Richtlijn 2000/65 - Wijziging van Richtlijn 77/388/EEG met betrekking tot de bepaling van degene die tot voldoening van de btw gehouden is

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 32000L0065

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

32000L0065

Richtlijn 2000/65/EG van de Raad van 17 oktober 2000 tot wijziging van Richtlijn 77/388/EEG met betrekking tot de bepaling van degene die tot voldoening van de belasting over de toegevoegde waarde gehouden is

Publicatieblad Nr. L 269 van 21/10/2000 blz. 0044 - 0046

Richtlijn 2000/65/EG van de Raad

van 17 oktober 2000

tot wijziging van Richtlijn 77/388/EEG met betrekking tot de bepaling van degene die tot voldoening van de belasting over de toegevoegde waarde gehouden is

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 93,

Gezien het voorstel van de Commissie(1),

Gezien het advies van het Europees Parlement(2),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité(3),

Overwegende hetgeen volgt:

  • (1) 
    De huidige regels die zijn vastgelegd in artikel 21 van de Zesde Richtlijn 77/388/EEG van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting - Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag(4), inzake de bepaling van de tot voldoening van de belasting gehouden persoon, leveren ernstige problemen op voor handelaren, met name de kleinere.
  • (2) 
    Richtlijn 76/308/EEG van de Raad van 15 maart 1976 betreffende de wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen die voortvloeien uit verrichtingen die deel uitmaken van het financieringsstelsel van het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw, alsmede van landbouwheffingen en douanerechten(5), Richtlijn 77/799/EEG van de Raad van 19 december 1977 betreffende de wederzijdse bijstand van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten op het gebied van de directe belastingen(6), en Verordening (EEG) nr. 218/92 van de Raad van 27 januari 1992 betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de indirecte belastingen (BTW)(7), voorzien in een regeling voor de wederzijdse bijstand tussen de lidstaten inzake de juiste vaststelling van de BTW en de invordering ervan.
  • (3) 
    In het verslag van de Commissie over de tweede fase van het SLIM-initiatief (eenvoudiger regelgeving voor de interne markt) wordt aanbevolen de mogelijkheden en de middelen te bestuderen om het in artikel 21 van Richtlijn 77/388/EEG voorziene stelsel van fiscale vertegenwoordiging te hervormen.
  • (4) 
    De enige wijziging die daadwerkelijk een aanzienlijke vereenvoudiging kan betekenen voor het gemeenschappelijke BTW-stelsel in het algemeen, en de bepaling van de tot voldoening van de belasting gehouden persoon in het bijzonder, bestaat erin dat de lidstaten de keuzemogelijkheid wordt ontnomen de aanwijzing van een fiscaal vertegenwoordiger verplicht te stellen.
  • (5) 
    De aanwijzing van een fiscaal vertegenwoordiger kan voortaan voor niet in het binnenland gevestigde belastingplichtigen slechts facultatief zijn.
  • (6) 
    Op grond van artikel 22 van Richtlijn 77/388/EEG kunnen de lidstaten aan niet in het binnenland gevestigde belastingplichtigen rechtstreeks dezelfde verplichtingen opleggen als aan wel in het binnenland gevestigde belastingplichtigen, waaronder de verplichtingen die op grond van artikel 22, lid 8, kunnen worden opgelegd.
  • (7) 
    Ten slotte kunnen niet in het binnenland gevestigde belastingplichtigen die onderdaan zijn van landen waarmee geen enkel rechtsinstrument is overeengekomen waarbij wederzijdse bijstand wordt geregeld zoals deze binnen de Gemeenschap is voorzien, nog steeds door de lidstaten worden verplicht een fiscaal vertegenwoordiger aan te wijzen die in hun plaats tot voldoening van de belasting is gehouden, of een gemachtigde.
  • (8) 
    De lidstaten kunnen nog steeds vrijelijk bepalen wie tot voldoening van de belasting bij invoer gehouden is.
  • (9) 
    De lidstaten kunnen nog steeds bepalen dat een ander dan de tot voldoening van de belasting gehouden persoon hoofdelijk verplicht is de belasting te voldoen.
  • (10) 
    Het is wenselijk artikel 10 van Richtlijn 77/388/EEG te verduidelijken ter voorkoming van bepaalde gevallen van belastingontwijking bij doorlopende verrichtingen die geen aanleiding geven tot van tevoren vastgestelde, opeenvolgende afrekeningen of betalingen.
  • (11) 
    Richtlijn 77/388/EEG moet bijgevolg worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Richtlijn 77/388/EEG wordt als volgt gewijzigd:

  • 1. 
    in artikel 10, lid 2, eerste alinea, wordt na de tweede zin de volgende zin ingevoegd:"De lidstaten kunnen bepalen dat in bepaalde gevallen doorlopende leveringen van goederen en verrichtingen van diensten die gedurende een zekere periode plaatsvinden, worden geacht ten minste eenmaal per jaar te zijn voltooid.";
  • 2. 
    in artikel 28 septies, lid 1 (waarin artikel 17, lid 2, 3 en 4 van dezelfde richtlijn wordt gewijzigd), en in artikel 17, lid 4, onder a), wordt "artikel 21, punt 1, onder a)" vervangen door "artikel 21, lid 1, onder a) en c)";
  • 3. 
    in artikel 28 quater, punt E. "Andere vrijstellingen", lid 3, vijfde streepje, wordt de zinsnede "artikel 21, punt 1, onder a), derde alinea" vervangen door: "artikel 21, lid 1, onder c)";
  • 4. 
    in artikel 28 octies (waarin artikel 21 van dezelfde richtlijn wordt vervangen), komt artikel 21 als volgt te luiden:

"Artikel 21

Tegenover de schatkist tot voldoening van de belasting gehouden personen

  • 1. 
    In het binnenlandse verkeer is de belasting over de toegevoegde waarde verschuldigd:
  • a) 
    door de belastingplichtige die een belastbare levering van goederen of een belastbare dienst verricht, met uitzondering van de onder b) en c) bedoelde gevallen.

Wanneer de belastbare levering van goederen of de belastbare dienst wordt verricht door een niet in het binnenland gevestigde belastingplichtige kunnen de lidstaten onder door henzelf vast te stellen voorwaarden bepalen dat de belasting verschuldigd is door degene voor wie de belastbare levering van goederen of de belastbare dienst wordt verricht;

  • b) 
    door de belastingplichtige ontvanger van een dienst als bedoeld in artikel 9, lid 2, onder e), of de voor BTW-doeleinden in het binnenland geregistreerde ontvanger van een in artikel 28 ter, punten C, D, E en F, bedoelde dienst, wanneer de dienst door een niet in het binnenland gevestigde belastingplichtige wordt verricht;
  • c) 
    door degene voor wie de belastbare levering van goederen is bestemd wanneer aan de volgende voorwaarden is voldaan:
  • de belastbare handeling is een levering van goederen die onder de voorwaarden van artikel 28 quater, punt E, lid 3, wordt verricht,
  • degene voor wie deze levering is bestemd, is een andere belastingplichtige of een niet-belastingplichtige rechtspersoon die voor BTW-doeleinden in het binnenland is geregistreerd,
  • de door de niet in het binnenland gevestigde belastingplichtige uitgereikte factuur is in overeenstemming met artikel 22, lid 3.

De lidstaten kunnen evenwel een afwijking van deze verplichting toestaan wanneer de niet op het grondgebied van het land gevestigde belastingplichtige in dat land een fiscaal vertegenwoordiger heeft aangewezen;

  • d) 
    door eenieder die de belasting over de toegevoegde waarde vermeldt op een factuur of een als zodanig dienstdoend document;
  • e) 
    door de persoon die een belastbare intracommunautaire verwerving van goederen verricht.
  • 2. 
    In afwijking van het bepaalde in lid 1 geldt het volgende:
  • a) 
    Indien degene die volgens lid 1 de belasting verschuldigd is, een niet in het binnenland gevestigde belastingplichtige is, kunnen de lidstaten hem de mogelijkheid geven een fiscaal vertegenwoordiger aan te wijzen als degene die in zijn plaats de belasting verschuldigd is. Deze mogelijkheid is afhankelijk van de voorwaarden en uitvoeringsbepalingen die iedere lidstaat vaststelt.
  • b) 
    Wanneer de belastbare handeling wordt verricht door een niet in het binnenland gevestigde belastingplichtige en er met het land van het hoofdkantoor of de vestiging van deze belastingplichtige geen rechtsinstrument van gelijke strekking is overeengekomen als in de Richtlijnen 76/308/EEG(8) en 77/799/EEG(9) en Verordening (EEG) nr. 218/92 van de Raad van 27 januari 1992 betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de indirecte belastingen (BTW)(10), kunnen de lidstaten bepalen dat een door deze belastingplichtige aangewezen fiscaal vertegenwoordiger tot voldoening van de belasting wordt gehouden.
  • 3. 
    In de in de leden 1 en 2 bedoelde situaties kunnen de lidstaten bepalen dat een andere persoon dan degene die tot voldoening van de belasting is gehouden, hoofdelijk verplicht is de belasting te voldoen.
  • 4. 
    Bij invoer is de belasting over de toegevoegde waarde verschuldigd door degene(n) die als zodanig door de lidstaat van invoer wordt (worden) aangewezen of erkend.";
  • 5. 
    in artikel 28 nonies (waarin artikel 22 van dezelfde richtlijn wordt vervangen), wordt artikel 22 als volgt gewijzigd:
  • a) 
    in lid 1, onder c), komt het eerste streepje als volgt te luiden:

"- iedere belastingplichtige, uitgezonderd die bedoeld in artikel 28 bis, lid 4, die in het binnenland leveringen van goederen of diensten verricht die recht op aftrek doen ontstaan, andere dan leveringen van goederen of diensten waarvoor uitsluitend de ontvanger, of degene voor wie de leveringen van goederen of diensten bestemd zijn, belasting verschuldigd is overeenkomstig artikel 21, lid 1, onder a), b) of c). Het staat de lidstaten evenwel vrij bepaalde in artikel 4, lid 3, bedoelde belastingplichtigen niet te registreren;";

  • b) 
    lid 7 komt als volgt te luiden:

"7. De lidstaten treffen de nodige maatregelen opdat de personen die, overeenkomstig artikel 21, leden 1 en 2, worden geacht tot voldoening van de belasting te zijn gehouden in plaats van een niet in het binnenland gevestigde belastingplichtige, de in dit artikel bedoelde verplichtingen inzake aangifte en betaling nakomen; zij treffen voorts de nodige maatregelen opdat de personen die, overeenkomstig artikel 21, lid 3, worden geacht hoofdelijk verplicht te zijn de belasting te voldoen, de in dit artikel bedoelde verplichtingen inzake betaling nakomen.";

  • 6. 
    niettegenstaande de punten 2, 3 en 5 van dit artikel wordt in heel de richtlijn:
  • a) 
    "artikel 21, punt 1..." vervangen door: "artikel 21, lid 1...";
  • b) 
    "artikel 21, punt 2..." of "artikel 21, lid 2..." vervangen door "artikel 21, lid 4...".

Artikel 2

  • 1. 
    De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 31 december 2001 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

  • 2. 
    De lidstaten delen de Commissie de tekst van de bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen, alsmede een concordantietabel voor de bepalingen van deze richtlijn en de nationale bepalingen.

Artikel 3

Deze richtlijn treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 4

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Luxemburg, 17 oktober 2000.

Voor de Raad

De voorzitter

  • L. 
    Fabius
  • (1) 
    PB C 409 van 30.12.1998, blz. 10.
  • (2) 
    PB C 219 van 30.7.1999, blz. 91.
  • (3) 
    PB C 116 van 28.4.1999, blz. 14.
  • (4) 
    PB L 145 van 13.6.1977, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2000/17/EG (PB L 84 van 5.4.2000, blz. 24).
  • (5) 
    PB L 73 van 19.3.1976, blz. 18. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij de Akte van Toetreding van 1994.
  • (6) 
    PB L 336 van 27.12.1977, blz. 15. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij de Akte van Toetreding van 1994.
  • (7) 
    PB L 24 van 1.2.1992, blz. 1.
  • (8) 
    PB L 73 van 19.3.1976, blz. 18. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij de Toetredingsakte van 1994.
  • (9) 
    PB L 336 van 27.12.1977, blz. 15. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij de Toetredingsakte van 1994.
  • (10) 
    PB L 24 van 1.2.1992, blz. 1.

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.