet aan de functiespecificaties als bedoeld in artikel 24 van Verordening (EG) nr. 726/2004 gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 1235/2010 van het Europees Parlement en de Raad (14), moeten houders van een vergunning voor het in de handel brengen binnen 15 dagen na de dag waarop de vergunninghouder in kwestie kennis neemt van het voorval alle ernstige vermoedelijke bijwerkingen die zich in de Unie voordoen melden aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat op wier grondgebied het voorval zich heeft voorgedaan en alle ernstige vermoedelijke bijwerkingen die zich op het grondgebied van een derde land hebben voorgedaan aan het Bureau en, op verzoek, aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaten waar het geneesmiddel is toegelaten.
-
5.Totdat het Bureau ervoor kan zorgen dat de Eudravigilance-databank voldoet aan de functiespecificaties als bedoeld in artikel 24 van Verordening (EG) nr. 726/2004 gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 1235/2010, kan de bevoegde autoriteit van een lidstaat houders van een vergunning voor het in de handel brengen verplichten haar alle niet-ernstige vermoedelijke bijwerkingen te melden die zich voordoen op het grondgebied van de desbetreffende lidstaat binnen 90 dagen na de dag waarop de vergunninghouder in kwestie kennis neemt van het voorval.
-
6.Gedurende deze periode zien de lidstaten erop toe dat de in lid 4 bedoelde meldingen, die betrekking hebben op voorvallen op hun grondgebied, onverwijld en in ieder geval binnen 15 dagen na kennisgeving van de vermoedelijke ernstige bijwerkingen worden doorgegeven aan de Eudravigilance-databank.
-
7.De nationale bevoegde autoriteiten zien erop toe dat de verplichting van de houder van een vergunning voor het in de handel brengen om periodieke veiligheidsverslagen te doen toekomen aan het Bureau als bepaald in artikel 107 ter, lid 1, van Richtlijn 2001/83 gewijzigd bij deze richtlijn geldt vanaf twaalf maanden nadat de functiespecificaties van het centrale verzamelpunt tot stand zijn en door het Bureau bekendgemaakt.
Totdat het Bureau ervoor kan zorgen dat het register van periodieke veiligheidsverslagen voldoet aan de overeengekomen functiespecificaties, doen de houders van een vergunning voor het in de handel brengen de periodieke veiligheidsverslagen toekomen aan alle lidstaten waar het geneesmiddel is toegelaten.
Artikel 3
Omzetting
-
1.De lidstaten dienen uiterlijk op 21 juli 2012 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en bekend te maken om aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede.
Zij passen die bepalingen toe vanaf 21 juli 2012.
Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in de bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.
-
2.De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van het nationaal recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.
Artikel 4
Inwerkingtreding
Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 5
Adressaten
Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Straatsburg, 15 december 2010.
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
-
J.BUZEK
Voor de Raad
De voorzitter
-
O.CHASTEL
-
Standpunt van het Europees Parlement van 22 september 2010 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 29 november 2010.
-
Zie bladzijde 1 van dit Publicatieblad.
Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.