Besluit 2001/48 - Gemeenschappelijk meerjarenprogramma ter stimulering van de ontwikkeling en het gebruik van Europese digitale inhoud op de mondiale netwerken en ter bevordering van de taalkundige verscheidenheid in de informatiemaatschappij

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 32001D0048

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

32001D0048

2001/48/EG: Beschikking van de Raad van 22 december 2000 tot vaststelling van een communautair meerjarenprogramma ter stimulering van de ontwikkeling en het gebruik van Europese digitale inhoud op de mondiale netwerken en ter bevordering van de taalkundige verscheidenheid in de informatiemaatschappij

Publicatieblad Nr. L 014 van 18/01/2001 blz. 0032 - 0040

Beschikking van de Raad

van 22 december 2000

tot vaststelling van een communautair meerjarenprogramma ter stimulering van de ontwikkeling en het gebruik van Europese digitale inhoud op de mondiale netwerken en ter bevordering van de taalkundige verscheidenheid in de informatiemaatschappij

(2001/48/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 157, lid 3,

Gezien het voorstel van de Commissie(1),

Gezien het advies van het Europees Parlement(2),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité(3),

Gezien het advies van het Comité van de Regio's(4),

Overwegende hetgeen volgt:

  • (1) 
    De ontwikkeling naar een informatie- en kennismaatschappij moet het leven van bijna elke burger in de Europese Unie beïnvloeden, met name door gewijzigde omstandigheden voor de toegang tot kennis en de manier om zich deze eigen te maken.
  • (2) 
    De Europese Raad van Lissabon heeft benadrukt dat de digitale kloof in de opkomende informatiemaatschappij overbrugd en de sociale samenhang versterkt moet worden.
  • (3) 
    De digitale inhoud speelt een overheersende rol in deze ontwikkeling. Vier miljoen Europeanen zijn thans werkzaam in de sector van de digitale inhouden. De productie van inhouden heeft de afgelopen jaren veel arbeidsplaatsen geschapen, en die tendens houdt aan. Veel van deze banen worden geschapen in kleine, in opkomst verkerende bedrijven. Dit zal een radicale verandering teweegbrengen in de voorwaarden voor toegang tot en verwerving van kennis en vormt dus een belangrijke factor voor economische groei, de ondernemingsgeest en de werkgelegenheid, de professionele, sociale en culturele ontwikkeling en de creativiteit en het innoveringsvermogen van de burgers van Europa nu en in de toekomst.
  • (4) 
    De sectoren cultuur, onderwijs, opleiding en vrijetijdsbesteding maken deel uit van het economisch en sociaal potentieel van de ontwikkeling van de digitale inhoud.
  • (5) 
    De structuren en het ondernemingsklimaat van de inhoudindustrieën veranderen snel.
  • (6) 
    Eerbiediging van intellectuele eigendom en etikettering van werken zijn voorwaarden voor verspreiding en uitbating van meer digitale inhoud in mondiale netwerken.
  • (7) 
    Er zijn talrijke hinderpalen voor de volledige ontwikkeling van de Europese inhoudindustrieën en -markten.
  • (8) 
    De ministeriële verklaring van Bonn, die is uitgegeven op de conferentie van 6 tot en met 8 juli 1997 over de rol van mondiale netwerken voor de informatiemaatschappij, heeft speciale aandacht aan de commerciële ontwikkelingen van het internet besteed, en vormt aldus de basis voor permanente discussies over internetinhoud, beheerskwesties en elektronische handel.
  • (9) 
    Op 8 december 1999 heeft de Commissie het initiatief e-Europa aangenomen, dat de lidstaten nadien op de Europese Raad van Helsinki van 10 en 11 december 1999 gunstig hebben ontvangen.
  • (10) 
    In zijn conclusies van 17 december 1999 betreffende cultuurindustrie en werkgelegenheid in Europa(5) heeft de Raad benadrukt dat de vooruitgang in communicatietechnologie en de informatiemaatschappij het aantal distributiekanalen wezenlijk heeft verhoogd, waardoor de vraag naar nieuw programmamateriaal is toegenomen.
  • (11) 
    Op 23 en 24 maart 2000 heeft de Europese Raad in Lissabon specifiek de rol erkend van de inhoudindustrieën bij het scheppen van toegevoegde waarde door de Europese culturele verscheidenheid te exploiteren en in netwerken bijeen te brengen.
  • (12) 
    De communautaire acties betreffende de inhoud van informatie moeten het meertalige en multiculturele karakter van de Unie eerbiedigen en initiatieven aanmoedigen die de toegang tot digitale informatie in de talen van de huidige lidstaten en de kandidaat-lidstaten vergemakkelijken.
  • (13) 
    In de tussentijdse evaluaties van het programma Info 2000, vastgesteld bij Beschikking 96/339/EG van de Raad(6), en het Multilingual Information Society Initiative-Programma (MLIS), vastgesteld bij Beschikking 96/664/EG van de Raad(7), wordt een krachtdadig vervolg gevraagd van de activiteiten op het gebied van de digitale inhoud en de taalkundige en culturele verscheidenheid.
  • (14) 
    Er moeten maatregelen worden genomen om de deelname van kleine en middelgrote ondernemingen (KMO's) aan de ontwikkelingen van de informatiemaatschappij aan te moedigen.
  • (15) 
    Met het oog op de interne samenhang van de Gemeenschap en de risico's verbonden aan een informatiemaatschappij met twee snelheden moet speciaal rekening worden gehouden met de verschillende ontwikkelingstempo's ten aanzien van het aanbod en het gebruik van de nieuwe communicatietechnieken en de daarmee verband houdende inhouden in de huidige lidstaten en de kandidaat-lidstaten. De aanwezigheid van inhouden in verschillende talen bevordert de gelijke toegang tot de informatiesamenleving, waardoor discriminatie wordt verminderd. Het ontstaan van een "informatie-onderklasse" moet worden voorkomen.
  • (16) 
    De Commissie heeft in januari 1999 een Groenboek over overheidsinformatie in de informatiemaatschappij gepubliceerd en een Europees debat over dit onderwerp op gang gebracht.
  • (17) 
    De toegang tot overheidsinformatie moet de specifieke verplichtingen van de overheid en de bescherming van vertrouwelijke persoonsgegevens eerbiedigen (Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad(8) over de bescherming van persoonsgegevens).
  • (18) 
    Bij het gebruik van overheidsinformatie moeten de voorschriften van de lidstaten inzake de eigendomsrechten van gedigitaliseerd materiaal in acht worden genomen.
  • (19) 
    Belemmeringen voor de toegang tot overheidsinformatie, moeten worden weggenomen, onder andere door de uitwisseling van beste praktijken aan te moedigen.
  • (20) 
    De doelstellingen van het beoogde optreden kunnen wegens het transnationale karakter van de betrokken kwesties niet voldoende door de lidstaten worden verwezenlijkt en kunnen wegens de omvang en de gevolgen van het overwogen optreden derhalve beter door de Gemeenschap worden verwezenlijkt. Daarom kan de Gemeenschap, overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel van artikel 5 van het Verdrag, maatregelen nemen. Overeenkomstig het proportionaliteitsbeginsel waar hetzelfde artikel naar verwijst, gaat deze beschikking niet verder dan hetgeen nodig is om deze doelstellingen te bereiken.
  • (21) 
    Acties inzake het inhoudbeleid moeten andere lopende communautaire initiatieven aanvullen en dienen te worden verricht in synergie met acties uit hoofde van het vijfde kaderprogramma voor onderzoek en ontwikkeling, het kaderprogramma voor cultuur, de mediaprogramma's, communautaire opleidingsacties, KMO-acties, de structuurfondsen, het actieplan e-Europa en het actieplan risicokapitaal.
  • (22) 
    De Commissie dient met behulp van adequate coördinatiemechanismen te zorgen voor complementariteit en synergie met aanverwante communautaire initiatieven en programma's.
  • (23) 
    De voortgang van dit programma moet voortdurend en systematisch worden gecontroleerd teneinde het eventueel aan ontwikkelingen op de digitale-inhoudmarkt aan te passen. Te gelegener tijd dient een onafhankelijke beoordeling van de voortgang van het programma te worden verricht teneinde de nodige achtergrondinformatie te verschaffen om de doelstellingen van verder optreden inzake het inhoudbeleid te bepalen. Deze tussentijdse beoordeling moet tijdig worden ingediend om tijdens de tweede fase van het programma correcties te kunnen aanbrengen. Bij het einde van dit programma dienen de behaalde resultaten aan een slotbeoordeling te worden onderworpen en er moet een verslag bij het Europees Parlement worden ingediend over het toekomstige inhoudbeleid en het welslagen en de invloed van dit programma wat betreft het bereiken van de doelstellingen die in deze beschikking zijn uiteengezet.
  • (24) 
    Voor de uitvoering van dit programma kan het aangewezen zijn activiteiten in samenwerking met internationale organisaties en derde landen uit te voeren.
  • (25) 
    Er wordt een financieel referentiebedrag als bedoeld in punt 34 van het Interinstitutioneel Akkoord van 6 mei 1999 van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie(9) in deze beschikking opgenomen voor de gehele duur van het programma, hetgeen de in het Verdrag omschreven bevoegdheden van de begrotingsautoriteit onverlet laat.
  • (26) 
    De voor de uitvoering van deze beschikking vereiste maatregelen worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden(10),

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Hierbij wordt het meerjarenprogramma "Europese digitale inhoud voor de mondiale netwerken", hierna "e-inhoud" genoemd, vastgesteld.

Dit programma heeft de volgende doelstellingen:

  • a) 
    voor eenieder de toegang tot en het gebruik van internet helpen stimuleren door het bevorderen van de beschikbaarheid van Europese digitale inhoud op de mondiale netwerken ter ondersteuning van de professionele, sociale en culturele ontwikkeling van de burgers van de Europese Unie en om de economische en sociale integratie van onderdanen van de kandidaat-lidstaten in de informatiemaatschappij te vergemakkelijken;
  • b) 
    de toegang tot en het gebruik van de potentiële Europese digitale inhoud stimuleren, vooral door het bevorderen van een doeltreffender gebruik van overheidsinformatie;
  • c) 
    het bevorderen van culturele verscheidenheid en meertaligheid - vooral in de talen van de Europese Unie - in de digitale inhoud op de mondiale netwerken, en het vergroten van de uitvoermogelijkheden van Europese inhoudbedrijven, met name KMO's, door aanpassing voor taal- en cultuurgebieden;
  • d) 
    het scheppen van gunstige voorwaarden voor een vermindering van de marktversnippering en voor de marketing, de distributie en het gebruik van Europese digitale inhoud op de mondiale netwerken, teneinde de economische activiteit te stimuleren en de werkgelegenheidsvooruitzichten te verbeteren.

Artikel 2

Teneinde de in artikel 1 vermelde doelstellingen te bereiken, worden onder leiding van de Commissie en in overeenstemming met de in bijlage I uiteengezette actielijnen en de in bijlage III uiteengezette wijze van uitvoering van het programma, de volgende acties ondernomen:

  • a) 
    bevordering van de toegang tot en stimulering van het gebruik van overheidsinformatie;
  • b) 
    bevordering van de productie van inhoud in een meertalige en multiculturele omgeving;
  • c) 
    versterking van de dynamiek op de markt voor digitale inhoud.

Artikel 3

  • 1. 
    Het programma bestrijkt een periode van vier jaar vanaf de dag van bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.
  • 2. 
    Het referentiebedrag voor de uitvoering van dit programma wordt voor de in lid 1 genoemde periode op 100 miljoen EUR vastgesteld.

De jaarlijkse kredieten worden door de begrotingsautoriteit toegestaan binnen de grenzen van de financiële vooruitzichten.

In bijlage II is een indicatieve verdeling van de uitgaven opgenomen.

Artikel 4

  • 1. 
    De Commissie is verantwoordelijk voor de uitvoering van het programma en de coördinatie ervan met andere communautaire programma's. De Commissie stelt op basis van deze beschikking om de twee jaar een werkprogramma op.
  • 2. 
    Bij de uitvoering van het programma zorgt de Commissie, in nauwe samenwerking met de lidstaten, voor de algehele samenhang en complementariteit met andere communautaire beleidsmaatregelen, programma's en acties die van invloed zijn op de ontwikkeling en het gebruik van Europese digitale inhoud en de bevordering van taalkundige verscheidenheid in de informatiemaatschappij.
  • 3. 
    De Commissie besluit voor de volgende aangelegenheden volgens de in artikel 5, lid 2, bedoelde procedure:
  • a) 
    vaststelling van het werkprogramma;
  • b) 
    bepaling van criteria en inhoud van uitnodigingen tot het indienen van voorstellen overeenkomstig de doelstellingen genoemd in artikel 1;
  • c) 
    beoordeling van projecten die in het kader van uitnodigingen tot het indienen van voorstellen worden ingediend voor communautaire financiering met een geraamde communautaire bijdrage van 700000 EUR of meer;
  • d) 
    afwijkingen van de regels in bijlage III;
  • e) 
    deelname aan projecten door rechtspersonen uit derde landen en internationale organisaties die niet in artikel 7, leden 1 en 2, worden bedoeld.
  • 4. 
    Wanneer het in lid 3, onder c), bedoelde bedrag minder dan 700000 EUR bedraagt, stelt de Commissie het bij artikel 5, lid 1, ingestelde comité enkel in kennis van de projecten en de resultaten van de evaluatie daarvan. Twee jaar na de datum van bekendmaking van deze beschikking kan deze drempel worden herzien in het licht van de opgedane ervaring.

De Commissie stelt het comité minstens op halfjaarlijkse basis in kennis van de vorderingen bij de uitvoering van het programma in zijn geheel.

Artikel 5

  • 1. 
    De Commissie wordt bijgestaan door een comité.
  • 2. 
    Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 4 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing.

De in artikel 4, lid 3, van Besluit 1999/468/EG bedoelde periode wordt op drie maanden vastgesteld.

Artikel 6

  • 1. 
    Om te waarborgen dat de communautaire steun doeltreffend wordt aangewend, zorgt de Commissie ervoor dat de acties uit hoofde van deze beschikking onderworpen worden aan een doelmatige evaluatie vooraf en aan follow-up en evaluatie achteraf.
  • 2. 
    Tijdens de uitvoering en na de voltooiing van de projecten beoordeelt de Commissie de wijze waarop zij zijn uitgevoerd en de gevolgen van de uitvoering, om na te gaan of de oorspronkelijke doelstellingen zijn bereikt.
  • 3. 
    De geselecteerde begunstigden leggen de Commissie jaarlijks een verslag voor.
  • 4. 
    Twee jaar na de datum van bekendmaking van deze beschikking en aan het eind van de looptijd van het programma dient de Commissie bij het Europees Parlement, de Raad, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's een beoordelingsverslag in over de resultaten van de uitvoering van de in artikel 2 genoemde actielijnen. De Commissie kan op basis van deze resultaten voorstellen indienen om het programma bij te sturen.

Artikel 7

  • 1. 
    Deelneming aan het programma kan worden toegestaan aan rechtspersonen die gevestigd zijn in de EVA-staten welke lid zijn van de Europese Economische Ruimte (EER), overeenkomstig de bepalingen van de EER-overeenkomst.
  • 2. 
    Het programma staat open voor deelname van kandidaat-lidstaten op de volgende basis:
  • a) 
    voor de kandidaat-lidstaten uit Midden- en Oost-Europa (LMOE): in overeenstemming met de voorwaarden die zijn vastgesteld in de Europaovereenkomsten, in de aanvullende protocollen daarbij, en in de besluiten van de respectieve associatieraden;
  • b) 
    voor Cyprus, Malta en Turkije: in overeenstemming met te sluiten bilaterale overeenkomsten.
  • 3. 
    Deelneming kan overeenkomstig de in artikel 5, lid 2, bedoelde procedure en zonder financiële steun van de Gemeenschap uit het programma worden toegestaan aan in derde landen gevestigde rechtspersonen en aan internationale organisaties, op voorwaarde dat deze deelneming daadwerkelijk tot de uitvoering van het programma bijdraagt en het beginsel van het wederzijdse voordeel in acht wordt genomen.

Artikel 8

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 22 december 2000.

Voor de Raad

De voorzitter

  • C. 
    Pierret
  • (1) 
    PB C 337 E van 28.11.2000, blz. 31.
  • (2) 
    Advies uitgebracht op 14 december 2000 (nog niet verschenen in het Publicatieblad).
  • (3) 
    Advies uitgebracht op 29 november 2000 (nog niet verschenen in het Publicatieblad).
  • (4) 
    Advies uitgebracht op 14 december 2000 (nog niet verschenen in het Publicatieblad).
  • (5) 
    PB C 8 van 12.1.2000, blz. 10.
  • (6) 
    PB L 129 van 30.5.1996, blz. 24.
  • (7) 
    PB L 306 van 28.11.1996, blz. 40.
  • (8) 
    PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31.
  • (9) 
    PB C 172 van 18.6.1999, blz. 1.
  • (10) 
    PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

BIJLAGE I

ACTIELIJNEN

De actielijnen zijn een middel om een Europese benadering van de ontwikkeling van de digitale-inhoudindustrieën uit te voeren. Zij zullen bijdragen tot de strategische doelstellingen van het programma "e-inhoud", die als volgt zijn bepaald:

  • voor eenieder de toegang tot en het gebruik van internet helpen stimuleren door het bevorderen van de beschikbaarheid van Europese digitale inhoud op mondiale netwerken ter ondersteuning van de professionele, sociale en culturele ontwikkeling van de burgers van de Europese Unie en om de economische en sociale integratie van de onderdanen van de kandidaat-lidstaten in de informatiemaatschappij te vergemakkelijken;
  • de toegang tot en het gebruik van potentiële Europese digitale inhoud stimuleren, vooral door het bevorderen van een doeltreffender gebruik van overheidsinformatie;
  • het bevorderen van culturele verscheidenheid en meertaligheid - vooral in de talen van de Europese Unie - in de digitale inhoud op de mondiale netwerken, en het vergroten van de uitvoermogelijkheden van Europese inhoudbedrijven, met name KMO's, door aanpassing voor taal- en cultuurgebieden;
  • het creëren van gunstige voorwaarden voor het in de handel brengen, het distribueren en het gebruik van Europese digitale inhoud op de mondiale netwerken om zo de economische activiteit te stimuleren, de werkgelegenheidsvooruitzichten te verbeteren, de culturele diversiteit te waarborgen, het Europees erfgoed te valoriseren en de toegang tot kennis te vergemakkelijken.

De drie actielijnen van het nieuwe programma zijn onderling sterk vervlochten. Zo zijn taalaspecten van essentieel belang voor de grensoverschrijdende exploitatie van overheidsinformatie, is het vergemakkelijken van de toegang tot kapitaal voor startende internetbedrijven van fundamenteel belang voor de taalindustrieën, kan overheidsinformatie door internetbedrijven in samenwerking met overheidsinstanties worden gebruikt, zullen in nauwe samenwerking tussen de openbare en de particuliere sector uitgewerkte strategieën bijdragen tot het identificeren van nieuwe prioriteitsgebieden, enz.

Het programma "e-inhoud" heeft ten doel projecten te ondersteunen die voldoen aan de bovengenoemde doelstellingen en gemeenschappelijke kenmerken vertonen. Het moet gaan om projecten:

  • die een instrument zijn tegen belemmeringen op Europees niveau voor de totstandbrenging en de werking van de interne markt op de gebieden waarop zij betrekking hebben;
  • met een hoog risico en een hoog rendement;
  • die sectoroverstijgend en transnationaal zijn;
  • die qua schaal moduleerbaar zijn en als multiplicatoren fungeren;
  • die op de gebruiker afgestemd zijn.

Voor deze projecten moet de bestaande technologie (volgens de stand van de techniek) worden aangewend.

  • 1. 
    VERBETERING VAN DE TOEGANG TOT EN UITBREIDING VAN DE EXPLOITATIE VAN OVERHEIDSINFORMATIE

Het Groenboek over overheidsinformatie in de informatiemaatschappij, dat in januari 1999 is gepubliceerd, heeft een discussie op Europees niveau op gang gebracht over de kwesties toegang tot en exploitatie van overheidsinformatie. Deze discussie heeft bijgedragen tot bewustmaking op dit gebied bij partijen uit de openbare en particuliere sector en kan een belangrijke basis zijn voor het verbeteren van de voorwaarden voor de exploitatie in Europa van inhoud met grote toegevoegde waarde, op het terrein van onderwijs, cultuur, maatschappij en beroep en de ontwikkeling van nieuwe goederen en multimediadiensten. Tegelijkertijd dienen de experimenten met openbare/particuliere partnerschappen, gebaseerd op het wederzijdse profijt, die in het kader van het programma Info 2000 zijn gestart, te worden versneld en uitgebreid. Deelname door kandidaat-lidstaten van de Europese Unie aan de initiatieven van deze actielijn zullen de toekomstige integratie vergemakkelijken. Een beter beheer van de informatie (bv. het kadaster, cultureel erfgoed, meertalige toegang tot informatie in de overheidssector) in deze landen is van vitaal belang voor het scheppen van een transparant juridisch kader alsmede het functioneren van de interne markt na de toetreding.

1.1. Experimenten met concrete projecten

De overheidssector verzamelt en produceert grote hoeveelheden informatie, waarvan een groot deel van belang is voor individuen en ondernemingen, en die als basismateriaal kan dienen voor informatiediensten met toegevoegde waarde die door de inhoudindustrie worden geproduceerd. Er zijn echter veel hinderpalen voor de omzetting van dit potentieel in bruikbare producten en diensten. Deze hinderpalen leiden tot onzekerheden, die op hun beurt leiden tot onvoldoende investeringen door zowel de openbare als de particuliere sector, waardoor het niveau van de diensten voor de gebruikers afneemt. Projecten die kunnen worden gebruikt als voorbeeld van goede praktijken en die het mogelijk maken om praktische problemen in openbare/particuliere partnerschappen te inventariseren, zullen helpen bij het rechttrekken van deze situatie. Deze projecten, die een ruime toegang tot informatie in allerlei talen op de mondiale netwerken zullen waarborgen, zullen partnerschappen tussen de openbare en de particuliere sector bevorderen, welke als katalysator voor verdere ontwikkelingen op dit gebied zullen fungeren.

In het kader van het programma Info 2000 zijn preliminaire acties gestart ter ondersteuning van een beperkt aantal proef- en demonstratieprojecten. Gegeven het enorme potentieel van dit gebied zullen de experimenten met openbare/particuliere partnerschappen die gericht zijn op de exploitatie van overheidsinformatie van Europees belang doorgaan. Binnen deze actielijn zal het gebruik van spraaktechnologietoepassingen bij de overheidsdiensten van de lidstaten en de instellingen van de Europese Unie worden bevorderd.

Met deze projecten zullen de belangrijkste hinderpalen voor de ontwikkeling van de interne markt op het gebied van overheidsinformatie worden aangepakt, zoals de mogelijke behoefte aan gemeenschappelijke normen (bv. wat vergaarmethodes betreft) of de behoefte aan een transparante prijsbepaling voor de toegang tot en het gebruik van overheidsinformatie in de diverse lidstaten. Dit moet worden verwezenlijkt op gebieden van algemeen belang, zoals het cultureel erfgoed, de volksgezondheid of educatieve toepassingen, maar ook op gebieden van meer commercieel belang, zoals geografische informatie, het bedrijfsleven, het milieu of het toerisme.

De toepassing van verschillende nieuwe technologieën (bv. mobiele toepassingen) zal worden aangemoedigd.

Voorts zal er binnen deze actielijn ruimte zijn voor projecten die banden tot stand brengen tussen de inhoudindustrieën en overheidsinstanties in de kandidaat-lidstaten, waardoor bruikbare overheidsinformatie voor bedrijven en burgers gemakkelijker beschikbaar wordt.

1.2. Het opzetten van Europese digitale gegevensverzamelingen

De proefprojecten zoals hierboven in punt 1.1 beschreven, bestrijken gewoonlijk een beperkt geografisch gebied binnen Europa. De aanwezigheid op mondiale netwerken van door de overheid verzamelde of beheerde informatie in de vorm van samenhangende, door een groot aantal Europese landen gedeelde gegevensbestanden, zal moeten worden gestimuleerd. Het ontbreken van volledige bestanden op Europees niveau vormt namelijk een van de hinderpalen voor de exploitatie van het inhoudpotentieel. Derhalve zal naast de experimentele projecten het opzetten van Europese gegevensverzamelingen worden gestimuleerd, via financiële steun, voor werkzaamheden aan pan-Europese metagegevens betreffende overheidsinformatie en via informatievergaringsprojecten die een significant aantal lidstaten van de Europese Unie omvatten. Dit zal gebeuren conform de Gemeenschapswetgeving inzake gegevensbescherming.

Een project betreffende de onderlinge verbinding en harmonisering van de formaten van de archieven van de nationale informatievergarende instanties zou hiervan een voorbeeld kunnen zijn.

Belangstelling en inzet van de partijen uit de overheads- en particuliere sector zullen beslissend zijn voor het selecteren van het type gegevens en de gebieden die aan bod moeten komen, alsmede de bijdrage van dergelijke projecten aan de verwezenlijking van initiatieven van algemeen belang op onder andere cultureel, educatief en sociaal gebied.

  • 2. 
    BEVORDERING VAN INHOUDPRODUCTIE IN EEN MEERTALIGE EN MULTICULTURELE OMGEVING

Een adequate ondersteuning voor een meertalige en cultuuroverschrijdende voorziening in en toegang tot informatie is een essentiële factor voor de ontwikkeling van een Europese massamarkt voor on-lineproducten en -diensten, en voor een verdere ontwikkeling van Europese inhoud in andere regio's. De technologische aspecten van dit proces komen ruimschoots aan bod binnen het vijfde kaderprogramma. Bij OTO-activiteiten komt echter niet het fundamentele punt aan bod van het omzetten van technologische vorderingen in grotere bedrijfscapaciteit en marktpenetratie, met inbegrip van nieuwe exportmogelijkheden.

Het programma zal acties bevorderen en steunen die ten doel hebben de samenwerking in de Europese inhoud- en taalindustrieën te bevorderen om zo het concurrentievermogen van beide sectoren te verbeteren. Deze acties liggen in het verlengde van de activiteiten onder het voorafgaande MLIS-programma, aangepast aan de behoeften van een steeds meer gedigitaliseerde en mondiale omgeving. Speciale aandacht zal worden besteed aan KMO's en startende bedrijven, aan gebruikersaspecten en aan minder gebruikte EU-talen en de talen van toetredende staten.

De projecten voor demonstratie en infrastructuur worden aangevuld met doelgerichte begeleidende acties die bedoeld zijn om informatie te verschaffen over de beste praktijken, uitwisselingen te bevorderen en voor meer bewustwording te zorgen, alsmede om een vermenging van industriële, beroepsmatige en nationale activiteiten op dit gebied aan te moedigen.

2.1. Het bevorderen van nieuwe partnerschappen en het gebruik van meertalige en multiculturele strategieën

Deze subactielijn heeft ten doel het concurrentievermogen te versterken en betere afzetmogelijkheden te scheppen voor de Europese inhoud- en taalindustrieën, met name KMO's en pas opgestarte bedrijven, waardoor de meertalige en multiculturele aanwezigheid van Europa op de mondiale netwerken wordt versterkt. Aan deze acties kan worden deelgenomen door:

  • actoren op het gebied van commerciële inhoud (scheppers, ontwerpers, verpakkers, verdelers) die hun aanbod (bv. portaalsites op het web, mobiele diensten) wensen te versterken en op nieuwe markten willen doordringen;
  • actoren op het gebied van bedrijfsinformatie die hun aanwezigheid in de sector elektronische handel (bv. webmarketing, detailhandel) willen vestigen of versterken.

Dergelijke acties behoren o.m. te omvatten:

  • projecten in verband met meertalige exploitatie van overheidsinformatie, in het verlengde van de eerste actielijn;
  • projecten die verbanden leggen tussen de kennis op de gebieden culturele creatie, educatie, marketing en technologie.

Inhoudaanbieders en -distributeurs uit de particuliere en openbare sector zullen worden gestimuleerd om in heel de ontwerp-, schrijf- en publicatieketen hun producten en diensten beschikbaar te stellen in meer talen. IT-verkopers en telecomexploitanten zullen worden aangemoedigd om platforms en leveringskanalen aan te bieden die meertalige informatietoegang en afgifte van aan de culturele criteria van de doelgemeenschappen beantwoordende inhoud mogelijk maken. De aanbieders van taaldiensten zullen worden aangemoedigd om hun aanbod af te stemmen op een expanderende klantenbasis in de inhoudindustrieën.

Genoteerd zij dat de taalaspecten van bijzonder belang zijn gelet op de grotere geografische spreiding van het programma in de landen van Midden- en Oost-Europa.

2.2. Versterking van de taalinfrastructuur

De beschikbaarheid van een adequate taalinfrastructuur is een vereiste voor het tijdig en kosteneffectief creëren, aan de klant aanpassen en exploiteren van meertalige inhoud. Het is de structurele basis voor elke continue internationalisatie- en localisatie-inspanning, vooral voor minder gebruikte talen, waar de markten dikwijls onvoldoende stimulansen geven. Versterking van de Europese taalinfrastructuur houdt het opzetten in van een open kader dat interoperabele meertalige hulpmiddelen omvat, waaronder meertalige glossaria, anthologieën, vertaalgeheugens en terminologieverzamelingen, alsmede daarmee geassocieerde hulpmiddelen, zoals computerondersteunde vertaling. Deze hulpmiddelen moeten worden samengevoegd tot op grote schaal toegankelijke depots, die dan door inhoudaanbieders en -distributeurs en door producenten van taaldiensten kunnen worden geëxploiteerd.

Deze subactielijn dient op een brede basis steunende inspanningen te omvatten, gericht op:

  • talencentra: het in een netwerk bijeenbrengen van regionale, nationale en onderwerp- of vakspecifieke datacentra, gekoppeld aan gebruikersvriendelijke zoekinstrumenten, on-lineverwijzings- en bemiddelingsdiensten, gebruikersadvies en het testen van taalhulpmiddelen, raamovereenkomsten en technische normen die de betrokken partijen uit de particuliere en de overheidssector in staat stellen bestaande en nieuwe hulpbronnen te delen en te hergebruiken;
  • experimenten met IT-instrumenten: integratie van praktijktests van op het internet gebaseerde programmatuur op het gebied van het beheer van inhoudlokalisatie en workflow; productie door samenwerking, gebruik en onderhoud van taalopslagplaatsen, meertalige opsporing en vergaring van digitale inhoud;
  • nieuwe hulpbronnen: totstandbrenging en transnationale verspreiding van nieuwe gegevensbestanden voor talen en onderwerpen waarvoor geen geschikte hulpbronnen bestaan en waarvoor de markten onvoldoende stimulansen hebben gegeven.

Projecten en andere acties uit hoofde van dit laatste punt moeten prioritair gericht zijn op minder gesproken talen van de Europese Unie en op de talen van de kandidaat-lidstaten. Specifieke, op de talen van de belangrijkste handelspartners van de Europese Unie afgestemde acties zijn mogelijk indien gerechtvaardigd door het communautair belang en exportmogelijkheden. Bovendien moet er worden voorzien in passende steun voor industriële opleiding in samenwerkingsverband om de huidige en te verwachten tekorten qua specialistische vaardigheden aan te vullen.

  • 3. 
    VERGROTING VAN DE DYNAMIEK OP DE DIGITALE-INHOUDMARKT

Fragmentatie van de digitale-inhoudmarkt en de daaruit voortvloeiende onzekerheden voor de marktspelers leiden vaak tot inertie en onderinvesteringen. Dit heeft een negatief effect op de economische groei en werkgelegenheid. Derhalve zijn ondersteuning van de ontwikkeling van een gemeenschappelijke visie, toegang tot beschikbare vormen van investeringskapitaal en één Europese aanpak voor het on line verhandelen van rechten voor multimediaproductie noodzakelijk om nieuwe initiatieven en investeringen aan te zwengelen en het algemene klimaat voor actoren op de digitale-inhoudmarkten te verbeteren.

3.1. Het overbruggen van de financieringskloof tussen de digitale-inhoudindustrieën en de kapitaalmarkten

De inhoudindustrieën ondervinden specifieke moeilijkheden wanneer zij toegang willen krijgen tot het investeringskapitaal dat nodig is om nieuwe toepassingen op het gebied van digitale inhoud te ontwikkelen en hun innovatievermogen te vergroten. Er moet corrigerend worden opgetreden om de toegang tot investeringskapitaal te verbeteren teneinde het volledige potentieel van de Europese digitale-inhoudindustrieën te mobiliseren en te verbeteren, in termen van valorisatie van de Europese culturele erfenis, bedrijfsmodellen, innovatieve toepassingen, mobiele multimedia, enz. Deze acties zullen andere communautaire programma's alsmede nationale initiatieven overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel aanvullen.

Om de uitwisseling van informatie en beste praktijken te bevorderen, worden deze acties toegespitst op ondersteuning van de verspreiding van de expertise die aanwezig is in bedrijfsuniversiteiten en opleidingscentra, en in de nieuwe economie op gebieden als management en administratieve vaardigheden, alsmede op inzet van voorzieningen voor afstandsonderwijs. Met de activiteiten, die een experimenteel karakter zullen hebben, wordt gezocht naar nieuwe wegen om ideeën en middelen bijeen te brengen.

3.2. Het verhandelen van rechten tussen actoren op de digitale-inhoudmarkt

Het verhandelen van rechten tussen houders van rechten, producenten van nieuwe digitale diensten en producten, en actoren in andere delen van de waardeketen, is van essentieel belang voor de ontwikkeling van de inhoudindustrieën. De effectiviteit en efficiency van de vereffening van multimediarechten hebben een sterk en direct effect op het functioneren van de inhoudindustrieën. De integratie en interoperatie van gedistribueerde gespecialiseerde vereffeningsdiensten op Europees niveau is gestimuleerd in het kader van Info 2000 via haalbaarheidsstudies en de ontwikkeling van prototypes, normen en proefsystemen. Verdere steun is nodig om tot een eengemaakte Europese benadering van rechtenvereffening te komen.

Centraal in toekomstige acties staan het uitbreiden van de proefprojecten voor multimediarechtenvereffening, steun voor de totstandbrenging van vereffeningscentra in Europa, en specifieke steunmaatregelen voor kandidaat-lidstaten, minder geavanceerde sectoren en specifieke toepassingen voor de overheidssector.

3.3. Ontwikkelen en delen van een gemeenschappelijke visie

Een visie op de toekomstige ontwikkelingen die door de partijen uit zowel de particuliere als de openbare sector wordt gedeeld, zal de onzekerheden doen afnemen en concrete initiatieven en investeringen versnellen. Permanente interactie tussen de marktspelers en de overheidspartijen zal een steeds belangrijker mechanisme worden ter bevordering van de ontwikkeling van het visievormingsproces. De regelmatige en consequente observatie van de ontwikkelingen op de convergerende inhoud- en talenmarkt in nauw contact met de marktdeelnemers zal de informatiebasis vormen die nodig is voor het actualiseren van het visievormingsproces.

De acties zijn gericht op het definiëren en verzamelen van relevante statistische gegevens, het identificeren en stimuleren van de beste Europese praktijken, en het ontwikkelen en bijwerken van een permanente benchmarking met derde landen.

De programma-uitvoering zal worden ondersteund door acties die gericht zijn op de verspreiding van de resultaten (bv. publicaties, internetsites, conferenties waarop projecten onder de aandacht worden gebracht) en strategische studies over opkomende marktfenomenen.

BIJLAGE II

INDICATIEVE VERDELING VAN DE UITGAVEN

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE III

WIJZE VAN TENUITVOERLEGGING VAN HET PROGRAMMA

  • 1. 
    De Commissie voert het programma uit in overeenstemming met de in bijlage I gespecificeerde technische inhoud.
  • 2. 
    Het programma wordt uitgevoerd door middel van werkzaamheden onder contract en waar mogelijk voor gezamenlijke rekening.
  • 3. 
    De selectie van projecten voor gezamenlijke rekening geschiedt normaliter via de gebruikelijke procedure van uitnodigingen tot het indienen van voorstellen die in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen worden bekendgemaakt. De inhoud van deze uitnodigingen wordt vastgesteld in nauw overleg met deskundigen terzake en overeenkomstig de procedures als bedoeld in artikel 5 van de beschikking. Het voornaamste criterium voor het verlenen van steun voor projecten via uitnodigingen tot het indienen van voorstellen is hun potentiële bijdrage tot de verwezenlijking van de doelstellingen van het programma.
  • 4. 
    De aanvragen om communautaire steun moeten, waar nodig, vergezeld gaan van een financieel plan waarin al de onderdelen van de financiering van de projecten, inclusief de van de Gemeenschap verlangde financiële steun, worden vermeld, naast alle andere verzoeken om of toekenning van steun uit andere bronnen.
  • 5. 
    De Commissie kan ook andere, meer flexibele, financieringsregelingen toepassen dan de uitnodiging tot het indienen van voorstellen teneinde de totstandbrenging van partnerschappen, vooral die waarbij KMO's en organisaties in minder ontwikkelde regio's betrokken zijn, of andere verkennende activiteiten in verschillende segmenten van de multimedia-inhoudmarkt te stimuleren. Deze regelingen zouden permanent kunnen worden toegepast.
  • 6. 
    De gedetailleerde regelingen voor de procedures als bedoeld in punt 3 worden uitgevoerd na overleg met het comité van artikel 4 van deze beschikking, volgens de regels van artikel 5 van deze beschikking in overeenstemming met het Financieel Reglement. Zij worden in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen bekendgemaakt.
  • 7. 
    Projecten die in het kader van studie- en dienstverleningscontracten volledig door de Commissie worden gefinancierd, worden in overeenstemming met de vigerende financiële voorschriften aanbesteed. Transparantie wordt bereikt door het werkprogramma te publiceren en aan geïnteresseerde instanties door te geven.
  • 8. 
    Met het oog op de uitvoering van het programma onderneemt de Commissie ook voorbereidende, begeleidende en ondersteunende acties ter verwezenlijking van de algemene doelstellingen van het programma en van de specifieke doelstellingen van elke actielijn. Het betreft activiteiten zoals studies en advies ter ondersteuning van het programma; preliminaire acties ter voorbereiding van toekomstige activiteiten; maatregelen die gericht zijn op het vergemakkelijken van deelname aan het programma alsmede het vergemakkelijken van toegang tot de in het kader van het programma geproduceerde resultaten; publicaties en activiteiten ter verspreiding, bevordering en exploitatie van resultaten: brochures, elektronische publicaties (cd-rom's, DVD, webaanwezigheid, enz.), deelname aan tentoonstellingen, het opstellen van persgerelateerd materiaal, enz.; analyse van mogelijke sociaal-economische gevolgen die verband houden met het programma; en ondersteunende acties zoals het verspreiden van het gebruik van normen voor digitale inhoud, en het stimuleren van de ontwikkeling van deskundigheid op Europees niveau.
  • 9. 
    Bij alle projecten die financiële steun genieten krachtens het programma moet op de producten worden vermeld dat er steun is ontvangen.

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.