Verordening 1993/2053 - Technische bijstand aan de Onafhankelijke Staten van de voormalige Unie van Socialistische Sowjetrepublieken en aan Mongolië bij het streven naar sanering en herstel van de economie

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 31993R2053

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

31993R2053

Verordening (Euratom, EEG) nr. 2053/93 van de Raad van 19 juli 1993 betreffende technische bijstand aan de Onafhankelijke Staten van de voormalige Unie van Socialistische Sowjetrepublieken en aan Mongolië bij het streven naar sanering en herstel van de economie

Publicatieblad Nr. L 187 van 29/07/1993 blz. 0001 - 0005

Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 11 Deel 22 blz. 0068

Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 11 Deel 22 blz. 0068

VERORDENING (EURATOM, EEG) Nr. 2053/93 VAN DE RAAD van 19 juli 1993 betreffende technische bijstand aan de Onafhankelijke Staten van de voormalige Unie van Socialistische Sowjetrepublieken en aan Mongolië bij het streven naar sanering en herstel van de economie

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 235,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, inzonderheid op artikel 203,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

Overwegende dat in overeenstemming met de conclusies van de bijeenkomsten van de Europese Raad in Dublin en Rome in 1990 de Europese Gemeenschap een programma voor technische bijstand aan de voormalige Unie van Socialistische Sowjetrepublieken bij het streven naar sanering en herstel van haar economie heeft opgesteld;

Overwegende dat de voorwaarden voor deze technische bijstand zijn neergelegd in Verordening (EEG, Euratom) nr. 2157/91 van de Raad van 15 juli 1991 betreffende technische bijstand aan de Unie van Socialistische Sowjetrepublieken bij het streven naar sanering en herstel van haar economie (2) en dat de bijstand in genoemde verordening beperkt was tot de begrotingsjaren 1991 en 1992;

Overwegende dat deze bijstand slechts volledig doelmatig zal zijn in de context van vorderingen op de weg naar vrije en open democratische systemen waarin de mensenrechten worden gerespecteerd, en naar marktgerichte economische stelsels;

Overwegende dat het, aangezien bovengenoemde sanering en herstel in de voormalige Unie van Socialistische Sowjetrepublieken nog niet volledig zijn, noodzakelijk is deze inspanning voort te zetten;

Overwegende dat uitdrukkelijk rekening moet worden gehouden met de gevolgen van het uiteenvallen van de Unie van Socialistische Sowjetrepublieken, waarvan Armenië, Azerbeidzjan, Georgië, Kazachstan, Kirgizië, Moldavië, de Oekraïne, Oezbekistan, de Russische Federatie, Tadzjikistan, Turkmenistan en Wit-Rusland, hierna "de Onafhankelijke Staten" genoemd, deel uitmaakten;

Overwegende dat Mongolië officieel verzocht heeft om in aanmerking te komen voor het Tacis-programma; dat er nauwe banden tussen Mongolië en de voormalige Sowjetunie hebben bestaan; dat Mongolië een proces van omschakeling naar een markteconomie doormaakt; dat het behoefte heeft aan technische bijstand bij de economische wederopbouw die vergelijkbaar is met de behoeften van de Onafhankelijke Staten; dat bijgevolg de technische bijstand tot Mongolië dient te worden uitgebreid;

Overwegende dat de Onafhankelijke Staten en Mongolië alleen voor technische bijstand uit hoofde van deze verordening in aanmerking mogen komen indien zij geen financiële en technische hulp ontvangen uit hoofde van Verordening (EEG) nr. 443/92 van de Raad van 25 februari 1992 inzake financiële en technische hulp en economische samenwerking met de ontwikkelingslanden in Latijns-Amerika en in Azië (3);

Overwegende dat de tenuitvoerlegging van deze technische bijstand het mogelijk zou moeten maken om gunstige voorwaarden te scheppen voor particuliere investeringen;

Overwegende dat het dienstig is prioriteiten op te stellen voor deze technische bijstand;

Overwegende dat het, ten einde te garanderen dat onvoorziene omstandigheden het proces van herstel in de Onafhankelijke Staten niet onnodig belemmeren, noodzakelijk is een bepaald gedeelte van de financiële toewijzing uitzonderlijk voor humanitaire hulp te gebruiken;

Overwegende dat de Europese Raad tijdens zijn zitting in Rome ook de nadruk heeft gelegd op het belang van doeltreffende cooerdinatie door de Commissie van de inspanningen die door de Gemeenschap en haar Lid-Staten afzonderlijk in de voormalige Unie van Socialistische Sowjetrepublieken worden geleverd;

Overwegende dat het wenselijk is dat de Commissie bij de tenuitvoerlegging van de hulpmaatregelen van de Gemeenschap wordt bijgestaan door een comité van vertegenwoordigers van de Lid-Staten;

Overwegende dat de nu in gang gezette economische sanering en herstructurering, en het doelmatig beheer van dit programma een meerjarige benadering vereisen;

Overwegende dat bijstand bij het streven naar sanering en herstel van de economie specifieke deskundigheid kan vereisen, die vooral in de door het Phare-programma begunstigde landen en in bepaalde andere Staten beschikbaar is;

Overwegende dat het voortzetten van de technische bijstand zal bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de Gemeenschap;

Overwegende dat slechts in artikel 235 van het EEG-Verdrag en in artikel 203 van het EGA-Verdrag bevoegdheden voor de vaststelling van deze verordening zijn vervat,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De Gemeenschap legt van 1 januari 1993 tot en met 31 december 1995 volgens de criteria van deze verordening ten behoeve van de in bijlage I genoemde Staten (hierna "begunstigde Staten" genoemd) een programma ten uitvoer met het oog op de sanering en het herstel van de economie. Deze bijstand wordt toegespitst op sectoren en, in voorkomend geval, op bepaalde geografische gebieden waar hij als spil en voorbeeld kan dienen ter ondersteuning van het hervormingsproces.

Bij de bepaling van het niveau en de intensiteit van de bijstand wordt rekening gehouden met de omvang en de voortgang van de hervormingsinspanningen. Over de praktische regels voor de bijstand wordt een besluit genomen overeenkomstig de procedure van artikel 8, leden 2 en 3.

Artikel 2

De in bijlage I genoemde begunstigde Staten komen in aanmerking voor technische bijstand in het Tacis-programma indien zij geen financiële en technische hulp ontvangen in het kader van Verordening (EEG) nr. 443/92.

Artikel 3

De begrotingsautoriteit stelt de voor elk begrotingsjaar beschikbare kredieten vast, rekening houdend met de beginselen van goed beheer bedoeld in artikel 2 van het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen en met inachtneming van de financiële vooruitzichten en de begrotingsdiscipline.

Artikel 4

  • 1. 
    Het in artikel 1 bedoelde programma neemt de vorm aan van technische bijstand voor de economische hervormingen waarmee de begunstigde Staten bezig zijn, meer bepaald bijstand voor maatregelen die tot doel hebben de overgang naar een markteconomie te bewerkstelligen en zodoende de democratie te versterken. Onder deze hulp vallen, geval voor geval en overeenkomstig de procedure van artikel 8, leden 2 en 3, ook de redelijke kosten van leveranties die voor de uitvoering van de technische bijstand nodig zijn. In bijzondere gevallen, zoals programma's inzake reactorveiligheid, kan een belangrijk onderdeel leveranties worden opgenomen.

De projectkosten in plaatselijke valuta worden door de Gemeenschap slechts gedragen voor zover dit strikt noodzakelijk is.

  • 2. 
    Onder de bijstand vallen ook kosten van voorbereiding en tenuitvoerlegging van, controle op en evaluatie van de uitvoering van deze acties alsmede kosten in verband met voorlichting.
  • 3. 
    De technische bijstand wordt met name geconcentreerd op de in bijlage II genoemde indicatieve gebieden, rekening houdend met de behoeften van de begunstigden.

Bij de uitwerking en de tenuitvoerlegging van de programma's wordt terdege rekening gehouden met milieuoverwegingen.

  • 4. 
    Bij de keuze van de uit hoofde van deze verordening te financieren acties wordt mede rekening gehouden met de voorkeur van de begunstigden en wordt uitgegaan van een evaluatie van de doeltreffendheid ervan voor de verwezenlijking van de met deze bijstand van de Gemeenschap beoogde doelstellingen.
  • 5. 
    De technische samenwerking wordt gedecentraliseerd ten uitvoer gelegd. De uiteindelijke begunstigden van de communautaire bijstand worden nauw betrokken bij de evaluatie en de uitvoering van de projecten.

Er vindt geregeld cooerdinatie plaats tussen de Commissie en de Lid-Staten, ook ter plaatse in hun contacten met de begunstigde Staten, zowel in de fase van de bepaling van de programma's, als in die van de uitvoering ervan.

  • 6. 
    Op verzoek van een begunstigde Staat kan uitzonderlijk humanitaire hulp en technische bijstand voor de uitvoering van deze hulp worden verstrekt.

Over de maatregelen ter zake wordt met bekwame spoed een besluit genomen overeenkomstig de procedure van artikel 8, leden 2 en 3.

  • 7. 
    Wanneer een wezenlijke factor voor de voortzetting van de samenwerking ontbreekt, kan de Raad, op voorstel van de Commissie, met gekwalificeerde meerderheid van stemmen maatregelen treffen in verband met de bijstand aan een begunstigde Staat.

Artikel 5

  • 1. 
    De bijstand van de Gemeenschap wordt verleend in de vorm van giften, die in tranches worden vrijgegeven naarmate de projecten worden verwezenlijkt.
  • 2. 
    In de financieringsbesluiten alsmede in alle daaruit voortvloeiende contracten wordt onder meer uitdrukkelijk voorzien in een zo nodig ter plaatse uit te oefenen controlebevoegdheid van de Commissie en de Rekenkamer.

Artikel 6

  • 1. 
    Indicatieve programma's voor de in artikel 1 genoemde periode worden voor elk van de begunstigde Staten opgesteld volgens de procedure van artikel 8, zonder dat zulks een meerjarige budgettaire verbintenis inhoudt. In deze programma's worden de belangrijkste doelstellingen en richtsnoeren van de communautaire bijstand op de in artikel 4 bedoelde indicatieve gebieden omschreven. Zij kunnen tijdens de periode van hun toepassing volgens dezelfde procedure worden gewijzigd. Alvorens de indicatieve programma's worden vastgesteld, stelt de Commissie het in artikel 8 bedoelde comité in kennis van de prioriteiten die in overleg met de begunstigde Staten zijn bepaald.
  • 2. 
    Jaarlijks worden op deze indicatieve programma's gebaseerde actieprogramma's vastgesteld volgens de procedure van artikel 8, leden 2 en 3. Deze actieprogramma's bevatten een lijst van de belangrijkste, binnen de in artikel 4 bedoelde indicatieve gebieden te financieren projecten. De inhoud van de programma's dient gedetailleerd te zijn, zodat de Lid-Staten beschikken over alle relevante informatie die nodig is opdat het in artikel 8 bedoelde comité zich kan uitspreken.

Artikel 7

  • 1. 
    De Commissie voert de acties uit met inachtneming van de in artikel 6, lid 2, genoemde actieprogramma's.
  • 2. 
    De overeenkomsten inzake leveringen worden gesloten via openbare aanbesteding, behalve in de gevallen bedoeld in artikel 116 van het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting der Europese Gemeenschappen.

De overeenkomsten inzake diensten tot en met 300 000 ecu worden in de regel gesloten via niet-openbare aanbesteding en onderhandse overeenkomst. Dit bedrag kan door de Raad worden herzien op basis van een Commissievoorstel, waarbij rekening wordt gehouden met de ervaring die is opgedaan in soortgelijke gevallen.

Alle natuurlijke en rechtspersonen uit de Lid-Staten en uit de begunstigde Staten kunnen onder gelijke voorwaarden deelnemen aan aanbestedingen en overeenkomsten.

De Commissie kan voor ieder afzonderlijk geval toestemming geven voor deelname door natuurlijke en rechtspersonen uit de door het Phare-programma begunstigde landen evenals, in specifieke gevallen, uit Middellandse-Zeelanden met traditionele economische, commerciële of geografische banden, als de betreffende programma's of projecten specifieke vormen van bijstand vereisen die vooral in dergelijke landen beschikbaar zijn.

  • 3. 
    Belastingen, rechten, heffingen en de aankoop van onroerende goederen zijn van communautaire financiering uitgesloten.
  • 4. 
    In geval van medefinanciering kan de Commissie voor ieder afzonderlijk geval toestemming verlenen voor deelname van derde landen aan aanbestedingen en contracten. In deze gevallen is de deelneming van ondernemingen uit derde landen alleen aanvaardbaar indien de wederkerigheid is gewaarborgd.

Artikel 8

  • 1. 
    De Commissie wordt bijgestaan door een comité bestaande uit vertegenwoordigers van de Lid-Staten en voorgezeten door de vertegenwoordiger van de Commissie, genaamd "Tacis-Comité".
  • 2. 
    De vertegenwoordiger van de Commissie legt het Tacis-Comité een ontwerp van de te nemen maatregelen voor. Het Tacis-Comité brengt over dit ontwerp advies uit binnen een termijn die de voorzitter kan vaststellen naar gelang van de urgentie van de materie. Het Comité spreekt zich uit met de meerderheid van stemmen die in artikel 148, lid 2, van het EEG-Verdrag is voorgeschreven voor de aanneming van de besluiten die de Raad op voorstel van de Commissie dient te nemen. Bij stemming in het Tacis-Comité worden de stemmen van de vertegenwoordigers van de Lid-Staten gewogen overeenkomstig genoemd artikel. De voorzitter neemt niet aan de stemming deel.
  • 3. 
    De Commissie neemt de beoogde maatregelen aan wanneer zij in overeenstemming zijn met het advies van het Tacis-Comité.

Waaneer de beoogde maatregelen niet in overeenstemming zijn met het advies van het Tacis-Comité of bij gebreke van een advies doet de Commissie onverwijld een voorstel aan de Raad betreffende de te nemen maatregelen. De Raad besluit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen.

Indien de Raad na verloop van een termijn van zes weken, te rekenen vanaf de datum van indiening van het voorstel bij de Raad, geen besluit heeft genomen, worden de beoogde maatregelen door de Commissie vastgesteld.

  • 4. 
    Het Tacis-Comité kan ongeacht welke andere kwestie onderzoeken die, eventueel op verzoek van een vertegenwoordiger van een Lid-Staat, door de voorzitter aan de orde wordt gesteld in het kader van de tenuitvoerlegging van deze verordening en met name elke kwestie die verband houdt met de algemene tenuitvoerlegging, het beheer van het programma, de medefinanciering en de in artikel 9 genoemde cooerdinatie.
  • 5. 
    Het Comité stelt zijn reglement van orde vast met een gekwalificeerde meerderheid.
  • 6. 
    De Commissie brengt om de zes maanden bij het Tacis-Comité verslag uit over de voortgang van de werkzaamheden.

Dit verslag bevat specifieke, gedetailleerde informatie (ondernemingen, nationaliteit, enz.) over de voor de tenuitvoerlegging van de projecten en programma's gesloten contracten.

Wanneer het gaat om projecten waarvoor de contracten naar verwachting via niet-openbare aanbesteding zullen worden gesloten overeenkomstig artikel 7, lid 2, verstrekt de Commissie alvorens zij lijsten van kandidaten opstelt, tijdig informatie vooraf, die onder andere betrekking moet hebben op de selectie- en evaluatieprocedures, ten einde de deelneming door het bedrijfsleven te vergemakkelijken.

Artikel 9

Op basis van de door de Lid-Staten meegedeelde gegevens zorgen de Commissie en de Lid-Staten voor cooerdinatie van de door de Gemeenschap en de afzonderlijke Lid-Staten in de begunstigde Staten verleende technische bijstand.

Bovendien worden cooerdinatie en samenwerking met de internationale financiële instellingen en andere donoren bevorderd.

De Commissie onderzoekt ook de verschillende manieren waarop cofinanciering via een combinatie van de krachtens deze verordening verleende technische bijstand en de bilaterale bijstand van de Lid-Staten kan worden bevorderd.

Artikel 10

Na afloop van elk begrotingsjaar dient de Commissie een rapport in betreffende voortgang van het programma voor technische bijstand. Voor zover dit haalbaar is, bevat dit rapport ook een evaluatie van de reeds verleende technische bijstand. Dit rapport wordt aan het Europees Parlement, de Raad en het Economisch en Sociaal Comité toegezonden.

Artikel 11

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Brussel, 19 juli 1993.

Voor de Raad

De Voorzitter

  • W. 
    CLAES
  • (1) 
    Advies uitgebracht op 14 juli 1993 (nog niet verschenen in het Publikatieblad).
  • (2) 
    PB nr. L 201 van 24. 7. 1991, blz. 2.
  • (3) 
    PB nr. L 52 van 27. 2. 1992, blz. 1.

BIJLAGE I

Begunstigde Staten, bedoeld in artikel 1 Armenië

Azerbeidzjan

Georgië

Kazachstan

Kirgizië

Moldavië

Mongolië

Oekraïne

Oezbekistan

Russische Federatie

Tadzjikistan

Turkmenistan

Wit-Rusland

Mongolië

BIJLAGE II

In artikel 4, lid 3, bedoelde gebieden In het kader van de technische bijstand wordt voorrang verleend aan de volgende gebieden:

  • 1. 
    Ontwikkeling van het menselijk potentieel:
  • opleiding, ook van arbeidskrachten,
  • herstructurering van overheidsdiensten,
  • diensten voor arbeidsbemiddeling en adviezen op het stuk van de sociale zekerheid,
  • versterking van de burgermaatschappij,
  • beleids- en macro-economische adviezen,
  • juridische bijstand, met inbegrip van de onderlinge aanpassing van de wetgevingen.
  • 2. 
    Herstructurering en ontwikkeling van het bedrijfsleven:
  • steun in de vorm van technische bijstand voor de ontwikkeling van kleine en middelgrote ondernemingen,
  • omschakeling van de met de defensiesector verbonden ondernemingen,
  • herstructurering en privatisering,
  • financiële diensten.
  • 3. 
    Infrastructuur:
  • vervoer,
  • telecommunicatie.
  • 4. 
    Energie, met inbegrip van reactorveiligheid.
  • 5. 
    Voedselproduktie, -verwerking en -distributie.

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.