Richtlijn 1995/47 - Gebruik van normen voor het uitzenden van televisiesignalen

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 31995L0047

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

31995L0047

Richtlijn 95/47/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 inzake het gebruik van normen voor het uitzenden van televisiesignalen

Publicatieblad Nr. L 281 van 23/11/1995 blz. 0051 - 0054

RICHTLIJN 95/47/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 24 oktober 1995

inzake het gebruik van normen voor het uitzenden van televisiesignalen

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 57, lid 2, en de artikelen 66 en 100A,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (2),

Volgens de procedure van artikel 189 B van het Verdrag (3),

Overwegende dat de Gemeenschap bij Besluit 89/337/EEG (4) en Besluit 89/630/EEG (5) van de Raad het strategische belang van geavanceerde en hoge-definitietelevisie (HDTV)-diensten voor de Europese consumentenelektronica-industrie en voor de Europese televisie- en filmindustrie heeft onderkend en daarmee het strategisch raamwerk heeft bepaald voor de invoering van geavanceerde televisie- en HDTV-diensten in Europa;

Overwegende dat de doelstellingen van de strategie voor de invoering van HDTV in Europa integrerend deel uitmaken van het audiovisuele beleid van de Gemeenschap in verband waarmee het belang van Richtlijn 89/552/EEG van de Raad van 3 oktober 1989 betreffende de cooerdinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de Lid-Staten inzake de uitoefening van televisieomroepactiviteiten (6) dient te worden bevestigd en dat zij rekening dienen te houden met andere doelstellingen van dit beleid met het oog op de ontwikkeling van de audiovisuele capaciteit in Europa, waaronder structurele doelstellingen zoals de ontwikkeling van de produktie in landen of regio's met een beperkte audiovisuele capaciteit;

Overwegende dat Richtlijn 92/38/EEG van de Raad van 11 mei 1992 inzake de vaststelling van normen voor het per satelliet uitzenden van televisiesignalen (7) een regelgevingskader vaststelt inzake normen voor geavanceerde televisieomroepdiensten voor televisieprogramma's die zijn gebaseerd op de HD-MAC norm (8) als de Europese satelliet- en kabeluitzendnorm voor niet volledig digitale HDTV en de D2-MAC norm (9) voor andere niet volledig digitale satelliet- en kabeluitzendingen in het 16:9-breedbeeldformaat;

Overwegende dat Besluit 93/424/EEG van de Raad van 22 juli 1993 betreffende een actieplan voor de invoering van geavanceerde televisiediensten in Europa (10) tot doel heeft het 16:9-breedbeeldformaat (625 of 1250 lijnen) te bevorderen, ongeacht de gebruikte Europese televisienorm en ongeacht de wijze van uitzenden (terrestrisch, satelliet of kabel);

Overwegende dat de Commissie krachtens artikel 7 van Richtlijn 92/38/EEG verslag diende uit te brengen over de effecten van de toepassing van die richtlijn, de ontwikkeling van de markt, in het bijzonder de aan de hand van objectieve criteria gemeten marktpenetratie, alsmede het gebruik van de financiële middelen van de Gemeenschap en zo nodig bij de Raad voorstellen moet indienen voor de aanpassing van die richtlijn aan deze ontwikkelingen;

Overwegende dat er, om de doelstellingen van de Gemeenschap uiteengezet in bovengenoemde besluiten te verwezenlijken en bij te dragen tot de goede werking van de interne markt als bedoeld in artikel 7 A van het Verdrag voor het uitzenden van televisiesignalen, maatregelen moeten worden genomen om een gemeenschappelijk formaat voor breedbeelduitzendingen vast te stellen;

Overwegende dat de Internationale Telecommunicatie Unie (ITU) (11) op wereldniveau voor HDTV het breedbeeldformaat 16:9 heeft vastgesteld en dat het wenselijk en mogelijk is de markt voor geavanceerde televisiediensten en -produkten met hetzelfde 16:9-breedbeeldformaat te ontwikkelen;

Overwegende dat voor de toepassing van deze richtlijn een televisiedienst in breedbeeldformaat ten minste moet voldoen aan de voorwaarde dat gebruik wordt gemaakt van een transmissiesysteem dat voldoende informatie verschaft om een speciaal daartoe bestemd ontvangtoestel in staat te stellen een schermvullend beeld te geven met een volledige verticale resolutie, en dat te dien einde een televisiedienst in 4:3-letterboxformaat waarbij niet aan bovenstaand minimumcriterium wordt voldaan, niet als een breedbeeldtelevisiedienst dient te worden beschouwd;

Overwegende dat televisiediensten momenteel thuis worden ontvangen via terrestrische systemen, satellietsystemen en kabelsystemen en dat het van essentieel belang is dat geavanceerde breedbeelddiensten voor het grootst mogelijke aantal kijkers beschikbaar zijn;

Overwegende dat kabeltelevisienetten en hun technische capaciteiten als omschreven door de Lid-Staten een belangrijk gegeven zijn in de televisie-infrastructuur van vele Lid-Staten en van cruciaal belang zullen zijn voor de toekomst van geavanceerde televisiediensten;

Overwegende dat deze richtlijn geen gevolgen heeft voor centrale-antennesystemen zoals deze door de Lid-Staten zijn omschreven;

Overwegende dat het absoluut noodzakelijk is dat er gemeenschappelijke normen worden opgesteld voor de digitale uitzending van televisiesignalen via kabel, per satelliet of met terrestrische middelen teneinde daadwerkelijke concurrentie op een vrije markt mogelijk te maken en dat dit het best kan gebeuren door hiermee een erkende Europese normalisatie-instantie te belasten, rekening houdend - daar waar zulks relevant is - met de resultaten van het zoeken naar consensus dat thans tussen de marktdeelnemers gaande is;

Overwegende dat het wenselijk is die normen tijdig en nog voordat er op de markt met digitale televisie samenhangende diensten worden geïntroduceerd, op te stellen;

Overwegende dat voorwaardelijke toegang een belangrijke aangelegenheid is voor de gebruikers en de leveranciers van betaaltelevisiediensten en voor diegenen die de rechten op programma's bezitten;

Overwegende dat breed opgezet overleg met de betrokken deelnemers aan de Europese markt heeft geleid tot een aantal overeenkomsten met betrekking tot voorwaardelijke toegang tot digitale betaaltelevisiediensten;

Overwegende dat exploitanten van voorwaardelijke-toegangsdiensten aanspraak moeten kunnen maken op vergoeding van hun investeringen en van de levering van diensten aan omroepen, als aansporing om te blijven investeren;

Overwegende dat het inbouwen van het gemeenschappelijk Europees scrambelalgoritme in daartoe geëigende consumentenapparatuur in de Gemeenschap verplicht moet worden gesteld, zodat alle leveranciers van betaaltelevisie hun programma's in principe aan alle gebruikers van digitale betaaltelevisie in de Gemeenschap kunnen aanbieden;

Overwegende dat voorts dient te worden voorzien in bepalingen inzake de overdracht van de voorwaardelijke-toegangscontrole naar de kabelkopstations en de licentieverlening voor voorwaardelijke-toegangstechnologie, aan fabrikanten;

Overwegende dat in Europa de mogelijkheden voor piraterij in de digitale audiovisuele sfeer zullen toenemen, met alle negatieve gevolgen van dien voor exploitanten en leveranciers van programma's, en dat invoering en toepassing op Europese schaal van een doeltreffende antipiraterijwetgeving steeds noodzakelijker wordt;

Overwegende dat het wenselijk is Richtlijn 92/338/EEG in te trekken en een nieuwe richtlijn vast te stellen in het licht van deze marktontwikkeling en technologische ontwikkelingen;

Overwegende dat de technologieën voor geavanceerde televisiediensten een snelle ontwikkeling doormaken en een gemeenschappelijke aanpak van deze ontwikkeling noodzakelijk is; dat afzonderlijke en veelvoudige maatregelen van de Lid-Staten kunnen leiden tot ongewenste versnippering van de markt voor produkten en diensten en tot elkaar overlappende werkzaamheden; dat dergelijke maatregelen betere resultaten kunnen opleveren als ze op communautair niveau worden getroffen;

Overwegende dat in de conclusies van het Voorzitterschap van de G7-Conferentie over de informatiemaatschappij, die op 25 en 26 februari 1995 heeft plaatsgevonden te Brussel, met name wordt gewezen op de noodzaak van een regelgevingskader dat borg staat voor de open toegang tot netwerken en voor de naleving van de mededingingsregels,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

De Lid-Staten treffen passende maatregelen ter bevordering van de versnelde ontwikkeling van geavanceerde televisiediensten, inclusief televisiediensten in breedbeeldformaat, televisiediensten die gebruik maken van HDTV-technologie en televisiediensten die volledig digitale transmissiesystemen gebruiken.

De Lid-Staten zorgen ervoor dat het overbrengen van reeds geëxploiteerde breedbeeldtelevisiediensten op voor het publiek toegankelijke digitale transmissienetwerken vergemakkelijkt wordt, met name in toepassing van Richtlijn 92/38/EEG en Besluit 93/424/EEG, zodat de belangen van exploitanten en kijkers die hebben geïnvesteerd om deze diensten te kunnen produceren of ontvangen, worden beschermd.

Artikel 2

Alle televisiediensten die in de Gemeenschap naar de kijkers worden uitgezonden via de kabel, per satelliet of langs terrestrische weg:

  • a) 
    moeten, indien het uitzendingen in breedbeeld en 625 lijnen betreft die niet volledig digitaal zijn, worden uitgezonden in 16:9 D2-MAC of een 16:9-systeem dat volledig compatibel is met PAL of SECAM.

Een breedbeeldtelevisiedienst wordt gevormd door programma's die geproduceerd en uitgegeven worden met het oog op de presentatie aan het publiek op een breedbeeldscherm.

Het 16:9 formaat is het referentieformaat voor breedbeeldtelevisiediensten.

  • b) 
    moeten, indien het HDTV-uitzendingen betreft die niet volledig digitaal zijn, worden uitgezonden in HD-MAC.
  • c) 
    moeten, indien het volledig digitale uitzendingen betreft, een transmissiesysteem gebruiken dat door een erkende Europese normalisatieorganisatie genormaliseerd is. In dit verband omvat een transmissiesysteem voorzieningen voor : het genereren van programmasignalen (broncodering van audiosignalen, broncodering van videosignalen, multiplexing van signalen) en de aanpassing aan de transmissiemedia (kanaalcodering, modulatie en, voor zover nodig, energiedispersie).

Volledig digitale transmissienetwerken die toegankelijk zijn voor het publiek voor de distributie van televisiediensten, moeten in staat zijn breedbeeldtelevisiediensten uit te zenden.

Artikel 3

Elk televisietoestel met een integraal beeldscherm waarvan de zichtbare diagonaal groter dan 42 cm is, dat in de Gemeenschap te koop of te huur wordt aangeboden, moet voorzien zijn van ten minste één (door een erkende Europese normalisatieorganisatie genormaliseerde) aansluitbus met open interface die het zonder meer mogelijk maakt randapparaten, met name verdere decoders en digitale ontvangers, aan te sluiten.

Artikel 4

Met betrekking tot voorwaardelijke toegang tot digitale televisiediensten die worden uitgezonden naar kijkers in de Gemeenschap, gelden, ongeacht de transmissiemedia, de volgende voorwaarden:

  • a) 
    Alle consumentenapparatuur die in de Gemeenschap te koop of te huur wordt aangeboden of anderszins ter beschikking wordt gesteld en waarmee digitale televisiesignalen kunnen worden ontscrambeld, moet de mogelijkheid bezitten:
  • dergelijke signalen te ontscrambelen volgens het gemeenschappelijk Europees scrambelalgoritme, als beheerd door een erkende Europese normalisatie-instantie;
  • signalen die ongescrambeld worden uitgezonden weer te geven mits, in geval van gehuurde apparatuur, de huurovereenkomst door de huurder wordt nageleefd;
  • b) 
    Systemen voor voorwaardelijke toegang die op de markt in de Gemeenschap worden geëxploiteerd, moeten over de nodige technische mogelijkheden beschikken voor een goedkope controleoverdracht naar de kabelkopstations, waarbij de exploitanten van kabeltelevisie op lokaal of regionaal niveau de volledige controle kunnen hebben over de diensten die van dergelijke systemen voor voorwaardelijke toegang gebruik maken;
  • c) 
    De Lid-Staten nemen alle maatregelen opdat de exploitanten van voorwaardelijke-toegangssystemen, ongeacht de wijze van transmissie, die diensten produceren en aanbieden met het oog op de toegang tot digitale televisiediensten:
  • aan alle omroepen op eerlijke, redelijke en niet-discriminerende voorwaarden technische diensten aanbieden waarmee hun digitale televisiediensten kunnen worden ontvangen door kijkers die daartoe gerechtigd zijn middels decoders die door de dienstverleners worden beheerd, en zich houden aan het communautair mededingingsrecht, met name wanneer er sprake is van een dominante positie;
  • een gescheiden boekhouding voeren voor hun activiteiten op het gebied van de levering van voorwaardelijke-toegangsdiensten.

De omroepen publiceren een tarieflijst voor de kijkers waarin rekening wordt gehouden met de omstandigheid dat er al dan niet bijbehorende apparatuur wordt geleverd.

Een digitale televisiedienst kan zich slechts op deze bepalingen beroepen, wanneer de aangeboden diensten in overeenstemming zijn met de Europese wetgeving;

  • d) 
    Wanneer houders van industriële eigendomsrechten inzake voorwaardelijke-toegangssystemen en -produkten licenties verlenen aan fabrikanten van voor het grote publiek bestemde apparatuur, dienen zij zulks te doen op eerlijke, redelijke en niet-discriminerende voorwaarden. De houders van rechten mogen het verlenen van licenties, waarbij rekening wordt gehouden met de technische en commerciële factoren, niet doen afhangen van voorwaarden waardoor het verboden, ontraden of onaantrekkelijk gemaakt wordt om in het betrokken produkt:
  • hetzij een gemeenschappelijke interface in te bouwen die aansluiting op meerdere andere toegangssystemen mogelijk maakt,
  • hetzij tot een ander toegangssysteem behorende middelen in te bouwen, wanneer de licentiehouder zich houdt aan de redelijke en passende voorwaarden inzake de beveiliging van de transacties van de exploitanten van voorwaardelijke-toegangssystemen.

Ingeval een televisietoestel een ingebouwde digitale decoder bevat, moet het voorzien zijn van ten minste één genormaliseerde aansluitbus met het oog op voorwaardelijke toegang en aansluiting van andere elementen van een digitaal televisiesysteem op de digitale decoder;

  • e) 
    Onverminderd de maatregelen die de Commissie of een Lid-Staat op grond van het Verdrag kan treffen, zorgen de Lid-Staten ervoor dat, in geval van een onopgelost geschil over de toepassing van de voorschriften van dit artikel, partijen gemakkelijk en in beginsel zonder al te hoge kosten gebruik kunnen maken van passende arbitrageprocedures om het geschil eerlijk, tijdig en op transparante wijze te beslechten.

Deze procedure sluit een schadevordering van een der partijen niet uit. Wanneer de Commissie wordt verzocht advies uit te brengen over de toepassing van het Verdrag, dient zij zich hierover met spoed uit te spreken.

Artikel 5

Elke televisiedienst in 16:9-breedbeeldformaat als bedoeld in artikel 2 die door kabeltelevisiesystemen ontvangen en opnieuw gedistribueerd wordt, moet over deze systemen ten minste in het 16:9-breedbeeldformaat worden doorgezonden.

Artikel 6

Vóór 1 juni 1997 en vervolgens om de twee jaar onderzoekt de Commissie in welke mate deze richtlijn is toegepast en hoe de markt van digitale televisiediensten in de gehele Europese Unie zich ontwikkelt, en dient zij bij het Europees Parlement, de Raad en het Economisch en Sociaal Comité een verslag in. Dit verslag heeft betrekking op de marktontwikkelingen, met name op het gebied van de evolutie van de digitale technolgieën en diensten, alsmede op de technische en marktontwikkelingen op het gebied van de voorwaardelijke toegang tot digitale televisiediensten.

Zo nodig dient de Commissie bij de Raad voorstellen in voor de aanpassing van deze richtlijn aan die ontwikkelingen.

Artikel 7

Richtlijn 92/38/EEG wordt negen maanden na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn ingetrokken.

Artikel 8

  • 1. 
    Uiterlijk negen maanden na de datum van de inwerkingtreding van deze richtlijn doen de Lid-Staten de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Wanneer de Lid-Staten deze bepalingen vaststellen, wordt in die bepalingen naar de onderhavige richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de Lid-Staten.

  • 2. 
    De Lid-Staten delen de Commissie de tekst van alle bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 9

Deze richtlijn treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 10

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten.

Gedaan te Luxemburg, 24 oktober 1995.

Voor het Europees Parlement

De Voorzitter

  • K. 
    HAENSCH

Voor de Raad

De Voorzitter

  • L. 
    ATIENZA SERNA
  • (1) 
    PB nr. C 341 van 18. 12. 1993, blz. 18, en PB nr. C 321 van 18. 11. 1994, blz. 4.
  • (2) 
    PB nr. C 148 van 30. 5. 1994, blz. 1.
  • (3) 
    Advies van het Europees Parlement van 19 april 1994 (PB nr. C 128 van 9. 5. 1994, blz. 54), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 22 december 1994 (PB nr. C 384 van 31. 12. 1994, blz. 36) en besluit van het Europees Parlement van 14 juni 1995 (PB nr. C 166 van 3. 7. 1995).
  • (4) 
    PB nr. L 142 van 25. 5. 1989, blz. 1.
  • (5) 
    PB nr. L 363 van 13. 12. 1989, blz. 30.
  • (6) 
    PB nr. L 298 van 17. 10. 1989, blz. 23.
  • (7) 
    PB nr. L 137 van 20. 5. 1992, blz. 17.
  • (8) 
    ETSI-norm : ETS 300 352.
  • (9) 
    ETSI-norm : ETS 300 250.
  • (10) 
    PB nr. L 196 van 5. 8. 1993, blz. 48.
  • (11) 
    In ITU-R-Aanbeveling 709 worden de "beeldkarakteristieken" gedefinieerd, waaronder het breedbeeldformaat 16:9.

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.