Richtlijn 1997/13 - Gemeenschappelijk kader voor algemene machtigingen en individuele vergunningen op het gebied van telecommunicatiediensten

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 31997L0013

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

31997L0013

Richtlijn 97/13/EG van het Europees Parlement en de Raad van 10 april 1997 betreffende een gemeenschappelijk kader voor algemene machtigingen en individuele vergunningen op het gebied van telecommunicatiediensten

Publicatieblad Nr. L 117 van 07/05/1997 blz. 0015 - 0027

RICHTLIJN 97/13/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 10 april 1997 betreffende een gemeenschappelijk kader voor algemene machtigingen en individuele vergunningen op het gebied van telecommunicatiediensten

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 57, lid 2, en de artikelen 66 en 100 A,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (2),

Volgens de procedure van artikel 189 B van het Verdrag (3),

  • (1) 
    Overwegende dat de resolutie van de Raad van 22 juli 1993 inzake het overzicht van de situatie in de telecommunicatiesector en de noodzaak voor verdere ontwikkeling op die markt (4), tezamen met de resolutie van de Raad van 22 december 1994 inzake het principe van en het tijdschema voor de liberalisering van telecommunicatie-infrastructuur (5), alsmede de resoluties van het Europees Parlement van respectievelijk 20 april 1993 (6), 7 april 1995 (7) en 19 mei 1995 (8), het proces van volledige liberalisering van telecommunicatiediensten en -infrastructuur uiterlijk op 1 januari 1998, met overgangsperiodes voor bepaalde lidstaten, hebben ondersteund;
  • (2) 
    Overwegende dat in de mededeling van de Commissie van 25 januari 1995 betreffende het overleg over het Groenboek inzake de liberalisering van telecommunicatie-infrastructuur en kabeltelevisienetwerken wordt bevestigd dat er behoefte bestaat aan voorschriften op het niveau van de Europese Gemeenschap om er zorg voor te dragen dat stelsels voor algemene machtigingen en individuele vergunningen op het evenredigheidsbeginsel worden gegrond en open, transparant en niet-discriminerend zijn; dat in de resolutie van de Raad van 18 september 1995 inzake de ontwikkeling van het toekomstig regelgevingskader voor de telecommunicatie (9) is onderkend dat de vaststelling, overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel, van gemeenschappelijke beginselen voor regelingen voor algemene machtigingen en individuele vergunningen in de lidstaten, die op categorieën van evenwichtige rechten en verplichtingen berusten, voor dit regelgevingskader in de Unie een sleutelfactor vormt; dat deze beginselen alle machtigingen dienen te bestrijken die voor het verstrekken van telecommunicatiediensten en voor de totstandbrenging en/of exploitatie van infrastructuren voor het verstrekken van telecommunicatiediensten worden vereist;
  • (3) 
    Overwegende dat voor algemene machtigingen en voor individuele vergunningen die door de lidstaten op het gebied van telecommunicatiediensten worden verleend een gemeenschappelijk kader tot stand dient te worden gebracht; dat volgens de Gemeenschapswetgeving, en in het bijzonder Richtlijn 90/388/EEG van de Commissie van 28 juni 1990 betreffende de mededinging op de markten voor telecommunicatiediensten (10), de toegang tot de markt slechts mag worden beperkt op basis van objectieve, niet-discriminerende, transparante en evenredige selectiecriteria die verband houden met de beschikbaarheid van schaarse hulpbronnen, dan wel op basis van de tenuitvoerlegging door nationale regelgevende instanties van objectieve, niet-discriminerende en transparante toewijzingsprocedures; dat Richtlijn 90/388/EEG ook beginselen behelst inzake onder meer vergoedingen, nummers en het recht van overpad; dat deze regels door de onderhavige richtlijn dienen te worden aangevuld en uitgewerkt, teneinde dit gemeenschappelijke kader vast te stellen;
  • (4) 
    Overwegende dat aan de machtigingen voorwaarden dienen te worden verbonden om ten behoeve van de telecommunicatiegebruikers doelstellingen van openbaar belang te bereiken; dat overeenkomstig de artikelen 52 en 59 van het Verdrag, de regelgeving op het gebied van telecommunicatie dient te sporen met de beginselen van vrijheid van vestiging en vrijheid van dienstverstrekking en rekening dient te houden met de noodzaak om de invoering van nieuwe diensten en de ruimschalige toepassing van technologische verbeteringen te bevorderen; dat daarom regelingen voor algemene machtigingen en individuele vergunningen in een regelgeving dienen te voorzien die een zo gering mogelijke belasting vormt, maar toch met de geldende eisen verenigbaar is; dat van de lidstaten niet mag worden verlangd machtigingsregelingen in te voeren of deze te handhaven, met name daar waar het verstrekken van telecommunicatiediensten of de totstandbrenging en/of exploitatie van telecommunicatienetwerken op de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn niet aan een dergelijke machtigingsregeling is onderworpen;
  • (5) 
    Overwegende dat deze richtlijn dan ook een belangrijke bijdrage zal leveren tot de komst van nieuwe exploitanten op de markten, in het perspectief van de ontwikkeling van de informatiemaatschappij;
  • (6) 
    Overwegende dat de lidstaten verschillende categorieën machtigingen kunnen vaststellen en verlenen; dat dit ondernemingen niet mag beletten het soort telecommunicatiedienst of -netwerk vast te stellen dat zij willen bieden, mits zij aan de relevante, in de regelgeving besloten liggende verplichtingen voldoen;
  • (7) 
    Overwegende dat, teneinde de weg voor het verlenen van telecommunicatiediensten in de gehele Gemeenschap te effenen, prioriteit dient te worden verleend aan regelingen betreffende markttoegang waarbij geen machtigingen worden vereist of die op algemene machtigingen berusten, in voorkomend geval aangevuld met rechten en verplichtingen waarvoor individuele vergunningen vereist zijn ten aanzien van de aspecten die niet voldoende door middel van algemene machtigingen kunnen worden geregeld;
  • (8) 
    Overwegende dat algemene machtigingen het mogelijk maken een dienst te exploiteren en een netwerk tot stand te brengen en/of te exploiteren zonder dat daarvoor een uitdrukkelijk besluit van de nationale regelgevende instantie vereist is; dat dergelijke algemene machtigingen ofwel gegeven kunnen worden in de vorm van een geheel van specifieke voorwaarden die vooraf in algemene termen zijn omschreven, zoals categorale vergunningen, dan wel een algemene wetgeving die de exploitatie van de dienst en de totstandbrenging en/of exploitatie van het betrokken netwerk mogelijk kunnen maken;
  • (9) 
    Overwegende dat de lidstaten de machtigingen aan voorwaarden kunnen verbinden teneinde te garanderen dat essentiële eisen in acht worden genomen; dat de lidstaten andere voorwaarden kunnen opleggen overeenkomstig de bijlage van deze richtlijn;
  • (10) 
    Overwegende dat aan machtigingen verbonden voorwaarden objectief dienen te worden gerechtvaardigd met betrekking tot de desbetreffende dienst en, niet-discriminerend, evenredig en transparant behoren te zijn; dat machtigingen het middel kunnen zijn voor toepassing van door de communautaire wetgeving vereiste voorwaarden, in het bijzonder op het gebied van "Open Network Provision";
  • (11) 
    Overwegende dat de harmonisatie van procedures die te maken hebben met de toekenning van machtigingen, alsmede de aan die machtigingen verbonden voorwaarden, de vrije verstrekking van telecommunicatiediensten in de Gemeenschap aanmerkelijk dient te vergemakkelijken;
  • (12) 
    Overwegende dat vergoedingen en heffingen die als onderdeel van machtigingsprocedures aan ondernemingen worden opgelegd, op objectieve, niet-discriminerende en transparante criteria dienen te berusten;
  • (13) 
    Overwegende dat de invoering van regelingen voor individuele vergunningen tot begrensde, vooraf omschreven situaties beperkt dient te blijven; dat de lidstaten het aantal individuele vergunningen voor de verschillende categorieën telecommunicatiediensten slechts mogen beperken, voorzover dit vereist is om het efficiënte gebruik van radiofrequenties te waarborgen, dan wel voor de tijd die nodig is om voldoende nummers beschikbaar te stellen overeenkomstig de communautaire wetgeving;
  • (14) 
    Overwegende dat het de lidstaten dient te worden toegestaan aan ondernemingen die openbare telecommunicatienetwerken leveren en telecommunicatiediensten verschaffen, wegens hun marktpositie specifieke voorwaarden op te leggen; dat de marktpositie van een onderneming wordt bepaald aan de hand van de richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake interconnectie op telecommunicatiegebied, wat betreft de waarborging van de universele dienst en van de interoperabiliteit door toepassing van de beginselen van Open Network Provision (ONP) (hierna "de interconnectierichtlijn" te noemen);
  • (15) 
    Overwegende dat telecommunicatiediensten een rol hebben te vervullen bij de versterking van de economische en sociale samenhang, onder meer door de bevordering van de totstandbrenging van universele dienstverstrekking met name in afgelegen, perifere, niet aan zee grenzende en rurale gebieden en op eilanden; dat het de lidstaten bijgevolg dient te worden toegestaan om via individuele vergunningen aan de vergunninghouders algemene dienstverplichtingen op te leggen; dat de verplichting om bij te dragen aan de financiering van de algemene dienstverlening op zich geen reden is om individuele vergunningen op te leggen;
  • (16) 
    Overwegende dat, teneinde het verlenen van individuele vergunningen te vergemakkelijken voor ondernemingen die dergelijke vergunningen in meer dan één lidstaat aanvragen, een "één-loket-procedure" moet worden ingesteld, ook wanneer het gaat om een algemene machtiging voor een kennisgevingsprocedure;
  • (17) 
    Overwegende dat de nationale regelgevende instanties in het kader van de één-staps-procedure zoveel mogelijk moeten streven naar verkorting van de termijnen voor het nemen van een besluit over individuele vergunningen voor het verstrekken van bepaalde categorieën van diensten waarmee ingespeeld wordt op commerciële behoeften;
  • (18) 
    Overwegende dat de "één-loket-procedure" wordt toegepast zonder afbreuk te doen aan nationale voorschriften inzake de in het kader van de verschillende procedures gehanteerde taal;
  • (19) 
    Overwegende dat in de onderhavige richtlijn reeds wordt voorzien in een zekere harmonisatie van de procedures; dat verdere harmonisatie wenselijk zou kunnen zijn teneinde een meer geïntegreerde telecommunicatiemarkt tot stand te brengen; dat deze mogelijkheid in het door de Commissie op te stellen verslag zou moeten worden beoordeeld;
  • (20) 
    Overwegende dat bij elke machtigingsregeling rekening dient te worden gehouden met de verwezenlijking van trans-Europese telecommunicatienetwerken als beoogd in titel XII van het Verdrag; dat de lidstaten er daartoe voor dienen te zorgen dat hun nationale regelgevende instanties, op verzoek van een onderneming die voornemens is in meer dan één lidstaat een telecommunicatiedienst te verstrekken of een telecommunicatienetwerk tot stand te brengen en/of te exploiteren, hun machtigingsprocedures waar mogelijk coördineren;
  • (21) 
    Overwegende dat ondernemingen in de Gemeenschap een daadwerkelijke en vergelijkbare toegang tot markten van derde landen dienen te krijgen en in een derde land een vergelijkbare behandeling dienen te genieten als die welke door de wetgeving van de Gemeenschap wordt geboden aan ondernemingen die volledig eigendom zijn van of via een meerderheidsparticipatie in bezit zijn van, of waarin daadwerkelijke zeggenschap wordt uitgeoefend door onderdanen van het betrokken derde land;
  • (22) 
    Overwegende dat er een comité dient te worden ingesteld om de Commissie bij te staan;
  • (23) 
    Overwegende dat het enerzijds nodig is om, gezien het in commercieel opzicht uitzonderlijk gevoelige karakter van de informatie die de nationale regelgevende instanties bij het afgeven, beheren, controleren en doen naleven van vergunningen kunnen verkrijgen, gemeenschappelijke beginselen vast te stellen die ten aanzien van de vertrouwelijkheid op deze nationale regelgevende instanties van toepassing zijn; dat anderzijds de leden van de Instellingen van de Gemeenschap, de leden van de comités, alsmede de ambtenaren en personeelsleden van de Gemeenschap krachtens de Gemeenschapswetgeving en inzonderheid artikel 214 van het Verdrag op dit gebied gehouden zijn inlichtingen die naar hun aard vallen onder de geheimhoudingsplicht en met name de inlichtingen betreffende de ondernemingen en hun handelsbetrekkingen of de bestanddelen van hun kostprijzen, niet openbaar te maken;
  • (24) 
    Overwegende dat de werking van deze richtlijn te gelegener tijd dient te worden herzien in het licht van de ontwikkeling van de telecommunicatiesector en van de trans-Europese netwerken, evenals in het licht van de ervaring die met de harmonisatieprocedure en de "één-loket-procedure" zoals vervat in deze richtlijn, is opgedaan;
  • (25) 
    Overwegende dat uitgaande van de volledige tenuitvoerlegging van een concurrentieel kader, de vaststelling van deze richtlijn een aanzienlijke bijdrage zal leveren tot de verwezenlijking van de essentiële doelstelling van de ontwikkeling van de interne markt op telecommunicatiegebied, en met name de vrije verstrekking van telecommunicatiediensten en -infrastructuur in de gehele Gemeenschap; dat de lidstaten, in het bijzonder via hun nationale regelgevende instanties, dit gemeenschappelijke kader ten uitvoer dienen te leggen;
  • (26) 
    Overwegende dat de richtlijn zowel van toepassing is op reeds verleende als op toekomstige machtigingen en dat bepaalde machtigingen voor perioden tot na 1 januari 1999 zijn verleend; dat de in dergelijke machtigingen voorkomende clausules die strijdig zijn met het Gemeenschapsrecht, met name clausules waarbij aan de houder van de machtiging bijzondere of exclusieve rechten worden toegekend, volgens de rechtspraak van het Hof van Justitie komen te vervallen op de in de betrokken communautaire maatregelen genoemde datum; dat de lidstaten de geldigheidsduur van andere rechten, waardoor de belangen van andere ondernemingen in de context van het Gemeenschapsrecht niet worden geschaad, wel kunnen verlengen om schadeclaims te voorkomen;
  • (27) 
    Overwegende dat verplichtingen in het kader van machtigingen die op de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn gelden en op 1 januari 1999 niet in overeenstemming met deze richtlijn zijn, in beginsel komen te vervallen; dat de Commissie de lidstaten desgewenst een verlenging van die termijn kan toestaan,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

TOEPASSINGSGEBIED, DEFINITIES EN BEGINSELEN

Artikel 1

Toepassingsgebied

  • 1. 
    Deze richtlijn betreft de procedures die samenhangen met de verlening van, en de voorwaarden die verbonden zijn aan, machtigingen voor de verstrekking van telecommunicatiediensten, daaronder begrepen machtigingen voor de totstandbrenging en/of de exploitatie van de voor het verlenen van die diensten benodigde telecommunicatienetwerken.
  • 2. 
    Deze richtlijn doet geen afbreuk aan de specifieke voorschriften die de lidstaten in overeenstemming met de communautaire regelgeving aannemen inzake de distributie van audiovisuele programma's voor het grote publiek en inzake de inhoud van die programma's. Zij doet evenmin afbreuk aan de maatregelen die de lidstaten nemen inzake defensie en de maatregelen die de lidstaten overeenkomstig de in het EG-Verdrag, en met name in de artikelen 36 en 56, erkende vereisten van algemeen belang nemen, met name inzake de openbare zedelijkheid, de openbare veiligheid met inbegrip van het onderzoek naar criminele activiteiten, en de openbare orde.

Artikel 2

Definities

  • 1. 
    In deze richtlijn wordt verstaan onder:
  • a) 
    "machtiging": iedere toestemming waarbij specifieke rechten en verplichtingen worden vastgelegd voor de telecommunicatiesector en waarbij ondernemingen wordt toegestaan telecommunicatiediensten te verstrekken en in voorkomend geval telecommunicatienetwerken voor het verstrekken van zulke diensten tot stand te brengen en/of te exploiteren, in de vorm van de in het hiernavolgende omschreven "algemene machtiging" of "individuele vergunning":
  • "algemene machtiging": iedere machtiging, ongeacht of deze voortvloeit uit een "categorale vergunning" dan wel uit algemene wetgeving en ongeacht of dergelijke regelgeving registratie vergt, waarbij de betrokken onderneming geen uitdrukkelijk besluit van de nationale regelgevende instantie behoeft te verkrijgen voordat zij de aan de machtiging ontleende rechten mag uitoefenen;
  • "individuele vergunning": een machtiging die door een nationale regelgevende instantie wordt verleend en waarbij aan een onderneming specifieke rechten worden verleend of waarbij de activiteiten van die onderneming aan specifieke verplichtingen worden onderworpen die in voorkomend geval de algemene machtiging aanvullen, en waarbij de onderneming niet gerechtigd is de desbetreffende rechten uit te oefenen alvorens zij het door de nationale regelgevende instantie genomen besluit heeft ontvangen;
  • b) 
    "nationale regelgevende instantie": een of meer instanties die van de telecommunicatieorganisaties juridisch onderscheiden en functioneel onafhankelijk zijn en die door een lidstaat zijn belast met het opstellen van en het toezicht op de naleving van machtigingen;
  • c) 
    "één-loket-procedure": een procedureregeling waarbij het verkrijgen van individuele vergunningen van, of, in het geval van een algemene machtiging en indien van toepassing, de kennisgeving aan, meer dan één nationale regelgevende instantie, wordt vergemakkelijkt door een op slechts één plaats afgehandelde gecoördineerde procedure;
  • d) 
    "essentiële eisen": niet-economische redenen van algemeen belang die een lidstaat ertoe kunnen bewegen voorwaarden vast te stellen voor de totstandbrenging en/of exploitatie van telecommunicatienetwerken of het verstrekken van telecommunicatiediensten. Deze redenen zijn beperkt tot de veiligheid van het exploiteren van het netwerk, het behoud van netwerkintegriteit en, in gerechtvaardigde gevallen, de interoperabiliteit van diensten, de bescherming van gegevens, de bescherming van het milieu en van planologische doelstellingen, alsook het doeltreffende gebruik van het frequentiespectrum en het vermijden van schadelijke interferentie tussen radiotelecommunicatiesystemen en andere, zich in de ruimte of op aarde bevindende technische systemen. Gegevensbescherming kan behelzen de bescherming van persoonsgegevens, het vertrouwelijke karakter van informatie die wordt doorgegeven of opgeslagen, alsook de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.
  • 2. 
    Andere, in Richtlijn 90/387/EEG van de Raad van 28 juni 1990 betreffende de totstandbrenging van de interne markt voor telecommunicatiediensten door middel van de tenuitvoerlegging van Open Network Provision (ONP) (11) en in de interconnectierichtlijn vervatte definities gelden, waar relevant, ook voor de onderhavige richtlijn.

Artikel 3

Beginselen waaraan machtigingen dienen te voldoen

  • 1. 
    Indien de lidstaten de verstrekking van een telecommunicatiedienst aan een machtiging onderwerpen, dienen dergelijke machtigingen en de daaraan te verbinden voorwaarden met de in de leden 2, 3 en 4 vervatte beginselen in overeenstemming te zijn.
  • 2. 
    Machtigingen mogen slechts de in de bijlage vermelde voorwaarden bevatten. Bovendien dienen dergelijke voorwaarden objectief te worden gerechtvaardigd in verband met de desbetreffende dienst, en dienen zij niet-discriminerend, proportioneel en doorzichtig te zijn.
  • 3. 
    De lidstaten dragen er zorg voor dat telecommunicatiediensten en/of telecommunicatienetwerken ofwel zonder machtiging, ofwel op basis van algemene machtigingen kunnen worden verstrekt, waar nodig aangevuld met rechten en verplichtingen die een individuele beoordeling van aanvragen vereisen en tot een of meer individuele vergunningen leiden. De lidstaten mogen slechts dan een individuele vergunning afgeven indien de begunstigde toegang tot schaarse materiële of andere hulpbronnen verkrijgt of indien deze aan bijzondere verplichtingen is onderworpen of bijzondere rechten geniet overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk III.
  • 4. 
    De lidstaten dienen hun machtigingsregelingen zodanig op te zetten en toe te passen dat het verstrekken van telecommunicatiediensten tussen lidstaten erdoor wordt vergemakkelijkt.

HOOFDSTUK II

ALGEMENE MACHTIGINGEN

Artikel 4

Aan algemene machtigingen verbonden voorwaarden

  • 1. 
    Indien de lidstaten de verstrekking van telecommunicatiediensten aan algemene machtigingen onderwerpen, mogen, in gerechtvaardigde gevallen, de in de punten 2 en 3 van de bijlage vervatte voorwaarden aan dergelijke machtigingen worden verbonden. Dergelijke machtigingen dienen te resulteren in een regeling welke een zo gering mogelijke belasting vormt, doch waarbij wordt gewaarborgd dat wordt voldaan aan de relevante, in de punten 2 en 3 van de bijlage vervatte essentiële eisen en andere eisen van algemeen belang.
  • 2. 
    De lidstaten dragen er zorg voor dat de aan algemene machtigingen verbonden voorwaarden op geëigende wijze zijn bekendgemaakt, zodat deze informatie voor belanghebbende partijen gemakkelijk toegankelijk is. In het staatsblad van de desbetreffende lidstaat en in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen dient naar de publicatie van deze informatie te worden verwezen.
  • 3. 
    De lidstaten mogen de aan een algemene machtiging verbonden voorwaarden in objectief gerechtvaardigde gevallen en op evenredige wijze wijzigen. Wanneer zij zulks doen, maken zij hun voornemen daartoe op geëigende wijze bekend en stellen zij de belanghebbende partijen in de gelegenheid hun oordeel over de voorgenomen wijzigingen te geven.

Artikel 5

Procedures voor algemene machtigingen

  • 1. 
    Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk III beletten de lidstaten een onderneming die aan de overeenkomstig artikel 4 aan een algemene machtiging verbonden geldende voorwaarden voldoet, niet om de voorgenomen telecommunicatiedienst en/of telecommunicatienetwerken te verstrekken.
  • 2. 
    De lidstaten kunnen eisen dat, alvorens de telecommunicatiedienst en/of het telecommunicatienetwerk wordt verstrekt, de onderneming die een algemene machtiging geniet, de nationale regelgevende instantie in kennis stelt van haar voornemen zulks te doen en over de desbetreffende dienst de informatie verstrekt die noodzakelijk is om te waarborgen dat aan de overeenkomstig artikel 4 gestelde voorwaarden wordt voldaan. Van de onderneming kan worden verlangd dat zij een wachttijd van ten hoogste vier weken in acht neemt, te rekenen vanaf de registratie van alle informatie die zoals bekendgemaakt overeenkomstig artikel 4 wordt verlangd, alvorens zij met de verstrekking van de onder de algemene machtiging begrepen diensten kan beginnen.
  • 3. 
    Wanneer de onderneming die een algemene machtiging geniet niet aan een overeenkomstig artikel 4 in een algemene machtiging vervatte voorwaarde voldoet, kan de nationale regelgevende instantie de desbetreffende onderneming meedelen dat zij niet gerechtigd is van de algemene machtiging gebruik te maken, en/of die onderneming proportionele specifieke maatregelen ter waarborging van de naleving opleggen. De nationale regelgevende instantie stelt tegelijkertijd de desbetreffende onderneming op redelijke wijze in de gelegenheid om over de toepassing van de voorwaarden haar oordeel te geven en om eventuele tekortkomingen te herstellen binnen een maand te rekenen vanaf het optreden van de nationale regelgevende instantie. Indien de desbetreffende onderneming de tekortkomingen herstelt, dient de nationale regelgevende instantie binnen twee maanden na haar eerste optreden haar besluit naar gelang van het geval in te trekken of te wijzigen en de redenen voor haar besluit te vermelden. Indien de desbetreffende onderneming de tekortkomingen niet herstelt, dient de nationale regelgevende instantie binnen twee maanden na haar eerste optreden haar besluit te bevestigen en de redenen voor dat besluit te vermelden. Het besluit wordt binnen één week nadat het is vastgesteld, aan de onderneming medegedeeld. De lidstaten voorzien in een procedure om bij een instantie die onafhankelijk is van de nationale regelgevende instantie, tegen dat besluit beroep aan te rekenen.
  • 4. 
    De lidstaten dragen er zorg voor dat de informatie met betrekking tot de procedures voor algemene machtigingen op geëigende wijze is bekendgemaakt zodat deze informatie gemakkelijk toegankelijk is. In het staatsblad van de desbetreffende lidstaat en in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen dient naar de publicatie van deze informatie te worden verwezen.

Artikel 6

Vergoedingen en heffingen voor algemene machtigingsprocedures

Ongeacht de financiële bijdragen aan de verstrekking van universele diensten overeenkomstig de bijlage, dragen de lidstaten er zorg voor dat iedere vergoeding die van ondernemingen als onderdeel van machtigingsprocedures wordt verlangd, uitsluitend is bedoeld om de administratiekosten te dekken die voortvloeien uit de afgifte, het beheer, de controle en het toezicht op de naleving van het toepasselijke stelsel voor algemene machtigingen. Deze vergoedingen dienen op geëigende wijze en met voldoende bijzonderheden te worden bekendgemaakt zodat deze informatie gemakkelijk toegankelijk is.

HOOFDSTUK III

INDIVIDUELE VERGUNNINGEN

Artikel 7

Toepassingsgebied

  • 1. 
    De lidstaten kunnen alleen voor de volgende doeleinden individuele vergunningen afgeven:
  • a) 
    om de vergunninghouder toegang te verlenen tot radiofrequenties of nummers;
  • b) 
    om de vergunninghouder bepaalde rechten te verlenen met betrekking tot de toegang tot openbare of tot particuliere grond;
  • c) 
    om de vergunninghouder verplichtingen en voorwaarden op te leggen inzake de verplichte aanbieding van voor het publiek beschikbare telecommunicatiediensten en/of openbare telecommunicatienetwerken, met inbegrip van de verplichting voor de vergunninghouder om algemene diensten aan te bieden en andere verplichtingen uit hoofde van de ONP-wetgeving;
  • d) 
    om de vergunninghouder, overeenkomstig de communautaire mededingingsvoorschriften, specifieke verplichtingen op te leggen indien deze bij de aanbieding van openbare telecommunicatienetwerken en de verstrekking van algemeen beschikbare telecommunicatiediensten een aanmerkelijke macht op de markt heeft, als omschreven in artikel 4, lid 3, van de interconnectierichtlijn.
  • 2. 
    In weerwil van het bepaalde in lid 1 kunnen individuele vergunningen verplicht worden gesteld voor het verstrekken van voor het publiek beschikbare spraaktelefoniediensten, het tot stand brengen en verstrekken van openbare telecommunicatienetwerken alsmede andere netwerken waarbij radiofrequenties worden gebruikt.

Artikel 8

Aan individuele vergunningen verbonden voorwaarden

  • 1. 
    De voorwaarden naast die voor algemene machtigingen welke in gerechtvaardigde gevallen aan individuele vergunningen kunnen worden verbonden, staan in de punten 2 en 4 van de bijlage.

Dergelijke voorwaarden hebben slechts betrekking op de in artikel 7 omschreven situaties die verlening van een dergelijke vergunning rechtvaardigen.

  • 2. 
    De lidstaten kunnen de voorwaarden van de toepasselijke algemene machtiging in de individuele vergunning opnemen, door alle in de bijlage genoemde voorwaarden aan de individuele vergunning te verbinden.

De rechten die worden verleend door en de voorwaarden die zijn verbonden aan enige algemene machtiging mogen door de verlening van een individuele vergunning niet beperkt of aangevuld worden, behalve in objectief gerechtvaardigde gevallen en op evenredige wijze, met name om verplichtingen weer te geven die verband houden met universele dienstverlening en/of de beheersing van een aanmerkelijke macht op de markt, dan wel om de verplichtingen weer te geven die overeenkomen met offertes die zijn gedaan in het kader van een procedure van openbare aanbesteding.

  • 3. 
    Onverminderd artikel 20 dragen de lidstaten er zorg voor dat informatie over de voorwaarden die aan enigerlei individuele vergunning worden verbonden, op geëigende wijze zijn bekendgemaakt, zodat deze informatie gemakkelijk toegankelijk is. In het staatsblad van de desbetreffende lidstaat en in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen dient naar deze bekendmaking te worden verwezen.
  • 4. 
    De lidstaten mogen de aan een individuele vergunning verbonden voorwaarden in objectief gerechtvaardigde gevallen en op evenredige wijze wijzigen. Wanneer zij zulks doen, maken zij hun voornemen daartoe op geëigende wijze bekend en stellen zij belanghebbende partijen in de gelegenheid hun oordeel over de voorgenomen wijzigingen te geven.

Artikel 9

Procedures voor verlening van individuele vergunningen

  • 1. 
    Indien een lidstaat individuele vergunningen verleent, draagt hij er zorg voor dat de informatie betreffende de procedures voor individuele vergunningen op geëigende wijze is bekendgemaakt zodat die informatie gemakkelijk toegankelijk is.

In het staatsblad van de desbetreffende lidstaat en in Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen dient naar deze bekendmaking te worden verwezen.

  • 2. 
    Indien een lidstaat voornemens is individuele vergunningen te verlenen:
  • geschiedt dit door middel van open, niet-discriminerende en transpararante procedures en door daartoe alle aanvragers aan dezelfde procedures te onderwerpen, tenzij er een objectieve reden voor het maken van onderscheid is,

en

  • stelt hij redelijke termijnen vast; de lidstaat dient, onder andere, zo spoedig mogelijk doch niet later dan zes weken nadat hij de aanvraag heeft ontvangen, aan de aanvrager een besluit over de aanvraag mede te delen. In de bepalingen die voor de tenuitvoerlegging van deze richtlijn worden aangenomen, mogen de lidstaten deze termijn tot vier maanden verlengen in objectief gerechtvaardigde gevallen die specifiek in die bepalingen worden omschreven. Met name in het geval van een procedure van openbare aanbesteding mogen de lidstaten deze termijn met maximaal vier maanden vij-3. Onverminderd artikel 10, lid 1, heeft iedere onderneming die aan de voorwaarden voldoet die door lidstaten zijn bepaald en bekendgemaakt overeenkomstig de relevante bepalingen van deze richtlijn, het recht om een individuele vergunning te ontvangen. Indien een onderneming die een individuele vergunning aanvraagt echter niet de informatie verstrekt die redelijkerwijs nodig is om aan te tonen dat zij voldoet aan de overeenkomstig de relevante bepalingen van deze richtlijn voorgeschreven voorwaarden, mag de nationale regelgevende instantie weigeren de individuele vergunning af te geven.
  • 4. 
    Wanneer de houder van een individuele vergunning niet voldoet aan een voorwaarde die in de vergunning is genoemd overeenkomstig de relevante bepalingen van deze richtlijn, kan de nationale regelgevende instantie de individuele vergunning intrekken, wijzigen of opschorten, dan wel proportionele specifieke maatregelen ter waarborging van de naleving opleggen. De nationale regelgevende instantie dient de desbetreffende onderneming op redelijke wijze in de gelegenheid te stellen om haar oordeel over de toepassing van de voorwaarden te geven en behalve bij herhaald in gebreke blijven van deze onderneming, in welk geval de nationale regelgevende instantie onmiddellijk de nodige maatregelen kan treffen om eventuele tekortkomingen te herstellen binnen een maand te rekenen vanaf het optreden van de nationale regelgevende instantie. Indien de desbetreffende onderneming de tekortkomingen herstelt, dient de nationale regelgevende instantie binnen twee maanden na haar eerste optreden haar besluit naar gelang van het geval in te trekken of te wijzigen en de redenen voor haar besluit te vermelden. Indien de desbetreffende onderneming de tekortkomingen niet herstelt, dient de nationale regelgevende instantie binnen twee maanden na haar eerste optreden haar besluit te bevestigen en de redenen voor dat besluit te vermelden. Het besluit wordt binnen één week nadat het is vastgesteld, aan de onderneming medegedeeld. De lidstaten voorzien in een procedure om bij een instantie die onafhankelijk is van de nationale regelgevende instantie, tegen dat besluit beroep aan te tekenen.
  • 5. 
    In geval van schadelijke interferentie tussen een telecommunicatienetwerk dat gebruik maakt van bepaalde radiofrequenties en andere technische systemen, kan de nationale regelgevende instantie onmiddellijk optreden om dat probleem te verhelpen. In zo'n geval wordt de desbetreffende onderneming vervolgens op redelijke wijze in de gelegenheid gesteld om haar oordeel kenbaar te maken en middelen voor te stellen om de schadelijke interferentie te verhelpen.
  • 6. 
    Lidstaten die weigeren een individuele vergunning te verlenen of die een individuele vergunning intrekken, wijzigen of opschorten, delen de desbetreffende onderneming de redenen daarvoor mede. De lidstaten voorzien in een geëigende procedure om bij een instantie die onafhankelijk is van de nationale regelgevende instantie, tegen dergelijke weigeringen, intrekkingen, wijzigingen of opschortingen beroep aan te tekenen.

Artikel 10

Beperking van het aantal individuele vergunningen

  • 1. 
    De lidstaten mogen het aantal individuele vergunningen voor de verschillende categorieën telecommunicatiediensten en voor de installatie en/of het bedrijf van telecommunicatie-infrastructuur slechts beperken voorzover dit vereist is om het efficiënte gebruik van radiofrequenties te waarborgen, dan wel voor de tijd die nodig is om voldoende nummers beschikbaar te stellen overeenkomstig de communautaire wetgeving.
  • 2. 
    Wanneer een lidstaat voornemens is het aantal verleende individuele vergunningen in overeenstemming met lid 1 te beperken, dient deze:
  • voldoende belang te hechten aan de noodzaak ervoor te zorgen dat de voordelen voor gebruikers zo groot mogelijk zijn en de ontwikkeling van concurrentie te bevorderen;
  • alle belanghebbende partijen in de gelegenheid te stellen hun oordeel over enige beperking kenbaar te maken;
  • zijn besluit om het aantal individuele vergunningen te beperken, bekend te maken onder vermelding van de redenen daarvoor;
  • de beperking met redelijke tussenpozen opnieuw te onderzoeken;
  • een oproep tot aanvragen voor vergunningen te doen.
  • 3. 
    De lidstaten dienen dergelijke individuele vergunningen te verlenen op basis van selectiecriteria die objectief, gedetailleerd, transparant, proportioneel en niet-discriminerend zijn. Bij elk van die selecties dient voldoende aandacht te worden geschonken aan de noodzaak om de ontwikkeling van concurrentie te bevorderen en ervoor te zorgen dat de voordelen voor gebruikers zo groot mogelijk zijn.

De lidstaten dragen er zorg voor dat informatie betreffende dergelijke criteria van te voren op geëigende wijze wordt bekendgemaakt, zodat deze informatie gemakkelijk toegankelijk is. In het staatsblad van de desbetreffende lidstaat dient naar de publicatie van deze informatie te worden verwezen.

  • 4. 
    Wanneer een lidstaat, hetzij op eigen initiatief, hetzij op verzoek van een onderneming, op het tijdstip van de inwerkingtreding van deze richtlijn, hetzij nadien, van oordeel is dat het aantal individuele vergunningen kan worden uitgebreid, dient hij dit bekend te maken en een oproep tot aanvragen voor bijkomende vergunningen te doen.

Artikel 11

Vergoedingen en heffingen voor individuele vergunningen

  • 1. 
    De lidstaten dragen er zorg voor dat iedere vergoeding die van ondernemingen als onderdeel van machtigingsprocedures wordt verlangd, uitsluitend strekt tot dekking van de administratiekosten die voortvloeien uit de afgifte van, het beheer van, de controle van en het toezicht op de naleving van de toepasselijke individuele vergunningen. De vergoedingen voor een individuele vergunning dienen in verhouding te staan tot het ermee gepaard gaande werk en op geëigende wijze en met voldoende bijzonderheden te worden bekendgemaakt, zodat deze informatie gemakkelijk toegankelijk is.
  • 2. 
    Indien gebruik moet worden gemaakt van schaarse hulpbronnen, kunnen de lidstaten, in weerwil van lid 1, hun nationale regelgevende instanties toestaan heffingen te innen om een optimaal gebruik van deze hulpbronnen te waarborgen. Die heffingen dienen niet-discriminerend te zijn en met name rekening te houden met de noodzaak de ontwikkeling van innovatieve diensten en concurrentie te bevorderen.

HOOFDSTUK IV

VERSTREKKING VAN TELECOMMUNICATIEDIENSTEN IN DE GEHELE GEMEENSCHAP

Artikel 12

Harmonisatie

  • 1. 
    Waar nodig worden de aan algemene machtigingen verbonden voorwaarden en de procedures voor algemene machtigingen geharmoniseerd.

De harmonisatie van deze voorwaarden en procedures dient erop gericht te zijn, een stelsel te ontwikkelen dat een zo gering mogelijke belasting vormt en tegelijkertijd waarborgt dat wordt voldaan aan de bepalingen van deze richtlijn, in het bijzonder de artikelen 3, 4 en 5, en aan de relevante essentiële eisen en andere eisen van algemeen belang zoals uiteengezet in de punten 1, 2 en 3 van de bijlage.

Harmonisatie dient er voorts op gericht te zijn, voor de houders van machtigingen tot een evenwichtig pakket van rechten en verplichtingen te komen.

  • 2. 
    De Commissie kent, overeenkomstig de procedure van artikel 16, mandaten toe aan de Europese Conferentie van PTT-administraties (CEPT)/Europees Comité voor regelgevingsaangelegenheden op het gebied van telecommunicatie (ECTRA), de CEPT/Europees Comité voor radiocommunicatie (ERC) of andere relevante harmonisatie-instanties. In deze mandaten worden de te verrichten taken en de categorieën te harmoniseren algemene machtigingen gedefinieerd en wordt een tijdschema vastgelegd voor het opstellen van de geharmoniseerde voorwaarden en procedures.
  • 3. 
    In het licht van de op basis van lid 2 verrichte werkzaamheden en onverminderd artikel 7 wordt overeenkomstig de procedure van artikel 17 een besluit genomen waarin wordt verklaard dat een geharmoniseerde algemene machtiging van toepassing is.

Artikel 13

De "één-loket-procedure"

  • 1. 
    Waar nodig en gezamenlijk met de CEPT/ECTRA en de CEPT/ERC doet de Commissie het nodige om te komen tot een "één-loket-procedure" voor individuele vergunningen en in het geval van algemene machtigingen, voor kennisgevingsprocedures, met inbegrip van passende regelingen voor de administratie daarvan, overeenkomstig de procedure van artikel 17. Informatie over een dergelijke "één-loket-procedure" wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.
  • 2. 
    De "één-loket-procedure" dient aan de volgende voorwaarden te voldoen:
  • a) 
    De procedure staat open voor alle ondernemingen die binnen de Gemeenschap telecommunicatiediensten wensen te exploiteren.
  • b) 
    Aanvragen en/of kennisgevingen kunnen ingediend c. q. gedaan worden en er worden een of meer lichamen aangewezen waar de aanvragen en/of kennisgevingen kunnen worden ingediend.
  • c) 
    In het geval van individuele vergunningen worden de aanvragen binnen zeven dagen na registratie door het lichaam waarbij de aanvragen werden ingediend, aan de betrokken nationale regelgevende instanties verstrekt.

In het geval van algemene machtigingen worden de kennisgevingen binnen twee werkdagen na registratie door de lichamen waaraan de kennisgevingen werden gedaan, aan de betrokken nationale regelgevende instanties verstrekt.

  • d) 
    In het geval van individuele vergunningen besluiten de betrokken nationale regelgevende instanties over de verlening van zo'n vergunning binnen de in artikel 9, lid 2, bedoelde termijn; zij delen dit besluit binnen één week mede aan de aanvrager en aan de lichamen waarbij de betreffende aanvraag werd ingediend.

In geval van een algemene machtiging neemt de nationale regelgevende instantie de in artikel 5, lid 2, bedoelde termijn in acht.

  • e) 
    Voor aanvragen voor individuele vergunningen en voor kennisgevingen door middel van de "één-loket-procedure" geldt het bepaalde in respectievelijk artikel 9 en artikel 5.
  • f) 
    De lichamen waar de aanvragen en/of kennisgevingen kunnen worden geregistreerd, brengen jaarlijks aan de Commissie verslag uit over het functioneren van de "één-loket-procedure", met inbegrip van informatie over weigeringen van aanvragen en over bezwaren tegen kennisgevingen.
  • g) 
    De bij de "één-loket-procedure" betrokken lichamen verbinden zich ertoe dezelfde graad van vertrouwelijkheid als omschreven in artikel 20, in acht te nemen.

HOOFDSTUK V

VERGUNNINGENCOMITÉ

Artikel 14

Instelling van het Vergunningencomité

De Commissie wordt bijgestaan door een comité, bestaande uit vertegenwoordigers van de lidstaten en voorgezeten door een vertegenwoordiger van de Commissie. Het comité draagt de naam "Vergunningencomité", hierna "het comité" genoemd.

Artikel 15

Uitwisseling van informatie

Waar nodig informeert de Commissie het comité over het resultaat van het op gezette tijden plaatsvindend overleg met de vertengwoordigers van telecommunicatieorganisaties, gebruikers, consumenten, fabrikanten, dienstverleners en vakbonden.

Voorts dient het comité, rekening houdende met het communautaire telecommunicatiebeleid, de uitwisseling van informatie te bevorderen, tussen de lidstaten onderling en tussen de lidstaten en de Commissie, over de stand en de ontwikkeling van de regelgevende werkzaamheden met betrekking tot het afgeven van machtigingen voor telecommunicatiediensten.

Artikel 16

Comitéprocedure nr. I (12*)

De vertegenwoordiger van de Commissie legt het comité een ontwerp voor van de te nemen maatregelen. Het comité brengt binnen een termijn die de voorzitter kan vaststellen naar gelang van de urgentie van de materie advies uit over dit ontwerp, zo nodig door middel van een stemming.

Het advies wordt in de notulen opgenomen; voorts heeft iedere lidstaat het recht te verzoeken dat zijn standpunt in de notulen wordt opgenomen.

De Commissie houdt zoveel mogelijk rekening met het door het comité uitgebrachte advies. Zij brengt het comité op de hoogte van de wijze waarop zij rekening heeft gehouden met zijn advies.

Artikel 17

Comitéprocedure nr. II b (13*)

De vertegenwoordiger van de Commissie legt het comité een ontwerp voor van de te nemen maatregelen. Het comité brengt advies uit over dit ontwerp binnen een termijn die de voorzitter kan vaststellen naar gelang van de urgentie van de materie. Het comité spreekt zich uit met de meerderheid van stemmen die in artikel 148, lid 2, van het Verdrag is voorgeschreven voor de aanneming van de besluiten die de Raad op voorstel van de Commissie dient te nemen. Bij de stemming in het comité worden de stemmen van de vertegenwoordigers van de lidstaten gewogen overeenkomstig genoemd artikel. De voorzitter neemt niet aan de stemming deel.

De Commissie stelt maatregelen vast die onmiddellijk van toepassing zijn. Indien deze maatregelen echter niet in overeenstemming zijn met het advies dat het comité heeft uitgebracht, worden zij onverwijld door de Commissie ter kennis van de Raad gebracht. In dat geval:

  • stelt de Commissie de toepassing van de maatregelen waartoe zij heeft besloten uit voor een periode van drie maanden vanaf de datum van kennisgeving;
  • kan de Raad binnen de in de voorgaande alinea genoemde termijn met een gekwalificeerde meerderheid van stemmen een andersluidend besluit nemen.

HOOFDSTUK VI

ALGEMENE EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 18

Derde landen

  • 1. 
    De lidstaten mogen de Commissie inlichten over moeilijkheden van algemene aard die organisaties uit de Gemeenschap de jure of de facto bij het verkrijgen van machtigingen en het werken met machtigingen in derde landen hebben ondervonden en die onder hun aandacht zijn gebracht.
  • 2. 
    Wanneer de Commissie van dergelijke moeilijkheden in kennis wordt gesteld, kan zij zo nodig aan de Raad voorstellen voor een passend mandaat doen met het oog op onderhandelingen over vergelijkbare rechten voor organisaties uit de Gemeenschap in die derde landen. De Raad besluit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen.
  • 3. 
    Overeenkomstig lid 2 getroffen maatregelen laten de krachtens de toepasselijke internationale overeenkomsten op de Gemeenschap en de lidstaten rustende verplichtingen onverlet.

Artikel 19

Nieuwe diensten

Onverminderd de bepalingen van de hoofdstukken II en III nemen de lidstaten, indien de verstrekking van een telecommunicatiedienst nog niet door een algemene machtiging wordt bestreken en indien die dienst en/of het netwerk niet zonder machtiging mag worden verstrekt, uiterlijk zes weken na ontvangst van een aanvraag voorlopige voorwaarden aan die de onderneming in staat stellen met de dienstverlening te beginnen of verwerpen zij de aanvraag en delen de betrokken onderneming de redenen daarvan mee. Zo spoedig mogelijk daarna nemen de lidstaten definitieve voorwaarden aan, of staan zij toe dat de betrokken dienst zonder machtiging wordt verleend, of vermelden zij de redenen waarom zij zulks weigeren. De lidstaten stellen een passende procedure vast voor het instellen van beroep bij een van de nationale regelgevende instantie onafhankelijk orgaan tegen weigeringen om voorlopige of definitieve voorwaarden vast te stellen, verwerpingen van aanvragen of weigeringen om de verlening van de betrokken dienst zonder machtiging toe te staan.

Artikel 20

Vertrouwelijkheid

  • 1. 
    Nationale regelgevende instanties maken geen informatie bekend die onder het beroepsgeheim valt, en met name geen informatie over ondernemingen, hun handelsbetrekkingen of de elementen van hun kostprijs.
  • 2. 
    Lid 1 laat het recht van nationale regelgevende instanties onverlet om informatie bekend te maken, indien dit noodzakelijk is voor de uitvoering van hun taak; bij de bekendmaking van informatie wordt evenwel proportioneel te werk gegaan en rekening gehouden met de rechtmatige belangen van ondernemingen inzake beveiliging van bedrijfsgeheimen.
  • 3. 
    Het bepaalde in lid 1 belet niet dat informatie wordt bekendgemaakt over vergunningsvoorwaarden die geen elementen van vertrouwelijke aard bevat.

Artikel 21

Kennisgeving

  • 1. 
    Naast de reeds uit hoofde van Richtlijn 90/388/EEG vereiste informatie verstrekken de lidstaten de Commissie de volgende inlichtingen:
  • de namen en adressen van de nationale instanties en lichamen die voor de verlening van nationale machtigingen bevoegd zijn;
  • gegevens over nationale machtigingsstelsels.
  • 2. 
    De lidstaten geven binnen een maand na de inwerkingtreding ervan kennis van de wijzigingen met betrekking tot de overeenkomstig lid 1 verstrekte inlichtingen.

Artikel 22

Op de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn reeds verleende machtigingen

  • 1. 
    De lidstaten doen al het nodige om machtigingen die op de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn reeds van kracht zijn, vóór 1 januari 1999 met de bepalingen van deze richtlijn in overeenstemming te brengen.
  • 2. 
    In de gevallen waarin toepassing van de bepalingen van deze richtlijn leidt tot wijzigingen in de voorwaarden van reeds verleende machtigingen, kunnen de lidstaten de geldigheidsduur verlengen van de andere voorwaarden dan de voorwaarden waarbij bijzondere of exclusieve rechten werden toegekend waaraan op grond van het Gemeenschapsrecht een eind is gemaakt of zal worden gemaakt, op voorwaarde dat die verlenging kan geschieden zonder dat de rechten van andere ondernemingen uit hoofde van het Gemeenschapsrecht, met inbegrip van deze richtlijn, worden geschaad. In dergelijke gevallen dienen de lidstaten de Commissie in kennis te stellen van de daartoe getroffen maatregelen en dienen zij deze maatregelen te rechtvaardigen.
  • 3. 
    Onverminderd lid 2 komen verplichtingen in op de datum van inwerkingtreding van de richtlijn reeds verleende machtigingen die op 1 januari 1999 niet in overeenstemming zijn gebracht met de bepalingen van deze richtlijn, te vervallen.

In gerechtvaardigde gevallen kan de Commissie de lidstaten op hun verzoek een langere termijn toestaan.

Artikel 23

Herzieningsprocedures

De Commissie stelt vóór 1 januari 2000 een verslag op dat aan het Europees Parlement en de Raad moet worden verstrekt en dat zo nodig vergezeld gaat van nieuwe wetgevingsvoorstellen. Dit verslag behelst tevens een beoordeling, aan de hand van de opgedane ervaring, van de noodzaak van verdere ontwikkeling van de regelgevingsstructuren met betrekking tot machtigingen, met name wat de harmonisatie van de procedures en het toepassingsgebied van individuele vergunningen, andere aspecten van de harmonisatie en trans-Europese diensten en netwerken betreft. Het verslag zal tevens voorstellen bevatten om de diverse comités voor communautaire wetgeving op telecommunicatiegebied te consolideren. Alle wijzigingen die nodig zijn om de inhoud van de bijlagen aan nieuwe technologische ontwikkelingen en geëigende praktische procedures aan te passen, komen in dit verslag eveneens aan de orde.

Artikel 24

Uitstel

Uitstel van de verplichtingen van de artikelen 3, lid 3, 7, 9, 10, lid 1, 12, 13 en 22 wordt toegekend aan de lidstaten die, volgens de resoluties van de Raad van 22 juli 1993 en 22 december 1994, voor de liberalisatie van telecommunicatiediensten over een aanvullende overgangsperiode beschikken, en wel voor de duur van de overgangsperiode en mits zij van een dergelijke overgangsperiode gebruik maken. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van hun voornemen om er gebruik van te maken.

Artikel 25

Tenuitvoerlegging van de richtlijn

De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden en maken de aan machtigingen verbonden voorwaarden en procedures bekend, teneinde zo spoedig mogelijk en uiterlijk op 31 december 1997 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar de onderhavige richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

Artikel 26

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 27

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 10 april 1997.

Voor het Europees Parlement

De Voorzitter

  • J. 
    M. GIL-ROBLES

Voor de Raad

De Voorzitter

  • A. 
    VAN DOK VAN WEELE
  • (1) 
    PB nr. C 90 van 27. 3. 1996, blz. 5, en

PB nr. C 291 van 4. 10. 1996, blz. 12.

  • (2) 
    PB nr. C 204, van 15. 7. 1996, blz. 17.
  • (3) 
    Advies van het Europees Parlement van 22 mei 1996 (PB nr. C 166 van 10. 6. 1996, blz. 78), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 9 december 1996 (PB nr. C 41 van 10. 2. 1997, blz. 48) en besluit van het Europees Parlement van 20 februari 1997 (PB nr. C 88 van 17. 3. 1997). Besluit van de Raad van 6 maart 1997.
  • (4) 
    PB nr. C 213 van 6. 8. 1993, blz. 1.
  • (5) 
    PB nr. C 379 van 31. 12. 1994, blz. 4.
  • (6) 
    PB nr. C 150 van 31. 5. 1993, blz. 39.
  • (7) 
    PB nr. C 109 van 1. 5. 1995, blz. 310.
  • (8) 
    PB nr. C 151 van 19. 6. 1995, blz. 479.
  • (9) 
    PB nr. C 258 van 3. 10. 1995, blz. 1.
  • (10) 
    PB nr. L 192 van 24. 7. 1990, blz. 10. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 96/19/EG (PB nr. L 74 van 22. 3. 1996, blz. 13).
  • (11) 
    PB nr. L 192 van 24. 7. 1990, blz. 1.

(12*) Procedure als omschreven in Besluit 87/373/EEG van de Raad van 13 juli 1987 tot vaststelling van de voorwaarden die gelden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (PB nr. L 197 van 18. 7. 1987, blz. 33).

BIJLAGE

VOORWAARDEN DIE AAN MACHTIGINGEN KUNNEN WORDEN VERBONDEN

  • 1. 
    Alle voorwaarden die verbonden worden aan machtigingen, moeten stroken met de mededingingsregels van het EG-Verdrag.
  • 2. 
    Voorwaarden die verbonden kunnen worden aan alle machtigingen, in gerechtvaardigde gevallen en overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel.

2.1. Voorwaarden die erop gericht zijn, de nakoming van relevante essentiële eisen te waarborgen.

2.2. Voorwaarden die verband houden met het verstrekken van de informatie die redelijkerwijs nodig is om de nakoming van de toepasselijke voorwaarden te controleren en om statistieken te kunnen opstellen.

2.3. Voorwaarden met het oog op het voorkomen van gedragingen die indruisen tegen de mededinging op de telecommunicatiemarkten, met inbegrip van maatregelen om te garanderen dat de tarieven niet-discriminerend zijn en niet leiden tot concurrentieverstoring.

2.4. Voorwaarden in verband met het doelmatig gebruik van de nummercapaciteit.

  • 3. 
    Specifieke voorwaarden die verbonden kunnen worden aan algemene machtigingen voor het verstrekken van voor het publiek beschikbare telecommunicatiediensten en het aanbieden van openbare telecommunicatienetwerken voor het verstrekken van dergelijke diensten, in gerechtvaardigde gevallen en overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel.

3.1. Voorwaarden in verband met de bescherming van de gebruikers en abonnees, in het bijzonder met betrekking tot:

  • voorafgaande goedkeuring door de nationale regelgevende instantie van het standaardabonnementscontract;
  • het voorzien in gedetailleerde en nauwkeurige facturering;
  • het voorzien in een procedure voor het oplossen van geschillen;
  • publicatie en adequate kennisgeving van wijzigingen in toegangsvoorwaarden, waaronder tarieven, kwaliteit en beschikbaarheid van de dienst.

3.2. Financiële bijdrage aan de universele dienstverlening in overeenstemming met het Gemeenschapsrecht.

3.3. Verstrekking van de informatie uit de gebruikersdatabasis die noodzakelijk is voor het leveren van universele "directory"-informatie.

3.4. Nooddiensten.

3.5. Speciale voorzieningen voor gehandicapten.

3.6. Voorwaarden met betrekking tot interconnectie van netwerken en interoperabiliteit van diensten, overeenkomstig de richtlijn betreffende interconnectie en de verplichtingen van het Gemeenschapsrecht.

  • 4. 
    Specifieke voorwaarden die verbonden kunnen worden aan individuele vergunningen, in gerechtvaardigde gevallen en overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel.

4.1. Bijzondere voorwaarden gekoppeld aan de toewijzing van nummerrechten (overeenstemming met nationale nummerstelsels).

4.2. Bijzondere voorwaarden in verband met het doeltreffende gebruik en het efficiënte beheer van radiofrequenties.

4.3. Bijzondere milieueisen en bijzondere planologische eisen, met inbegrip van voorwaarden in verband met het verlenen van toegang tot openbare of tot particuliere grond en voorwaarden in verband met het bijeenplaatsen en het delen van voorzieningen.

4.4. Maximale duur, die niet onredelijk kort mag zijn, met name teneinde een efficiënt gebruik van radiofrequenties of nummers te waarborgen of toegang tot openbare of tot particuliere grond te waarborgen, en onverminderd andere bepalingen met betrekking tot het intrekken of opschorten van vergunningen.

4.5. Verplichtingen tot universele dienstverlening overeenkomstig de interconnectierichtlijn en Richtlijn 95/62/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 1995 betreffende de toepassing van de beginselen van Open Network Provision (ONP) op spraaktelefonie (1).

4.6. Voorwaarden die van toepassing zijn op exploitanten die een aanmerkelijke macht op de markt hebben, als aangemeld door de lidstaten op grond van de richtlijn over interconnectie, teneinde interconnectie te kunnen waarborgen of een aanmerkelijke macht op de markt te kunnen controleren.

4.7. Voorwaarden in verband met eigendom, overeenkomstig het Gemeenschapsrecht of de verbintenissen van de Europese Unie ten aanzien van derde landen.

4.8. Eisen met betrekking tot de kwaliteit, de beschikbaarheid en het voortbestaan van de dienst of het netwerk, met inbegrip van de financiële, bestuurlijke en technische competentie van de aanvrager, en voorwaarden die een minimale exploitatietijd bepalen, met inbegrip, in voorkomend geval en in overeenstemming met het Gemeenschapsrecht, van de verplichte aanbieding van voor het publiek beschikbare telecommunicatiediensten en/of openbare telecommunicatienetwerken.

4.9. Specifieke voorwaarden in verband met de terbeschikkingstelling van huurlijnen, overeenkomstig Richtlijn 92/44/EEG van de Raad van 5 juni 1992 met het oog op de aanpassing aan een door concurrentie gekenmerkte context in de telecommunicatie (2).

Deze lijst van voorwaarden geldt onverminderd

  • alle andere wettelijke voorwaarden die niet specifiek zijn voor de telecommunicatiesector, en
  • maatregelen die door de lidstaten worden genomen overeenkomstig door het openbaar belang ingegeven vereisten welke zijn erkend bij het EG-Verdrag, inzonderheid de artikelen 36 en 56, meer specifiek wat betreft openbare zedelijkheid, openbare veiligheid, inclusief onderzoek naar criminele activiteiten, en openbare orde.
  • (1) 
    PB nr. L 321 van 30. 12. 1995, blz. 6.
  • (2) 
    PB nr. L 165 van 19. 6. 1992, blz. 27. Verordening gewijzigd bij Besluit 94/439/EG van de Commissie (PB nr. L 181 van 15. 7. 1994, blz. 40).

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.