Besluit 1997/803 - Tussentijdse herziening van Besluit 91/482/EEG betreffende de associatie van de landen en gebieden overzee met de EG

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 31997D0803

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

31997D0803

97/803/EG: Besluit van de Raad van 24 november 1997 tot tussentijdse herziening van Besluit 91/482/EEG betreffende de associatie van de landen en gebieden overzee met de Europese Gemeenschap

Publicatieblad Nr. L 329 van 29/11/1997 blz. 0050 - 0068

BESLUIT VAN DE RAAD van 24 november 1997 tot tussentijdse herziening van Besluit 91/482/EEG betreffende de associatie van de landen en gebieden overzee met de Europese Gemeenschap (97/803/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Besluit 91/482/EEG van de Raad van 25 juli 1991 betreffende de associatie van de landen en gebieden overzee met de Europese Gemeenschap (1), inzonderheid op artikel 240, lid 3,

Gelet op het op 20 december 1995 te Brussel ondertekende Intern Akkoord betreffende de financiering en het beheer van de steun van de Gemeenschap in het kader van het tweede financiële protocol bij de Vierde ACS-EG-Overeenkomst, hierna "Intern Akkoord" genoemd,

Gezien het voorstel van de Commissie (2),

Overwegende dat in artikel 240 van Besluit 91/482/EEG wordt bepaald dat de Raad vóór het verstrijken van de eerste periode van vijf jaar met eenparigheid van stemmen, op voorstel van de Commissie, de financiële steun van de Gemeenschap vaststelt voor de tweede periode van vijf jaar die door genoemd besluit wordt toegekend en de eventueel in de bepalingen ervan aan te brengen wijzigingen;

Overwegende dat de Raad bij het vaststellen van Besluit 96/109/EG van 29 januari 1996 betreffende met ingang van 1 maart 1995 toe te passen overgangsmaatregelen in het kader van de associatie van de landen en gebieden overzee met de Europese Gemeenschap (3) de nodige maatregelen heeft genomen om de continuïteit van de financiële steun te garanderen;

Overwegende dat de financiële steun voor de tweede periode van de toepassing van Besluit 91/482/EEG, die 165 miljoen ecu uit hoofde van het Achtste Europees Ontwikkelingsfonds, hierna het "Fonds" genoemd, en 35 miljoen ecu aan leningen van de Europese Investeringsbank, hierna de "Bank" genoemd, uit de eigen middelen, bedraagt, onveranderd kan worden gehandhaafd wat betreft de verschillende elementen van de niet-programmeerbare steun en overeenkomstig kan worden verhoogd voor de financiering van ontwikkelingsprojecten en -programma's uit hoofde van de indicatieve programma's van de diverse landen en gebieden overzee, hierna "LGO" genoemd;

Overwegende dat, overeenkomstig artikel 240, lid 3, van Besluit 91/482/EEG, de bevoegde autoriteiten van de LGO door kennisgeving in de vorm van memoranda of tijdens de bijeenkomsten in het kader van het partnerschap Commissie/lidstaat/LGO de Commissie kennis hebben gegeven van de door hen gewenste wijzigingen of aanvullingen; dat de Commissie vervolgens door middel van een mededeling aan de Raad betreffende de tussentijdse herziening van de associatie van de LGO met de Europese Gemeenschap diverse aanpassingen van deze associatie heeft voorgesteld; dat bij deze aanpassingen zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met bovengenoemde wensen, de ervaring van de Commissie in de eerste vijf jaar van de uitvoering van Besluit 91/482/EEG, de nieuwe fasen in de opbouw van de Europese Unie sinds 1991 en de onderhandelingen over de tussentijdse herziening van de Vierde ACS-EG-Overeenkomst van Lomé;

Overwegende dat de Raad bij Besluit 91/482/EEG de mogelijkheid heeft geopend de plaatselijke autoriteiten van de LGO te raadplegen door de oprichting van het partnerschap Commissie/lidstaat/LGO en dat uit de memoranda ter voorbereiding van de tussentijdse herziening van dit besluit is gebleken dat de plaatselijke autoriteiten hiervoor grote belangstelling hebben; dat het dan ook dienstig is de procedure voor het "partnerschap" te versterken door hen vanaf nu regelmatig te raadplegen;

Overwegende dat de betrokkenheid van de voor een land of gebied verantwoordelijke lidstaat van essentieel belang is voor dit partnerschap en er dus met de verantwoordelijke lidstaat nauw moet worden overlegd over alle onder het partnerschap vallende activiteiten;

Overwegende dat de instelling, bij Besluit 91/482/EEG, van de vrije toegang voor alle producten van oorsprong uit de LGO en de handhaving van de cumulatie van producten van oorsprong uit de ACS-staten en de producten van oorsprong uit de LGO geleid hebben tot de constatering dat twee communautaire doelstellingen met elkaar in botsing kunnen komen, namelijk de ontwikkeling van de LGO en het gemeenschappelijk landbouwbeleid; dat inderdaad ernstige verstoringen op de markt van de Gemeenschap voor bepaalde producten waarvoor een gemeenschappelijke marktordening geldt verscheidene malen hebben geleid tot het vaststellen van vrijwaringsmaatregelen; dat nieuwe verstoringen moeten worden voorkomen door maatregelen die de regelmaat van het handelsverkeer bevorderen en tegelijkertijd verenigbaar zijn met het gemeenschappelijk landbouwbeleid;

Overwegende dat de tussentijdse herziening van de Vierde ACS-EG-Overeenkomst van Lomé heeft geleid tot een aantal aanpassingen met het oog op een grotere samenhang en effectiviteit van de samenwerking, een betere bevordering van plaatselijke initiatieven via de gedecentraliseerde samenwerking, een nieuw accent op de ontwikkeling van handel en dienstverlening en een intensievere dialoog in het kader van de programmering van de middelen van het Fonds; dat deze aanpassingen ook wenselijk zijn in het kader van de LGO en dat Besluit 91/482/EEG dan ook in deze zin, mutatis mutandis, dient te worden aangepast;

Overwegende dat Besluit 91/482/EEG dient te worden aangevuld met verschillende bepalingen om beter rekening te kunnen houden met de menselijke dimensie van de associatie van de LGO met de Gemeenschap; dat dit geldt voor het in aanmerking laten komen van staatsburgers van de LGO voor een reeks programma's van de Gemeenschap die openstaan voor burgers van de Europese Unie; dat dit bovendien van toepassing is op de uiteindelijke erkenning van de in de LGO behaalde diploma's voor bepaalde beroepen,

BESLUIT:

Artikel 1

Besluit 91/482/EEG wordt als volgt gewijzigd:

  • A. 
    IN HET GEHELE BESLUIT
  • 1. 
    wordt de term "Europese Economische Gemeenschap" vervangen door "Europese Gemeenschap" en de afkorting "EEG" door "EG";
  • 2. 
    wordt de term "Raad van de Europese Gemeenschappen" vervangen door "Raad van de Europese Unie";
  • 3. 
    wordt de term "afgevaardigde" vervangen door "hoofd van de delegatie".
  • B. 
    EERSTE DEEL

ALGEMENE BEPALINGEN BETREFFENDE DE LGO-EG-SAMENWERKING

Artikel 2

  • 4. 
    Aan artikel 2 wordt de volgende alinea toegevoegd:

"Bij de steun voor de ontwikkelingsstrategieën van de LGO wordt zowel rekening gehouden met de oogmerken en prioriteiten van het samenwerkings- en ontwikkelingsbeleid van de Gemeenschap en van de betrokken lidstaten als met de ontwikkelingsstrategieën en -prioriteiten van de LGO.".

Artikelen 7, 8 en 9

  • 5. 
    De titel "Gedecentraliseerde samenwerking en partnerschap" wordt vervangen door de titel "Partnerschap".
  • 6. 
    De artikelen 7, 8 en 9 worden geschrapt.
  • C. 
    TWEEDE DEEL

SECTOREN VAN DE LGO-EG-SAMENWERKING

TITEL I

MILIEU

Artikel 16

  • 7. 
    Artikel 16 wordt als volgt gelezen:

"Artikel 16

De Gemeenschap verbindt zich voor wat haar betreft ertoe alles in het werk te stellen opdat de internationale overbrenging van gevaarlijke en ongevaarlijke alsmede radioactieve afvalstoffen algemeen onder controle blijft en benadrukt het belang van een doeltreffende internationale samenwerking op dat gebied.

De Gemeenschap verbiedt in dit verband elke rechtstreekse of onrechtstreekse uitvoer van deze afvalstoffen, met uitzondering van de uitvoer van ongevaarlijke afvalstoffen die bestemd zijn voor opwerkingsoperaties naar de LGO, terwijl de bevoegde autoriteiten van de LGO terzelfder tijd de rechtstreekse of onrechtstreekse invoer op hun grondgebied van deze uit de Gemeenschap of uit enig ander land herkomstige afvalstoffen verbieden, onverminderd de specifieke internationale verplichtingen die in de bevoegde internationale forums op die twee gebieden zijn aangegaan of in de toekomst zullen worden aangegaan.

De bevoegde autoriteiten van de LGO verbinden zich ertoe een stringente controle op de toepassing van bovenbedoelde verbodsmaatregelen te waarborgen.

  • 1. 
    Indien een LGO besloten heeft afvalstoffen ter behandeling naar een lidstaat uit te voeren, vormen deze bepalingen voor deze lidstaat geen beletsel om de behandelde afvalstoffen naar de LGO van oorsprong weder uit te voeren. In geval van wederuitvoer naar de LGO dient elke overbrenging vergezeld te gaan van een exemplaar van het begeleidend document, voorzien van het goedkeuringsstempel.
  • 2. 
    Onverminderd het bepaalde in punt 1 is ten aanzien van de Gemeenschap Verordening (EEG) nr. 259/93 van de Raad van 1 februari 1993 betreffende toezicht en controle op de overbrenging van afvalstoffen binnen, naar en uit de Europese Gemeenschap (*) van toepassing.

De bevoegde autoriteiten van de LGO die wegens hun constitutionele status geen partij bij het Verdrag van Bazel zijn, treffen zo spoedig mogelijk de interne juridische en bestuursrechtelijke maatregelen voor de toepassing van deze verbintenis.

  • 3. 
    Ten aanzien van de invoer in de Gemeenschap van gevaarlijke afvalstoffen uit de LGO alsmede van ongevaarlijke afvalstoffen die bestemd zijn om verwijderd te worden, zijn de artikelen 1 tot en met 12 en 25 tot en met 39 van Verordening (EEG) nr. 259/93 van toepassing.
  • 4. 
    In het kader van dit artikel worden onder "gevaarlijke afvalstoffen" verstaan de categorieën die worden genoemd in de bijlagen 1 en 2 bij het Verdrag van Bazel inzake de beheersing van de grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen en de verwijdering ervan.

Voor radioactieve afvalstoffen gelden de definities en drempels die in het kader van de Internationale Organisatie voor atoomenergie (IAEA) zullen worden vastgesteld. In afwachting daarvan gelden de definities en drempels die zijn gepreciseerd in bijlage VI.

(*) PB L 30 van 6. 2. 1993, blz. 1.".

TITEL V

INDUSTRIËLE ONTWIKKELING, FABRICAGE, BE- EN VERWERKING

Artikel 48

  • 8. 
    Artikel 48 wordt als volgt gelezen:

"Artikel 48

Op verzoek van de bevoegde autoriteiten van de LGO kunnen deze gebruik maken van de diensten van het Centrum van industriële ontwikkeling (CIO), als bedoeld in de artikelen 87 tot en met 98 van de Vierde Overeenkomst van Lomé, en waarvan de doelstellingen en activiteiten worden omschreven in hoofdstuk 1, of van de diensten van de in het kader van het communautaire beleid ten gunste van het bedrijfsleven opgerichte Euro-Info-correspondentiecentra (EICC's), waarvan de doelstellingen en activiteiten worden omschreven in hoofdstuk 2.

De eventuele kosten die zijn verbonden aan de bijstand van het CIO of de EICC's ten behoeve van de LGO die daarvan gebruik zouden maken, worden gefinancierd uit de middelen die in artikel 154 zijn uitgetrokken voor die van de drie zones waartoe de bewuste LGO behoren.".

  • 9. 
    Het volgende hoofdstuk wordt ingevoegd:

"Hoofdstuk 1

Het Centrum voor industriële ontwikkeling (CIO)".

"Artikel 48 bis

  • 10. 
    Het volgende artikel wordt ingevoegd:

"Artikel 48 bis

  • 1. 
    Het CIO draagt bij tot vestiging en versterking van industriële ondernemingen in de LGO, met name door het aanmoedigen van gezamenlijke initiatieven van het bedrijfsleven van de Gemeenschap en de LGO. Het gaat daarbij selectief te werk en legt de nadruk op mogelijkheden voor joint ventures en onderaanneming.
  • 2. 
    Het CIO:
  • a) 
    concentreert zich ter wille van de doeltreffendheid op de LGO welke:
  • i) 
    op grond van artikel 187, lid 3, onder b) en c), in hun indicatieve programma de industriële ontwikkeling of de particuliere sector in het algemeen voor steun hebben aangewezen;
  • ii) 
    van andere communautaire instellingen financiële bijdragen en bijstand hebben ontvangen voor het stimuleren en ontwikkelen van de particuliere en/of industriesector;
  • b) 
    ontplooit zijn activiteiten in het kader van de tenuitvoerlegging van steunprogramma's voor industriële ontwikkeling of voor de particuliere sector, welke door de onder a) bedoelde LGO voor hun indicatieve programma's zijn opgesteld;
  • c) 
    versterkt zijn activiteiten in de onder a) bedoelde LGO, vooral door de identificatie van projecten en projectontwikkelaars en het verstrekken van hulp bij de indiening van deze projecten bij de financieringsinstellingen;
  • d) 
    verleent prioriteit aan het zoeken naar ondernemers met levensvatbare industriële projecten van kleine tot middelgrote omvang en helpt de ondernemers bij de bevordering en uitvoering ervan, indien die projecten beantwoorden aan de behoeften van de LGO.
  • 3. 
    De Commissie, de Bank en het CIO houden in het kader van hun respectieve verantwoordelijkheden een operationele samenwerking in stand. Met het oog daarop en om te zorgen voor samenhang tussen de communautaire steunmaatregelen ten behoeve van de particuliere sector in het algemeen en de industriesector in het bijzonder in de in lid 2, onder a), bedoelde LGO, stelt de Commissie in overleg met de Bank en in samenwerking met het CIO steunprogramma's op voor genoemde sectoren met richtsnoeren voor de te volgen strategie.".

Artikel 48 ter

  • 11. 
    Het volgende artikel wordt ingevoegd:

"Artikel 48 ter

  • 1. 
    Het CIO voert de in artikel 48 bis vermelde taken uit en verleent daarbij voorrang aan projecten waarvan succes kan worden verwacht. Zijn werkzaamheden houden het volgende in:
  • a) 
    opsporen, onderzoeken, beoordelen en bevorderen van economisch levensvatbare industriële projecten in de LGO en een bijdrage leveren tot de tenuitvoerlegging van die projecten;
  • b) 
    het verrichten van studies en evaluaties voor een nauwkeurige bepaling van concrete mogelijkheden voor industriële samenwerking met de Gemeenschap, teneinde de industriële ontwikkeling van de LGO te bevorderen en de uitvoering van passende maatregelen te vergemakkelijken;
  • c) 
    het verstrekken van informatie, adviezen en specifieke deskundige technische bijstand, alsook het verrichten van uitvoerbaarheidsstudies, ter bespoediging van de oprichting en/of renovatie van industriële ondernemingen;
  • d) 
    het opsporen van potentiële partners van de LGO en van de Gemeenschap met het oog op mede-investeringen en het verlenen van bijstand voor de tenuitvoerlegging en follow-up;
  • e) 
    het inwinnen en verstrekken van informatie over mogelijke financieringsbronnen, het verlenen van bijstand bij het opstellen van de financieringsaanvraag en zo nodig het verlenen van bijstand bij het aanboren van deze bronnen voor de financiering van industrieprojecten in de LGO;
  • f) 
    het opsporen, verzamelen, beoordelen en verschaffen van informatie en advies over de verwerving, de aanpassing en de ontwikkeling van de geschikte industriële technologie in verband met specifieke projecten en eventueel het verlenen van bijstand voor de uitvoering van experimenten of demonstratieactiviteiten.
  • 2. 
    Het CIO kan, teneinde de verwezenlijking van zijn doelstellingen te vergemakkelijken, naast zijn hoofdactiviteiten nog andere werkzaamheden verrichten:
  • a) 
    het uitvoeren van studies, marktstudies en evaluaties en het bijeenbrengen en verspreiden van alle nuttige inlichtingen omtrent de voorwaarden en mogelijkheden van industriële samenwerking, met name het economische klimaat en de behandeling die potentiële investeerders kunnen verwachten, alsmede over de mogelijkheden voor levensvatbare industrieprojecten;
  • b) 
    het in passende gevallen bijdragen tot de bevordering van de afzet in eigen land en op de markten van de andere LGO, van de ACS-staten en van de Gemeenschap van be- en verwerkte producten uit de LGO, teneinde de optimale exploitatie van de gevestigde of geplande industriële capaciteit te bevorderen;
  • c) 
    het identificeren van industriële beslissingscentra, ontwikkelaars en vertegenwoordigers van het economische en financiële leven in de Gemeenschap en de LGO en het organiseren en vergemakkelijken van alle mogelijke vormen van contact en ontmoetingen tussen hen;
  • d) 
    het op grond van de door de autoriteiten van de LGO kenbaar gemaakte behoeften identificeren van de mogelijkheden voor industriële scholing, hoofdzakelijk op de werkplek, teneinde tegemoet te komen aan de behoeften van de reeds bestaande of geplande industriële ondernemingen in de LGO, en het zo nodig helpen bij de uitvoering van passende maatregelen;
  • e) 
    het verzamelen en verspreiden van alle bruikbare inlichtingen over de industriële mogelijkheden van de LGO en over de ontwikkeling van de industriesectoren in de Gemeenschap en in de LGO;
  • f) 
    het bevorderen van onderaanneming, alsook van de verbreiding en de consolidatie van regionale industrieprojecten.".
  • 12. 
    Het volgende hoofdstuk wordt ingevoegd:

"Hoofdstuk 2

De Euro-Info-correspondentiecentra (EICC's)".

  • 13. 
    Het volgende artikel wordt ingevoegd:

"Artikel 48 quater

De taken van de Euro-Info-correspondentiecentra (EICC's) ten aanzien van de LGO zijn:

  • informatie over de Gemeenschap verspreiden onder bedrijven van de LGO;
  • verzamelen en via de Euro-infocentra (EIC's) verspreiden van nuttige informatie voor de Europese KMO's;
  • beantwoorden van algemene, juridische, administratieve en statistische vragen van bedrijven uit de LGO over de Europese Unie;
  • beantwoorden van algemene, juridische, administratieve en statistische vragen van bedrijven uit de Europese Gemeenschap over de LGO.

Met het oog op een zo groot mogelijke wederkerigheid van informatie zorgt de Commissie ervoor dat de ondernemingen uit de Gemeenschap toegang hebben tot hetzelfde soort informatie en dezelfde bijstand en adviesdiensten betreffende de LGO als bedrijven uit de LGO wordt aangeboden door de Gemeenschap.

Per LGO kan slechts één correspondentiecentrum worden opgericht; elk correspondentiecentrum kan naar gelang van zijn behoefte en de beschikbare middelen onderafdelingen opzetten met het oog op een zo groot mogelijke verspreiding van informatie en dienstverlening.".

  • 14. 
    Het volgende artikel wordt ingevoegd:

"Artikel 48 quinquies

De volgende instrumenten en diensten staan ter beschikking van het correspondentiecentrum of kunnen worden aangeschaft zodat het zijn taken naar behoren kan vervullen:

  • a) 
    documentatie: lijst van documenten voor basisverzameling voor een bibliotheek (aan te schaffen); voorwaarden en kosten van aanschaf;
  • b) 
    een specifiek softwareprogramma (aan te schaffen) waarmee voor elke vraag een afzonderlijk dossier kan worden geopend en beheerd, en waarmee gezocht kan worden in voorgaande dossiers, bestaande documentatie en databanken;
  • c) 
    databanken: lijst van beschikbare databanken (tegen betaling); voorwaarden en kosten van aansluiting;
  • d) 
    opleiding: cursussen voor zelfstudie (aan te schaffen); tijdschema voor opleidingsactiviteiten (specifieke communautaire zaken, functioneren van het EIC); cursussen databank (tegen betaling); jaarlijkse conferentie voor alle EIC's en EICC's; de kosten voor al deze activiteiten komen ten laste van het EICC;
  • e) 
    toegang tot de voorlichtingsambtenaren van de centrale administratie voor vragen met betrekking tot informatie over de Gemeenschap;
  • f) 
    toegang tot de databank Capitalisation door middel van VANS: deze databank, die wordt gevoed door het EIC-netwerk, bevat voornamelijk vragen/antwoorden op het gebied van de Gemeenschap;
  • g) 
    elektronische post: het EICC krijgt toegang tot het systeem voor elektronische post, om precies te zijn, tot de specifieke omgeving van het EIC-netwerk.".
  • 15. 
    Het volgende artikel wordt ingevoegd:

Artikel 48 sexies

  • 1. 
    Het verzoek tot de oprichting van een correspondentiecentrum, evenals de keuze van de host-structuur voor het EICC, wordt door de bevoegde autoriteiten van de LGO aan de Commissie gericht, via de in artikel 222 bedoelde kanalen.
  • 2. 
    Er wordt een overeenkomst gesloten tussen het EICC en de Commissie, waarin met name wordt bepaald dat het correspondentiecentrum beschikt over voldoende personele, materiële en financiële middelen.
  • 3. 
    Op verzoek van de bevoegde autoriteiten van de LGO overeenkomstig de in het derde deel, titel III, van dit besluit bedoelde procedures kan een gedeeltelijke financiering worden verzorgd voor de host-structuur van het EICC in het kader van de uit hoofde van het territoriale of regionale indicatieve programma toegewezen subsidies.
  • 4. 
    Aan de hand van de volgende criteria kan een host-structuur voor het correspondentiecentrum worden geselecteerd:
  • de ervaring op het gebied van ondersteuning en advisering van het bedrijfsleven; een zakelijke ("business-oriented") benadering van de KMO's;
  • de mate waarin de structuur representatief is in het bedrijfsleven van de LGO die een EICC aanvragen;
  • kennis van Europese kwesties;
  • de bereidheid en het vermogen ervoor te zorgen dat de dienstverlening tussen de bedrijven van de LGO en de Gemeenschap wederkerig is;
  • mogelijkheden voor financiële autonomie;
  • de bereidheid in het correspondentiecentrum mensen op te nemen met een goede beheersing van Engels of Frans en informatica-ervaring;
  • het beschikbaar stellen van instrumenten voor informatica en communicatie overeenkomstig de opgegeven specificaties;
  • de verbintenis alle kleine en middelgrote ondernemingen zonder discriminatie naar status of sector te dienen, eventueel in samenwerking met de andere EIC's of EICC's van het netwerk.".

TITEL IX

ONTWIKKELING VAN HET DIENSTENVERKEER

Hoofdstuk 4

Vervoer, communicatie en informatica

Artikel 79

  • 16. 
    Aan artikel 79 wordt het cijfer "1" toegevoegd aan het begin van de eerste alinea en worden de volgende leden 2 en 3 toegevoegd:

"2. Met het oog op de bevordering en ontwikkeling van het maritieme handelsverkeer in de LGO kan in het kader van de tenuitvoerlegging van de samenwerking inzake ontwikkelingsfinanciering en binnen het bestek van de bestaande instrumenten speciaal aandacht worden besteed aan het vergemakkelijken en bevorderen van de toegang voor maritieme ondernemingen van de LGO tot de in het kader van het besluit beschikbare middelen, vooral met betrekking tot projecten en programma's die gericht zijn op verbetering van het concurrentievermogen van hun zeevervoersdiensten.

  • 3. 
    De Gemeenschap kan een bijdrage verlenen in de vorm van risicodragend kapitaal en/of EIB-leningen voor het financieren van projecten en programma's in de in dit artikel bedoelde sectoren.".

TITEL X

ONTWIKKELING VAN DE HANDEL

Artikel 84

  • 17. 
    Artikel 84 wordt als volgt gelezen:

"Artikel 84

Ter verwezenlijking van de in artikel 100 genoemde doelstellingen neemt de Gemeenschap maatregelen tot ontwikkeling van de handel vanaf het stadium van de conceptie tot het uiteindelijke stadium van de distributie van de producten.

Het doel hiervan is te bewerkstelligen dat de LGO optimaal profijt trekken van de bepalingen van dit besluit en dat zij onder zo gunstig mogelijke omstandigheden kunnen deelnemen aan de markten van de Gemeenschap en aan de binnenlandse, subregionale, regionale en internationale markten door diversificatie en vergroting in waarde en omvang van het goederen- en dienstenverkeer van de LGO.

Hiertoe verbinden de LGO en de Gemeenschap zich ertoe ervoor te zorgen dat, bij het opstellen van de indicatieve en regionale programma's waarin artikel 187 en andere desbetreffende bepalingen van dit besluit voorzien, bijzondere prioriteit wordt gegeven aan programma's voor ontwikkeling van de handel.".

Artikel 85

  • 18. 
    In artikel 85 worden de leden 1 en 2 als volgt gelezen:

"1. Naast de ontwikkeling van de handel tussen de LGO en de Gemeenschap wordt bijzondere aandacht besteed aan maatregelen om de autonomie van de LGO op te voeren en de regionale samenwerking op het gebied van handel en diensten te ontwikkelen.

  • 2. 
    In het kader van de instrumenten waarin dit besluit voorziet en overeenkomstig de desbetreffende bepalingen, bestrijken de op verzoek van de bevoegde autoriteiten van de LGO te treffen maatregelen met name de volgende terreinen:
  • steun bij het opstellen van passend macro-economisch beleid dat nodig is voor de ontwikkeling van de handel;
  • steun voor het uitwerken van passende wetten en regelingen of hervorming van de bestaande, alsmede voor de hervorming van de administratieve procedures;
  • totstandbrenging van samenhangende handelsstrategieën;
  • steun aan de LGO voor de ontwikkeling van hun interne bekwaamheden, hun informatiesystemen en het besef van de rol en het belang van handel in het economische ontwikkelingsproces;
  • steun voor versterking van de bij handel behorende infrastructuur en in het bijzonder ondersteuning van het streven van de LGO naar ontwikkeling en verbetering van de infrastructuur van de ondersteunende diensten, met inbegrip van vervoers en opslagfaciliteiten, om te zorgen voor hun daadwerkelijke deelneming aan de distributie van goederen en diensten en met het oog op vergroting van de uitvoer van de LGO;
  • optimale benutting van het menselijke potentieel en ontwikkeling van de vakbekwaamheid op het gebied van handel en diensten, in het bijzonder in de sectoren verwerking, afzet en distributie voor de markt van de Gemeenschap en de regionale en internationale markten;
  • steun voor de ontwikkeling van de particuliere sector en in het bijzonder aan kleine en middelgrote ondernemingen bij het zoeken naar en ontwikkelen van producten, afzetmarkten en op export gerichte joint ventures;
  • steun voor LGO-maatregelen die beogen particuliere investeringen en joint ventures te stimuleren en aan te trekken;
  • oprichting, aanpassing en uitbreiding, in de LGO, van organisaties voor de ontwikkeling van het handels- en dienstenverkeer, met speciale aandacht voor de bijzondere behoeften van de organisaties in de minst ontwikkelde LGO;
  • ondersteuning van het streven van de LGO naar kwaliteitsverbetering en aanpassing van hun producten aan de marktbehoeften en naar diversificatie van hun afzetgebieden;
  • steun voor de pogingen van de LGO om beter door te dringen op de markten van derde landen;
  • maatregelen op het gebied van de handelsontwikkeling, met name intensivering van de contacten en van de uitwisseling van informatie binnen het bedrijfsleven in de LGO, de ACS-staten, de lidstaten en derde landen;
  • steun aan de LGO voor de toepassing van moderne marketingtechnieken in sectoren en programma's die gericht zijn op de productie op gebieden als landbouw- en plattelandsontwikkeling.".

TITEL XI

CULTURELE EN SOCIALE SAMENWERKING

  • 19. 
    De titel "Culturele en sociale samenwerking" wordt vervangen door "Culturele en sociale samenwerking, volksgezondheid, de drugsverslaving en het witwassen van geld.".

Artikel 88

  • 20. 
    In de laatse zin van artikel 88 worden de woorden "en voeding" vervangen door "en strijd tegen drugsverslaving.".

Artikel 88 bis

  • 21. 
    Het volgende artikel wordt ingevoegd:

"Artikel 88 bis

  • 1. 
    De Gemeenschap erkent het belang dat de gezondheidssector heeft voor een duurzame en op eigen kracht steunende ontwikkeling van de LGO. Met de samenwerking wordt beoogd voor het grootst mogelijke aantal personen het recht op toegang tot een bevredigende gezondheidszorg te vergemakkelijken en aldus rechtvaardigheid en sociale gerechtigheid te bevorderen, het lijden te verlichten, de door ziekte en dood veroorzaakte economische druk te verlichten en de daadwerkelijke deelneming van de samenleving aan gezondheid- en welzijnbevorderende acties ten voordele van de bevolking te stimuleren.

Deze doelstellingen kunnen alleen worden verwezenlijkt door:

  • een systematische aanpak op lange termijn ter verbetering en versterking van de gezondheidssector,
  • het uitwerken van beleidslijnen en algemene nationale programma's voor de gezondheidssector,
  • een beter beheer en gebruik van het aanwezige menselijke, financiële en materiële potentieel.
  • 2. 
    Daartoe wordt via de samenwerking in deze sector gestreefd naar ondersteuning van functionele en levensvatbare gezondheidsdiensten die financieel gezien haalbaar, cultureel gezien aanvaardbaar, geografisch gezien toegankelijk en technisch gezien competent zijn. In dit verband wordt een geïntegreerde aanpak gestimuleerd voor de oprichting van gezondheidsdiensten met als uitgangspunt uitbreiding van de preventieve gezondheidszorg, verbetering van de curatieve gezondheidszorg en complementariteit tussen ziekenhuizen en eerstelijnsgezondheidszorg in overeenstemming met het beleid inzake de primaire gezondheidszorg.
  • 3. 
    Via de samenwerking in deze sector kan steun worden verleend aan:
  • verbetering en uitbreiding van de eerstelijnsgezondheidszorg alsook uitbreiding van de ziekenhuizen en onderhoud van de uitrusting die essentieel wordt geacht voor het goed functioneren van het gehele gezondheidswezen,
  • planning en beheer van de gezondheidssector met inbegrip van uitbreiding van de statistische dienstverlening, het opzetten van strategieën voor de financiering van de gezondheidssector op territoriaal, regionaal en districtsniveau; hierbij is het district het aangewezen niveau om de coördinatie van de eerstelijnsgezondheidszorg te ontwikkelen, de eerste specialistische hulp te bieden en de programma's voor de uitroeiing van algemeen verbreide ziekten uit te voeren,
  • activiteiten die erop gericht zijn de traditionele geneeskunde in de moderne gezondheidszorg te integreren,
  • programma's en strategieën voor de voorziening van geneesmiddelen die van essentieel belang zijn, met inbegrip van lokale productie-eenheden voor de bereiding van geneesmiddelen en consumptieproducten, rekening houdend met de traditionele geneesmiddelen, met name voor wat betreft het gebruik van geneeskrachtige kruiden, dat nader moet worden bestudeerd en ontwikkeld,
  • opleiding van personeel in het kader van een algemeen programma, met inbegrip van volksgezondheidsplanners, stafleden, beheersfunctionarissen en specialisten evenals personeel in het veld, zulks op basis van de feitelijke taken die op elk niveau moeten worden vervuld,
  • programma's en campagnes voor opleiding en voorlichting, inzake de uitroeiing van inheemse ziekten, de verbetering van de milieuhygiëne, de bestrijding van drugsgebruik, de overdraagbare ziekten en de andere bedreigingen van de volksgezondheid in het kader van de geïntegreerde gezondheidsstelsels,
  • uitbreiding van de onderzoekinstituten, faculteiten en gespecialiseerde scholen, met name op het gebied van de volksgezondheid, in de LGO.
  • 4. 
    De samenwerking heeft met name ten doel de doeltreffendheid van de beleidsvormen en maatregelen ter voorkoming van de productie en de distributie van en de handel in alle soorten drugs, verdovende middelen en psychotrope stoffen te versterken, evenals drugsmisbruik te voorkomen en te verminderen, daarbij rekening houdende met de door internationale instanties terzake verrichte werkzaamheden.
  • 5. 
    De samenwerking zal het volgende omvatten:
  • a) 
    opleiding, onderwijs, bevordering van de gezondheidszorg en reclassering van drugsverlaafden, waaronder ook steun aan projecten voor de wederopneming van drugsverslaafden in het arbeidsproces en de samenleving;
  • b) 
    maatregelen ter bevordering van alternatieve economische mogelijkheden, bijvoorbeeld programma's voor de alternatieve ontwikkeling van gebieden waar illegaal narcoticaplanten worden geteeld, in combinatie met doeltreffende dwangmaatregelen;
  • c) 
    technische, financiële en administratieve bijstand in verband met de uitoefening van toezicht op de handel in precursoren; het opstellen van normen die gelijkwaardig zijn aan die welke door de Gemeenschap en de betrokken internationale instanties, met name de gewezen Chemical Action Task Force, zijn opgesteld;
  • d) 
    technische, financiële en administratieve bijstand in verband met preventie, behandeling en vermindering van drugsmisbruik;
  • e) 
    technische bijstand bij, opleiding in en het opstellen van normen voor de voorkoming van het witwassen van geld; deze normen moeten gelijkwaardig zij aan die welke door de Gemeenschap en andere internationale organen, met name de Financial Action Task Force, zijn opgesteld;
  • f) 
    uitwisseling van desbetreffende informatie ter uitvoering van de punten a) tot en met e).".

TITEL XII

REGIONALE SAMENWERKING

Artikel 90

  • 22. 
    In artikel 90, lid 4, wordt de tweede alinea als volgt gelezen:

"Zij heeft ook betrekking op regionale samenwerking tussen de LGO, de ACS-staten, de overzeese departementen, de Canarische Eilanden, de Azoren en Madeira, overeenkomstig artikel 98. De voor de deelneming van de ACS-staten, de overzeese departementen, de Canarische Eilanden, de Azoren en Madeira nodige kredieten vormen een aanvulling op de kredieten die in het kader van dit besluit aan de LGO worden toegekend.".

Artikel 91

  • 23. 
    In artikel 91, lid 1, wordt het derde streepje als volgt gelezen:

"- een of meer LGO en een of meer ACS-staten, departementen overzee, de Canarische Eilanden, de Azoren en Madeira,".

Artikel 92

  • 24. 
    Artikel 92, lid 1, onder d), wordt als volgt gelezen:

"d) bespoediging van de economische diversificatie om het complementaire karakter van de producties te bevorderen, intensivering van de samenwerking en van de ontwikkeling binnen en tussen de regio's in de LGO, alsmede tussen deze regio's en de ACS-staten, departementen overzee, de Canarische Eilanden, de Azoren en Madeira;".

  • 25. 
    Artikel 92, lid 1, onder h), wordt als volgt gelezen:

"h) uitbreiding van de markten van de LGO door bevordering van het handelsverkeer tussen de LGO onderling, alsmede tussen deze en de ACS-staten en naburige derde landen of departementen overzee, de Canarische Eilanden, de Azoren en Madeira;".

  • 26. 
    Artikel 98, lid 1, wordt als volgt gelezen:

"1. In het kader van de regionale samenwerking zal bijzondere aandacht worden besteed aan de bespoediging van de economische diversificatie om het complementaire karakter van de producties te bevorderen, en intensivering van de samenwerking en van de ontwikkeling binnen en tussen de verschillende landen, vooral ACS-staten, LGO, de Canarische Eilanden, de Azoren en Madeira.".

In artikel 98 wordt de inleidende zin van lid 3 als volgt gelezen:

"3. In het kader van haar bevoegdheden inzake het beheer van het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) enerzijds en het beheer van de structuurfondsen anderzijds, en overeenkomstig de respectieve ontvankelijkheidsregels van deze fondsen, zal de Commissie ervoor zorgen dat de LGO (EOF), de overzeese departementen, de Canarische Eilanden, de Azoren en Madeira (structuurfondsen) en de ACS-staten (EOF) uit hoofde van regionale projecten of programma's die de LGO of ACS-staten van eenzelfde zone gemeenschappelijk hebben, voor de steun uit de communautaire fondsen in aanmerking komen, voor zover en naarmate:".

  • D. 
    DERDE DEEL

DE INSTRUMENTEN VAN DE LGO-EG-SAMENWERKING

TITEL I

COMMERCIËLE SAMENWERKING

Hoofdstuk 1

Algemene handelsregeling

Artikel 101

  • 27. 
    Artikel 101 wordt als volgt gewijzigd:
  • lid 1 wordt als volgt gelezen:

"1. Producten van oorsprong uit de LGO mogen vrij van invoerrechten in de Gemeenschap worden ingevoerd.";

  • lid 3, eerste streepje, wordt als volgt gelezen:

"- op landbouwproducten van bijlage II van het Verdrag noch op producten die vallen onder Verordening (EG) nr. 3448/93 van de Raad van 6 december 1993 tot vaststelling van de handelsregeling voor bepaalde, door verwerking van landbouwproducten verkregen goederen (*).

(*) PB L 318 van 20. 12. 1993, blz. 18.";

  • de leden 4 en 5 worden geschrapt.

Artikel 102

  • 28. 
    Artikel 102 wordt als volgt gelezen:

"Artikel 102

Onverminderd de artikelen 108 bis en 108 ter past de Gemeenschap bij de invoer van producten van oorsprong uit de LGO geen kwantitatieve beperkingen, noch maatregelen van gelijke werking toe.".

Artikel 108

  • 29. 
    Artikel 108, lid 1, wordt als volgt gelezen:

"1. Voor de toepassing van dit hoofdstuk en onverminderd de bepalingen van lid 2 en van de artikelen 108 bis en 108 ter:

  • zijn het begrip "producten van oorsprong" en de desbetreffende methoden van administratieve samenwerking omschreven in bijlage II;
  • zijn de voorwaarden voor toelating in de Gemeenschap van producten die niet van oorsprong uit de LGO zijn en die zich in een LGO in het vrije verkeer bevinden, alsmede de desbetreffende methoden van administratieve samenwerking omschreven in bijlage III.".
  • 30. 
    Artikel 108, lid 2, wordt als volgt gelezen:

"2. a) De Raad spreekt zich met eenparigheid van stemmen, op voorstel van de Commissie, uit over de aanpassing van de regels van oorsprong in bijlage II voor de producten die van bijzonder belang zijn voor de huidige en toekomstige ontwikkeling van de LGO, teneinde in het licht van de in artikel 3, onder r), en artikel 132, lid 1, van het Verdrag genoemde doelstellingen tegemoet te komen aan de specifieke problemen in verband met de economische en geografische structuur van de LGO.

  • b) 
    Tot de datum waarop dit besluit verstrijkt:
  • is de cumulatie van oorsprong tussen de LGO en de ACS-staten voor rijst en suiker (GS-posten 1006, 1701, 1702, 1703 en 1704) zoals voorzien in de artikelen 108 bis en 108 ter, van toepassing vanaf de inwerkingtreding van het herziene besluit;
  • is de cumulatie van oorsprong tussen de LGO en de ACS-staten voor de overige producten van de hoofdstukken 1 tot en met 24 van het geharmoniseerde systeem niet langer van toepassing vanaf de datum van inwerkingtreding van de volgens de onder a) vastgestelde procedure verrichte aanpassingen van de oorsprongregels.
  • c) 
    Elke andere wijziging van de bijlagen II en III wordt op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen door de Raad vastgesteld.".

Lid 3 wordt geschrapt.

Artikel 108 bis

  • 31. 
    Het volgende artikel wordt ingevoegd:

"Artikel 108 bis

  • 1. 
    Voor de producten van GS-post 1006 wordt, onverminderd eventuele verhogingen als bedoeld in de leden 2 en 3, de oorsprongscumulatie ACS/LGO als bedoeld in artikel 6 van bijlage II toegestaan binnen een totale jaarhoeveelheid van 160 000 ton gedopterijstequivalenten, waaronder begrepen het in de Vierde Overeenkomst van Lomé vastgestelde tariefcontingent voor rijst van oorsprong uit de ACS-staten.

Hiertoe wordt de afgifte van invoervergunningen met het oog op een evenwichtiger marktbeheer over meerdere vooraf bepaalde perioden van het jaar gespreid.

Een eerste reeks invoervergunningen, ten belope van 35 000 ton gedopterijstequivalenten, wordt telkens in januari aan de LGO toegekend. Voorzover de ACS-staten niet werkelijk gebruik zouden maken van hun mogelijkheden tot rechtstreekse uitvoer in het kader van het in de eerste alinea vermelde contingent, kan de invoer uit de LGO stijgen tot het in de eerste alinea vermelde niveau van 160 000 ton - de hierboven genoemde 35 000 ton daaronder begrepen -, onverminderd de eventuele verhogingen als bedoeld in de leden 2 en 3.

  • 2. 
    De Commissie kan, volgens de procedure van artikel 22 van Verordening (EG) nr. 3072/95, de in lid 1 vermelde hoeveelheid met ten hoogste 20 000 ton gedopterijstequivalenten verhogen, indien zij in april, en zodra zij voldoende zicht heeft op het lopende communautaire verkoopseizoen, vaststelt dat de communautaire markt daardoor niet zal worden verstoord.
  • 3. 
    Indien de Commissie vanaf 1 augustus vaststelt dat er op de communautaire markt een duidelijk tekort aan Indica-rijst dreigt, kan zij, in afwijking van de leden 1 en 2 en volgens de gebruikelijke procedure voor het marktbeheer, de bovenvermelde hoeveelheden verhogen.
  • 4. 
    Voor de toepassing van de in de leden 1, 2 en 3 bedoelde ACS/LGO-cumulatieregels wordt de verwerking tot volwitte en halfwitte rijst als voldoende beschouwd om een product LGO-oorsprongskarakter te verlenen.
  • 5. 
    De uitvoeringsbepalingen worden door de Commissie volgens dezelfde procedure vastgesteld.
  • 6. 
    De in de voorgaande leden genoemde hoeveelheden mogen niet naar het volgende jaar worden overgedragen.".

Artikel 108 ter

  • 32. 
    Het volgende artikel 108 ter wordt ingevoegd:

"Artikel 108 ter

  • 1. 
    Voor de producten van de GS-posten 1701, 1702, 1703 en 1704 wordt de oorsprongscumulatie ACS/LGO als bedoeld in artikel 6 van bijlage II toegestaan ten belope van een jaarhoeveelheid van 3 000 ton suiker.
  • 2. 
    Voor de toepassing van de in lid 1 bedoelde ACS/LGO-cumulatieregels wordt persing tot suikerklontjes of kleuring als voldoende beschouwd om een product LGO-oorsprongskarakter te verlenen.
  • 3. 
    De in lid 1 bedoelde hoeveelheid mag niet naar het volgende jaar worden overgedragen.".
  • 33. 
    Hoofdstuk 2 wordt geschrapt:

TITEL II

SAMENWERKING OP HET GEBIED VAN GRONDSTOFFEN

Hoofdstuk 1

Stabilisatie van de exportopbrengsten van landbouwgrondstoffen (Stabex)

Artikel 115

  • 34. 
    In artikel 115, lid 1:
  • wordt punt 24 als volgt gelezen:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

  • wordt het volgende punt ingevoegd:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Artikel 121

  • 35. 
    Aan artikel 121 wordt het volgende lid toegevoegd:

"5. Na de verlaging bedoeld in lid 2 kan de transfergrondslag naar aanleiding van een tekort aan uit hoofde van het systeem beschikbare middelen niet verder worden verlaagd indien voor de minst ontwikkelde LGO de transfergrondslag door verlaging op grond van lid 2 lager is dan 0,5 miljoen ecu.".

Artikel 129

  • 36. 
    Artikel 129 wordt als volgt gelezen:

"Artikel 129

  • 1. 
    Indien het onderzoek van:
  • a) 
    de op de markt gebrachte productie in het toepassingsjaar in verhouding tot de referentieperiode, of
  • b) 
    het aandeel van de totale uitvoer in de op de markt gebrachte productie, voor dezelfde periode, of
  • c) 
    het aandeel van de uitvoer naar de Gemeenschap in de totale uitvoer, voor dezelfde periode, of
  • d) 
    de som van de in de punten b) en c) genoemde getallen

een aanzienlijke vermindering aan het licht brengt, vindt overleg plaats tussen de Commissie en de bevoegde autoriteiten van die LGO om uit te maken of de transfergrondslag gehandhaafd dan wel verlaagd moet worden, en, zo ja, in welke mate.

  • 2. 
    Voor de toepassing van lid 1 wordt een vermindering als aanzienlijk beschouwd indien deze minstens 20 % bedraagt.".

TITEL III

SAMENWERKING INZAKE ONTWIKKELINGSFINANCIERING

Hoofdstuk 1

Algemene bepalingen

Afdeling 4

Werkingssfeer

Artikel 147

  • 37. 
    Artikel 147, onder g), wordt als volgt gelezen:

"g) de menselijke en materiële middelen ter aanvulling van die welke door de LGO worden bekostigd en die in de strikte zin van het woord noodzakelijk zijn voor efficiënt en doelmatig beheer van en toezicht op de projecten en programma's die worden gefinancierd door het Fonds;".

Afdeling 6

Begunstigden

Artikel 153

  • 38. 
    Artikel 153, lid 2, onder g), wordt als volgt gelezen:

"g) gedecentraliseerde instanties van de LGO en de Gemeenschap, teneinde deze in staat te stellen in het kader van de gedecentraliseerde samenwerking economische, culturele, sociale en educatieve projecten en programma's in de LGO op te zetten.".

Hoofdstuk 2

Financiële samenwerking

Afdeling 1

Financiële middelen

Artikel 154 bis

  • 39. 
    Het volgende artikel wordt ingevoegd:

"Artikel 154 bis

  • 1. 
    Voor de in deze titel III, onder hoofdstuk 1, vermelde doeleinden beloopt het totale bedrag van de financiële steun van de Gemeenschap over een periode van vijf jaar, te rekenen vanaf 1 maart 1995, 200 miljoen ecu.

Dit totale bedrag omvat:

  • a) 
    165 miljoen ecu uit hoofde van het EOF, als volgt verdeeld:
  • i) 
    voor de in de artikelen 143, 144 en 147 genoemde doeleinden: 127 miljoen ecu in de vorm van subsidies;
  • ii) 
    voor de in de artikelen 143, 144 en 147 genoemde doeleinden: 30 miljoen ecu in de vorm van risicodragend kapitaal;
  • iii) 
    voor de in de artikelen 114 tot en met 136 genoemde doeleinden: 5,5 miljoen ecu in de vorm van transfers ter stabilisatie van de exportopbrengsten uit hoofde van Stabex;
  • iv) 
    voor de in de artikelen 137 tot en met 142 genoemde doeleinden: 2,5 miljoen ecu in de vorm van subsidies uit hoofde van SYSMIN;
  • b) 
    voor de in de artikelen 143, 144 en 147 genoemde doeleinden: tot 35 miljoen ecu in de vorm van leningen van de Bank uit eigen middelen overeenkomstig de in haar statuten neergelegde voorwaarden. Voor deze leningen gelden de voorwaarden van artikel 157 inzake rentesubsidies.
  • 2. 
    De Bank beheert de uit haar eigen middelen verstrekte leningen, met inbegrip van de rentesubsidies, alsmede het risicodragend kapitaal. Alle andere financieringsmiddelen uit hoofde van dit besluit worden door de Commissie beheerd.
  • 3. 
    In het kader van het in lid 1, onder a), i), bedoelde bedrag worden de volgende bedragen toegewezen:
  • a) 
    105 miljoen ecu voor de financiering van projecten en programma's, die als volgt zijn verdeeld:
  • i) 
    Britse LGO: 19,2 miljoen ecu;
  • ii) 
    Franse LGO: 50,3 miljoen ecu;
  • iii) 
    Nederlandse LGO: 35,5 miljoen ecu;
  • b) 
    10 miljoen ecu voor de financiering van regionale projecten en programma's van de LGO, met inbegrip van regionale programma's ter bevordering van de handel en diensten als bedoeld in artikel 85 en de financiering van het in de artikelen 234 en 235 bedoelde partnerschap;
  • c) 
    8,5 miljoen ecu voor de financiering van de in artikel 157 genoemde rentesubsidies;
  • d) 
    een speciale toewijzing van 3,5 miljoen ecu, waarvan:
  • i) 
    3 miljoen ecu voor de in artikel 164 bedoelde spoedhulp

en

  • ii) 
    0,5 miljoen ecu voor de in artikel 165 bedoelde hulp aan vluchtelingen, repatrianten en overige ontheemden;
  • iii) 
    in het geval van uitputting van de in een van voornoemde artikelen bedoelde speciale toewijzing vóór het verstrijken van dit besluit, kunnen overmakingen worden gedaan uit de kredieten van een van de andere artikelen;
  • iv) 
    bij het verstrijken van dit besluit worden de niet voor spoedhulp en hulp aan vluchtelingen, repatrianten en ontheemden vastgelegde kredieten teruggestort in het Fonds ter financiering van andere acties die onder de samenwerking op het gebied van de ontwikkelingsfinanciering vallen, behoudens een andersluidend besluit van de Raad, vastgesteld met gekwalificeerde meerderheid, op voorstel van de Commissie;
  • v) 
    in het geval van uitputting van de gehele speciale toewijzing vóór het verstrijken van dit besluit stelt de Raad, met gekwalificeerde meerderheid, op voorstel van de Commissie, de passende maatregelen vast om de in de artikelen 164 en 165 bedoelde situaties te verhelpen.".

Afdeling 2

Financieringswijzen en -voorwaarden

Artikel 155

  • 40. 
    Artikel 155, lid 4, wordt als volgt gelezen:

"4. Wanneer de financiële steun aan de uiteindelijke ontvanger via bemiddeling of aan een uiteindelijke begunstigde uit de particuliere sector rechtstreeks wordt verstrekt:

  • a) 
    worden de voorwaarden waaronder de middelen via bemiddeling aan de uiteindelijke ontvanger of rechtstreeks aan de uiteindelijke begunstigde worden verstrekt, vastgelegd in de financierings- of leningsovereenkomst;
  • b) 
    wordt een eventueel uit deze transactie voor de bemiddelende instantie of uit de rechtstreekse kredietverlening aan de uiteindelijke begunstigde in de particuliere sector voortvloeiende financiële marge, na aftrek van de administratiekosten, de financiële en wisselkoersrisico's en de kosten van de aan de uiteindelijke ontvanger verstrekte technische bijstand, aangewend voor ontwikkelingsdoeleinden onder de in de financierings- of leningsovereenkomst vastgestelde voorwaarden.".

Artikel 155 bis

  • 41. 
    Het volgende artikel wordt ingevoegd:

"Artikel 155 bis

De resterende bedragen van de toegewezen bijzondere leningen uit hoofde van het Vijfde en Zesde EOF, per LGO of per regio, waarvoor op de datum van dit besluit geen financieringsovereenkomsten zijn gesloten en die zijn vrijgekomen als gevolg van sluitingen, worden in subsidies omgezet.

De hoofdordonnateur van het EOF is belast met de uitvoering van deze omzetting.".

Artikel 156

  • 42. 
    In artikel 156:
  • wordt het inleidende gedeelte als volgt gelezen:

"1. Risicodragend kapitaal kan de vorm aannemen van leningen, deelnemingen of andere bijdragen in semi-kapitaal.";

  • wordt in lid 1 het volgende punt ingevoegd:

"b bis) de bijdragen in semi-kapitaal kunnen bestaan uit voorschotten van aandeelhouders, converteerbare obligaties, leningen met recht op winstdeling of andere soortgelijke regelingen.";

  • wordt lid 1, onder c), als volgt gelezen:

"c) De voorwaarden voor transacties met risicodragend kapitaal zijn afhankelijk van de kenmerken van elk project of programma en zijn in de regel gunstiger dan die voor leningen met rentesubsidie. De rentevoet voor leningen aan de LGO of bemiddelende instanties mag in geen geval hoger zijn dan 3 %.";

  • worden in lid 1 de volgende punten ingevoegd:

"d) Risicodragend kapitaal kan worden aangewend voor het bevorderen van investeringen, zoals het financieren van studies ter voorbereiding van investeringen, zoals bedoeld in artikel 175, onder g). De leningen worden in dergelijke gevallen slechts afgelost indien de investering heeft paatsgevonden.

  • e) 
    De participaties of andere bijdragen in semi-kapitaal worden vergoed op basis van de resultaten van het betrokken project of programma en de behaalde winst wordt door de Gemeenschap en de bij het project of programma betrokken partijen gedeeld.";
  • wordt lid 2, onder b), als volgt gelezen:

"b) in geval van financiering met behulp van risicodragend kapitaal ten behoeve van kleine en middelgrote ondernemingen (KMO's) wordt het wisselkoersrisico verdeeld over enerzijds de Gemeenschap en anderzijds de andere betrokken partijen. Gemiddeld wordt het wisselkoersrisico gelijkelijk verdeeld.".

Artikel 157

  • 43. 
    In artikel 157 wordt het volgende punt ingevoegd:

"b bis) in het geval van directe financiering door de particuliere sector voor projecten van strikt commerciële aard, wordt de onder b) bedoelde rentesubsidie niet toegepast.".

Artikel 158

  • 44. 
    Artikel 158, onder a), wordt als volgt gelezen:

"a) draagt met de door haar beheerde middelen bij tot de economische en industriële ontwikkeling van de LGO op nationale en regionale schaal; daartoe financiert zij bij voorrang rendabele projecten en programma's, of andere investeringen voor het stimuleren van de particuliere sector, in de sectoren industrie, landbouwindustrie, toerisme, mijnbouw, energie, alsmede vervoer en telecommunicatie ten behoeve van die sectoren. Naast deze prioritaire sectoren kan de Bank in andere sectoren, met name de teelt van industriegewassen, rendabele projecten en programma's uit eigen middelen financieren;".

Artikelen 161 bis tot en met 161 ter

  • 45. 
    In titel III, hoofdstuk 3, wordt de volgende afdeling 3 bis ingevoegd:

"Afdeling 3 bis

Gedecentraliseerde samenwerking

Artikel 161 bis

  • 1. 
    Om de basis voor de langetermijnontwikkeling van de LGO te versterken en te diversifiëren en om alle instanties van de LGO en de Gemeenschap die een bijdrage kunnen leveren aan de autonome ontwikkeling van de LGO aan te moedigen initiatieven te ontplooien, steunt de samenwerking, binnen de door het betrokken land of gebied en door de voor de LGO verantwoordelijke lidstaten te bepalen grenzen, dergelijke ontwikkelingsactiviteiten in het kader van de gedecentraliseerde samenwerking, met name door bundeling van de krachten en middelen van gelijksoortige organisaties in de LGO en de Gemeenschap. Met deze vorm van samenwerking wordt in het bijzonder beoogd de vaardigheden, de creatieve aanpak en het potentieel van de actoren van de gedecentraliseerde samenwerking in dienst te stellen van de ontwikkeling van de LGO.
  • 2. 
    De in dit artikel bedoelde actoren zijn de gedecentraliseerde plaatselijke overheden, plattelands- en dorpsgemeenschappen, coöperaties, vakbonden, onderwijs- en onderzoeksinstellingen, niet-gouvernementele organisaties voor ontwikkeling, en andere verenigingen, groepen en instanties die op eigen initiatief kunnen en willen bijdragen aan de ontwikkeling van de LGO, op voorwaarde dat deze instanties en/of activiteiten geen winst beogen.

Artikel 161 ter

  • 1. 
    In het kader van de samenwerking wordt bijzondere inspanning besteed aan het aanmoedigen en ondersteunen van de initiatieven van de LGO-instanties en met name het versterken van hun vaardigheden. In dit verband steunt de samenwerking de activiteiten die de LGO-instanties ondernemen, alleen of samen met partners uit de Gemeenschap die hun kennis en ervaring, hun technologische en organisatorische capaciteiten of hun financiële middelen aan hun LGO-collega's ter beschikking stellen.
  • 2. 
    De samenwerking moedigt de instanties van de LGO en van de Gemeenschap aan zo nodig extra financiële en technische middelen bij te dragen als aanvulling op het ontwikkelingswerk, en om partnerschappen aan te gaan. Zij kan de gedecentraliseerde activiteiten financieel en/of technisch steunen uit de middelen van het besluit, op de voorwaarden die in de artikelen 161 quater, 161 quinquies en 161 sexies zijn vastgesteld.
  • 3. 
    Bij het organiseren van deze vorm van samenwerking worden de rol en de prerogatieven van de overheden van de LGO geëerbiedigd.

Artikel 161 quater

  • 1. 
    De maatregelen van gedecentraliseerde samenwerking kunnen worden gesteund met de financiële middelen van het indicatieve programma of met tegenwaardefondsen. Deze steun wordt verstrekt voorzover nodig voor de geslaagde uitvoering van de voorgestelde acties, mits overeenkomstig de bepalingen betreffende samenwerking inzake ontwikkelingsfinanciering is vastgesteld dat deze levensvatbaar zijn.
  • 2. 
    De projecten of programma's die onder deze vorm van samenwerking vallen, kunnen al dan niet gekoppeld zijn aan programma's in de concentratiesectoren van de indicatieve programma's, maar kunnen ook een manier zijn om specifieke doelstellingen van het indicatieve programma of van initiatieven van gedecentraliseerde instanties te verwezenlijken.

Artikel 161 quinquies

  • 1. 
    De projecten en programma's die in het kader van de gedecentraliseerde samenwerking worden ondernomen moeten ter goedkeuring aan de autoriteiten van de betrokken LGO worden voorgelegd. Deze projecten en programma's worden gefinancierd met bijdragen van:
  • a) 
    het Fonds, in welk geval de bijdrage normaliter niet meer mag bedragen dan driekwart van de totale kosten van het project of programma en in elk geval niet meer dan 300 000 ecu. De bijdrage van het Fonds wordt afgeboekt van de subsidies uit hoofde van het nationale of regionale indicatieve programma;
  • b) 
    de uitvoerders van de gedecentraliseerde samenwerking, mits de door hen ingebrachte financiële, technische, materiële en andere middelen als regel niet minder bedragen dan 25 % van de geraamde kosten van het project of programma, en
  • c) 
    bij uitzondering, de overheid van de betrokken LGO, hetzij in de vorm van een financiële bijdrage, hetzij door de beschikbaarstelling van openbare uitrusting of de verlening van diensten.
  • 2. 
    De procedures die gelden voor in het kader van de gedecentraliseerde samenwerking gefinancierde projecten en programma's zijn die welke zijn vastgesteld in het hoofdstuk betreffende samenwerking inzake ontwikkelingsfinanciering, met name in artikel 196.

Artikel 161 sexies

Naast de mogelijkheden die aan de uitvoerders van de gedecentraliseerde samenwerking worden geboden in deze afdeling, in de artikelen 162 en 163 over microprojecten en in artikel 184, lid 2, onder c), betreffende noodhulp, kunnen de bevoegde autoriteiten verzoeken om of instemmen met de deelneming van uitvoerders van de gedecentraliseerde samenwerking aan de tenuitvoerlegging van andere projecten en programma's van het Fonds, met name contracten die in eigen beheer worden uitgevoerd overeenkomstig artikel 205 en de andere toepasselijke bepalingen van dit besluit.".

Hoofdstuk 5

Uitvoeringsprocedures

Afdeling 1

Programmatie

Artikel 187

  • 46. 
    Artikel 187 wordt als volgt gewijzigd:
  • in lid 1, worden de woorden "Bij de aanvang van de toepassingsperiode van het onderhavige besluit" vervangen door "Bij de aanvang van de tweede periode van vijf jaar waarin dit besluit van toepassing is. . .";
  • lid 3 wordt als volgt gelezen:

"3. Zodra de financiële middelen voor elke LGO bekend zijn, stellen de bevoegde autoriteiten van de LGO op de grondslag van en overeenkomstig de ontwikkelingsdoelstellingen en -prioriteiten van het betrokken LGO, een ontwerp op voor een indicatief programma dat zij aan de Gemeenschap voorleggen en dat het volgende inhoudt:

  • a) 
    de prioritaire ontwikkelingsdoeleinden van het betrokken LGO op lokaal en regionaal niveau;
  • b) 
    de concentratiesector(en) waarop de steun moet worden toegespitst, waarbij de nadruk moet liggen op armoedeverlichting en duurzame ontwikkeling, en de daarvoor in te zetten middelen;
  • c) 
    de meest adequate maatregelen en acties voor het verwezenlijken van de doelstellingen in de geïdentificeerde concentratiesector(en);
  • d) 
    voorzover mogelijk, de specifieke projecten en actieprogramma's die duidelijk geïdentificeerd zijn, met name die welke een voortzetting vormen van reeds lopende projecten en actieprogramma's;
  • e) 
    in voorkomend geval, de bedragen die zijn gereserveerd voor het gebruik van het CIO of de oprichting van een EICC, zoals voorzien in artikel 48;
  • f) 
    alle voorstellen in verband met regionale projecten en programma's;
  • g) 
    een tijdschema voor de tenuitvoerlegging van het indicatieve programma, inclusief de vastleggingen en betalingen;
  • h) 
    de bedragen die zijn uitgetrokken voor het dekken van eventuele reclamaties en van onverwachte stijgingen van kosten en uitgaven.".

Artikel 188

  • 47. 
    Artikel 188 wordt als volgt gelezen:

"Artikel 188

  • 1. 
    Over het ontwerp voor een indicatief programma wordt van gedachten gewisseld door de bevoegde autoriteiten van het betrokken LGO en de Gemeenschap, die naar behoren rekening houdt met de lokale behoeften van het LGO; vervolgens wordt het indicatieve programma in gemeenschappelijk overleg tussen de Gemeenschap en de bevoegde autoriteiten van het betrokken LGO vastgesteld op basis van het door deze autoriteiten ingediende ontwerp voor een indicatief programma.
  • 2. 
    Het programma vermeldt met name alle in artikel 187, lid 3, genoemde elementen en, voor de LGO waar dat in verband met de hoogte van het bedrag mogelijk is, een bedrag ter hoogte van 70 % van het indicatieve programma.
  • 3. 
    In het indicatieve programma wordt de nodige soepelheid ingebouwd om ervoor te zorgen dat de activiteiten voortdurend beantwoorden aan de doelstellingen en om rekening te houden met eventuele veranderingen in de economische situatie, de prioriteiten en de doelstellingen van de betrokken LGO. Het kan op verzoek van de overheid van de betrokken LGO worden herzien.

Voor de onder lid 2 bedoelde LGO wordt het programma herzien wanneer hun vastleggingen in het kader van de uitvoering van het programma een hoog peil hebben bereikt, en in elk geval uiterlijk drie jaar na de inwerkingtreding van de tweede vijfjarige toepassingsperiode van dit besluit.

  • 4. 
    Na de in lid 3, tweede alinea, bedoelde herziening kunnen de voor de uitvoering van het indicatieve programma vereiste middelen worden toegewezen met inachtneming van de volgende elementen:
  • a) 
    de indicatieve toewijzing;
  • b) 
    de vorderingen met de uitvoering van de in artikel 187, lid 3, genoemde elementen en het overeengekomen tijdschema van vastleggingen en betalingen, in het licht van de jaarlijkse verslagen van het hoofd van de delegatie en de ordonnateur van de LGO, als bedoeld in artikel 190, lid 3;
  • c) 
    de staat van voorbereiding van de activiteiten die de bevoegde autoriteiten van het betrokken LGO in het kader van de tweede fase van het indicatieve programma denkt te ondernemen;
  • d) 
    de specifieke situatie van het betreffende LGO.
  • 5. 
    Na het in de leden 3 en 4 genoemde onderzoek en uiterlijk aan het eind van de in artikel 154 bis vastgestelde periode kan het eventuele saldo van de programmeerbare middelen worden gebruikt voor het financieren van maatregelen in het kader van de samenwerking inzake ontwikkelingsfinanciering, met name in verband met de programmeerbare steun.".

Artikel 189

  • 48. 
    Artikel 189 wordt als volgt gelezen:

"Artikel 189

De Gemeenschap en de overheden van de LGO nemen alle maatregelen die noodzakelijk zijn om te zorgen dat het indicatieve programma zo spoedig mogelijk wordt aangenomen en wel, behoudens uitzonderlijke omstandigheden, in het jaar volgende op de inwerkingtreding van dit gewijzigde besluit.".

Afdeling 2

Identificatie, voorbereiding en onderzoek van de projecten

Artikel 193

  • 49. 
    Aan artikel 193, lid 2, wordt het volgende punt toegevoegd:

"i) de verenigbaarheid met de handelspolitiek en met de programma's voor de ontwikkeling van de handel van de LGO en de gevolgen voor hun concurrentievermogen op de binnenlandse, regionale, internationale en communautaire markt. ".

Afdeling 3

Financieringsvoorstel en -besluit

Artikel 196

  • 50. 
    Artikel 196 wordt als volgt gelezen:

"Artikel 196

  • 1. 
    Ter bespoediging van de procedures en in afwijking van de artikelen 194 en 195 kunnen financieringsbesluiten betrekking hebben op meerjarenprogramma's wanneer het gaat om financiering van:
  • a) 
    opleiding;
  • b) 
    gedecentraliseerde samenwerking;
  • c) 
    microprojecten;
  • d) 
    handelsbevordering en ontwikkeling van de handel;
  • e) 
    maatregelenpakketten van beperkte omvang voor een bepaalde sector;
  • f) 
    steun voor het beheer van projecten en programma's;
  • g) 
    technische samenwerking;
  • h) 
    gebruikmaking van de diensten van het CIO en/of de oprichting van een EICC;
  • i) 
    tenuitvoerlegging van het "partnerschap Commissie/lidstaat/LGO".
  • 2. 
    In de in lid 1 bedoelde gevallen kunnen de bevoegde autoriteiten van het betrokken LGO het hoofd van de delegatie een meerjarenprogramma voorleggen met de hoofdlijnen, de geplande activiteiten en de voorgestelde financiële verplichtingen.

Het financieringsbesluit voor elk meerjarenprogramma wordt genomen door de hoofdordonnateur. De brief van de hoofdordonnateur aan de LGO-ordonnateur waarin dit besluit wordt meegedeeld, is de financieringsovereenkomst in de zin van artikel 197.

In het kader van de aldus goedgekeurde meerjarenprogramma's voert de LGO-ordonnateur of, in voorkomend geval, de uitvoerder van de gedecentraliseerde samenwerking aan wie hiertoe bevoegdheden zijn overgedragen, of in passende gevallen nog andere in aanmerking komende begunstigden, iedere maatregel uit overeenkomstig de bepalingen van het besluit en van de in de tweede alinea bedoelde financieringsovereenkomst. Wanneer de maatregel wordt uitgevoerd door instanties van de gedecentraliseerde samenwerking of andere in aanmerking komende begunstigden, behouden de LGO-ordonnateur en het hoofd van de delegatie hun financiële verantwoordelijkheid en houden zij geregeld toezicht op de activiteiten om in staat te zijn onder meer hun verplichtingen overeenkomstig lid 3 na te komen.

  • 3. 
    Aan het eind van elk jaar zendt de LGO-ordonnateur, na overleg met het hoofd van de delegatie, de Commissie een verslag toe over de uitvoering van de programma's.".

TITEL IV

ALGEMENE BEPALINGEN BETREFFENDE DE MINST ONTWIKKELDE LGO

Artikel 230

  • 51. 
    Aan artikel 230, lid 1, wordt het volgende streepje toegevoegd:

"- Saint-Pierre-et-Miquelon.".

Artikel 231

  • 52. 
    In artikel 231, wordt het volgende punt ingevoegd:

"7 bis. Stabex - artikel 121, lid 5.".

  • E. 
    VIERDE DEEL

DE VOOR VESTIGING EN DIENSTVERLENING GELDENDE REGELING

Artikel 232

  • 53. 
    Artikel 232 wordt als volgt gelezen:

"Artikel 232

  • 1. 
    Wat de regeling voor vestiging en dienstverlening betreft, geldt overeenkomstig artikel 132, lid 5, van het Verdrag en onder voorbehoud van de punten 2 en 3:
  • dat elke lidstaat de onderdanen, vennootschappen en ondernemingen uit de LGO die niet onder hen ressorteren, niet discrimineert;
  • dat de bevoegde autoriteiten van de LGO de onderdanen, vennootschappen en ondernemingen uit de lidstaten niet discrimineren.
  • 2. 
    De bevoegde autoriteiten van een LGO kunnen evenwel, ten behoeve van hun inwoners en de lokale activiteiten, van de gewoonlijk voor de onderdanen, vennootschappen en ondernemingen uit alle lidstaten geldende bepalingen afwijkende regelingen vaststellen, voorzover zulke afwijkingen tot gevoelige sectoren van de economie van het betrokken LGO worden beperkt en aansluiten bij het doel de lokale werkgelegenheid te bevorderen of te steunen.
  • a) 
    Deze afwijkingen kunnen, op verzoek van de bevoegde autoriteiten van het betrokken LGO, door de Commissie worden toegestaan na overleg in het kader van de in de artikelen 234 tot en met 236 bedoelde partnerschapsprocedure.
  • b) 
    Dit verzoek moet met redenen omkleed zijn, waarbij met name de betrokken sectoren alsmede de duur en de overige overwogen bijzonderheden worden vermeld. Het wordt ter kennis gebracht van de Commissie, die de lidstaten ervan in kennis stelt en binnen een termijn van drie maanden een besluit neemt. Heeft de Commissie zich binnen deze termijn niet uitgesproken, dan wordt de afwijking geacht te zijn goedgekeurd.
  • c) 
    Deze afwijkingen worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.
  • 3. 
    Indien een lidstaat evenwel voor een bepaalde activiteit, krachtens het Gemeenschapsrecht of, bij ontstentenis daarvan, het nationale recht, geen niet-discriminerende behandeling dient te verlenen aan inwoners van een LGO, die onderdanen zijn van een lidstaat of de rechtspositie van een LGO-onderdaan hebben alsmede aan de in een LGO gevestigde vennootschappen of ondernemingen, zoals omschreven in artikel 233, zijn de autoriteiten van dat LGO niet gehouden een dergelijke behandeling toe te kennen.".
  • 54. 
    Het volgende artikel wordt ingevoegd:

"Artikel 233 bis

  • 1. 
    De Gemeenschap past op de LGO de verbintenissen toe die zij in het kader van de Algemene Overeenkomst inzake de handel in diensten (GATS) is aangegaan onder de in die Overeenkomst bepaalde voorwaarden en overeenkomstig dit besluit.
  • 2. 
    In het kader van de regeling die van toepassing is op de handel in diensten kennen de LGO de vennootschappen, onderdanen en ondernemingen uit de lidstaten een behandeling toe die niet minder gunstig is dan de behandeling die zij verlenen aan vennootschappen, onderdanen en ondernemingen van een derde land.".
  • 55. 
    Het volgende artikel wordt ingevoegd:

"Artikel 233 ter

  • 1. 
    Om mettertijd te bereiken dat de in de LGO verworven beroepskwalificaties worden erkend, zal de Commissie met de betrokken lidstaten voorbereidende werkzaamheden aanvangen om, in voorkomend geval, een lijst op te stellen van in de LGO door LGO- en EG-onderdanen verworven beroepskwalificaties die in aanmerking zouden kunnen komen voor erkenning in de lidstaten, voorzover deze kwalificaties beantwoorden aan het door de Gemeenschap vastgestelde minimale opleidingsniveau.

De beroepskwalificaties waar het om gaat, betreffen uitsluitend de beroepen van arts, tandarts, verloskundige, verpleegkundige voor algemene medische zorg, apotheker en dierenarts.

  • 2. 
    De in lid 1 genoemde lijst van beroepskwalificaties zal op voorstel van de Commissie door de Raad met eenparigheid van stemmen worden vastgesteld in het kader van een toekomstig besluit tot associatie van de LGO met de Europese Gemeenschap.".
  • F. 
    DEEL VIER bis

GEMEENSCHAPSPROGRAMMA'S VOOR INDIVIDUELE PERSONEN

  • 56. 
    Het volgende artikel wordt ingevoegd:

"Artikel 233 quater

Binnen de quota van hun lidstaten staan de volgende programma's ter beschikking van de onderdanen van de LGO:

  • 1. 
    de programma's onderwijsscholing:
  • a) 
    Leonardo, ingesteld bij Besluit 94/819/EG van de Raad van 6 december 1994 (1),
  • b) 
    Socrates, ingesteld bij Besluit nr. 819/95/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 1995 (2),
  • c) 
    Jeugd voor Europa III, ingesteld bij Besluit nr. 818/95/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 1995 (3);
  • 2. 
    de programma's voor het bedrijfsleven:
  • a) 
    Interprise,
  • b) 
    Europartenariat,
  • c) 
    BC-NET (Business Cooperation Network),
  • d) 
    BSO (Bureau voor samenwerking tussen ondernemingen),
  • e) 
    het Ambacht,
  • f) 
    Euromanagement,
  • g) 
    Startkapitaal, ingesteld bij Besluit 97/15/EG van de Raad van 9 december 1996 (4);
  • 3. 
    de programma's onderzoek-ontwikkeling-vernieuwing:
  • a) 
    Info 2000, ingesteld bij Besluit 96/339/EG van de Raad van 20 mei 1996 (5),
  • b) 
    Telematische toepassingen, ingesteld bij Beschikking 94/801/EG van de Raad van 23 november 1994 tot vaststelling van een specifiek programma voor onderzoek en technologische ontwikkeling, inclusief demonstratie, op het gebied van telematicatoepassingen van algemeen belang (1994-1998) (6),
  • c) 
    Innovation, ingesteld bij Besluit 94/917/EG van de Raad van 15 december 1994 (7);
  • 4. 
    de programma's cultuur-audiovisuele media:
  • a) 
    Media II Ontwikkeling en distributie, ingesteld bij Besluit 95/563/EG van de Raad van 10 juli 1995 (8) en Media II Opleiding, ingesteld bij Besluit 95/564/EG van de Raad van 22 december 1995 (9),
  • b) 
    Kaleidoscope, ingesteld bij Besluit 719/96/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 maart 1996 (10),
  • c) 
    festivals van films (11);
  • 5. 
    de programma's HRTP Japan (Human Resources Training Programme in Japan) en Topical Missions, ingesteld bij Besluit 92/278/EEG van de Raad van 18 mei 1992 (12).
  • (1) 
    PB L 340 van 29. 12. 1994, blz. 8.
  • (2) 
    PB L 87 van 20. 4. 1995, blz. 10.
  • (3) 
    PB L 87 van 20. 4. 1995, blz. 1.
  • (4) 
    PB L 6 van 10. 1. 1997, blz. 25.
  • (5) 
    PB L 129 van 30. 5. 1996, blz. 24.
  • (6) 
    PB L 334 van 22. 12. 1994, blz. 1.
  • (7) 
    PB L 361 van 31. 12. 1994, blz. 101.
  • (8) 
    PB L 321 van 30. 12. 1995, blz. 25.
  • (9) 
    PB L 321 van 30. 12. 1995, blz. 33.
  • (10) 
    PB L 99 van 20. 4. 1996, blz. 20.
  • (11) 
    Ingesteld na een oproep tot het indienen van voorstellen van 15 oktober 1997 (PB C 176 van 10. 6. 1997, blz. 40).
  • (12) 
    PB L 144 van 26. 5. 1992, blz. 19.".
  • G. 
    VIJFDE DEEL

HET PARTNERSCHAP COMMISSIE/LIDSTAAT/LGO

Artikel 234

  • 57. 
    Artikel 234 wordt als volgt gelezen:

"Artikel 234

De communautaire actie steunt op nauw overleg tussen de Commissie, de lidstaat waaronder een LGO ressorteert en de bevoegde lokale autoriteiten van het LGO. Dit overleg wordt hierna "partnerschap" genoemd.".

Artikel 235

  • 58. 
    Artikel 235 wordt als volgt gelezen:

"Artikel 235

  • 1. 
    Het partnerschap bestrijkt de programmering, de voorbereiding, de financiering, het volgen en het beoordelen van de door de Gemeenschap in het kader van het onderhavige besluit gevoerde acties en voorts elk vraagstuk dat zich in de betrekkingen tussen de LGO en de Gemeenschap voordoet.
  • 2. 
    Hiertoe worden in het kader van de associatie van de LGO werkgroepen van raadgevende aard in het leven geroepen die uit de drie in artikel 234 genoemde partners worden samengesteld en die, met name op verzoek van de betrokken LGO, hetzij per geografisch gebied van de LGO, hetzij per groep die onder eenzelfde lidstaat ressorteren, werkzaam zijn. Deze werkgroepen worden gevormd:
  • hetzij op ad-hocbasis om specifieke problemen te behandelen;
  • hetzij op permanente basis, indien mogelijk jaarlijks, voor de in het kader van het associatiebesluit nog resterende periode.
  • 3. 
    Het voorzitterschap van de werkgroep wordt door de Commissie waargenomen. Een vertegenwoordiger van de Bank neemt aan de vergaderingen ervan deel, wanneer er het werkterrein van de Bank betreffende vraagstukken op de agenda staan.

VERVOLG VAN DE TEKST ONDER NUMMER: 397D0803.1

Op verzoek van de bevoegde instanties van het of de betrokken LGO kan het EOF in het kader van de al naar gelang van het geval territoriale of regionale indicatieve programma's een financiële bijdrage verstrekken voor de uit de partnerschapsvergaderingen voortvloeiende lasten voor de LGO, overeenkomstig de in titel III van dit besluit, betreffende samenwerking inzake ontwikkelingsfinanciering, vastgestelde procedures.".

  • H. 
    BIJLAGE II

BETREFFENDE DE DEFINITIE VAN HET BEGRIP "PRODUCTEN VAN OORSPRONG" EN DE METHODEN VAN ADMINISTRATIEVE SAMENWERKING

  • 59. 
    In bijlage II, artikel 3, wordt lid 2, onder d), als volgt gelezen:

"d) Onder "douanewaarde" wordt verstaan de waarde als bepaald overeenkomstig het akkoord van 1994 betreffende de tenuitvoerlegging van artikel VII van de Algemene Overeenkomst betreffende handel en tarieven (WTO-overeenkomst inzake de douanewaarde).".

  • 60. 
    Artikel 6, lid 4, wordt als volgt gelezen:

"4. Onverminderd de artikelen 108 bis en 108 ter, zijn de leden 2 en 3 van toepassing op elke bewerking of verwerking die in de LGO plaatsvindt, met inbegrip van de handelingen genoemd in artikel 3, lid 3.".

  • 61. 
    Aan artikel 13, lid 3, wordt de volgende tekst toegevoegd:

"ANNETTU JÄLKIKÄTEEN", "UTFÄRDAT I EFTERHAND".

Artikel 14

Afgifte van een duplicaat van het certificaat EUR.1

  • 62. 
    Aan artikel 14 wordt het volgende woord toegevoegd:

"KAKSOISKAPPALE".

Artikel 21

Formulier EUR.2

  • 63. 
    In artikel 21, lid 2, eerste regel, wordt "30 april 1991" vervangen door "30 april 1997".
  • 64. 
    In artikel 21, lid 2, vierde regel, wordt "1 oktober 1988" vervangen door "1 oktober 1994".

Artikel 30

Afwijkingen

  • 65. 
    Artikel 30, lid 8, onder a), wordt als volgt gelezen:

"8. a) De Raad en de Commissie treffen alle nodige maatregelen opdat er zo spoedig mogelijk een besluit wordt genomen en in ieder geval uiterlijk 60 werkdagen na de ontvangst van het verzoek door de voorzitter van het Comité douanewetboek - afdeling oorsprong. Te dien einde is Besluit 90/523/EEG mutatis mutandis ook op de LGO van toepassing.".

  • 66. 
    Artikel 30, lid 10, wordt als volgt gelezen:

"10. Indien een afwijking ernstige verstoringen zou veroorzaken in sommige takken van bedrijvigheid in bepaalde gebieden van de Gemeenschap, wordt zij volgens de procedure van artikel 249 van Verordening (EEG) nr. 2913/92 (*) opnieuw onderzocht, onverminderd de noodmaatregelen die de Commissie mag treffen.

Na dat onderzoek kan het genomen besluit worden gewijzigd of ingetrokken.

(*) PB L 302 van 19. 10. 1991, blz. 1.".

TITEL IV

CEUTA EN MELILLA

  • 67. 
    In titel IV van bijlage II "Canarische Eilanden, Ceuta en Melilla" en in artikel 31, waaruit deze titel bestaat, worden de woorden "Canarische Eilanden" geschrapt.
  • J. 
    BIJLAGE V betreffende rum
  • 68. 
    Bijlage V wordt geschrapt.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag volgende op die van zijn bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

De verbintenissen ter uitvoering van artikel 154 bis zijn evenwel niet van toepassing vóór de datum van inwerkingtreding van het Intern Akkoord.

Artikel 3

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Gedaan te Brussel, 24 november 1997.

Voor de Raad

De Voorzitter

  • J. 
    POOS
  • (1) 
    PB L 263 van 19. 9. 1991, blz. 1.
  • (2) 
    PB C 139 van 10. 5. 1996, blz. 1.
  • (3) 
    PB L 26 van 2. 2. 1996, blz. 27.

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.