Richtlijn 1995/62 - Toepassing van "Open Network Provision" (ONP) op spraaktelefonie

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 31995L0062

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

31995L0062

Richtlijn 95/62/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 1995 inzake de toepassing van "Open Network Provision" (ONP) op spraaktelefonie

Publicatieblad Nr. L 321 van 30/12/1995 blz. 0006 - 0024

RICHTLIJN 95/62/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 13 december 1995

inzake de toepassing van "Open Network Provision" (ONP) op spraaktelefonie

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 100 A,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (2),

Volgens de procedure van artikel 189 B van het Verdrag (3),

  • 1. 
    Overwegende dat in Richtlijn 90/387/EEG van de Raad van 28 juni 1990 betreffende de totstandbrenging van de interne markt voor telecommunicatiediensten door middel van de tenuitvoerlegging van Open Network Provision (ONP) (4) onder meer is voorzien in de aanneming van een specifieke richtlijn tot vaststelling van de ONP-voorwaarden voor spraaktelefoondienst;
  • 2. 
    Overwegende dat ONP ingevolge bovengenoemde richtlijn van toepassing is op openbare telecommunicatienetten en, eventueel, op openbare telecommunicatiediensten; dat onder de toepassing van ONP op de spraaktelefoondienst daarom ook dient te worden verstaan de toepassing van ONP op het net waarover de spraaktelefoondienst wordt geboden;
  • 3. 
    Overwegende dat de ONP-voorwaarden voor toegang tot en gebruik van het openbare vaste telefoonnet en de diensten van het openbare vaste telefoonnet dienen te gelden voor alle thans in de Lid-Staten toegepaste netwerktechnologieën, waaronder analoge telefoonnetten, digitale netten en het digitale netwerk voor geïntegreerde diensten (ISDN);
  • 4. 
    Overwegende dat deze richtlijn niet van toepassing is op mobiele telefoondiensten, maar wel op het gebruik van het openbare vaste telefoonnet door exploitanten van openbare mobiele telefoondiensten, in het bijzonder wat de interconnectie van mobiele telefoonnetten met het openbare vaste telefoonnet in één enkele Lid-Staat betreft, teneinde de gehele Gemeenschap bestrijkende, volledige diensten te kunnen aanbieden; dat deze richtlijn niet van toepassing is op rechtstreekse interconnectie tussen de exploitanten van openbare mobiele telefoondiensten;
  • 5. 
    Overwegende dat deze richtlijn niet van toepassing is op diensten of faciliteiten die op netwerkaansluitpunten buiten de Gemeenschap worden aangeboden;
  • 6. 
    Overwegende dat de Lid-Staten op grond van Richtlijn 90/388/EEG van de Commissie van 28 juni 1990 betreffende de mededinging op de markten voor telecommunicatiediensten (5) de uitsluitende rechten voor het aanbieden van andere telecommunicatiediensten dan de spraaktelefoondienst moeten afschaffen; dat bovengenoemde richtlijn niet van toepassing is op de telex, mobiele radiotelefonie en semafoon;
  • 7. 
    Overwegende dat bepaalde Lid-Staten de uitsluitende rechten voor de levering van een spraaktelefoondienst en de exploitatie van het openbaar telecommunicatienet hebben afgeschaft; dat deze Lid-Staten ervoor zouden moeten zorgen dat alle gebruikers zich kunnen abonneren op de overeenkomstig deze richtlijn geharmoniseerde telefoondiensten; dat de bepalingen van deze richtlijn de toegang tot de markten voor spraaktelefoondiensten en de beschikbaarstelling van het openbare telecommunicatienet niet mogen belemmeren;
  • 8. 
    Overwegende dat het gebruik van de spraaktelefoondienst om sociale en economische redenen een belangrijke rol is gaan spelen; dat eenieder in de Gemeenschap het recht moet hebben zich op deze dienst te abonneren; dat spraaktelefonie overeenkomstig het niet-discriminatiebeginsel zonder onderscheid aan alle gebruikers moet worden aangeboden en op verzoek beschikbaar gesteld; dat het niet-discriminatiebeginsel van toepassing is op, onder meer, de beschikbaarheid van de technische aansluiting, de tarieven, de kwaliteit van de dienst, de leveringstermijn, de eerlijke verdeling van de capaciteit bij schaarste, de reparatietijd, de beschikbaarheid van netwerkinformatie en van informatie van de klant, zulks onverminderd de wettelijke bepalingen betreffende de bescherming van persoonsgegevens en van de persoonlijke levenssfeer;
  • 9. 
    Overwegende dat Lid-Staten die voor de aanleg en exploitatie van openbare telecommunicatienetten uitsluitende rechten handhaven, volgens Richtlijn 90/388/EEG de nodige maatregelen dienen te treffen om ervoor te zorgen dat de voorwaarden voor de toegang tot en het gebruik van het net worden bekendgemaakt en objectief en niet-discriminerend zijn; dat op geharmoniseerde wijze dient te worden vastgesteld welke specificaties moeten worden gepubliceerd en in welke vorm, om de levering van telecommunicatiediensten te bevorderen zowel in als tussen de Lid-Staten, in het bijzonder de levering van diensten door vennootschappen of natuurlijke personen die in een andere Lid-Staat zijn gevestigd dan die waar de vennootschap of de natuurlijke persoon waarvoor de diensten zijn bestemd, zijn gevestigd;
  • 10. 
    Overwegende dat in de Lid-Staten overeenkomstig het beginsel van de scheiding van regelgevende en uitvoerende taken nationale regelgevende instanties zijn opgericht; dat de nationale regelgevende instanties van de Lid-Staten ingevolge het subsidiariteitsbeginsel bij de uitvoering van deze richtlijn een belangrijke rol dienen te spelen, inzonderheid ter zake van de publikatie van de doelstelllingen en prestatiecijfers, de data voor de invoering van nieuwe faciliteiten, het toereikend overleg met de gebruikers/consumenten en de organisaties die deze categorieën vertegenwoordigen, het beheer van nummerplannen, het toezicht op de gebruiksvoorwaarden en de beslechting van geschillen, en ter zake van de billijke behandeling van de gebruikers in de gehele Gemeenschap; dat zij dienen te beschikken over de nodige middelen om deze taken ten volle uit te voeren;
  • 11. 
    Overwegende dat de kwaliteit van de dienst zoals de gebruiker die ervaart, een essentieel aspect van de geleverde dienst is; dat de criteria voor de kwaliteit van de dienst en de geleverde prestaties ten behoeve van de gebruiker dienen te worden gepubliceerd; dat geharmoniseerde criteria voor de kwaliteit van de dienst en gemeenschappelijke meetmethoden nodig zijn om te kunnen beoordelen in welke mate de gewenste convergentie van de kwaliteit van de dienst op communautair niveau aanwezig is, waarbij verschillende categorieën gebruikers verschillende kwaliteitsniveaus van de dienst vragen, waarvoor verschillende tarieven kunnen gelden;
  • 12. 
    Overwegende dat de gebruikers van het openbare vaste telefoonnet tegenover de telecommunicatieorganisaties ten minste over soortgelijke rechten moeten kunnen beschikken als in hun betrekkingen met leveranciers van andere goederen en diensten; dat telecommunicatieorganisaties in hun betrekkingen met de gebruikers van het openbare vaste telefoonnet geen ongerechtvaardigde wettelijke bescherming behoren te genieten;
  • 13. 
    Overwegende dat een akkoord tussen de betrokken partijen een contract kan vormen; dat het ter voorkoming van onbillijke bedingen in overeenkomsten noodzakelijk is dat de nationale regelgevende instanties het recht hebben wijziging te verlangen in de voorwaarden die de telecommunicatieorganisaties in hun contracten aan de gebruikers opleggen; dat de Lid-Staten kunnen beslissen of hun nationale regelgevende instantie deze contractuele voorwaarden, hetzij vóór hun gebruik door de telecommunicatieorganisaties, hetzij te eniger tijd op verzoek van een gebruiker dient te toetsen;
  • 14. 
    Overwegende dat Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (1) reeds voorziet in een algemene bescherming van de consumenten wat bedingen in overeenkomsten betreft; dat deze algemene bescherming ten aanzien van de onderhavige richtlijn evenwel moet worden aangevuld met meer specifieke voorschriften die van toepassing moeten zijn op alle gebruikers;
  • 15. 
    Overwegende dat het wenselijk is dat naast de basisdienst voor spraaktelefonie die ter beschikking van gebruikers wordt gesteld, voor zover dat technisch uitvoerbaar en economisch haalbaar is, ook een geharmoniseerd minimumpakket van geavanceerde spraaktelefoonfaciliteiten, zowel voor communicatie binnen als tussen de Lid-Staten, wordt aangeboden;
  • 16. 
    Overwegende dat op 20 december 1994 overeenstemming is bereikt over een "modus vivendi" tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de uitvoeringsmaatregelen van besluiten die volgens de procedure van artikel 189 B van het Verdrag worden vastgesteld;
  • 17. 
    Overwegende dat de levering van andere spraaktelefoonfaciliteiten die, in antwoord op de vraag van de markt, naast het hier omschreven geharmoniseerde minimumpakket van spraaktelefoonfaciliteiten worden aangeboden, het aanbod van de basisfaciliteiten voor spraaktelefonie niet mag belemmeren en niet mag leiden tot onredelijke prijsverhogingen voor de basisdienst voor spraaktelefonie;
  • 18. 
    Overwegende dat de geharmoniseerde voorwaarden voor de spraaktelefoondienst de Lid-Staten de nodige flexibiliteit moeten bieden om bij de vaststelling van het tijdschema voor invoering rekening te houden met de uiteenlopende situaties op het gebied van de technische ontwikkeling van het net en van de marktvraag;
  • 19. 
    Overwegende dat de Commissie richtsnoeren voor de toepassing van de EG-mededingingsregels in de telecommunicatiesector (2) heeft gepubliceerd, onder meer om de toepassing van de communautaire mededingingsregels toe te lichten in de gevallen waarin telecommunicatieorganisaties samenwerken om een de gehele Gemeenschap omspannende interconnectie van de openbare netwerken en diensten tot stand te brengen;
  • 20. 
    Overwegende dat de leveranciers van telecommunicatiediensten en anderen, om efficiënte en effectieve telecommunicatiediensten te kunnen bieden, mogen verlangen om overeenkomstig de beginselen van het Gemeenschapsrecht op andere punten toegang te verkrijgen tot het openbare vaste telefoonnet dan op de aan het merendeel van de telefoonabonnees ter beschikking staande netwerkaansluitpunten; dat dergelijke verzoeken redelijk moeten zijn wat technische uitvoerbaarheid en economische haalbaarheid betreft; dat er procedures moeten worden ingevoerd om te zorgen voor een evenwicht tussen de behoeften van de gebruikers en de gerechtvaardigde belangen van de telecommunicatieorganisaties; dat het echter van wezenlijk belang is dat bij het volledig en efficiënt benutten van het openbare vaste telefoonnet via een dergelijke bijzondere toegang tot het net, de integriteit van het openbare net gewaarborgd blijft;
  • 21. 
    Overwegende dat het netwerkaansluitpunt zich volgens de definitie daarvan in Richtlijn 90/387/EEG in panden van een telecommunicatieorganisatie kan bevinden; dat in de onderhavige richtlijn de installatie van apparatuur die het eigendom is van aanbieders van diensten, in panden van een telecommunicatieorganisatie niet uitdrukkelijk wordt verlangd;
  • 22. 
    Overwegende dat de nationale regelgevende instanties adequate voorzorgsmaatregelen moeten treffen om te waarborgen dat de telecommunicatieorganisaties met die organisaties concurrerende dienstenleveranciers niet discrimineren, met inbegrip van met name voorzorgsmaatregelen om een eerlijke toegang tot netwerk-interfaces te waarborgen; dat voor telecommunicatieorganisaties voor het gebruik van het openbare vaste telefoonnet ten behoeve van de levering van telecommunicatiediensten dezelfde tarieven dienen te gelden als voor andere gebruikers;
  • 23. 
    Overwegende dat de gebruikers profijt dienen te hebben van de structuur- en schaalvoordelen die met behulp van nieuwe intelligente netwerkarchitecturen kunnen worden bereikt; dat het voor de ontwikkeling van een de gehele Gemeenschap omvattende markt voor telecommunciatiediensten nodig is dat de in deze richtlijn vermelde faciliteiten op een zo breed mogelijke schaal beschikbaar komen; dat het beginsel van niet-discriminatie zodanig moet worden toegepast dat het de ontwikkeling van geavanceerde telecommunicatiediensten niet in de weg staat;
  • 24. 
    Overwegende dat de telecommunicatieorganisaties dienen te worden aangemoedigd om de nodige samenwerkingsmechanismen te ontwikkelen teneinde een volledige interconnectie tussen de openbare netwerken in de gehele Gemeenschap, met name wat de spraaktelefoondienst betreft, te kunnen bewerkstelligen; dat de nationale regelgevende instanties deze samenwerking dienen te bevorderen; dat op de interconnectie toezicht door de regelgevende instanties dient te worden uitgeoefend, teneinde de belangen van de gebruikers in de gehele Gemeenschap te beschermen en de naleving van het Gemeenschapsrecht te waarborgen, voor zover van toepassing overeenkomstig de bestaande internationale voorschriften in het kader van de Internationale Telecommunicatie Unie (ITU); dat de nationale regelgevende instanties derhalve zo nodig toegang moeten kunnen hebben tot volledige informatie omtrent netwerkinterconnectieovereenkomsten; dat de Commissie, voor zover het Gemeenschapsrecht daarin voorziet, de Lid-Staten om nadere gegevens over overeenkomsten betreffende bijzondere netwerktoegang en betreffende interconnectie kan verzoeken;
  • 25. 
    Overwegende dat interconnectie van de openbare telefoonnetten van wezenlijk belang is voor de levering van de gehele Gemeenschap bestrijkende spraaktelefoondiensten; dat het de taak van de nationale regelgevende instanties is ervoor te zorgen dat de voorwaarden voor interconnectie met de openbare vaste telefoonnetten, met inbegrip van interconnectie door telecommunicatieorganisaties uit andere Lid-Staten en exploitanten van openbare mobiele telefoondiensten, overeenkomstig Richtlijn 90/387/EEG objectief en niet-discriminerend zijn;
  • 26. 
    Overwegende dat, wanneer het openbare vaste telefoonnet in een Lid-Staat door meer dan één telecommunicatieorganisatie wordt geëxploiteerd, een passend toezicht op de interconnectieregelingen door de nationale regelgevende instanties noodzakelijk is om het aanbod van spraaktelefoondiensten in de gehele Gemeenschap te waarborgen; dat bij deze interconnectieregelingen terdege rekening moet worden gehouden met de in deze richtlijn vastgestelde beginselen;
  • 27. 
    Overwegende dat bij interconnectie het discriminatieverbod in eerste instantie bedoeld is om te voorkomen dat telecommunicatieorganisaties misbruik maken van hun overheersende positie;
  • 28. 
    Overwegende dat ingevolge Richtlijn 90/387/EEG in de gehele Gemeenschap gemeenschappelijke en doeltreffende tariefbeginselen moeten worden toegepast waaraan objectieve criteria en kostenoriëntering ten grondslag liggen; dat een redelijke overgangsperiode noodzakelijk kan zijn om deze tariefbeginselen volledig toe te passen; dat de tarieven niettemin transparant moeten zijn en op passende wijze moeten worden gepubliceerd, in overeenstemming met de mededingingsregels van het Verdrag voldoende moeten worden gedifferentieerd, niet discriminerend mogen zijn en een gelijke behandeling moeten garanderen; dat bij de toepassing van het beginsel van kostenoriëntering rekening dient te worden gehouden met de doelstelling van universele dienstverlening en rekening kan worden gehouden met het beleid inzake ruimtelijke ordening teneinde de samenhang binnen een Lid-Staat te garanderen;
  • 29. 
    Overwegende dat de verantwoordelijkheid voor het toezicht op de tarieven bij de nationale regelgevende instanties moet berusten; dat de tariefstructuren onder invloed van de technologische ontwikkeling en de vraag van de gebruikers dienen te evolueren; dat de verplichting tot kostengeoriënteerde tarieven impliceert dat de telecommunicatieorganisaties binnen een redelijke termijn kostentoerekeningsmethoden dienen te gebruiken die het mogelijk maken de kosten zo nauwkeurig mogelijk aan diverse diensten toe te rekenen op basis van een transparante kostentoerekeningsmethode; dat aan deze eisen bij voorbeeld kan worden voldaan door het beginsel van volledig uitgesplitste kostentoekening toe te passen;
  • 30. 
    Overwegende dat, met inachtneming van het algemene beginsel van kostenoriëntering, onder het toezicht van de nationale regelgevende instanties enige flexibiliteit moet worden betracht, teneinde voor specifieke gebruiksvormen kortingsregelingen te kunnen toepassen, en in maatschappelijk opzicht wenselijke tarieven te kunnen berekenen voor bepaalde groepen personen, bepaalde soorten gesprekken of bepaalde uren van de dag; dat de kortingsregelingen in overeenstemming moeten zijn met de mededingingsregels van het Verdrag, met name met het algemene beginsel dat het aangaan van contracten niet afhankelijk mag zijn van de aanvaarding van daarmee niet samenhangende bijkomende prestaties; dat kortingsregelingen met name geen verband mogen leggen tussen het leveren van diensten die onder de bijzondere of uitsluitende rechten vallen en die welke in concurrentieomstandigheden worden geleverd;
  • 31. 
    Overwegende dat de gebruikers de juistheid van hun facturen dienen te kunnen nagaan en daarom facturen moeten kunnen ontvangen die in de mate van hun behoeften gespecificeerd zijn, zonder dat aan de wetgeving inzake de bescherming van gegevens en van de persoonlijke levenssfeer afbreuk wordt gedaan;
  • 32. 
    Overwegende dat lijsten van abonnees op de spraaktelefoondienst gemakkelijk verkrijgbaar moeten zijn, aangezien deze een belangrijk aspect zijn voor het gebruik van de spraaktelefoondienst; dat deze abonneelijsten onder billijke en niet-discriminerende voorwaarden ter beschikking moeten worden gesteld; dat gebruikers overeenkomstig de relevante wetgeving inzake de bescherming van gegevens en van de persoonlijke levenssfeer de keuze moet worden gelaten al dan niet in deze lijsten te worden opgenomen; dat deze richtlijn de bestaande regelgeving met betrekking tot het leveren van de abonneelijsten onverlet laat;
  • 33. 
    Overwegende dat openbare betaaltelefoons, met name in noodsituaties, een belangrijk middel vormen om tot de spraaktelefoondienst toegang te krijgen; dat het wenselijk is ervoor te zorgen dat voldoende openbare betaaltelefoons worden geïnstalleerd om aan de redelijke behoeften van de gebruikers te voldoen;
  • 34. 
    Overwegende dat de Commissie, gezien de voordelen voor de gebruiker van één enkel type betaalkaart voor telefoongebruik die in alle Lid-Staten kan dienen, het Europees Comité voor normalisatie (CEN)/het Europees Comité voor elektrotechnische normalisatie (Cenelec) opdracht heeft gegeven daarvoor adequate normen op te stellen; dat naast deze normen ook commerciële afspraken nodig zijn om ervoor te zorgen dat de in een van de Lid-Staten uitgegeven telefoonkaarten met vooruitbetaalde gesprekstijd ook in de andere Lid-Staten kunnen worden gebruikt;
  • 35. 
    Overwegende dat binnen de Lid-Staten groepen gebruikers met bijzondere behoeften mogen worden ondersteund; dat dit kan inhouden dat speciale voorzieningen worden getroffen ten aanzien van de spraaktelefoondienst, aangezien deze wordt erkend als een belangrijke dienst voor gehandicapten;
  • 36. 
    Overwegende dat de Commissie het Europees Instituut voor telecommunicatienormen (ETSI) heeft verzocht de technische uitvoerbaarheid en de economische haalbaarheid te bestuderen van een geharmoniseerde enkelvoudige netwerkinterface, die geschikt is voor de toegang tot en het gebruik van het openbare vaste telefonnet in alle Lid-Staten; dat het om geharmoniseerde toegang voor ISDN-eindapparatuur te waarborgen wenselijk is eisen vast te stellen voor het netwerkaansluitpunt, onder meer voor de contactdoos;
  • 37. 
    Overwegende dat nationale telefoonnummers een aangelegenheid vormen waarop de nationale regelgevende instanties toezicht dienen uit te oefenen; dat nummerplannen moeten worden ontwikkeld in nauw overleg met de telecommunicatieorganisaties en in samenhang met een lange-termijnnummerplan voor geheel Europa en met het internationale nummerplan; dat de invoering van wijzigingen van nummers zowel voor de telecommunicatieorganisaties als voor de gebruikers met hoge kosten gepaard gaat en tot een minimum moet worden beperkt, voor zover dit met nationale en internationale lange-termijnvereisten te verenigen is;
  • 38. 
    Overwegende dat in de Resolutie van de Raad van 19 november 1992 betreffende de bevordering van samenwerking op Europese schaal op het gebied van de nummering voor telecommunicatie (1) de versterking van de samenwerking op Europees niveau op het gebied van nummering voor telecommunicatiediensten voor paneuropese dienstverlening als een hoofddoelstelling van het beleid wordt beschouwd; dat er behoefte bestaat aan een Europese nummerruimte teneinde de implementatie en het gebruik van geheel Europa bestrijkende spraaktelefoondiensten met inbegrip van zogeheten "antwoordnummers" te vergemakkelijken.
  • 39. 
    Overwegende dat Lid-Staten die voor het aanbieden van telecommunicatiediensten een vergunnings- of aanmeldigsprocedure verplicht stellen, er krachtens Richtlijn 90/388/EEG voor moeten zorgen dat de voorwaarden voor de afgifte van vergunningen op objectieve, niet-discriminerende en duidelijke criteria worden gebaseerd; dat een eventuele afwijzing met redenen wordt omkleed en dat een procedure wordt ingevoerd om tegen een dergelijke afwijzing in beroep te gaan; dat de gebruiksvoorwaarden voor het openbare vaste telefoonnet in overeenstemming moeten zijn met het Gemeenschapsrecht, in het bijzonder met Richtlijn 90/387/EEG; dat overeenkomstig Richtlijn 92/44/EEG van de Raad van 5 juni 1992 betreffende de toepassing van Open Network Provision (ONP) op huurlijnen (2) beperkingen die gericht zijn op het doen naleven van de essentiële eisen, verenigbaar moeten zijn met de communautaire wetgeving en door de nationale regelgevende instanties door middel van wettelijke bepalingen moeten worden opgelegd; dat er ten aanzien van de interconnectie van huurlijnen en openbare telecommunicatienetten geen technische beperkingen mogen worden ingevoerd, noch in stand gehouden;
  • 40. 
    Overwegende dat krachtens Richtlijn 90/387/EEG de essentiële eisen die beperkingen van de toegang tot en van het gebruik van openbare telecommunicatienetwerken of -diensten rechtvaardigen, enkel de veiligheid van het functioneren van het netwerk, het behoud van de netwerkintegriteit, in gerechtvaardigde gevallen de interoperabiliteit van de diensten en de gegevensbescherming mogen betreffen; dat bovendien de algemeen geldende voorwaarden voor de aansluiting van eindapparatuur van toepassing zijn; dat nationale regelgevende instanties hun goedkeuring mogen hechten aan procedures die het de telecommunicatieorganisaties mogelijk maken onmiddellijk op te treden wanneer zich een ernstig geval van ongeoorloofde toegang of van inbreuk op de gebruiksvoorwaarden voordoet;
  • 41. 
    Overwegende dat ten aanzien van de voor spraaktelefoondiensten gehanteerde normen het beginsel van transparantie dient te worden toegepast; dat de harmonisatie van technische interfaces en toegangsvoorwaarden ingevolge Richtlijn 90/387/EEG moet berusten op de definitie van gemeenschappelijke technische specificaties die op internationale normen zijn gebaseerd; dat volgens Richtlijn 83/189/EEG van de Raad van 28 maart 1983 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften (1) geen nieuwe nationale normen worden uitgewerkt op gebieden waarvoor reeds aan geharmoniseerde Europese normen wordt gewerkt;
  • 42. 
    Overwegende dat, teneinde de Commissie in staat te stellen effectief toezicht te houden op de toepassing van deze richtlijn, de Lid-Staten bij de Commissie de nationale regelgevende instanties moeten aanmelden die met de bij deze richtlijn gecreëerde taken zijn belast en de Commissie de bij deze richtlijn voorgeschreven relevante informatie dienen te verschaffen;
  • 43. 
    Overwegende dat er naast de mogelijkheden van beroep, naar nationaal of Gemeenschapsrecht, behoefte bestaat aan een eenvoudige procedure voor de minnelijke regeling van geschillen zowel op nationaal als op Gemeenschapsniveau; dat deze procedure soepel en snel, goedkoop en transparant dient te zijn en dat alle partijen erbij moeten worden betrokken;
  • 44. 
    Overwegende dat de wetgeving inzake consumentenbescherming, de wetgeving inzake gegevensbescherming en de wetgeving met betrekking tot de bekendmaking van informatie of materiaal dat door het publiek als aanstootgevend kan worden ervaren, ook op telecommunicatiediensten van toepassing is; dat in deze richtlijn derhalve geen specifieke aanvullende maatregelen worden overwogen;
  • 45. 
    Overwegende dat de transparantie kan worden bevorderd door een regelmatige en systematische dialoog met telecommunicatieorganisaties, gebruikers, consumenten, fabrikanten en dienstenleveranciers over onderwerpen die de gehele Gemeenschap betreffen en die door deze richtlijn aan de orde worden gesteld; dat reeds in raadpleging van de vakbonden is voorzien bij Besluit 90/450/EEG van de Commissie (2) waarbij een Paritair Comité voor telecommunicatie, bestaande uit vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers, is opgericht om de Commissie bij te staan;
  • 46. 
    Overwegende dat de toepassing van ONP op spraaktelefonie, gezien de dynamische ontwikkeling van deze sector, een geleidelijk doch continu proces dient te zijn; dat de in de regelgeving neergelegde voorwaarden flexibel genoeg moeten zijn om op de eisen van een veranderende markt en technologie in te spelen; dat daarom een soepele en snelle procedure voor technische aanpassingen moet worden ingevoerd, waarin ten volle rekening wordt gehouden met de opvattingen van de Lid-Staten en waarbij het ONP-Comité dient te worden betrokken;
  • 47. 
    Overwegende dat waarschijnlijk een procedure zal moeten worden ingevoerd om te zorgen voor convergentie op communautair niveau door het bepalen van geharmoniseerde doelstellingen en streefdata voor spraaktelefoondiensten en -faciliteiten; dat bij deze convergentieprocedure het ONP-Comité dient te worden betrokken; dat bij een dergelijke procedure ten volle rekening moet worden gehouden met de stand van de netwerkontwikkeling en de marktvraag in de Gemeenschap;
  • 48. 
    Overwegende dat de doelstelling van een geavanceerde kosten-effectieve communautaire spraaktelefoondienst - een wezenlijke grondslag van de interne markt - niet bevredigend kan worden verwezenlijkt op het niveau van de Lid-Staten en daarom beter op communautair niveau kan worden bereikt door de aanneming van deze richtlijn;
  • 49. 
    Overwegende dat Beschikking 91/396/EEG (3) de invoering vereist in de Gemeenschap van een Europees alarmnummer; dat Richtlijn 91/263/EEG van de Raad van 29 april 1991 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten betreffende eindapparatuur, voor telecommunicatie en de onderlinge erkenning van de conformiteit van de apparatuur (4) de voorschriften vastlegt voor het aansluiten van eindapparatuur op het openbare vaste telefoonnetwerk;
  • 50. 
    Overwegende dat Europa afstevent op een op informatie gebaseerde economie; dat open toegang tot netwerken van kapitaal belang is op wereldniveau; dat de Raad een tijdschema voor de liberalisatie van alle telecommunicatienetwerken, -infrastructuren en -diensten heeft vastgesteld; dat een evenwichtige politiek van liberalisatie en harmonisatie - daarbij inbegrepen maatregelen voor universele dienstverlening - ervoor zal blijven zorgen dat handel, bedrijfsleven en burgers toegang hebben tot moderne, betaalbare en efficiënte communicatie-infrastructuren waarbij een ruim en gediversifieerd pakket van diensten zal worden aangeboden;
  • 51. 
    Overwegende dat de Raad de Commissie in zijn resolutie van 22 juli 1993 (5) verzocht heeft, vóór 1 januari 1996 de nodige voorstellen voor regelgeving in te dienen en na te gaan hoe ONP aan toekomstige ontwikkelingen kan worden aangepast,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Toepassingsgebied

  • 1. 
    Deze richtlijn heeft betrekking op de harmonisatie van de voorwaarden voor een open en efficiënte toegang tot en gebruik van zowel het openbare vaste telefoonnet als de openbare telefoondienst, alsmede op het in de gehele Gemeenschap beschikbaar zijn van een geharmoniseerde spraaktelefoondienst.
  • 2. 
    De richtlijn is niet van toepassing op mobiele telefoondiensten, behalve wat betreft de interconnectie tussen de voor openbare mobiele telefoondiensten gebruikte netwerken en de openbare vaste telefoonnetten.

Artikel 2

Definties

  • 1. 
    De in Richtlijn 90/387/EEG gegeven definities gelden ook voor deze richtlijn.
  • 2. 
    In de zin van deze richtlijn wordt verstaan onder:
  • "openbaar vast telefoonnet", het openbare geschakelde telecommunicatienet dat onder meer voor de levering van spraaktelefoondiensten tussen vaste netwerkaansluitpunten wordt gebruikt;
  • "gebruikers", eindgebruikers, met inbegrip van consumenten (b.v. particuliere eindgebruikers), en dienstenleveranciers, met inbegrip van telecommunicatieorganisaties die diensten leveren die ook door anderen worden of kunnen worden geleverd;
  • "nationale regelgevende instantie", in elke Lid-Staat die instantie(s) die juridisch onderscheiden en functioneel onafhankelijk is (zijn) van de telecommunicatieorganisaties en door de betrokken Lid-Staat onder meer met de in deze richtlijn bedoelde regelgeving is (zijn) belast;
  • "ONP-Comité", het bij artikel 9, lid 1, van Richtlijn 90/387/EEG ingestelde Comité;
  • "openbare betaaltelefoon", een voor het publiek toegankelijk telefoontoestel, voor het gebruik waarvan met bij voorbeeld munten, krediet-/debietkaarten en/of vooruitbetaalde telefoonkaarten wordt betaald.

Artikel 3

Beschikbaarstelling van de dienst, aansluiting van eindapparatuur en netwerkgebruik

De Lid-Staten zorgen ervoor dat de respectieve telecommunicatieorganisaties afzonderlijk of gezamenlijk een openbaar vast telefoonnet en een spraaktelefoondienst overeenkomstig de bepalingen van deze richtlijn beschikbaar stellen, teneinde in de gehele Gemeenschap een geharmoniseerd aanbod te garanderen.

Met name zorgen de Lid-Staten ervoor dat de gebruikers:

  • a) 
    op verzoek op het openbare vaste telefoonnet kunnen worden aangesloten,
  • b) 
    in overeenstemming met het nationale en het Gemeenschapsrecht goedgekeurde eindapparatuur die bij de gebruiker staat opgesteld, kunnen aansluiten en kunnen gebruiken.

De Lid-Staten zorgen ervoor dat het gebruik van de aangeboden aansluiting niet wordt onderworpen aan andere beperkingen dan die waarnaar in artikel 22 wordt verwezen.

Artikel 4

Bekendmaking van en toegang tot informatie

  • 1. 
    De nationale regelgevende instanties zorgen ervoor dat over de toegang tot en het gebruik van het openbare vaste telefoonnet en van de spraaktelefoondiensten toereikende en actuele informatie wordt bekendgemaakt overeenkomstig de in bijlage I vervatte lijst van onderwerpen.

Veranderingen in het bestaande aanbod en inlichtingen over nieuw aanbod worden zo snel mogelijk bekendgemaakt. De nationale regelgevende instantie kan een passende termijn voor voorafgaande kennisgeving opleggen.

  • 2. 
    De in lid 1 bedoelde informatie dient zodanig te worden bekendgemaakt dat zij voor de gebruikers gemakkelijk toegankelijk is. In het officiële publikatieblad van de betrokken Lid-Staat wordt naar de bekendmaking van die informatie verwezen.
  • 3. 
    De nationale regelgevende instanties stellen de Commissie uiterlijk één jaar na de aanneming van deze richtlijn - en vervolgens bij elke wijziging - in kennis van de wijze waarop de in lid 1 bedoelde informatie beschikbaar wordt gesteld; de Commissie maakt op geregelde tijdstippen een verwijzing naar deze kennisgevingen bekend in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 5

Doelstellingen inzake de leveringstermijn en de kwaliteit van de dienst

  • 1. 
    De nationale regelgevende instanties zorgen ervoor dat voor de leveringstermijn en de kwaliteitsindicatoren van de dienst doelstellingen worden vastgesteld en gepubliceerd op basis van de lijst van bijlage II. De definities, de meetmethoden en de mate waarin deze doelstellingen voor de nationale telecommunicatieorganisaties zijn verwezenlijkt, worden jaarlijks gepubliceerd. De definities, meetmethoden en doelstellingen worden ten minste om de drie jaar door de nationale regelgevende instantie herzien.
  • 2. 
    Ten aanzien van de publikatie gelden de bepalingen van artikel 4.
  • 3. 
    Indien nodig verzoekt de Commissie in overleg met het ONP-Comité overeenkomstig de procedure van artikel 30 het ETSI om Europese normen voor gemeenschappelijke definities en meetmethoden op te stellen.

Artikel 6

Voorwaarden voor het beëindigen van het dienstenaanbod

  • 1. 
    De nationale regelgevende instanties zorgen ervoor dat het bestaande dienstenaanbod gedurende een redelijke tijd gestand wordt gedaan en dat het slechts mag worden beëindigd, dan wel mag worden gewijzigd op een manier die de gebruiksmogelijkheden ervan wezenlijk verandert, na overleg met de betrokken gebruikers en na een passende door de nationale regelgevende instantie vast te stellen kennisgevingstermijn.
  • 2. 
    Onverminderd andere rechtsmiddelen waarin de nationale wet voorziet, zorgen de Lid-Staten ervoor dat de gebruikers, die wanneer de nationale wetgeving daarin voorziet optreden in samenwerking met organisaties die de belangen van gebruikers en/of consumenten behartigen, geschillen betreffende de beëindiging van een dienst waarbij de betrokken gebruikers het niet eens zijn met de daarvoor door de telecommunicatieorganisatie beoogde termijn, kunnen voorleggen aan de nationale regelgevende instantie.

Artikel 7

Gebruikerscontracten

  • 1. 
    De nationale regelgevende instanties zorgen ervoor dat de gebruikers een contract hebben met een omschrijving van de dienst die door de telecommunicatieorganisatie zal worden verleend. Zij moeten als algemene regel eisen dat wordt voorzien in schadevergoedings- en/of terugbetalingsregelingen voor het geval dat de contractueel overeengekomen doelstellingen ten aanzien van de kwaliteit van de dienst niet worden gehaald en ervoor zorgen dat eventuele uitzonderingen op deze regel door de desbetreffende telecommunicatieorganisatie(s) wordt (worden) verantwoord en duidelijk in de overeenkomst met de gebruiker worden vastgelegd.
  • 2. 
    De telecommunicatieorganisaties reageren onverwijld op een verzoek om aansluiting op het openbare vaste telefoonnet en stellen de gebruiker in kennis van de geplande datum van de levering van de dienst.
  • 3. 
    De nationale regelgevende instanties kunnen de wijziging eisen van de contractbepalingen en voorwaarden voor eventuele schadevergoedings- en/of terugbetalingsregelingen die door de telecommunicatieorganisaties worden toegepast. De gebruikerscontracten van de telecommunicatieorganisaties geven een samenvatting van de wijze waarop een procedure voor de regeling van een geschil wordt ingesteld.
  • 4. 
    De Lid-Staten zorgen ervoor dat de gebruiker het recht heeft om een gerechtelijke procedure tegen een telecommunicatieorganisatie in te stellen.

Artikel 8

Afwijkingen van bekendgemaakte voorwaarden

Wanneer een telecommunicatieorganisatie een bepaald verzoek tot aansluiting op het openbare vaste telefoonnet tegen de door haar bekendgemaakte tarieven en leveringsvoorwaarden onredelijk acht, vraagt zij de nationale regelgevende instantie om instemming om de voorwaarden in dat geval te wijzigen.

Artikel 9

Beschikbaarstelling van geavanceerde faciliteiten

  • 1. 
    De nationale regelgevende instanties zorgen ervoor dat de in bijlage III, punt 1, genoemde faciliteiten, voor zover technisch uitvoerbaar en economisch haalbaar, overeenkomstig de in artikel 24 bedoelde technische normen beschikbaar worden gesteld.
  • 2. 
    De nationale regelgevende instanties vergemakkelijken en bevorderen de beschikbaarstelling van de in bijlage III, punt 2, genoemde diensten en faciliteiten, overeenkomstig de in artikel 24 bedoelde technische normen, door middel van commerciële overeenkomsten tussen telecommunicatieorganisaties en, in voorkomend geval, met anderen die de dienst of faciliteit aanbieden, een en ander in overeenstemming met de mededingingsbepalingen van het Verdrag en de behoefte van de gebruikers.
  • 3. 
    De nationale regelgevende instanties zorgen ervoor dat er, rekening houdend met de stand van de netwerkontwikkeling, de marktvraag en de vooruitgang van de normalisatie, data voor de invoering van de in bijlage III, punt 1, genoemde faciliteiten worden vastgesteld, die op de in artikel 4 bepaalde wijze worden gepubliceerd. De nationale regelgevende instanties stimuleren op dezelfde manier de vaststelling en publikatie van data voor de in bijlage III, punt 2, genoemde diensten en faciliteiten.

Artikel 10

Bijzondere toegang tot het netwerk

  • 1. 
    De nationale regelgevende instanties zorgen ervoor dat de telecommunicatieorganisaties gevolg geven aan redelijke verzoeken van andere gebruikers dan
  • a) 
    de exploitanten van openbare mobiele telefoondiensten,
  • b) 
    de telecommunicatieorganisaties, wanneer zij spraaktelefoondiensten aanbieden,

om toegang te verkrijgen tot het openbare vaste telefoonnet op andere netwerkaansluitpunten dan de in bijlage I genoemde aansluitpunten.

Wanneer de telecommunicatieorganisatie een bepaald verzoek tot bijzondere netwerktoegang onredelijk acht, vraagt zij de instemming van de nationale regelgevende instantie om die toegang te beperken of te weigeren. De betrokken gebruikers moeten in de gelegenheid worden gesteld om hun zaak voor te leggen aan de nationale regelgevende instantie, alvorens een besluit wordt genomen.

Wanneer een verzoek tot bijzondere netwerktoegang wordt afgewezen, dient de verzoeker spoedig over de redenen van deze afwijzing te worden ingelicht; dit geldt echter niet bij procedures uit hoofde van de nationale regeling inzake de toepassing van vergunningsvoorwaarden in overeenstemming met het Gemeenschapsrecht, noch bij vorderingen die bij een nationale rechterlijke instantie zijn ingesteld.

  • 2. 
    Technische en commerciële overeenkomsten betreffende bijzondere netwerktoegang vormen een aangelegenheid die in overleg tussen de betrokken partijen wordt geregeld, behoudens maatregelen van de nationale regelgevende instantie, zoals bedoeld in de leden 1, 3 en 4. De overeenkomst mag inhouden dat door de telecommunicatieorganisatie een vergoeding wordt gevraagd voor de kosten die met name met het leveren van de bijzondere netwerktoegang verband houden; deze vergoedingen dienen volledig overeen te stemmen met de in bijlage II van Richtlijn 90/387/EEG opgenomen beginselen van kostenoriëntering.
  • 3. 
    De nationale regelgevende instantie mag op elk tijdstip op eigen initiatief maatregelen nemen, en doet zulks indien een van beide partijen daarom verzoekt, teneinde niet-discriminerende voorwaarden vast te stellen die voor beide partijen billijk en redelijk en voor alle gebruikers het gunstigst zijn.
  • 4. 
    De nationale regelgevende instanties hebben tevens het recht om, in het belang van de gebruikers, ervoor te zorgen dat de bedoelde overeenkomsten voorwaarden bevatten die beantwoorden aan de in lid 3 genoemde criteria, efficiënt en tijdig worden gesloten en uitgevoerd, en dat zij voorwaarden bevatten inzake de overeenstemming met de relevante normen en met de essentiële eisen, en/of de instandhouding van het kwaliteitsniveau van eindpunt tot eindpunt.
  • 5. 
    De door de nationale regelgevende instantie overeenkomstig lid 4 bepaalde voorwaarden worden gepubliceerd op de in artikel 4 bepaalde wijze.
  • 6. 
    De nationale regelgevende instanties zorgen ervoor dat de telecommunicatieorganisaties het niet-discriminatiebeginsel in acht nemen bij het gebruikmaken van het openbare vaste telefoonnet voor het aanbieden van diensten die ook door andere leveranciers worden of zouden kunnen worden aangeboden.
  • 7. 
    De Commissie verzoekt, in overleg met het ONP-Comité, het ETSI overeenkomstig de procedure van artikel 30 zo nodig normen op te stellen voor nieuwe vormen van netwerktoegang. Een verwijzing naar deze normen wordt overeenkomstig artikel 5, lid 1, van Richtlijn 90/387/EEG in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen bekendgemaakt.
  • 8. 
    Bijzonderheden over de overeenkomsten betreffende bijzondere netwerktoegang worden op verzoek aan de nationale regelgevende instantie medegedeeld.

Artikel 11

Interconnectie

  • 1. 
    De nationale regelgevende instanties zorgen ervoor dat aan redelijke verzoeken van de hieronder vermelde organisaties om netwerkinterconnectie met het openbare vaste telefoonnet gevolg wordt gegeven, in het bijzonder om te waarborgen dat in de gehele Gemeenschap spraaktelefoondiensten beschikbaar worden gesteld:
  • a) 
    telecommunicatieorganisaties die openbare vaste telefoonnetten aanbieden in andere Lid-Staten die overeenkomstig artikel 26, lid 3, zijn aangemeld,
  • b) 
    exploitanten van openbare mobiele telefoondiensten in dezelfde Lid-Staat.

Een verzoek om interconnectie kan door een telecommunicatieorganisatie niet worden geweigerd zonder de voorafgaande instemming van haar nationale regelgevende instantie.

Over de interconnectie met het openbare vaste telefoonnet ten behoeve van de exploitanten van openbare mobiele telefoondiensten in andere Lid-Staten die overeenkomstig artikel 26, lid 3, zijn aangemeld, kan eveneens overeenstemming worden bereikt tussen de betrokken partijen. Een telecommunicatieorganisatie kan een verzoek om een dergelijke interconnectie niet weigeren zonder de voorafgaande instemming van haar nationale regelgevende instantie.

  • 2. 
    Technische en commerciële interconnectieovereenkomsten komen tot stand in onderling overleg tussen de betrokken partijen, behoudens maatregelen van de nationale regelgevende instantie, als bedoeld in artikel 10, leden 3 en 4.
  • 3. 
    De nationale regelgevende instanties zorgen ervoor dat de telecommunicatieorganisaties bij het sluiten van overeenkomsten met andere partijen niet-discriminerend handelen.
  • 4. 
    Wanneer bij interconnectieovereenkomsten uitdrukkelijk is bepaald dat aan de telecommunicatieorganisatie een specifieke vergoeding moet worden betaald in omstandigheden waarin voor de onderscheiden partijen verschillende exploitatievoorwaarden gelden, bij voorbeeld door een prijsmaatregel of een verplichting tot universele dienstverlening, zijn dergelijke vergoedingen kostengeoriënteerd, niet-discriminerend en volledig gegrond en worden zij alleen toegepast met de goedkeuring van de nationale regelgevende instantie, die overeenkomstig het Gemeenschapsrecht handelt.
  • 5. 
    Bijzonderheden over de interconnectieovereenkomsten worden op verzoek aan de betrokken nationale regelgevende instanties medegedeeld.

Artikel 12

Tariefbeginselen en transparantie

  • 1. 
    De nationale regelgevende instanties zorgen ervoor dat de tarieven voor het gebruik van het openbare vaste telefoonnet en de spraaktelefoondienst in overeenstemming zijn met de in bijlage II van Richtlijn 90/387/EEG genoemde beginselen van transparantie en kostenoriëntering, en dat zij voldoen aan de bepalingen van dit artikel.
  • 2. 
    Onverminderd de toepassing van het beginsel van kostenoriëntering kunnen de nationale regelgevende instanties de telecommunicatieorganisaties tariefeisen opleggen die te maken hebben met het streven naar toegankelijkheid van de telefoondienst voor allen, ook wanneer dit streven aspecten van ruimtelijke ordening betreft.
  • 3. 
    De tarieven voor de toegang tot en het gebruik van het openbare vaste telefoonnet zijn onafhankelijk van de aard van de toepassing welke de gebruiker benut, behalve wanneer en voor zover deze verschillende diensten of faciliteiten wenst.
  • 4. 
    De tarieven voor faciliteiten die verder gaan dan het beschikbaar stellen van een aansluiting op het openbare vaste telefoonnet en de levering van de spraaktelefoondienst worden, overeenkomstig het Gemeenschapsrecht, voldoende gesplitst zodat van de gebruiker geen betaling wordt verlangd voor faciliteiten die voor de gevraagde dienst niet nodig zijn.
  • 5. 
    De tarieven bestaan gewoonlijk uit de volgende componenten, die ten behoeve van de gebruiker moeten worden gespecificeerd:
  • de initiële vergoeding voor de aansluiting van de gebruiker op het openbare vaste telefoonnet en de inschrijving als abonnee van de spraaktelefoondienst;
  • het periodieke abonnementsgeld, gebaseerd op de door de gebruiker gekozen soort dienst en faciliteiten;
  • gebruiksvergoedingen, waarbij onder meer rekening kan worden gehouden met piek- en dalperioden.

Indien nog andere tariefcomponenten worden toegepast, moeten deze transparant zijn en op objectieve criteria zijn gebaseerd.

  • 6. 
    De tarieven worden op de in artikel 4 voorgeschreven wijze gepubliceerd.
  • 7. 
    Tariefwijzingen mogen eerst worden ingevoerd na het verstrijken van een passende, door de nationale regelgevende instantie vast te stellen kennisgevingstermijn.

Artikel 13

Kostentoerekeningsbeginselen

  • 1. 
    De Lid-Staten zorgen ervoor dat hun telecommunicatieorganisaties die overeenkomstig artikel 26, lid 2, zijn aangemeld, uiterlijk op 31 december 1996 een voor het in de praktijk brengen van aritkel 12 geschikt kostentoerekeningssysteem hanteren en dat de naleving hiervan door een van deze organisaties onafhankelijke bevoegde instantie wordt gecontroleerd. Over deze controle wordt periodiek openbaar verslag uitgebracht.
  • 2. 
    De nationale regelgevende instanties zorgen ervoor dat op verzoek een beschrijving beschikbaar wordt gesteld van het kostentoerekeningssysteem, waaruit blijkt onder welke hoofdcategorieën de kosten worden ondergebracht en welke regels worden gehanteerd voor de toerekening van kosten voor de spraaktelefoondienst. De nationale regelgevende instanties verstrekken de Commissie op haar verzoek informatie over de door de telecommunicatieorganisaties toegepaste kostentoerekeningssystemen.
  • 3. 
    Onverminderd de laatste alinea van dit lid omvat het in lid 1 genoemde systeem de volgende elementen:
  • a) 
    de kosten van de spraaktelefoondienst behelzen inzonderheid de directe kosten die de telecommunicatieorganisaties maken voor het installeren, exploiteren en onderhouden van de spraaktelefoondienst en voor het commercialiseren en factureren van de spraaktelefoondienst;
  • b) 
    de algemene kosten, dat wil zeggen kosten die niet rechtstreeks kunnen worden gerelateerd aan de spraaktelefoondienst of aan andere activiteiten, worden als volgt toegerekend:
  • i) 
    waar mogelijk worden categorieën van algemene kosten toegerekend op basis van een rechtstreekse analayse van de oorsprong van de kosten zelf;
  • ii) 
    indien rechtstreekse analyse niet mogelijk is, worden de categorieën van algemene kosten toegerekend op basis van een indirecte koppeling met een andere kostencategorie of groep van kostencategorieën die rechtstreeks kan worden gerelateerd of toegerekend; de indirecte koppeling is gebaseerd op vergelijkbare kostenstructuren;
  • iii) 
    wanneer er geen directe of indirecte maatstaven voor kostentoerekening kunnen worden gevonden, vindt toerekening van de kostencategorie plaats op basis van een algemene verdeelsleutel, die wordt berekend aan de hand van het verhoudingsgetal van alle uitgaven die rechtstreeks of zijdelings worden gerelateerd of toegerekend aan, enerzijds, de spraaktelefoondiensten en, anderzijds, de andere diensten.

Andere kostentoerekeningssystemen mogen worden toegepast indien zij geschikt zijn voor de toepassing van artikel 12 en als zodanig door de nationale regelgevende instantie zijn goedgekeurd voor toepassing door de telecommunicatieorganisaties, mits de Commissie voor de toepassing op de hoogte wordt gebracht.

  • 4. 
    Gedetailleerde informatie over de berekening wordt de nationale regelgevende instantie op verzoek en ter vertrouwelijke inzage verstrekt.
  • 5. 
    De Lid-Staten zien erop toe dat de financiële rekeningen van de telecommunicatieorganisaties die overeenkomstig artikel 26 zijn aangemeld, in overeenstemming met de regels van de nationale wetgeving worden opgesteld, gepubliceerd en aan een accountantsonderzoek onderworpen.

Artikel 14

Kortingen, tarieven voor niet-frequentie gebruikers en andere specifieke tariefregelingen

  • 1. 
    De nationale regelgevende instanties kunnen ermee instemmen dat quantumkortingsregelingen voor gebruikers worden aangeboden; deze regelingen worden aan het toezicht van de nationale regelgevende instantie onderworpen.
  • 2. 
    De nationale regelgevende instanties kunnen instemmen met bijzondere tarieven voor maatschappelijk wenselijke diensten zoals hulpdiensten, alsmede voor niet-frequente gebruikers of voor specifieke maatschappelijke groepen.
  • 3. 
    De nationale regelgevende instanties zorgen ervoor dat in het tariefstelsel gereduceerde tarieven voor in dalperioden binnen de Gemeenschap gevoerde gesprekken worden opgenomen en dat zulks, waar nodig, ook nacht- en weekendtarieven omvat.
  • 4. 
    De nationale regelgevende instanties zorgen ervoor dat bijzondere tarieven voor spraaktelefoondiensten die worden geleverd in het kader van specifieke projecten van beperkte duur, hun vooraf ter kennis worden gebracht.

Artikel 15

Gespecificeerde facturen

De nationale regelgevende instanties zorgen ervoor dat doelstellingen worden geformuleerd en gepubliceerd met betrekking tot de verstrekking van gespecificeerde facturen als een op verzoek van de gebruikers beschikbare faciliteit, rekening houdend met de stand van de netwerkontwikkeling en de marktvraag.

Onder voorbehoud van de onderstaande alinea en voor zover de relevante wetgeving inzake de bescherming van persoonsgegevens en van de persoonlijke levenssfeer deze details toestaat, wordt op de gespecificeerde facturen aangegeven hoe het gefactureerde bedrag is samengesteld.

Gesprekken die kosteloos zijn voor de oproeper, met inbegrip van gesprekken met SOS-lijnen, worden niet vermeld op de gespecificeerde factuur van de oproeper.

In dit verband kan de gebruiker tegen redelijke tarieven de keuze worden geboden uit meer of minder gedetailleerde facturen.

Artikel 16

Abonneelijsten

De nationale regelgevende instanties zorgen er, met inachtneming van de bepalingen van de relevante wetgeving inzake de bescherming van de persoonsgegevens en de persoonlijke levenssfeer, voor dat:

  • a) 
    lijsten van de abonnees van de spraaktelefoondienst hetzij in gedrukte, hetzij in elektronische vorm ter beschikking van de gebruikers worden gesteld en regelmatig worden bijgewerkt;
  • b) 
    de gebruikers het recht hebben om hun naam al dan niet te laten opnemen in vrij te raadplegen abonneelijsten;
  • c) 
    de telecommunicatieorganisties, op aanvraag, openbare lijsten van abonnees op de spraaktelefoondienst tegen vooraf gepubliceerde en billijke, redelijke en niet-discriminerende voorwaarden ter beschikking stellen.

Artikel 17

Installatie van openbare betaaltelefoons

De nationale regelgevende instanties zorgen ervoor dat zowel qua aantal als qua geografische spreiding voldoende openbare betaaltelefoons worden geïnstalleerd om aan de redelijke behoeften van de gebruikers te voldoen en dat het mogelijk is om vanuit deze telefooncellen de hulpdiensten op te roepen. Oproepen naar het in Beschikking 91/396/EEG bedoelde Europees oproepnummer voor hulpdiensten zijn kosteloos.

Artikel 18

Telefoonkaarten met vooruitbetaalde gesprekstijd

  • 1. 
    De Commissie zorgt ervoor dat er door het ETSI en/of het CEN/Cenelec normen voor een geharmoniseerde telefoonkaart worden opgesteld die voor de betaaltelefoons van alle Lid-Staten geschikt is, alsook normen voor de bijbehorende netwerk-interfaces zodat het mogelijk is de in een Lid-Staat uitgereikte telefoonkaarten ook in andere Lid-Staten te gebruiken. In het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen wordt een verwijzing naar de normen voor de telefoonkaart en voor de bijbehorende uitrusting opgenomen.
  • 2. 
    De nationale regelgevende instanties moedigen de geleidelijke invoering aan van openbare betaaltelefoons die aan deze normen voldoen.

Artikel 19

Specifieke voorwaarden voor gehandicapten en gebruikers met bijzondere behoefen

De nationale regelgevende instanties kunnen specifieke voorwaarden bepalen met het oog op de vergemakkelijking van het gebruik van de spraaktelefoondienst door gehandicapten en gebruikers met bijzondere behoeften.

Artikel 20

Specificaties voor de netwerktoegang, met inbegrip van de contactdoos

  • 1. 
    Indien nodig verzoekt de Commissie, in overleg met het ONP-Comité volgens de procedure van artikel 30, het ETSI normen op te stellen voor nieuwe soorten van geharmoniseerde netwerktoegang, overeenkomstig het referentiekader van bijlage II, punt 2, van Richtlijn 90/387/EEG. In het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen wordt een verwijzing naar de normen voor deze nieuwe soorten van geharmoniseerde netwerktoegang opgenomen.
  • 2. 
    Wanneer de spraaktelefoondienst via het ISDN-net bij het S/T-referentiepunt aan de gebruikers wordt geleverd, zorgen de nationale regelgevende instanties ervoor dat na het van toepassing worden van deze richtljin de invoering van een nieuw netwerkaansluitpunt, met name wat de contactdoos betreft, voldoet aan de relevante interfacespecificaties waarnaar wordt verwezen in de lijst van normen die in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen is verschenen.

Artikel 21

Nummering

  • 1. 
    De Lid-Staten zorgen ervoor dat de nationale nummerplannen voor telefonie door de nationale regelgevende instantie worden gecontroleerd zodat er eerlijke mededinging is. Met name de procedures voor de toewijzing van afzonderlijke nummers en nummerreeksen dienen transparant en billijk te zijn en tijdig te worden ingeleid, en de toewijzing moet objectief transparant en op niet-discriminerende wijze geschieden.
  • 2. 
    De nationale regelgevende instanties zorgen ervoor dat de hoofdelementen van het nationale nummerplan en alle op die hoofdelementen betrekking hebbende toevoegingen en wijzingen worden gepubliceerd, alleen behoudens beperkingen in verband met de nationale veiligheid.
  • 3. 
    De nationale regelgevende instanties moedigen het passend gebruik van eventuele Europese nummerplannen aan voor het leveren van de in bijlage III, punt 2, vermelde faciliteiten.

Artikel 22

Gebruiks- en toegangsvoorwaarden en essentiële eisen

  • 1. 
    De Lid-Staten zorgen ervoor dat de voorwaarden die de toegang tot en het gebruik van de openbare vaste telefoonnetten of spraaktelefoondiensten beperken, slechts kunnen worden opgelegd op basis van de in de leden 3, 4 en 5 gegeven gronden en alleen met goedkeuring van de nationale regelgevende instantie worden ingevoerd.
  • 2. 
    De nationale regelgevende instanties voeren procedures in waarmee van geval tot geval en op zo kort mogelijke termijn kan worden beoordeeld of het een telecommunicatieorganisatie al dan niet kan worden toegestaan maatregelen te nemen zoals het ontzeggen van toegang tot het openbare vaste telefoonnet of de onderbreking dan wel een vermindering van de beschikbaarheid van de spraaktelefoondienst wanneer de gebruiker wordt verweten niet aan de gebruiksvoorwaarden te voldoen. Deze procedures mogen ook voorzien in de mogelijkheid dat de nationale regelgevende instantie van tevoren een lijst opstelt van maatregelen die bij welomschreven inbreuken op de gebruiksvoorwaarden mogen worden genomen.

De nationale regelgevende instantie zorgt ervoor dat de procedures een transparant besluitvormingsproces garanderen waarbij voldoende rekening wordt gehouden met de rechten van de betrokken partijen. Een besluit wordt eerst genomen nadat beide partijen de gelegenheid hebben gehad hun standpunt uiteen te zetten. Het besluit wordt naar behoren met redenen omkleed en binnen een week aan de partijen medegedeeld.

Een overzicht van deze procedures wordt op de in artikel 4 bepaalde wijze gepubliceerd.

Deze bepaling doet geen afbreuk aan het recht van de betrokken partijen zich tot de rechter te wenden.

  • 3. 
    Gebruiksbeperkingen die op bijzondere of uitsluitende rechten in verband met spraaktelefonie zijn gebaseerd, worden de gebruikers bij bestuursrechtelijke maatregel opgelegd en worden bekendgemaakt overeenkomstig artikel 4.
  • 4. 
    De voorwaarden voor de aansluiting van eindapparatuur op het openbare vaste telefoonnet dienen in overeenstemming te zijn met de bepalingen van Richtlijn 91/263/EEG en worden op de in artikel 4 van deze richtlijn voorgeschreven wijze bekendgemaakt.

Wanneer de eindapparatuur van de gebruiker niet of niet meer aan de goedkeuringsvoorwaarden voldoet of dermate slecht functioneert dat de integriteit van het netwerk daarvan hinder ondervindt of wanneer de veiligheid van personen in gevaar is, zorgen de nationale regelgevende instanties er onverminderd de bepalingen van Richtljin 91/263/EEG voor, dat de volgende procedure wordt gevolgd:

  • de telecommunicatieorganisatie mag de dienst onderbreken tot de eindapparatuur van het netwerkaansluitpunt is losgekoppeld;
  • de telecommunicatieorganisatie stelt de gebruiker onverwijld in kennis van de onderbreking, met opgave van redenen;
  • de dienst wordt hervat zodra de gebruiker ervoor heeft gezorgd dat de eindapparatuur van het netwerkaansluitpunt is losgekoppeld.
  • 5. 
    Wanneer de toegang tot of het gebruik van het openbare vaste telefoonnet op grond van essentiële eisen wordt beperkt, zorgen de nationale regelgevende instanties ervoor dat in de relevante nationale bepalingen wordt aangegeven welke van de onder a) tot en met d) vermelde essentiële eisen daaraan ten grondslag liggen.

Op essentiële eisen gebaseerde beperkingen worden op de in artikel 4 bepaalde wijze bekendgemaakt.

Op esssentiële eisen gebaseerde beperkingen worden bij bestuursrechtelijke maatregel opgelegd.

Onverminderd artikel 3, lid 5, en artikel 5, lid 3, van Richtlijn 90/387/EEG, zijn de essentiële eisen zoals aangegeven in artikel 3, lid 2, van die richtlijn als volgt van toepassing op het openbare vaste telefoonnet en de spraaktelefoondiensten:

  • a) 
    Veiligheid van de netwerkexploitatie

De toegang tot en het gebruik van het openbare vaste telefoonnet worden niet beperkt uit overwegingen die de veiligheid van de netwerkexploitatie betreffen, behalve in noodsituaties, waarin de telecommunicatieorganisatie de volgende maatregelen mag nemen om de veiligheid van de netwerkexploitatie te waarborgen:

  • onderbreking van de dienst,
  • beperking van de levering van bepaalde functies, en
  • ontzegging van de toegang tot het netwerk en de dienst aan nieuwe gebruikers.

In dezen wordt verstaan onder "noodsituatie", een catastrofaal defect aan het netwerk of een uitzonderlijk geval van overmacht, zoals extreme weersomstandigheden, overstromingen, blikseminslag of brand, stakingen of uitsluitingen, oorlog, militaire operaties of burgeroproer. In een noodsituatie stelt de telecommunicatieorganisatie alles in het werk om de voortzetting van de dienst voor alle gebruikers te garanderen.

De nationale regelgevende instanties zorgen ervoor dat de telecommunicatieorganisaties procedures hebben om de nationale regelgevende instantie en de gebruikers onmiddellijk in kennis te stellen van het begin en het eind van een noodsituatie en van de aard en de omvang van de tijdelijke beperkingen van de dienst.

  • b) 
    Handhaving van de netwerkintegriteit

De nationale regelgevende instanties zorgen ervoor dat de beperkingen op de toegang tot en het gebruik van het openbare vaste telefoonnet om de integriteit van het netwerk te handhaven en aldus onder meer netwerkapparatuur, -programmatuur of -gegevens te beschermen, worden beperkt tot het strikte minimum dat voor de normale exploitatie van het netwerk vereist is. De beperkingen zijn gebaseerd op openbaar gemaakte, objectieve criteria en worden op een niet-discriminerende wijze toegepast.

  • c) 
    Interoperabiliteit van diensten

Wanneer goedgekeurde eindapparatuur wordt gebruikt overeenkomstig de bepalingen van Richtlijn 91/263/EEG, mogen geen verdere gebruiksbeperkingen ten behoeve van de interoperabiliteit van diensten worden opgelegd.

Wanneer de nationale regelgevende instantie, in contracten die betrekking hebben op de interconnectie met openbare netwerken of op de bijzondere netwerktoegang, voorwaarden oplegt ten aanzien van de interoperabiliteit van diensten, worden deze voorwaarden op de in artikel 4 voorgeschreven wijze gepubliceerd.

  • d) 
    Gegevensbescherming

De Lid-Staten mogen de toegang tot en het gebruik van het openbare vaste telefoonnet op grond van de gegevensbescherming slechts beperken voor zover dit nodig is om te voldoen aan de regelgeving ter zake, met inbegrip van de bescherming van persoonsgegevens, de vertrouwelijke aard van overgeseinde of opgeslagen informatie en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer overeenkomstig het Gemeenschapsrecht.

  • 6. 
    De nationale regelgevende instanties zorgen ervoor dat, indien nodig, de gebruikers vooraf op passende wijze door de telecommunicatieorganisaties wordt meegedeeld wanneer de toegang tot of het gebruik van het openbare vaste telefoonnet kan worden beperkt of hun kan worden ontzegd ten gevolge van geplande onderhoudsactiviteiten.

Artikel 23

Wanbetaling

De Lid-Staten staan toe dat in overeenstemming met artikel 4 bekend te maken specifieke maatregelen worden getroffen ter zake van wanbetaling en de eruit voortvloeiende onderbreking van de dienstverlening of verbreking van de aansluiting. Elke onderbreking van de dienstverlening uit hoofde van deze maatregelen is, voor zover dat technisch haalbaar is, tot de betrokken dienst beperkt en de gebruiker wordt vooraf naar behoren gewaarschuwd.

Artikel 24

Technische normen

  • 1. 
    De nationale regelgevende instanties bevorderen de levering van diensten in overeenstemming met de volgende normen:
  • normen die krachtens artikel 5, lid 1, van Richtlijn 90/387/EEG in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen zijn bekendgemaakt.

of, indien dergelijke normen ontbreken,

  • Europese normen die door het ETSI of het CEN/Cenelec zijn vastgesteld,

of, indien dergelijke normen ontbreken,

  • internationale normen of aanbevelingen die door de Internationale Telecommunicatie Unie (ITU), de Internationale Organisatie voor Normalisatie (ISO) of de Internationale Elektrotechnische Commissie (IEC) zijn vastgesteld,

of, indien dergelijke normen ontbreken,

  • nationale normen of specificaties,

onverminderd verwijzingen naar Europese normen die krachtens artikel 5, lid 3, van Richtlijn 90/387/EEG verplicht kunnen worden gesteld.

  • 2. 
    De nationale regelgevende instanties zorgen ervoor dat de telecommunicatieorganisaties de gebruikers desgewenst inlichten over de normen of specificaties, met inbegrip van Europese en/of internationale normen die via nationale normen worden toegepast, in overeenstemming waarmee de in deze richtlijn bedoelde diensten en faciliteiten worden geleverd.

Artikel 25

Voorschriften met het oog op convergentie in de gehele Gemeenschap

  • 1. 
    Aan de hand van de verslagen die overeenkomstig artikel 26, lid 5, door de nationale regelgevende instanties worden ingediend en van de overeenkomstig artikel 4 gepubliceerde informatie, beoordeelt de Commissie de vooruitgang naar convergentie van doelstellingen en de uitvoering van gemeenschappelijke diensten en faciliteiten binnen de Gemeenschap.
  • 2. 
    Indien de uitvoering van de eisen van de artikelen 5, 9 en 15 niet toereikend blijkt voor het leveren aan de gebruikers van op Gemeenschapsniveau geharmoniseerde diensten en faciliteiten, kunnen volgens de procedure van artikel 31 geharmoniseerde doelstellingen en streefdata worden vastgesteld.

Bij het instellen van de procedure houdt de Commissie ten volle rekening met de stand van de netwerkontwikkeling en de marktvraag in elk van de Lid-Staten.

  • 3. 
    Wanneer de telecommunicatieorganisaties, met name met betrekking tot de in artikel 9, lid 2, bedoelde faciliteiten die samenwerking op Gemeenschapsniveau vereisen, er niet in slagen onderlinge commerciële overeenkomsten te sluiten, kunnen de voorwaarden die noodzakelijk zijn om aan de gebruikers geharmoniseerde faciliteiten aan te bieden, in de vorm van een aanbeveling worden vastgesteld.

In de aanbevelingen wordt naar behoren rekening gehouden met de stand van de netwerkontwikkeling, de diverse netwerkarchitecturen en de marktvraag in de Gemeenschap.

Artikel 26

Aanmelding en verslaglegging

  • 1. 
    De Lid-Staten melden hun nationale regelgevende instantie bij de Commissie aan vóór 13 december 1996.
  • 2. 
    De Lid-Staten melden bij de Commissie de telecommunicatieorganisaties aan waarop deze richtlijn van toepassing is, met name om overeenkomstig artikel 3 de beschikbaarstelling van het netwerk en de dienst te garanderen.

Onverminderd de toepassing van maatregelen betreffende ONP in de toekomst, mag elke Lid-Staat die de uitsluitende rechten inzake spraaktelefonie heeft afgeschaft, deze richtlijn toepassen op organisaties die hiervoor zijn aangemerkt op grond van hun belangrijke marktaandeel of hun dominerende positie in het exploitatiegebied waarvoor zij toestemming hebben gekregen, teneinde er zeker van te zijn dat in elke plaats op zijn grondgebied ten minste één organisatie aan de bepalingen van deze richtlijn onderworpen is.

De Lid-Staten kunnen zich ervan vergewissen dat de telecommunicatieorganisaties verplicht zijn de nodige informatie te verstrekken om te bepalen of deze richtlijn wordt toegepast.

  • 3. 
    De nationale regelgevende instanties melden bij de Commissie de namen aan van de telecommunicatieorganisaties op hun grondgebied die toestemming hebben gekregen voor een rechtstreekse interconnectie van hun vaste netwerken met die van telecommunicatieorganisaties in andere Lid-Staten om spraaktelefoondiensten te leveren.

De nationale regelgevende instanties melden bij de Commissie de namen aan van de exploitanten van openbare mobiele telefoondiensten op hun grondgebied die toestemming hebben gekregen voor een rechtstreekse interconnectie van hun netwerken met de vaste netwerken van telecommunicatieorganisaties in andere Lid-Staten om spraaktelefoondiensten te leveren.

  • 4. 
    De Commissie maakt de in de leden 2 en 3 bedoelde namen in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen bekend.
  • 5. 
    Elke nationale regelgevende instantie legt de Commissie jaarlijks een verslag voor met een overzicht van de vooruitgang die is geboekt bij de verwezenlijking van de doelstellingen die zij krachtens de artikelen 5, 9 en 15 heeft goedgekeurd.

Het jaarlijkse verslag moet ten laatste vijf maanden na het eind van het betrokken jaar aan de Commissie worden toegezonden.

  • 6. 
    De nationale regelgevende instanties houden de gegevens, met inbegrip van de genomen maatregelen en de motivering daarvoor, betreffende de niet in artikel 23 bedoelde gevallen waarin toegang tot of gebruik van het openbare telefoonnet of de spraaktelefoondienst werd beperkt of geweigerd, ter beschikking van de Commissie en verstrekken die op haar verzoek.

Deze bepaling is evenwel niet van toepassing bij procedures uit hoofde van de nationale regeling inzake de toepassing van vergunningsvoorwaarden in overeenstemming met het Gemeenschapsrecht, noch bij vorderingen die bij een nationale rechterlijke instantie zijn ingesteld.

Artikel 27

Minnelijke regeling en beslechting van geschillen op nationaal niveau

Onverminderd:

  • a) 
    rechtsvorderingen die de Commissie of een Lid-Staat op grond van het Verdrag kan instellen;
  • b) 
    de rechten, uit hoofde van de geldende nationale wetgeving, van personen die een beroep doen op de procedure van de punten 3 en 4, van de betrokken telecommunicatieorganisaties en van andere personen, behalve indien zij een regeling treffen voor het beslechten van hun geschillen;
  • c) 
    de bepalingen van deze richtlijn die de nationale regelgevende instanties toestaan de voorwaarden voor overeenkomsten tussen telecommunicatieorganisaties en gebruikers vast te stellen,

kan de gebruiker een beroep doen op de volgende procedures:

  • 1. 
    De Lid-Staten zorgen ervoor dat alle partijen, waaronder gebruikers, aanbieders van diensten, consumenten en andere telecommunicatieorganisaties, in geval van een onopgelost geschil met een telecommunicatieorganisatie over een vermeende overtreding van de bepalingen van deze richtlijn, het recht hebben om zich tot de nationale regelgevende instantie of een andere onafhankelijke instantie te wenden. Op nationaal niveau worden gemakkelijk toegankelijke en in beginsel goedkope procedures ingesteld voor de eerlijke, tijdige en transparante beslechting van deze geschillen. Deze procedures zijn ook van toepassing in geval van geschillen tussen gebruikers en een telecommunicatieorganisatie over hun telefoonrekening.
  • 2. 
    Een gebruiker of een telecommunicatieorganisatie kan, wanneer bij het geschil telecommunicatieorganisaties in meer dan een Lid-Staat zijn betrokken, met een schriftelijke kennisgeving aan de nationale regelgevende instantie en aan de Commissie een beroep doen op de in de punten 3 en 4 vastgelegde minnelijke procedure. De Lid-Staten kunnen ook hun nationale regelgevende instantie toestaan een beroep op deze procedure te doen.
  • 3. 
    Indien de nationale regelgevende instantie of de Commissie naar aanleiding van een op grond van punt 2 gedane kennisgeving tot de bevinding komt dat nader onderzoek nodig is, kan zij de zaak voorleggen aan de voorzitter van het ONP-Comité.
  • 4. 
    In de in punt 3 bedoelde gevallen en als hij ervan overtuigd is dat op nationaal niveau alle redelijke stappen zijn ondernomen, stelt de voorzitter van het ONP-Comité de hierna beschreven procedure in:
  • a) 
    de voorzitter van het ONP-Comité roept zo spoedig mogelijk een werkgroep bijeen waarin ten minste twee leden van het ONP-Comité, een vertegenwoordiger van de betrokken nationale regelgevende instanties en de voorzitter van het ONP-Comité, of een andere, door hem aangewezen ambtenaar van de Commissie zitting hebben. De werkgroep wordt voorgezeten door de vertegenwoordiger van de Commissie en komt normaliter binnen tien dagen na de convocatie bijeen. De voorzitter van de werkgroep kan op voorstel van een van de leden van de werkgroep beslissen ten hoogste twee andere personen als adviserende deskundigen uit te nodigen;
  • b) 
    de werkgroep stelt de partij die een beroep doet op deze procedure, alsmede de regelgevende instanties van de betrokken Lid-Staten en de betrokken telecommunicatieorganisaties in de gelegenheid hun standpunten mondeling dan wel schriftelijk uiteen te zetten;
  • c) 
    de werkgroep tracht te bewerkstelligen dat de betrokken partijen binnen drie maanden na ontvangst van de in punt 2 bedoelde kennisgeving tot een vergelijk komen. De voorzitter van het ONP-Comité stelt dat Comité op de hoogte van de uitslag van de procedure, zodat het Comité zijn mening kan geven.
  • 5. 
    De partij die een beroep doet op deze procedure, bekostigt zelf haar deelneming hieraan.

Artikel 28

Opschorting van bepaalde verplichtingen

  • 1. 
    Wanneer een Lid-Staat niet in staat is of verwacht niet in staat te zullen zijn om aan de bepalingen van de artikelen 12 en 13 te voldoen, stelt hij de Commissie van de redenen daarvan in kennis.
  • 2. 
    Opschorting van de uit de artikelen 12 en 13 voortvloeiende verplichtingen kan slechts worden verleend in gevallen waarin de betrokken Lid-Staat kan aantonen dat het voldoen aan deze verplichtingen een te zware belasting zou betekenen voor de telecommunicatie-organisaties in die Lid-Staat.
  • 3. 
    De Lid-Staat stelt de Commissie in kennis van de termijn waarop aan de verplichtingen kan worden voldaan, alsmede van de overwogen maatregelen om die termijn na te leven.
  • 4. 
    Wanneer de Commissie van een Lid-Staat een kennisgeving overeenkomstig lid 1 ontvangt, deelt zij de Lid-Staat mee of en tot welke datum zij, gezien de bijzondere situatie van de betrokken Lid-Staat, op basis van de criteria van lid 2 uitstel van toepassing van artikel 12 of artikel 13 voor deze Lid-Staat gerechtvaardigd acht.

Artikel 29

Technische aanpassingen

De wijzigingen die noodzakelijk zijn om bijlage I, punt 2, en de bijlagen II en III van deze richtlijn aan te passen aan nieuwe technische ontwikkelingen of aan veranderingen in de marktvraag, worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 31.

Artikel 30

Procedure van het Raadgevend Comité

  • 1. 
    De Commissie wordt bijgestaan door het Comité dat bij artikel 9, lid 1 van Richtlijn 90/387/EEG is ingesteld.

Het Comité raadpleegt met name de vertegenwoordigers van de telecommunicatieorganisaties, de gebruikers, de consumenten, de fabrikanten en de verleners van diensten.

  • 2. 
    De vertegenwoordiger van de Commissie legt het Comité een ontwerp voor van de te nemen maatregelen. Het Comité brengt binnen een termijn die de voorzitter kan vaststellen naar gelang van de urgentie van de materie advies uit over dit ontwerp, zo nodig door middel van een stemming.

Het advies wordt in de notulen opgenomen; voorts heeft iedere Lid-Staat het recht te verzoeken dat zijn standpunt in de notulen wordt opgenomen.

De Commissie houdt zoveel mogelijk rekening met het door het Comité uitgebrachte advies. Zij brengt het Comité op de hoogte van de wijze waarop zij rekening heeft gehouden met zijn advies.

Artikel 31

Procedure van het Regelgevend Comité

  • 1. 
    Ongeacht de bepalingen van artikel 30, is de volgende procedure van toepassing voor de aangelegenheden die onder de artikelen 25 en 29 vallen.
  • 2. 
    De vertegenwoordiger van de Commissie dient een ontwerp in van de te nemen maatregelen. Het Comité brengt over deze maatregelen advies uit binnen een termijn die de voorzitter kan bepalen naar gelang van de urgentie van het vraagstuk. Het Comité spreekt zich uit met de meerderheid van stemmen die in artikel 148, lid 2, van het Verdrag is voorgeschreven voor de aanneming van de besluiten die de Raad op voorstel van de Commissie dient te nemen. Bij stemming in het Comité worden de stemmen van de Lid-Staten gewogen overeenkomstig genoemd artikel. De voorzitter neemt niet aan de stemming deel.
  • 3. 
    De Commissie stelt de beoogde maatregelen vast wanneer zij in overeenstemming zijn met het advies van het Comité.
  • 4. 
    Wanneer de beoogde maatregelen niet in overeenstemming zijn met het advies van het Comité of indien geen advies is uitgebracht, dient de Commissie onverwijld bij de Raad een voorstel in betreffende de te nemen maatregelen. De Raad besluit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen.

Indien de Raad niet binnen drie maanden na de indiening van het voorstel bij de Raad een besluit heeft genomen, worden de voorgestelde maatregelen door de Commissie vastgesteld.

Artikel 32

Herziening

  • 1. 
    Vóór 1 januari 1998 beslissen het Europees Parlement en de Raad, op grond van een te gelegener tijd door de Commissie in te dienen voorstel, over de herziening van deze richtlijn, teneinde haar aan de eisen van de liberalisering van de markt aan te passen.
  • 2. 
    De Commissie bestudeert de werking van deze richtlijn en brengt daarover verslag uit aan het Europees Parlement en de Raad, en wel voor het eerst uiterlijk op 13 december 1998. Het verslag berust onder meer op de informatie van de Lid-Staten aan de Commissie en het ONP-Comité. Zo nodig kunnen in het verslag verdere maatregelen voor de volledige uitvoering van de doelstellingen van de richtlijn worden voorgesteld.

Artikel 33

Toepassing van de richtlijn

  • 1. 
    De Lid-Staten doen de nodige bepalingen in werking treden om vóór 13 december 1996 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Wanneer de Lid-Staten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar de onderhavige richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de Lid-Staten.

  • 2. 
    De Lid-Staten delen de Commissie de belangrijke bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtljin vallende gebied vaststellen.

Artikel 34

Inwerkingtreding van de richtlijn

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 35

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten.

Gedaan te Brussel, 13 december 1995.

Voor het Europees Parlement

De Voorzitter

  • K. 
    HAENSCH

Voor de Raad

De Voorzitter

  • J. 
    L. DICENTA BALLESTER
  • (1) 
    PB nr. C 122 van 18. 5. 1995, blz. 4.
  • (2) 
    PB nr. C 236 van 11. 9. 1995, blz. 38.
  • (3) 
    Advies van het Europees Parlement van 16 mei 1995 (PB nr. C 151 van 19. 6. 1995, blz. 27), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 12 juli 1995 (PB nr. C 281 van 25. 10. 1995, blz. 19), besluit van het Europees Parlement van 26 oktober 1995 (PB nr. C 308 van 20. 11. 1995) en besluit van de Raad van 27 november 1995.
  • (4) 
    PB nr. L 192 van 24. 7. 1990, blz. 1.
  • (5) 
    PB nr. L 192 van 24. 7. 1990, blz. 10. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 94/46/EG (PB nr. L 268 van 19. 10. 1994, blz. 15).
  • (1) 
    PB nr. L 95 van 21. 4. 1993, blz. 29.
  • (2) 
    PB nr. C 233 van 6. 9. 1991, blz. 2.
  • (1) 
    PB nr. C 318 van 4. 12. 1992, blz. 2.
  • (2) 
    PB nr. L 165 van 19. 6. 1992, blz. 27. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Besluit 94/439/EG van de Commissie (PB nr. L 181 van 15. 7. 1994, blz. 40).
  • (1) 
    PB nr. L 109 van 26. 4. 1983, blz. 8. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 94/10/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB nr. L 100 van 19. 4. 1994, blz. 30).
  • (2) 
    PB nr. L 230 van 24. 8. 1990, blz. 25.
  • (3) 
    PB nr. L 217 van 6. 8. 1991, blz. 31.
  • (4) 
    PB nr. L 128 van 23. 5. 1991, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 93/97/EEG (PB nr. L 290 van 24. 11. 1993, blz. 1).
  • (5) 
    PB nr. C 213 van 6. 8. 1993, blz. 1.

BIJLAGE I

LIJST VAN ONDERWERPEN WAAROVER OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 4 INFORMATIE MOET WORDEN GEPUBLICEERD

  • 1. 
    Namen en adressen van telecommunicatieorganisaties

De namen en de adressen van de hoofdkantoren van de telecommunicatieorganisaties die openbare vaste telefoonnetten en/of spraaktelefoondiensten aanbieden.

  • 2. 
    Aanbod van telecommunicatiediensten

2.1. Soorten aansluitingen op het openbare vaste telefoonnet

De technische eigenschappen van de interfaces voor de gangbare netwerkaansluitpunten, indien van toepassing met inbegrip van verwijzingen naar nationale en/of internationale normen of aanbevelingen, overeenkomstig artikel 24:

  • voor analoge en/of digitale netwerken:
  • a) 
    interface voor enkelvoudige aansluiting;
  • b) 
    interface voor meervoudige aansluiting;
  • c) 
    interface voor direct inkiezen (DDI);
  • d) 
    overige gangbare interfaces;
  • voor ISDN:
  • a) 
    specificaties van interfaces voor basis en hoofdtoegang op het S/T-referentiepunt, inclusief het signaleringsprotocol;
  • b) 
    bijzonderheden over de dragerdiensten waarmee spraaktelefoondiensten kunnen worden aangeboden;
  • c) 
    overige gangbare interfaces;
  • alle overige gangbare interfaces.

Behalve de hierboven opgesomde informatie die de telecommunicatieorganisaties volgens de in artikel 4 beschreven procedure regelmatig moeten publiceren, moeten zij ook zonder onnodige vertraging de leveranciers van eindapparatuur in kennis stellen van netwerkkarakteristieken die de juiste werking van goedgekeurde eindapparatuur kunnen verstoren.

2.2. Aanbod van telefoondiensten

Beschrijving van de aangeboden basisspraaktelefoondienst, waarbij wordt aangegeven welke diensten onder de aansluitvergoeding en het periodieke abonnementsgeld vallen (bijvoorbeeld diensten met tussenkomst van de telefonist, abonneelijsten, onderhoud).

Beschrijving van facultatieve voorzieningen en diensten die los van het basispakket in rekening worden gebracht, indien van toepassing inclusief een verwijzing naar de relevante technische normen of specificaties waaraan zij voldoen, overeenkomstig artikel 24.

2.3. Tarieven

Voor toegang, gebruik en onderhoud, inclusief bijzonderheden over alle kortingsmogelijkheden.

2.4. Beleid inzake schadevergoeding/restitutie

Inclusief bijzonderheden van alle geldende schadevergoedings- en restitutieregelingen.

2.5. Soorten onderhoudsservice

2.6. Aanvraagprocedure

Inclusief de daarvoor bestemde contactpunten binnen de telecommunicatieorganisatie.

2.7. Standaard contractvoorwaarden

Voor zover van toepassing ook de minimumcontractperiode.

  • 3. 
    Verguningsvereisten

Inclusief een duidelijke omschrijving van de vergunningsvoorwaarden die van belang zijn voor de gebruikers, met inbegrip van de dienstenleveranciers, waarin ten minste zijn opgenomen:

  • informatie over de aard van de vergunningsvoorwaarden, in het bijzonder of voor elke gebruiker registratie en/of machtiging is vereist, dan wel of de vergunning een algemeen karakter heeft zodat individuele registratie en/of machtiging niet nodig is;
  • de duur van alle relevante vergunningen of machtigingen;
  • een lijst van verwijzingen naar alle documenten waarin de relevante door de Lid-Staten opgelegde vergunningsvoorwaarden zijn opgenomen.
  • 4. 
    Voorwaarden voor aansluiting van eindapparatuur

Inclusief een volledig overzicht van de vereisten voor eindapparatuur, zoals door de nationale regelgevende instantie voorgeschreven, overeenkomstig de bepalingen van Richtlijn 91/263/EEG, en met inbegrip - voor zover van toepassing - van voorwaarden betreffende de bedrading bij de gebruiker en de plaatsing van het netwerkaansluitpunt.

  • 5. 
    Toegangs- en gebruiksbeperkingen

Inclusief alle overeenkomstig de bepalingen van artikel 22 voorgeschreven toegangs- en gebruiksbeperkingen.

  • 6. 
    Criteria voor de prestaties en de kwaliteit van de dienst

Definities, meetmethoden, doelstellingen en prestatiecijfers overeenkomstig de bepalingen van artikel 5.

  • 7. 
    Doelstellingen voor de introductie van nieuwe diensten, functies, faciliteiten en tarieven

De doelstellingen worden gepubliceerd overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 9 en 15.

  • 8. 
    Bijzondere netwerktoegang

Inclusief de overeenkomstig artikel 10, lid 5, door de nationale regelgevende instanties vastgestelde voorwaarden voor bijzondere netwerktoegang.

  • 9. 
    Beschikbaarstelling van de beschrijving van het kostentoerekeningssysteem

Het adres waarop, overeenkomstig de bepalingen van artikel 13, de beschrijving van het kostentoerekeningssysteem kan worden aangevraagd.

  • 10. 
    Belangrijkste onderdelen van het nationaal nummerplan

Overeenkomstig de bepalingen van artikel 21.

  • 11. 
    Gebruiksvoorwaarden abonneelijsten

Overeenkomstig de bepalingen van artikel 16, onder c).

  • 12. 
    Minnelijke regeling en beslechting van geschillen

Inclusief richtsnoeren voor gebruikers betreffende de bestaande rechtsgangen inzake minnelijke regeling en beslechting van geschillen met telecommunicatieorganisaties volgens de in artikel 27 beschreven procedure. Dit omvat ook een overzicht van de procedures voor het beslechten van geschillen, zoals bedoeld in artikel 22, lid 2.

  • 13. 
    Procedure in geval van niet-betaling van facturen

Overeenkomstig de bepalingen van artikel 23.

BIJLAGE II

LEVERINGSTERMIJN EN INDICATOREN VOOR DE KWALITEIT VAN DE DIENST, OVEREENKOMSTIG DE BEPALINGEN VAN ARTIKEL 5

In de volgende lijst worden de gebieden gespecificeerd waarop indicatoren van de kwaliteit van de dienst vereist worden van overeenkomstig artikel 26, lid 2, aangemelde telecommunicatieorganisaties:

  • wachttijd bij eerste aansluiting op het net;
  • storingspercentage per aansluiting;
  • storingshersteltijd;
  • percentage verbindingsfouten;
  • benodigde tijd voor het ontvangen van de kiestoon;
  • benodigde tijd voor de totstandbrenging van verbinding;
  • statistische gegevens over de transmissiekwaliteit;
  • wachttijden bij diensten met tussenkomst van de telefonist;
  • percentage functionerende openbare betaaltelefoons die met munten of met telefoonkaarten werken;
  • juistheid van de facturen.

BIJLAGE III

BESCHIKBAARSTELLING VAN GEAVANCEERDE FACILITEITEN OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 9

  • 1. 
    Faciliteiten als bedoeld in artikel 9, lid 1:
  • a) 
    Toonkiezen (DTMF/Dual Tone Multi Frequency)

In het openbare telefoonnet kunnen DTMF-telefoonstoestellen die gebruik maken van de in ITU-T aanbeveling Q.23 vastgelegde tonen, worden gebruikt voor signaleringsfuncties naar de centrale toe, en deze zelfde tonen kunnen worden gebruikt voor signaleringsfuncties van eindpunt tot eindpunt door het netwerk heen, zowel binnen een Lid-Staat als tussen Lid-Staten onderling.

  • b) 
    Direct inkiezen (doorkiesnummers)

(of gelijkwaardige faciliteiten)

Gebruikers die op een particuliere centrale (PBX) of een vergelijkbaar particulier systeem zijn aangesloten, kunnen rechtstreeks vanuit het openbare vaste telefoonnet worden opgesteld, zonder tussenkomst van PBX-personeel.

  • c) 
    Doorschakeling van oproepen

Doorschakeling van een oproep naar een andere bestemming, in dezelfde of een andere Lid-Staat (bij voorbeeld bij geen gehoor, wanneer het opgeroepen toestel in gesprek is of zonder meer).

Bij het ter beschikking stellen van deze faciliteit dient rekening te worden gehouden met de relevante wetgeving betreffende de bescherming van gegevens en van de persoonlijke levenssfeer.

  • d) 
    Identificatie van de oproepende lijn

Aan de opgeroepene wordt het abonneenummer van de oproeper meegedeeld voordat de verbinding tot stand wordt gebracht.

Bij het ter beschikking stellen van deze faciliteit dient rekening te worden gehouden met de relevante wetgeving betreffende de bescherming van gegevens en van de persoonlijke levenssfeer.

  • 2. 
    Lijst van diensten en faciliteiten, bedoeld in artikel 9, lid 2:
  • a) 
    Toegang tot antwoordnummerdiensten op communautaire schaal

Deze diensten, die bekend staan als antwoordnummers, groene nummers, gratis nummers, 0800-diensten enz., omvatten inkiesdiensten waarvoor de oproeper de gesprekskosten niet of slechts ten dele betaalt.

  • b) 
    Gecombineerde verrekening (kiosk billing) op communautaire schaal

Gecombineerde verrekening is een faciliteit waarbij de kosten voor het gebruik van een dienst via het netwerk van een telecommunicatieorganisatie worden gecombineerd met de gesprekskosten van het netwerk (premium rate services, diensten met een bijzonder gesprekstarief).

  • c) 
    Doorschakeling van gesprekken op communautaire schaal

Doorschakeling van een reeds tot stand gekomen verbinding naar een derde, al dan niet in dezelfde Lid-Staat.

  • d) 
    Automatische betaling van de gesprekskosten door de opgeroepene op communautaire schaal bij gesprekken waarbij de oproeper en de opgeroepene zich binnen de Gemeenschap bevinden.

Voordat de verbinding tot stand wordt gebracht, stemt de opgeroepene op aanvraag van de oproeper ermee in de gesprekskosten te betalen.

  • e) 
    Identificatie van de oproepende lijn op communautaire schaal

Aan de opgeroepene wordt het abonneenummer van de oproeper meegedeeld voordat de verbinding tot stand wordt gebracht.

Bij het ter beschikking stellen van deze faciliteit dient rekening te worden gehouden met de relevante wetgeving betreffende de bescherming van gegevens en van de persoonlijke levenssfeer.

  • f) 
    Toegang tot diensten via een telefonist in andere Lid-Staten

Gebruikers in een Lid-Staat hebben toegang tot de telefonist of een vergelijkbare hulpdienst in een andere Lid-Staat.

  • g) 
    Toegang tot de dienst inlichtingen in andere Lid-Staten

Gebruikers in een Lid-Staat hebben toegang tot de dienst inlichtingen in een andere Lid-Staat.

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.