Verordening 2008/685 - Intrekking van de antidumpingrechten op gekweekte zalm uit Noorwegen, ingesteld bij Verordening (EG) nr. 85/2006

1.

Wettekst

19.7.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 192/5

 

VERORDENING (EG) Nr. 685/2008 VAN DE RAAD

van 17 juli 2008

tot intrekking van de antidumpingrechten op gekweekte zalm van oorsprong uit Noorwegen, ingesteld bij Verordening (EG) nr. 85/2006

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) („de basisverordening”), en met name op artikel 9 en artikel 11, lid 3,

Gezien het voorstel van de Commissie, ingediend na raadpleging van het Raadgevend Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

  • A. 
    PROCEDURE
  • 1. 
    Geldende maatregelen
 

(1)

Na een antidumpingonderzoek (het „oorspronkelijke onderzoek”) heeft de Raad bij Verordening (EG) nr. 85/2006 (2) een definitief antidumpingrecht op gekweekte zalm van oorsprong uit Noorwegen ingesteld. Het definitieve recht was ingesteld in de vorm van een minimuminvoerprijs („MIP”).

  • 2. 
    Verzoek om een nieuw onderzoek en opening van het onderzoek
 

(2)

Op 20 februari 2007 heeft de Commissie van de volgende lidstaten een verzoek om een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek op grond van artikel 11, lid 3, van de basisverordening ontvangen: Italië, Litouwen, Polen, Portugal en Spanje („de indieners van het verzoek”).

 

(3)

Uit het voorlopige bewijsmateriaal dat de indieners van het verzoek verstrekten, bleek dat de omstandigheden waarop de maatregelen waren gebaseerd, zijn gewijzigd en dat deze wijzigingen van duurzame aard zijn. De indieners van het verzoek betoogden dat een vergelijking van een door berekening vastgestelde normale waarde met de uitvoerprijzen een dumpingmarge oplevert die aanzienlijk lager is dan het niveau van de huidige maatregelen, en verstrekten voorlopig bewijsmateriaal dienaangaande. Handhaving van de maatregelen op het huidige niveau is dus niet langer noodzakelijk is om de gevolgen van de dumping te neutraliseren. Het bewijsmateriaal werd voldoende geacht om de inleiding van een procedure te rechtvaardigen.

 

(4)

Na raadpleging van het Raadgevend Comité heeft de Commissie daarom op 21 april 2007 in overeenstemming met artikel 11, lid 3, van de basisverordening door middel van publicatie van een bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie  (3) (het „bericht van opening”) een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek geopend met betrekking tot de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op gekweekte zalm van oorsprong uit Noorwegen.

 

(5)

Dit onderzoek had alleen betrekking op de dumpingaspecten en had tot doel na te gaan of de bestaande maatregelen moesten worden gehandhaafd, ingetrokken of gewijzigd.

  • 3. 
    Partijen bij de procedure
 

(6)

De Commissie heeft de haar bekende betrokken producenten/exporteurs in Noorwegen, handelaren, importeurs en verenigingen, alsmede vertegenwoordigers van het Koninkrijk Noorwegen van de inleiding van de procedure in kennis gesteld. Belanghebbenden kregen de gelegenheid om binnen de in het bericht van opening genoemde termijn hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken en te verzoeken te worden gehoord.

  • 4. 
    Steekproeven
 

(7)

Onder punt 5 a) van het bericht van opening werd vermeld dat de Commissie kan besluiten gebruik te maken van steekproeven overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening. Naar aanleiding van het verzoek onder punt 5 a) i) van het bericht van opening verstrekten 267 ondernemingen de verlangde informatie binnen de genoemde termijn. Bij 169 van deze ondernemingen ging het om producenten/exporteurs van gekweekte zalm. De uitvoer geschiedde hetzij rechtstreeks hetzij indirect via verbonden en onafhankelijke handelaren.

 

(8)

In verband met het grote aantal betrokken ondernemingen werd besloten de steekproefbepalingen toe te passen; daartoe werd in samenwerking met vertegenwoordigers van de Noorse industrie een steekproef gekozen van de producenten van wie de uitvoer naar de Gemeenschap het grootst was (producenten/exporteurs). De vertegenwoordigers van de Noorse industrie stelden voor in de steekproef een producent op te nemen die niet zelf maar alleen via niet-verbonden handelaren in Noorwegen uitvoerden, alsmede twee exporteurs die het betrokken product niet zelf produceerden. Wat de producent betreft, was dit niet aanvaardbaar omdat onvoldoende kon worden gewaarborgd dat de uitvoer naar de Gemeenschap via niet-verbonden handelaren inderdaad zou kunnen worden vastgesteld. Voor de exporteurs zonder eigen zalmproductie kon geen normale waarde worden vastgesteld en dus ook geen recht.

 

(9)

In overeenstemming met artikel 17 van de basisverordening bestreek de geselecteerde steekproef de grootst mogelijke representatieve uitvoerhoeveelheid die binnen de beschikbare tijd redelijkerwijs kon worden onderzocht. De producenten/exporteurs die voor de uiteindelijke steekproef werden geselecteerd, vertegenwoordigden bijna 60 % van de gemelde omvang van het naar de Gemeenschap uitgevoerde betrokken product.

 

(10)

Teneinde de Commissie de mogelijkheid te bieden te beslissen of het nodig zou zijn ook voor de importeurs een steekproef te selecteren, werd de importeurs onder punt 5 a) ii) van het bericht van opening gevraagd de daar genoemde informatie te verstrekken. Slechts vier importeurs in de Gemeenschap reageerden op het steekproefformulier. Wegens dit geringe aantal medewerkende importeurs was in dit geval geen steekproef nodig.

 

(11)

De Commissie heeft alle informatie ingewonnen en onderzocht die zij voor het vaststellen van dumping nodig achtte. Daartoe verzocht zij alle haar bekende betrokken partijen en alle andere partijen die zich binnen de in het bericht van opening genoemde termijnen kenbaar maakten, hun medewerking aan de procedure te verlenen en de vragenlijsten ter zake in te vullen. Niet alleen 267 producenten en exporteurs in Noorwegen, maar ook vertegenwoordigers van de communautaire zalmproducenten en de regeringen van Ierland en Schotland verleenden hun medewerking aan de Commissie en gaven hun standpunt. Verder leverden vier importeurs en de zes Noorse producenten/exporteurs in de steekproef de volledig ingevulde vragenlijst op tijd in.

 

(12)

De Commissie heeft bij de volgende ondernemingen een controle ter plaatse verricht:

 

a)

Importeurs, verwerkende bedrijven, gebruikers

 

Laschinger GmbH, Bischofmais, Duitsland

 

Gottfried Friedrichs KG (GmbH & Co.), Hamburg, Duitsland

 

Rodé Vis bv, Urk, Nederland

 

Hätälä Oy, Oulu, Finland;

 

b)

Producenten/exporteurs in Noorwegen (groepsniveau)

 

Marine Harvest AS, Bergen, Noorwegen

 

Hallvard Leroy AS, Bergen, Noorwegen.

 

(13)

De grootste twee Noorse producenten/exporteurs, Marine Harvest AS en Hallvard Leroy AS, vertegenwoordigen meer dan 44 % van de door de medewerkende Noorse producenten gemelde productie en 45 % van de Noorse uitvoer naar de Gemeenschap.

 

(14)

De door de andere vier ondernemingen in de steekproef verstrekte informatie werd grondig geanalyseerd; vastgesteld werd dat hun productiekosten en uitvoerprijzen in het algemeen in overeenstemming waren met die van de bezochte ondernemingen.

 

(15)

Alle belanghebbenden die daar met opgave van redenen om hadden verzocht, werden gehoord.

  • 5. 
    Onderzoektijdvak
 

(16)

Het onderzoek naar de dumping had betrekking op de periode van 1 januari 2006 tot en met 31 december 2006 (het „nieuwe onderzoektijdvak” of „NOT”).

  • B. 
    BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT
  • 1. 
    Betrokken product
 

(17)

Het nieuwe onderzoek had betrekking op hetzelfde product als het oorspronkelijke onderzoek, namelijk gekweekte (andere dan wilde) zalm, al dan niet gefileerd, vers, gekoeld of bevroren, van oorsprong uit Noorwegen („het betrokken product”). Hieronder vallen niet andere, soortgelijke producten van gekweekte vis, zoals grote (zalm)forel, biomassa (levende zalm), en evenmin wilde zalm en verder verwerkte soorten, zoals gerookte zalm.

 

(18)

Het product wordt momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 0302 12 00, ex 0303 11 00, ex 0303 19 00, ex 0303 22 00, ex 0304 19 13 en ex 0304 29 13, die overeenkomen met de verschillende aanbiedingsvormen van het product (vis, vers of gekoeld; filets, vers of gekoeld; vis, bevroren; filets, bevroren).

  • 2. 
    Soortgelijk product
 

(19)

Zoals in het oorspronkelijke onderzoek werd vastgesteld en in dit onderzoek werd bevestigd, hebben het betrokken product en het op de Noorse binnenlandse markt geproduceerde en verkochte product dezelfde fysieke basiskenmerken en worden zij voor hetzelfde doel gebruikt. Daarom werden al deze producten beschouwd als soortgelijke producten in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening. Aangezien dit nieuwe onderzoek beperkt bleef tot dumping, werden geen conclusies geformuleerd met betrekking tot het product dat door de bedrijfstak van de Gemeenschap wordt geproduceerd en op de communautaire markt wordt verkocht.

  • C. 
    DUMPING
  • 1. 
    Algemeen
 

(20)

De Noorse producenten van gekweekte zalm verkochten het betrokken product direct dan wel via al dan niet verbonden handelaren aan de Gemeenschap. Alleen identificeerbare verkopen die bestemd waren voor de communautaire markt en die direct of via verbonden ondernemingen in Noorwegen plaatsvonden, werden gebruikt voor de vaststelling van een uitvoerprijs op producentenniveau.

  • 2. 
    Normale waarde
 

(21)

Voor het vaststellen van de normale waarde heeft de Commissie eerst voor elke producent/exporteur in de steekproef vastgesteld of zijn totale binnenlandse verkoop van gekweekte zalm representatief was in vergelijking met zijn totale uitvoer naar de Gemeenschap. Overeenkomstig artikel 2, lid 2, van de basisverordening werd de binnenlandse verkoop representatief geacht wanneer voor elke producent/exporteur de totale op de binnenlandse markt verkochte hoeveelheid ten minste 5 % bedroeg van de naar de Gemeenschap uitgevoerde hoeveelheid.

 

(22)

Om vast te stellen of de binnenlandse verkoop representatief was, werden verkopen aan niet-verbonden handelaren in Noorwegen die gedurende het NOT in het bezit waren van een uitvoervergunning, buiten beschouwing gelaten omdat de uiteindelijke bestemming van deze verkopen niet met zekerheid kon worden vastgesteld. Het onderzoek wees namelijk uit dat verreweg het grootste deel van deze verkopen voor de uitvoer naar derde landen bestemd was en derhalve niet op de binnenlandse markt terechtkwam.

 

(23)

Vervolgens heeft de Commissie vastgesteld welke productsoorten die op de binnenlandse markt werden verkocht door ondernemingen met een over het geheel genomen representatieve binnenlandse verkoop identiek of rechtstreeks vergelijkbaar waren met de naar de Gemeenschap uitgevoerde soorten.

 

(24)

De binnenlandse verkoop van een bepaalde productsoort werd als voldoende representatief beschouwd wanneer gedurende het onderzoektijdvak van die soort aan onafhankelijke afnemers op de binnenlandse markt een hoeveelheid was verkocht die ten minste 5 % bedroeg van de totale hoeveelheid van de vergelijkbare productsoort die naar de Gemeenschap was uitgevoerd.

 

(25)

Ook werd onderzocht of de binnenlandse verkoop van elke soort van het betrokken product die in representatieve hoeveelheden op de binnenlandse markt werd verkocht, overeenkomstig artikel 2, lid 4, van de basisverordening kon worden geacht in het kader van normale handelstransacties te hebben plaatsgevonden; hiertoe werd het aandeel van de winstgevende verkoop van de soort in kwestie aan onafhankelijke afnemers vastgesteld. Dit gebeurde door voor elke uitgevoerde productsoort het aandeel van de winstgevende binnenlandse verkoop aan onafhankelijke afnemers in het onderzoektijdvak vast te stellen, en wel als volgt.

 

(26)

Wanneer 80 % of meer van de totale verkochte hoeveelheid van een soort was verkocht tegen een nettoprijs die gelijk was aan of hoger was dan de berekende productiekosten, en de gewogen gemiddelde prijs van die soort gelijk was aan of hoger was dan de productiekosten, werd de normale waarde gebaseerd op de werkelijke binnenlandse prijzen. Die prijs werd berekend als het gewogen gemiddelde van de prijzen van alle binnenlandse verkopen van die soort tijdens het NOT, ongeacht of die verkopen winstgevend waren geweest of niet.

 

(27)

Wanneer 80 % of minder van de totale verkochte hoeveelheid van een productsoort met winst was verkocht of wanneer de gewogen gemiddelde prijs van die soort lager was dan de productiekosten, werd de normale waarde gebaseerd op de werkelijke binnenlandse prijs, berekend als gewogen gemiddelde van de winstgevende verkopen van alleen die soort, mits deze verkopen 10 % of meer van de totale verkochte hoeveelheid van die soort uitmaakten.

 

(28)

Indien minder dan 10 % van de totale verkochte hoeveelheid van een soort met winst was verkocht, werd geoordeeld dat die soort in onvoldoende hoeveelheden werd verkocht om een binnenlandse prijs op te leveren die een geschikte basis kon bieden voor de vaststelling van de normale waarde.

 

(29)

Wanneer voor een bepaalde door een producent/exporteur verkochte soort de binnenlandse prijs niet kon worden gebruikt om de normale waarde vast te stellen, moest een andere methode worden toegepast.

 

(30)

Eerst werd dan in overeenstemming met artikel 2, lid 1, van de basisverordening onderzocht of de normale waarde kon worden vastgesteld op basis van de binnenlandse prijzen van andere producenten in Noorwegen. Omdat er in dit geval geen betrouwbaardere prijzen van andere producenten beschikbaar waren, werd de normale waarde in overeenstemming met artikel 2, lid 3, van de basisverordening berekend.

 

(31)

In overeenstemming met artikel 2, lid 3, van de basisverordening berekende de Commissie in plaats daarvan de normale waarde als volgt. De normale waarde werd berekend door bij de — zo nodig gecorrigeerde — productiekosten van de uitgevoerde soorten van elke producent/exporteur een redelijk bedrag voor VAA-kosten (verkoopkosten, algemene kosten en administratiekosten) en een redelijke winstmarge op te tellen.

 

(32)

In alle gevallen werden de VAA-kosten en de winst vastgesteld overeenkomstig artikel 2, lid 6, van de basisverordening. Daartoe onderzocht de Commissie of de VAA-kosten en de winst van elk van de betrokken producenten/exporteurs bij verkoop op de binnenlandse markt betrouwbare gegevens vormden.

 

(33)

Geen van de zes betrokken producenten/exporteurs waarvoor de normale waarde moest worden berekend, had een representatieve binnenlandse verkoop. Daarom kon de in de aanhef van artikel 2, lid 6, beschreven methode niet worden gebruikt. Artikel 2, lid 6, onder a), kon niet worden toegepast omdat geen van de betrokken producenten/exporteurs een representatieve binnenlandse verkoop had. Ook artikel 2, lid 6, onder b), kon niet worden toegepast omdat werd vastgesteld dat de verkoop van de algemene categorie van producten op de binnenlandse markt niet plaatsvond in het kader van normale handelstransacties. Daarom werden de VAA-kosten en de winst overeenkomstig artikel 2, lid 6, onder c), van de basisverordening op basis van een andere redelijke methode vastgesteld. Omdat geen andere, meer betrouwbare informatie beschikbaar was, werd een winstmarge van 30 % en VAA-kosten van 3 % gezien de door de zes producenten/exporteurs ten aanzien van hun binnenlandse verkoop gedurende het NOT gemelde cijfers redelijk geacht.

 

(34)

De Noorse producenten/exporteurs uitten hun twijfels ten aanzien van de winstmarge van 30 %, daar dit niet zou overeenstemmen met de werkelijke normale marges in de viskwekerijsector. Het dossier bevatte evenwel geen aanwijzingen dat de hierboven genoemde winstcijfers hoger zijn dan de winst die andere producenten/exporteurs tijdens het NOT gewoonlijk realiseerden bij de verkoop van producten van dezelfde algemene categorie op de binnenlandse markt van het land van oorsprong. Zoals hierboven is gezegd, was de gebruikte winstmarge gebaseerd op gecontroleerde werkelijke cijfers. Dit argument moest daarom worden afgewezen.

  • 3. 
    Uitvoerprijs
 

(35)

In alle gevallen waarin het betrokken product naar onafhankelijke afnemers in de Gemeenschap werd uitgevoerd, werd de uitvoerprijs vastgesteld overeenkomstig artikel 2, lid 8, van de basisverordening, d.w.z. aan de hand van de werkelijk betaalde of te betalen prijs.

 

(36)

Wanneer de uitvoer via verbonden handelaren had plaatsgevonden, werd de uitvoerprijs overeenkomstig artikel 2, lid 9, van de basisverordening berekend aan de hand van de prijs waartegen de ingevoerde producten voor het eerst aan een onafhankelijke afnemer waren doorverkocht, naar behoren gecorrigeerd voor alle kosten tussen de invoer en de wederverkoop en voor een redelijke marge aan VAA-kosten en winst. Hierbij werd gebruikgemaakt van de werkelijke VAA-kosten van de verbonden handelaar tijdens het NOT. De winst werd vastgesteld aan de hand van de beschikbare informatie, en wanneer andere, meer betrouwbare informatie ontbrak, werd bepaald dat een winst van 2 % redelijk was voor een handelaar in deze bedrijfstak.

 

(37)

Zoals in overweging 22 is vastgesteld, was het in gevallen waarin de verkoop via niet-verbonden handelaren plaatsvond, niet mogelijk de uiteindelijke bestemming van het uitgevoerde product met zekerheid te bepalen. Er kon dan ook niet worden vastgesteld of een bepaalde verkoop voor een afnemer in de Gemeenschap bestemd was of voor een afnemer in een ander derde land, en daarom werd besloten verkopen aan niet-verbonden handelaren buiten beschouwing te laten. De bedrijfstak van de Gemeenschap maakte bezwaar tegen deze aanpak en voerde aan dat dergelijke verkopen hadden moeten worden onderzocht omdat de zalm volgens hem via onafhankelijke handelaren werd verkocht en de Gemeenschap binnenkwam tegen prijzen onder de MIP.

 

(38)

Er wordt aan herinnerd dat volgens artikel 2, lid 8, van de basisverordening bij de vaststelling van de uitvoerprijs moet worden gekeken naar de verkoop aan de eerste onafhankelijke afnemer, zodat voor de vaststelling van dumping wederverkoopprijzen van de eerste onafhankelijke afnemers irrelevant zijn. Dit argument moest daarom worden afgewezen.

  • 4. 
    Vergelijking
 

(39)

De normale waarde en de uitvoerprijzen werden vergeleken in het stadium af fabriek.

 

(40)

Om een billijke vergelijking tussen de normale waarde en de uitvoerprijs te kunnen maken, werden overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening correcties toegepast voor verschillen die van invloed zijn op de prijzen en de vergelijkbaarheid van de prijzen. Correcties werden toegestaan in alle gevallen waarin deze redelijk en nauwkeurig bleken te zijn en met bewijsmateriaal werden gestaafd. Op grond hiervan werden correcties toegepast voor verschillen in kortingen, rabatten, vervoer, verzekering, lading, overlading, lossing en aanverwante kosten, verpakking, krediet en invoerrechten.

  • 5. 
    Dumping

5.1.   In de steekproef opgenomen bedrijven

 

(41)

Voor de in de steekproef opgenomen producenten/exporteurs werd een individuele dumpingmarge berekend. Voor deze ondernemingen werd de gewogen gemiddelde normale waarde van elke naar de Gemeenschap uitgevoerde soort van het betrokken product in overeenstemming met artikel 2, lid 11, van de basisverordening vergeleken met de gewogen gemiddelde uitvoerprijs van de desbetreffende soort van het betrokken product.

5.2.   Niet in de steekproef opgenomen bedrijven

 

(42)

Wat de niet in de steekproef opgenomen meewerkende producenten/exporteurs betreft, werd voor het overgrote deel van hun verkopen vastgesteld dat hun uitvoerprijzen in het algemeen in overeenstemming waren met die van de exporteurs in de steekproef. Omdat er geen aanwijzingen voor het tegendeel waren, werden de steekproefresultaten representatief voor alle andere exporteurs geacht.

5.3.   Niet-medewerkende bedrijven

 

(43)

Gezien de grote mate van medewerking (bijna 100 %) werd voorts geconcludeerd dat de voor de medewerkende producenten/exporteurs in de steekproef vastgestelde dumpingmarges representatief waren voor Noorwegen.

5.4.   Dumpingmarges

 

(44)

Op grond van bovenstaande overwegingen zijn de dumpingmarges, in procenten van de cif-nettoprijs franco grens Gemeenschap, vóór inklaring:

 

Marine Harvest AS

–20,3 %

Norway Royal Salmon AS

–5,9 %

Hallvard Leroy AS

–13,0 %

Mainstream Norway AS

–0,8 %

Norwell AS

–0,8 %

Polar Quality AS

–2,7 %

 

(45)

De gewogen gemiddelde dumpingmarge voor alle zes exporterende ondernemingen bedraagt – 16,1 %.

  • D. 
    WAARSCHIJNLIJKHEID VAN HERHALING VAN DUMPING
  • 1. 
    Algemeen
 

(46)

Aangezien de tijdens het NOT vastgestelde dumping minimaal was, werd in overeenstemming met artikel 11, lid 3, van de basisverordening verder onderzocht of herhaling van de dumping waarschijnlijk is indien de maatregelen worden ingetrokken, d.w.z. of de omstandigheden tijdens het NOT van permanente aard zijn. In dit verband was het onderzoek speciaal gericht op de volgende vier aspecten: i) ontwikkeling van de normale waarde, ii) ontwikkeling van het volume en de prijzen van de uitvoer naar de Gemeenschap en naar andere derde landen, iii) volume van de productie en productiecapaciteit in Noorwegen en iv) de situatie van de Noorse bedrijfstak.

  • 2. 
    Ontwikkeling van de normale waarde
 

(47)

Voor het overgrote deel van de uitvoer (99 %) werd de normale waarde in overeenstemming met artikel 2, lid 3, van de basisverordening berekend door bij de productiekosten van de betrokken producenten/exporteurs een bedrag voor VAA-kosten en winst op te tellen. Daarom werd het dienstig geacht om in plaats van de waarschijnlijke ontwikkeling van de binnenlandse prijzen die van de productiekosten in Noorwegen te onderzoeken, teneinde de waarschijnlijke ontwikkeling van de normale waarde te bepalen.

 

(48)

Uit het onderzoek bleek dat de kostenstructuur van de Noorse producenten/exporteurs gedurende het NOT gelijk is gebleven. In de praktijk lagen de productiekosten per eenheid van de onderzochte ondernemingen tijdens het NOT gemiddeld 20-25 % onder de MIP.

 

(49)

Voor de waarschijnlijke ontwikkeling werd gekeken naar diverse factoren die van invloed zijn op de hoogte van de kosten per eenheid, zoals de kosten van het voeder en de jonge vis, de effecten van het consolidatieproces in de Noorse zalmindustrie en het toegenomen gebruik van nieuwe, steeds kostenefficiëntere technologieën.

 

(50)

Aangenomen werd dat de kosten van het voeder, die 50-60 % van de totale kosten uitmaken, een betrouwbare indicator voor de totale kostenontwikkeling zijn. Dit wordt bevestigd door in deze sector gespecialiseerde industrieanalisten. Enkele belanghebbenden voerden aan dat de totale kosten na het NOT zouden zijn gestegen, en waarschijnlijk ook zullen blijven stijgen, zodat ze eind 2008 ten minste 30 % boven de kosten aan het begin van het NOT zouden liggen, vooral doordat de voederprijzen zouden stijgen. Verder betoogden zij dat er zich door een combinatie van een hogere normale waarde en dalende uitvoerprijzen weer dumping zal voordoen.

 

(51)

De betrokken belanghebbenden verstrekten geen bijzonder bewijsmateriaal om de beweerde stijging van de voederkosten met 30 % in de toekomst te onderbouwen. Een analyse van de mogelijke kostenontwikkeling kon deze beweringen niet bevestigen. Anders dan deze belanghebbenden betoogden, bleek uit het onderzoek dat de gecontroleerde voederkosten van de Noorse producenten/exporteurs gedurende het NOT en in de eerste drie kwartalen van 2007 min of meer stabiel bleven. Tabel 1 in overweging 54 geeft slechts een lichte stijging van de voederkosten tussen 2006 en 2007 te zien. Ook bleek uit het onderzoek dat de stijging van de voederkosten vooral samenhangt met een prijsstijging voor enkele componenten (grondstoffen) van het voeder, zoals visolie en vismeel. Deze kunnen evenwel tot op zekere hoogte worden vervangen door andere, goedkopere grondstoffen, zoals plantaardige olie en plantaardig meel. Normaliter zullen voederproducenten de samenstelling van het visvoeder dan ook veranderen om de totale voederkosten zo laag mogelijk te houden. Daarom wordt verwacht dat zelfs wanneer de kosten van bepaalde voedercomponenten stijgen, dit geen direct, lineair effect op de totale voederkosten heeft, zodat als er al een kostenstijging plaatsvindt, deze veel kleiner zal zijn dan de kostenstijging voor die voedercomponenten. Verder moet worden opgemerkt dat andere kostenfactoren, die in de overwegingen 52 en 55 tot en met 63 worden beschreven, waarschijnlijk tot een kostendaling zullen leiden, en zo de potentiële stijging van de voederkosten deels zullen tenietdoen.

 

(52)

Uit het onderzoek bleek dat de prijzen van jonge vis, die ongeveer 15 % van de totale kweekkosten uitmaken, zijn gedaald (zie tabel 1). Hoewel het moeilijk is de ontwikkeling van de kosten van jonge vis precies te voorspellen, werd die voortdurend dalende trend beschouwd als een betrouwbare indicator, waardoor redelijkerwijs kan worden geconcludeerd dat die trend zal worden voortgezet. In ieder geval bleek uit het onderzoek niet dat er in de toekomst sprake zal zijn van een grote wijziging van de kosten voor jonge vis, en dit werd ook door geen van de belanghebbenden betoogd.

 

(53)

Omdat de kosten voor jonge vis en voeder samen ten minste 65 % van de totale kosten uitmaken en visolie en vismeel tot op zekere hoogte kunnen worden vervangen door goedkopere voedergrondstoffen (zie overweging 51), werd geconcludeerd dat het niet waarschijnlijk is dat de totale kosten in de nabije toekomst aanzienlijk zullen stijgen.

 

(54)

Tabel 1: ontwikkeling van de kosten van voeder en jonge vis in Noorse kronen (per kilo zalm — met kop, ontdaan van ingewanden (bron: Kontali Analyse AS  (4) (2008))

 

Noorwegen

2003

2004

2005

2006

2007

(schatting)

Voeder

10,36

9,41

8,90

10,08

10,65

Jonge vis

2,10

2,00

1,94

1,72

1,70

 

(55)

Na de mededeling van feiten en overwegingen voerde de bedrijfstak van de Gemeenschap bezwaren tegen bovenstaande bevindingen aan; volgens hem had er een toerekening van de voederkosten per generatie moeten plaatsvinden aangezien de voederkosten voor een bepaald jaar niet van invloed zijn op de kosten van een oogst in dat bepaalde jaar, maar op de kosten van een toekomstige oogst. Ook zouden de bevindingen ten aanzien van de ontwikkeling van de voederkosten de huidige situatie niet goed weergeven. Dit argument moet worden afgewezen omdat in de analyse gebruik is gemaakt van de feitelijke, gecontroleerde voederkosten, geaggregeerd per generatie.

 

(56)

De bedrijfstak van de Gemeenschap maakte ook bezwaar tegen de conclusie dat hogere prijzen voor bepaalde voedercomponenten kunnen worden gecompenseerd door ze te vervangen. Hij betoogde dat door een stijging van de prijzen van andere voedercomponenten, enerzijds, en de slechtere kwaliteit van het zalmvlees, anderzijds, er slechts in beperkte mate sprake zou zijn van vervanging. Het argument betreffende de stijging van de kosten van de andere voedercomponenten werd niet geschraagd door voldoende bewijsmateriaal, zodat het moest worden afgewezen. Dat vervanging slechts in beperkte mate mogelijk is, is juist. Maar, zoals in overweging 51 is uiteengezet, werd vastgesteld dat vervanging tot op zekere hoogte wel degelijk mogelijk is. Op grond daarvan werd geconcludeerd dat de voederkosten in de toekomst wellicht wel zullen stijgen, maar waarschijnlijk niet in dezelfde mate als de kosten van visolie en vismeel. De bedrijfstak van de Gemeenschap verstrekte geen bewijs op grond waarvan deze conclusies moeten worden herzien.

 

(57)

Het consolidatieproces is een andere factor die bijdraagt tot de stabilisatie van de productiekosten. Terwijl in 2000 80 % van de Atlantische zalm in Noorwegen nog door 55 ondernemingen werd geproduceerd, gebeurt dit nu door nog maar 31 ondernemingen. Hoewel de Noorse viskwekerijsector nog steeds gefragmenteerd is, heeft het consolidatieproces positieve gevolgen gehad voor de productiekosten, niet alleen van de belangrijkste, in de steekproef geselecteerde producenten in Noorwegen, maar ook voor de sector als geheel, zoals gespecialiseerde industrieanalisten bevestigen. Nieuwe synergieën, integratie van productieactiviteiten en schaalvoordelen hebben de producenten, ondanks een belangrijke toename van het productievolume, in staat gesteld de kostenstijging per eenheid te beperken.

 

(58)

Verwacht wordt dat het consolidatieproces zich voortzet, wat door de schaalvoordelen zeer waarschijnlijk een positief effect op de kosten zal hebben.

 

(59)

Ten slotte heeft de invoering van nieuwe technologieën en van nieuwe uitrusting in de viskwekerijen ondanks een toename van de productievolumes bijgedragen tot een beperking van de kostenstijging per eenheid (zie overweging 64 e.v.).

 

(60)

Na de mededeling van feiten en overwegingen bestreed de bedrijfstak van de Gemeenschap dat de productiekosten waren afgenomen, omdat volgens hem consolidatie niet altijd tot kostenbesparing hoeft te leiden. Hij betoogde dat volgens Noorse statistieken kleine en middelgrote ondernemingen in Noorwegen efficiënter zijn dan de grote groepen. Verder werd aangevoerd dat de conclusie over de kostenvermindering in strijd zou zijn met de bevindingen in overweging 92 over de mogelijke gevolgen van het uitbreken van een ziekte en de verwachte geringere opbrengst per jonge vis in de toekomst, die beide tot een stijging van de kosten zouden leiden.

 

(61)

Om te beginnen moet worden opgemerkt dat overweging 92 geen betrekking heeft op het uitbreken van een ziekte, maar op het normale sterftecijfer bij de zalmproductie, dat niet van invloed is op de kosten als zodanig. Ten tweede is de in die overweging genoemde verwachte geringere opbrengst per jonge vis niet te wijten aan een uitzonderlijke situatie en wordt deze ook niet significant geacht en heeft die daarom ook geen grote invloed op de totale kosten. In overweging 92 wordt alleen geprobeerd aan te tonen dat de stijging van het productievolume niet zonder meer gerelateerd is aan de grotere productie van jonge vis omdat ook andere factoren van invloed zijn op de geoogste hoeveelheid, wat niet door de bedrijfstak van de Gemeenschap wordt aangevochten.

 

(62)

Wat de vermindering van de kosten als gevolg van het consolidatieproces betreft, verstrekte de bedrijfstak van de Gemeenschap geen enkel bewijs om zijn bezwaar te onderbouwen. Daarom moesten de communautaire argumenten ter zake worden afgewezen.

 

(63)

Gezien bovenstaande overwegingen luidt de conclusie dat het niet waarschijnlijk is dat de normale waarde in de nabije toekomst sterk toeneemt. In verband met het huidige consolidatieproces zullen eerder verdere kostenverlagingen worden gerealiseerd, ook al vertonen de voederprijzen een stijgende trend (zie overweging 51). Daarom wordt de berekende normale waarde, die op de productiekosten is gebaseerd, geacht van permanente aard te zijn.

  • 3. 
    Ontwikkeling van uitvoerprijzen en productievolumes in Noorwegen

3.1.   Ontwikkeling van het productievolume in Noorwegen en van de uitvoer naar de EU

 

(64)

Zoals tabel 2 in overweging 65 laat zien, is de Noorse zalmproductie de afgelopen drie jaar gestaag gegroeid, met name in 2007, wat vooral het gevolg was van gunstige biologische omstandigheden en van het feit dat 2006 een zwak productiejaar was. Uit tabel 3 (overweging 66) over de geschatte totale consumptie in de Gemeenschap blijkt evenwel dat de communautaire markt voor het betrokken product ook sterk is gegroeid, tussen 2006 en 2007 met 9,40 %, terwijl gezien de trend de groei zich ook zal doorzetten. De cijfers over de consumptiestijging in tabel 3 hebben ook betrekking op de invoer uit derde landen en op de verkoop van de bedrijfstak van de Gemeenschap op de communautaire markt.

 

(65)

Tabel 2: totale productie van zalm in tonnen helevisequivalent tussen 2003 en 2007 (bron: Kontali Analysis: Monthly Salmon Report January No 01/2008)

 

Noorwegen

2003

2004

2005

2006

2007

 

508 400

537 000

572 300

598 500

723 200

Jaar op jaar

 

5,63 %

6,57 %

4,58 %

20,80 %

 

(66)

Tabel 3: ontwikkeling van de consumptie van Atlantische zalm in de Gemeenschap van 2004 tot en met 2007 (aanvoer uit alle bronnen, ook de bedrijfstak van de Gemeenschap) (bron: Kontali Analysis: Monthly Salmon Report January No 01/2008)

 

Jaar

2003

2004

2005

2006

2007

 

579 200

603 100

634 600

651 000

712 200

Jaar op jaar

 

3,94 %

5,22 %

2,58 %

9,40 %

 

(67)

In 2007 bedroeg het geschatte marktaandeel van Noorse zalm in de Gemeenschap volgens openbare statistieken (Kontali Analysis) 71 %, tegen 69 % in 2006. Dit is evenwel vooral te danken aan een daling van de invoer uit Chili, waar de productie tussen 2006 en 2007 met 3-5 % daalde (afhankelijk van de bronnen); dit was het gevolg van het uitbreken van een ziekte, die naar verwachting ook in 2008 en de jaren daarna nog van invloed zal zijn op het productieniveau.

 

(68)

Op grond hiervan luidde de conclusie dat de grotere communautaire markt een groot deel van het Noorse productievolume kan absorberen zonder dat de Noorse productie hiervoor een aanzienlijk marktaandeel van de bedrijfstak van de Gemeenschap moet overnemen. Zoals in overweging 78 e.v. wordt uiteengezet, zal het Noorse productievolume in toenemende mate worden uitgevoerd naar andere derde landen, waar een aanzienlijke groei is waargenomen. Ten slotte zal de geringere Chileense aanwezigheid in de Gemeenschap er zeer waarschijnlijk toe bijdragen dat het risico van een overaanbod van naar de Gemeenschap uitgevoerde zalm nog kleiner wordt.

 

(69)

Na de mededeling van feiten en overwegingen betoogde de bedrijfstak van de Gemeenschap dat de situatie in Chili geen significante invloed op de communautaire markt heeft omdat Chileense zalm vooral naar de Verenigde Staten werd uitgevoerd, zodat de aanvoer op de communautaire markt vooral door de Noorse uitvoer wordt bepaald. Verder voerde de bedrijfstak van de Gemeenschap aan dat het marktaandeel van Noorwegen in de Gemeenschap begin 2008 met nog eens 2 % toenam, terwijl de invoer uit Chili in de Gemeenschap toen met 5 % toenam.

 

(70)

Om te beginnen moet worden opgemerkt dat de door de bedrijfstak van de Gemeenschap verstrekte gegevens slechts op 2 tot 3 maanden in 2008 betrekking hebben, zodat daaruit geen zinvolle conclusies kunnen worden getrokken. Op een dergelijke markt moet namelijk naar de ontwikkeling op langere termijn worden gekeken. Ten tweede zal de ziekte in Chili wereldwijd van invloed op de aanvoer zijn; omdat de aanvoer uit Chili terugloopt, kunnen de extra productiehoeveelheden uit Noorwegen immers daarheen worden geleid.

 

(71)

Bepaalde belanghebbenden voerden aan dat de prijzen bij uitvoer naar de Gemeenschap tijdens het NOT aanzienlijk zijn gedaald en in 2008 een niveau van 2,85 EUR/kg bereikten, wat, in combinatie met de beweerde toename van de kosten en dus van de normale waarde, in dumping zou resulteren. Deze prijs werd geschat door van de op de markt van Oslo genoteerde gemiddelde prijs voor alle producten in 2007, namelijk 3,13 EUR/kg, tussen 0,06 EUR/kg en 0,28 EUR/kg af te trekken, teneinde rekening te houden met een geschatte gemiddelde prijsverlaging.

 

(72)

Wat de ontwikkeling van de normale waarde betreft, moeten, zoals uiteengezet in overweging 47 e.v., de argumenten van de belanghebbenden worden afgewezen.

 

(73)

Wat de prijzen bij uitvoer naar de Gemeenschap betreft, blijkt uit openbare statistieken dat de beweringen van bovenbedoelde belanghebbenden niet worden bevestigd door de recente ontwikkeling van de uitvoerprijzen, zoals blijkt uit grafiek 1.

 

(74)

Grafiek 1: prijsontwikkeling (FCA (vrachtvrij tot vervoerder) Oslo EUR/kg van verse zalm van superieure kwaliteit (Fresh Salmon Superior — bron: Fish Pool) in 2006, 2007 en begin 2008

 
 

(75)

Uit het bovenstaande volgt dat de prijzen voor uitvoer naar de Gemeenschap in 2007 inderdaad aanzienlijk lager waren dan gedurende een groot deel van het NOT; in 2007 bedroegen zij namelijk tussen 2,88 EUR/kg en 3,51 EUR/kg. In het onderzoek werd evenwel vastgesteld dat deze prijzen nog ruim boven de vastgestelde productiekosten lagen en dus ook boven de normale waarde, zodat er geen dumping plaatsvond. Op grond van informatie over de eerste drie maanden van 2008 werd verder vastgesteld dat de prijzen in die periode tussen 2,96 EUR/kg en 3,35 EUR/kg lagen, nog steeds boven de vastgestelde kosten. Zeer waarschijnlijk ging het dus niet om dumpingprijzen, tenminste wanneer de normale waarde op het in overweging 47 e.v. vastgestelde niveau is gebleven. Bij het onderzoek is gebleken dat de prijzen nog steeds door de vraag op de markt worden beïnvloed, maar momenteel hoger liggen. Overigens zijn prijsschommelingen in deze sector normaal.

 

(76)

De bedrijfstak van de Gemeenschap voerde aan dat de uitvoerprijzen na het NOT dankzij de MIP op een vrij hoog peil bleven. Verder betoogden zij dat wanneer de maatregelen worden ingetrokken, de prijzen bij uitvoer naar de Gemeenschap daardoor aanzienlijk zullen dalen. Deze conclusie wordt niet bevestigd door de bevindingen van het huidige onderzoek, waaruit bleek dat de normale waarde vrij stabiel zal blijven, terwijl de waarschijnlijkheid van aanzienlijk lagere prijzen bij uitvoer naar de Gemeenschap klein is. Laatstgenoemde bevindingen werden gebaseerd op een grondige analyse van diverse in overweging 46 genoemde aspecten, zoals de waarschijnlijke ontwikkeling van het Noorse productieniveau en de door Noorwegen naar de Gemeenschap en naar andere derde landen uitgevoerde hoeveelheden. De bedrijfstak van de Gemeenschap verstrekte geen informatie en bewijsmateriaal die afbreuk doen aan de bevindingen ter zake.

 

(77)

Derhalve werd geconcludeerd dat de grotere invoer van zalm uit Noorwegen naar de Gemeenschap niet van dien aard is dat deze tot een overaanbod op de communautaire markt dreigt te leiden. Gezien de situatie van de productiekosten en de prijzen bij uitvoer naar de Gemeenschap, lijkt het gevaar van dumping slechts zeer gering te zijn.

3.2.   Ontwikkeling van de uitvoerprijs en de omvang van de uitvoer naar niet-EU-landen

 

(78)

Uit het onderzoek bleek dat de Gemeenschap de belangrijkste markt voor Noorse zalm is en waarschijnlijk ook blijft, vóór Rusland en Japan. Bovendien zijn er opkomende markten voor zalm, waar de afgelopen paar jaar een groter deel van de Noorse uitvoer heen gaat, een trend die zich naar verwachting in de toekomst zal voortzetten (zie ook overweging 82 e.v.). Uit het onderzoek is namelijk gebleken dat Noorse producenten bereid zijn in de toekomst ook aan deze markten te leveren, aangezien zij banden met plaatselijke afnemers konden aanknopen en distributie-/verkooptransacties konden uitvoeren, wat duidt op een groot belang van de Noorse producenten/exporteurs in deze markten.

 

(79)

Sommige belanghebbenden voerden aan dat de Russische markt altijd al volatiel is geweest en dat daarom niet kan worden voorspeld of de vraag op deze markt inderdaad zal groeien en of de Noorse producenten/exporteurs in de toekomst nog steeds in staat zullen zijn grotere hoeveelheden naar deze markt uit te voeren. Verder betoogden zij dat de uitvoer van Noorwegen naar Japan de afgelopen vijf jaar is teruggelopen, zodat het onzeker is of er inderdaad grotere hoeveelheden naar de Japanse markt kunnen worden uitgevoerd.

 

(80)

Uit het onderzoek is evenwel gebleken dat de Russische markt van ongeveer 61 000 t blijft groeien en dat er geen redenen zijn om aan te nemen dat dit in de nabije toekomst niet meer het geval zal zijn.

 

(81)

De totale uitvoer van zalm door verschillende productielanden naar Japan was in 2007 15 % kleiner dan in 2006. Maar terwijl enkele leveranciers hun uitvoer naar Japan hebben verminderd, kon Noorwegen zijn marktaandeel uitbreiden van 52 % in 2006 tot 66 % in 2007 (Bron: Kontali Analysis). Zoals in overweging 67 al is gezegd, had de Chileense productie sterk te lijden onder een ziekte, zodat het uitvoervolume in het algemeen, en dus ook de uitvoer naar Japan, aanzienlijk terugliep. Noorwegen was daarom in staat marktaandeel van Chili over te nemen, een situatie die naar verwachting ten minste tot 2009 zal voortduren, zoals in overweging 67 al is vermeld.

 

(82)

Tabel 4 in overweging 85 laat zien dat de Noorse uitvoer naar de opkomende markten, zoals Oost-Europa (Oekraïne, Wit-Rusland) en het Verre Oosten (China, Zuid-Korea, Hongkong, Thailand), ook aanzienlijk is toegenomen, en in tegenstelling tot wat de betrokken belanghebbenden beweren, zullen deze markten de komende jaren een steeds groter deel van de Noorse productie absorberen.

 

(83)

Vastgesteld werd dat de prijzen bij uitvoer naar de Gemeenschap en naar andere derde landen (FCA Oslo: vrachtvrij tot vervoerder in Oslo) op hetzelfde niveau lagen, zodat werd geconcludeerd dat alle markten even aantrekkelijk zijn mits er voldoende vraag is. Wanneer het betrokken product vers of gekoeld wordt verkocht, wordt het gewoonlijk per vrachtwagen naar de Europese Unie vervoerd. Wanneer het betrokken product wordt verkocht naar verder gelegen bestemmingen die niet binnen een bepaalde tijd met een vrachtauto te bereiken zijn, wordt het per vliegtuig vervoerd.

 

(84)

Op grond van bovenstaande overwegingen luidt de conclusie dat, wanneer alle andere factoren gelijk blijven, de teruggang van de productie van zalm met 3-5 % in Chili in verband met de daar heersende ziekte, zal bijdragen aan de beheersing van de mondiale aanbodgroei in 2008, en de Noorse producenten marktkansen zal bieden op markten als Japan, de Verenigde Staten en andere nieuwe markten waar nu de Chileense producenten een aanzienlijk marktaandeel hebben.

 

(85)

Tabel 4: marktontwikkeling (uitvoer) voor Atlantische zalm uit Noorwegen tussen 2006 en 2007 (volume in tonnen levend gewicht) (Bron: Norwegian Seafood Export Council)

 
 

Volume 2006

Volume 2007

Toename

EU

438 569

509 273

16,1 %

Japan

26 703

28 846

8,0 %

Rusland

39 998

61 248

53,1 %

Verenigde Staten

10 752

14 136

31,5 %

Oekraïne

6 518

13 617

109 %

China

5 284

9 021

71 %

Zuid-Korea

6 037

7 613

26 %

Thailand

3 177

7 887

148 %

 

(86)

De bedrijfstak van de Gemeenschap maakte bezwaar tegen bovengenoemde bevindingen en betoogde dat de ontwikkeling van het uitvoervolume uit Noorwegen naar derde landen begin 2008 een andere trend te zien gaf: de uitvoer naar deze landen zou in absolute cijfers zijn teruggelopen, zodat de totale groei van de uitvoer kleiner was dan in 2007 en ook kleiner dan de groei van de uitvoer naar de Gemeenschap in dezelfde periode.

 

(87)

Uit het onderzoek is gebleken dat de invoercijfers voor begin 2008 afhankelijk van de bron significant uiteenliepen. Kontali Analsyis gaf voor dezelfde periode een veel sterkere groei te zien. Bovendien moet de marktontwikkeling, zoals in overweging 70 al is betoogd, op langere termijn worden bekeken om een overtuigend beeld te krijgen. De argumenten van de bedrijfstak van de Gemeenschap doen daarom geen afbreuk aan de bevindingen ten aanzien van de ontwikkeling van de omvang van de uitvoer naar andere derde landen.

  • 4. 
    Productievolume en productiecapaciteit in Noorwegen
 

(88)

Het productieniveau in Noorwegen, d.w.z. de maximaal toegestane biomassa, wordt voornamelijk bepaald door het aantal productievergunningen die door de Noorse autoriteiten worden afgegeven en door het vermogen van de viskwekers om binnen de limieten van hun vergunning de grootst mogelijke productie te bereiken. Andere factoren die de zalmproductie kunnen doen toenemen, zijn bijvoorbeeld gunstige biologische en meteorologische omstandigheden en de verbetering van het viskwekerijproces dankzij hightechapparatuur. Het uitbreken van een visziekte kan de productie daarentegen ernstige schade toebrengen en tot een vermindering van de visoogst leiden, zoals in 2007 in Chili het geval was.

 

(89)

Sommige belanghebbenden voerden aan dat de toename van de productie van jonge vis in Noorwegen sedert 2006 (het zou gaan om een toename met 20 % tussen 2006 en 2008) een sterke aanwijzing is dat de Noorse zalmproductie de komende twee jaar aanzienlijk zal toenemen en tot een overaanbod zal leiden. Op grond hiervan en rekening houdend met de bijzonder hoge opbrengst in 2007, betoogden zij dat het productievolume in 2008 (en daarna) in Noorwegen aanzienlijk hoger zal zijn en de groei van de uitvoermarkten, en met name de communautaire markt, ruimschoots te boven zal gaan. Zij beweerden dat wanneer de toename van de opbrengst van de Noorse zalmindustrie in 2007 in 2008 wordt herhaald, het overschot of de niet-verkochte hoeveelheid tussen 20 000 en 91 000 t kan bedragen bij een geschat productieniveau van 870 000 t helevisequivalent, d.w.z. 150 000 t meer dan in 2007.

 

(90)

Deze beweringen werden niet door het onderzoek bevestigd. Weliswaar is de productie van jonge vis in 2006 toegenomen, maar deze stijging was in overeenstemming met stijgingen in voorgaande jaren en kan niet als buitengewoon worden beschouwd, zoals grafiek 2 laat zien.

 

(91)

Grafiek 2: productie jonge zalm (× 1 000) — (Bron: Statistics Norway)

Image

 

(92)

Bovendien neemt volgens de Kontali Analysis de geschatte productie van zalm in 2008 wegens een combinatie van factoren, zoals het sterftecijfer, overheidsvoorschriften over de maximaal toegestane biomassa en een lagere opbrengst per jonge vis, met slechts 6 % toe, namelijk van 723 000 t helevisequivalent in 2007 tot 770 000 t in 2008, een stijging dus met 47 000 t helevisequivalent. De cijfers betreffende de geringere ontwikkeling van de biomassa in 2008 worden geschraagd door de gegevens over de verkoop van voeder, die voor 2008 ten opzichte van 2007 een grote daling te zien geven (bron: Havbruksdata en FHL).

 

(93)

Na de mededeling van feiten en overwegingen herhaalde de bedrijfstak van de Gemeenschap zijn argument dat het productievolume in Noorwegen waarschijnlijk significant zal toenemen en verstrekte hij enige nadere gegevens voor begin 2008 over de geoogste hoeveelheden, de voorraden en de jonge vis. Zoals eerder al is aangegeven, vormen gegevens die betrekking hebben op slechts twee maanden van het jaar als zodanig geen afdoend bewijs, zodat zij geen afbreuk kunnen doen aan bovenstaande bevindingen met betrekking tot de ontwikkeling van het productievolume in Noorwegen.

 

(94)

Daarom en op grond van de beschikbare informatie moet worden gesteld dat het productievolume in Noorwegen weliswaar een stijgende tendens vertoont, maar dat een spectaculaire toename van de productie in de nabije toekomst, zoals bovenbedoelde belanghebbenden betogen, onwaarschijnlijk is. Bovendien zullen, zoals in overweging 82 e.v. wordt uiteengezet, mogelijk grotere productiehoeveelheden waarschijnlijk niet in hun geheel naar de Gemeenschap worden uitgevoerd, maar met een hoge mate van waarschijnlijkheid grotendeels bestemd zijn voor andere derde landen, waar de vraag sterk toeneemt. Ten slotte wordt er geen uitvoer naar de Gemeenschap tegen dumpingprijzen verwacht, zoals is uiteengezet in overweging 71 e.v.

  • 5. 
    De situatie van de Noorse zalmindustrie
 

(95)

Ten slotte is speciale aandacht geschonken aan de situatie van de Noorse zalmindustrie in het algemeen en aan de situatie gedurende het NOT in het bijzonder. Uit dit onderzoek is gebleken dat, anders dan tijdens het oorspronkelijke onderzoek werd vastgesteld, de Noorse aquicultuursector uit uiterst winstgevende ondernemingen bestaat. Dit is deels het gevolg van het grote, nog lopende consolidatieproces, waardoor de sector zeer efficiënt en gezond is geworden. Dit kan ook worden afgelezen uit de eigendomsstructuur van de betrokken ondernemingen: diverse Noorse en mondiale investerings- en pensioenfondsen zijn zeer ruim vertegenwoordigd in de groepen van producenten/exporteurs. Dit was tijdens het oorspronkelijke onderzoek nog niet het geval.

 

(96)

Verder bleek uit het onderzoek dat de Noorse producenten inmiddels een stevige basis hebben in de communautaire markt, waar zij tussen 80 en 90 % van het totale productievolume van de Gemeenschap vertegenwoordigen. Vastgesteld werd dat deze Noorse verbonden ondernemingen in de Gemeenschap voor een groot deel zalm produceren voor en verkopen op de communautaire markt.

 

(97)

Ook moet worden opgemerkt dat de Noorse moedermaatschappijen zelf grote hoeveelheden naar de Gemeenschap uitvoeren.

 

(98)

Op grond hiervan werd overwogen dat de Noorse moedermaatschappijen van de in de Gemeenschap gevestigde producenten ten minste in dezelfde mate zouden worden getroffen door een grote prijsverlaging op de communautaire markt als gevolg van de invoer met dumping uit Noorwegen. Daarom was het niet onrealistisch te veronderstellen dat het voor de Noorse producenten/exporteurs althans vanuit economisch oogpunt geen zin zou hebben via dumpingpraktijken bij te dragen aan een prijsdaling voor gekweekte zalm in de Gemeenschap. Dit zou rechtstreeks schade toebrengen aan de winstgevendheid van de sector en een negatieve invloed hebben op de op de beurs verhandelde aandelen van de ondernemingen, die, zoals in overweging 95 is vermeld, in het bezit zijn van belangrijke investerings- en pensioenfondsen.

 

(99)

Op grond van bovenstaande overwegingen kon daarom redelijkerwijs worden geconcludeerd dat de Noorse producenten/exporteurs een gevestigd belang hebben winstgericht te blijven en een instorting van de marktprijzen te vermijden. Het gevaar dat er in de nabije toekomst opnieuw sprake zal zijn van dumpingpraktijken van de Noorse producenten/exporteurs, wordt gering geacht.

 

(100)

De bedrijfstak van de Gemeenschap maakte bezwaar tegen bovenstaande bevindingen en voerde aan dat de tijdens het NOT vastgestelde gezonde situatie van de Noorse producenten niet van permanente aard was, maar dat de producenten na het NOT te kampen kregen met financiële problemen en dat sommige begin 2008 zelfs verliezen hebben gemeld. Verder betoogde de bedrijfstak van de Gemeenschap dat de overgrote meerderheid van de Noorse producenten geen dochterondernemingen op de communautaire markt heeft en dat daarom niet kan worden geconcludeerd dat er niet opnieuw sprake van dumping zal zijn. Ten slotte werd beweerd dat Noorse producenten met dochterondernemingen in de Gemeenschap hun productie binnen de communautaire markt zullen verminderen en hun productie in Noorwegen zullen verhogen wanneer de maatregelen worden ingetrokken.

 

(101)

Wat de financiële situatie van de Noorse producenten betreft, zij opgemerkt dat de verliezen van sommige ondernemingen verband hielden met hun investeringen in Chili en het uitbreken van de ziekte in dat land. Deze bijzondere omstandigheden betroffen slechts een klein aantal Noorse producenten. Bovendien had de informatie betrekking op begin 2008 en kunnen op basis hiervan geen algemene conclusies over de prestaties van deze ondernemingen in het gehele jaar worden getrokken. Wat de communautaire productie in Noorse handen betreft, is het aantal ondernemingen met dochters in de Gemeenschap weliswaar klein, maar, en dat wordt ook toegegeven door de bedrijfstak van de Gemeenschap, zij vertegenwoordigen wel een groot deel van de totale Noorse productie en worden daarom van belang geacht. Het argument dat de productiecapaciteit in de Gemeenschap in Noorse handen bij het intrekken van de maatregelen zal worden verminderd, was niet onderbouwd met bewijsmateriaal. Deze argumenten moesten bijgevolg worden afgewezen.

  • 6. 
    Conclusie
 

(102)

Uit het onderzoek bleek dat de dumping tijdens het NOT minimaal was. Verder bleek dat er geen reden is om aan te nemen dat het productievolume in Noorwegen met meer dan het gebruikelijke groeipercentage zal toenemen en dus tot een veel grotere uitvoer uit Noorwegen naar de Gemeenschap zal leiden. Voorts werd vastgesteld dat in de nabije toekomst het gevaar van een aanzienlijke daling van de Noorse uitvoerprijzen tot een niveau waarop er sprake is van dumping, beperkt is, vooral als gevolg van het feit dat er in Noorwegen geen significante overproductie, die een dergelijke prijsdaling kan veroorzaken, wordt verwacht. In het bijzonder was de normale waarde, waarvan werd vastgesteld dat deze zeer waarschijnlijk stabiel was gebleven, aanzienlijk lager dan de uitvoerprijs gedurende het NOT, zodat het niet waarschijnlijk is dat normale schommelingen als gevolg van het fluctuerende karakter van de markt, en bijgevolg een tijdelijke verlaging van de uitvoerprijs, automatisch tot dumping leiden. Ten slotte werd overwogen dat de gewijzigde situatie van de Noorse aquicultuursector, die zeer winstgevend is geworden en waarvan de aandelen op de beurs worden verhandeld, en ook het feit dat een groot deel van de communautaire productie in Noorse handen is een herhaling van de dumpingpraktijken in de nabije toekomst onwaarschijnlijk hebben gemaakt. Om alle bovengenoemde redenen werd geconcludeerd dat de waarschijnlijkheid van een herhaling van de dumping gering is en een voortzetting van de huidige antidumpingmaatregelen niet rechtvaardigt.

 

(103)

Bijgevolg moet het huidige tussentijdse nieuwe onderzoek worden beëindigd en moeten de maatregelen die van kracht zijn met betrekking tot de invoer van gekweekte zalm van oorsprong uit Noorwegen worden ingetrokken.

  • E. 
    SPECIAAL TOEZICHT
 

(104)

Zoals hierboven is uiteengezet, wordt verwacht dat de marktomstandigheden, d.w.z. vraag en aanbod, in de nabije toekomst stabiel zullen blijven en dat het op het oog niet waarschijnlijk is dat er opnieuw sprake van dumping zal zijn. Alle onderzochte indicatoren duiden er namelijk op dat redelijkerwijs kan worden verwacht dat de omvang van de uitvoer naar de Gemeenschap niet significant zal toenemen en dat de uitvoerprijzen op een niveau blijven waarop er geen sprake is van dumping.

 

(105)

Wegens een zekere onvoorspelbaarheid van de marktomstandigheden, vooral als gevolg van de aard van het product (bederfelijke waar), wordt het dienstig geacht nauwgezet toezicht op de markt te houden en de situatie opnieuw te onderzoeken zodra er voldoende voorlopig bewijsmateriaal is dat de marktomstandigheden aanzienlijk zijn gewijzigd. In dat geval zal worden nagegaan of, mocht dit nodig worden geacht, ambtshalve een onderzoek kan worden geopend.

 

(106)

Het toezicht moet in de tijd worden beperkt, namelijk totdat de definitieve maatregelen die waren ingesteld bij Verordening (EG) nr. 85/2006 van de Raad, zouden zijn afgelopen wanneer deze van kracht waren gebleven, d.w.z. tot 21 januari 2011.

  • F. 
    MEDEDELING VAN FEITEN EN OVERWEGINGEN
 

(107)

De belanghebbenden werden in kennis gesteld van de belangrijkste feiten en overwegingen op basis waarvan de Commissie voornemens was dit tussentijdse nieuwe onderzoek te beëindigen en het bestaande antidumpingrecht op het betrokken product in te trekken. Alle partijen werden in de gelegenheid gesteld opmerkingen te formuleren. Met hun opmerkingen werd rekening gehouden indien deze gerechtvaardigd waren en met bewijsmateriaal werden gestaafd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Enig artikel

Het gedeeltelijke tussentijdse nieuwe onderzoek van de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op gekweekte (andere dan wilde) zalm, al dan niet gefileerd, vers, gekoeld of bevroren, momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 0302 12 00, ex 0303 11 00, ex 0303 19 00, ex 0303 22 00, ex 0304 19 13 en ex 0304 29 13, van oorsprong uit Noorwegen, dat werd geopend krachtens artikel 11, lid 3, van Verordening (EG) nr. 384/96, wordt beëindigd.

Het definitieve antidumpingrecht dat bij Verordening (EG) nr. 85/2006 op bovenbedoelde zalm werd ingesteld, wordt ingetrokken.

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 17 juli 2008.

Voor de Raad

De voorzitter

  • E. 
    WOERTH
 

  • (4) 
    Kontali Analyse AS levert statistieken, vooral voor de aquicultuur en de visserij (www.kontali.no).
 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.