Verordening 1993/259 - Toezicht en controle op de overbrenging van afvalstoffen binnen, naar en uit de EG

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 31993R0259

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

31993R0259

Verordening (EEG) nr. 259/93 van de Raad van 1 februari 1993 betreffende toezicht en controle op de overbrenging van afvalstoffen binnen, naar en uit de Europese Gemeenschap

Publicatieblad Nr. L 030 van 06/02/1993 blz. 0001 - 0028

Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 15 Deel 12 blz. 0043

Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 15 Deel 12 blz. 0043

VERORDENING (EEG) Nr. 259/93 VAN DE RAAD van 1 februari 1993 betreffende toezicht en controle op de overbrenging van afvalstoffen binnen, naar en uit de Europese Gemeenschap

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 130 S,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Gezien het advies van het Europese Parlement (2),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (3),

Overwegende dat de Gemeenschap het Verdrag van Bazel van 22 maart 1989 inzake de beheersing van de grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen en de verwijdering ervan heeft ondertekend;

Overwegende dat in artikel 39 van de ACS-EEG-Overeenkomst van 15 december 1989 bepalingen betreffende afvalstoffen zijn opgenomen;

Overwegende dat de Gemeenschap haar goedkeuring heeft gehecht aan het besluit van de OESO-Raad van 30 maart 1992 betreffende het toezicht op de grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen bestemd voor handelingen ter nuttige toepassing;

Overwegende dat Richtlijn 84/631/EEG (4), waarbij het toezicht en de controle in de Gemeenschap op de grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen wordt geregeld, gezien het voorgaande moet worden vervangen door een verordening;

Overwegende dat toezicht en controle op de overbrenging van afvalstoffen binnen een Lid-Staat onder de nationale verantwoordelijkheid valt; dat de nationale stelsels voor toezicht en controle op de overbrenging van afvalstoffen binnen een Lid-Staat echter aan minimumcriteria moeten voldoen, zodat een hoog niveau van bescherming van het milieu en de volksgezondheid wordt gewaarborgd;

Overwegende dat het toezicht en de controle op de overbrenging van afvalstoffen zodanig moeten worden geregeld dat er rekening wordt gehouden met de noodzaak de kwaliteit van het milieu te behouden, te beschermen en te verbeteren;

Overwegende dat in artikel 5, lid 1, van Richtlijn 75/442/EEG van de Raad van 15 juli 1975 betreffende afvalstoffen (5) is bepaald dat de Lid-Staten, indien noodzakelijk of dienstig in samenwerking met andere Lid-Staten, de nodige maatregelen moeten nemen om een geïntegreerd en toereikend net van afvalverwijderingsinstallaties op te zetten, zodat de Gemeenschap als geheel zelfverzorgend op het gebied van afvalverwijdering kan worden en de Lid-Staten afzonderlijk naar dit doel kunnen streven, rekening houdend met geografische omstandigheden of met de behoefte aan speciale installaties voor bepaalde soorten afval; dat artikel 7 van genoemde richtlijn de opstelling voorschrijft van plannen voor het beheer van afvalstoffen, eventueel samen met de andere betrokken Lid-Staten, die ter kennis van de Commissie moeten worden gebracht, en bepaalt dat de Lid-Staten de nodige maatregelen mogen nemen om vervoer van afvalstoffen dat niet in overeenstemming is met hun afvalbeheersplannen te voorkomen en dat zij de Commissie en de andere Lid-Staten in kennis stellen van die maatregelen;

Overwegende dat het nodig is verschillende procedures toe te passen al naar gelang van de soort afval en de bestemming ervan, met inbegrip van de vraag of het om voor verwijdering of voor nuttige toepassing bestemde afvalstoffen gaat;

Overwegende dat voor de overbrenging van afvalstoffen een voorafgaande kennisgeving aan de bevoegde autoriteiten moet worden voorgeschreven, zodat deze naar behoren op de hoogte zijn van in het bijzonder de soort, de overbrenging en de verwijdering of de nuttige toepassing van de afvalstoffen en aldus alle maatregelen kunnen treffen die nodig zijn voor de bescherming van de menselijke gezondheid en het milieu, waaronder de mogelijkheid gemotiveerde bezwaren tegen de overbrenging te maken;

Overwegende dat de Lid-Staten in staat moeten zijn de beginselen van nabijheid, voorrang voor nuttige toepassing en zelfverzorging op communautair en nationaal niveau - overeenkomstig Richtlijn 75/442/EEG - toe te passen door maatregelen te nemen overeenkomstig het Verdrag voor een algemeen of gedeeltelijk verbod op overbrenging dan wel stelselmatige bezwaren te maken tegen de overbrenging van voor verwijdering bestemde afvalstoffen, met uitzondering van het geval van gevaarlijke afvalstoffen die in de Lid-Staat van verzending in zulke kleine hoeveelheden worden geproduceerd dat het economisch niet verantwoord zou zijn om in die Staat nieuwe gespecialiseerde verwijderingsinstallaties te bouwen; dat het specifieke probleem van de verwijdering van dergelijke kleine hoeveelheden samenwerking tusen de betrokken Lid-Staten en eventueel de toepassing van een communautaire procedure vereist;

Overwegende dat de uitvoer van voor verwijdering bestemde afvalstoffen naar derde landen moet worden verboden ten einde het milieu in die landen te beschermen; dat er uitzonderingen van toepassing dienen te zijn op uitvoer naar EVA-landen die tevens partij bij het Verdrag van Bazel zijn;

Overwegende dat, wanneer voor nuttige toepassing bestemde afvalstoffen worden uitgevoerd naar landen waarop het OESO-besluit niet van toepassing is, daarvoor voorwaarden moeten gelden die een milieuhygiënisch verantwoord afvalstoffenbeheer inhouden;

Overwegende dat overeenkomsten of regelingen betreffende de uitvoer van voor nuttige toepassing bestemde afvalstoffen met landen waarop het OESO-besluit niet van toepassing is periodiek moeten worden bezien door de Commissie, die, indien nodig, een voorstel zal doen om de voorwaarden waaronder die uitvoer plaatsvindt te heroverwegen, met inbegrip van de mogelijkheid van een verbod;

Overwegende dat de overbrenging van voor nuttige toepassing bestemde afvalstoffen die voorkomen op de groene lijst van het OESO-besluit in het algemeen buiten de controleprocedures van deze verordening valt, daar dergelijke afvalstoffen, indien zij in het land van bestemming naar behoren nuttig worden toegepast, normaliter geen risico voor het milieu vormen; dat bepaalde uitzonderingen op deze vrijstelling nodig zijn overeenkomstig de communautaire wetgeving en het OESO-besluit; dat tevens bepaalde uitzonderingen nodig zijn om het volgen van dergelijke overbrengingen binnen de Gemeenschap te vergemakkelijken en om rekening te houden met uitzonderingsgevallen; dat dergelijke afvalstoffen onderworpen zijn aan Richtlijn 75/442/EEG;

Overwegende dat de uitvoer van voor nuttige toepassing bestemde afvalstoffen die op de groene lijst van de OESO voorkomen naar landen waarop het OESO-besluit niet van toepassing is voorwerp moet zijn van overleg van de Commissie met het land van bestemming; dat het in het licht van dat overleg dienstig kan zijn dat de Commissie voorstellen aan de Raad voorlegt;

Overwegende dat de uitvoer van voor nuttige toepassing bestemde afvalstoffen naar landen die geen partij zijn bij het Verdrag van Bazel onderworpen moet zijn aan specifieke overeenkomsten tussen deze landen en de Gemeenschap; dat de Lid-Staten in uitzonderlijke gevallen na de toepassingsdatum van deze verordening bilaterale overeenkomsten voor de invoer van specifieke afvalstoffen moeten kunnen sluiten voordat de Gemeenschap zulke overeenkomsten heeft gesloten, namelijk, als het voor nuttige toepassing bestemde afvalstoffen betreft, om eventuele onderbrekingen in de behandeling van afvalstoffen te voorkomen en, als het om voor verwijdering bestemde afvalstoffen gaat, wanneer het land van verzending niet over de technische mogelijkheden en de noodzakelijke faciliteiten beschikt, en deze redelijkerwijze niet kan verwerven, om de afvalstoffen op milieuhygiënisch verantwoorde wijze te verwijderen;

Overwegende dat moet worden voorzien in het terugnemen dan wel in het op een andere, milieuhygiënisch verantwoorde wijze verwijderen of nuttig toepassen van afvalstoffen indien de overbrenging niet volgens de bepalingen van het begeleidende document of het contract kan worden voltooid;

Overwegende dat bij sluikhandel de persoon wiens gedrag de oorzaak van de sluikhandel is, de afvalstoffen moet terugnemen en/of deze op een andere, milieuhygiënisch verantwoorde wijze moet verwijderen of nuttig toepassen en dat anders de bevoegde autoriteiten op de plaats van verzending of van bestemming, al naar gelang van het geval, zelf moeten ingrijpen;

Overwegende dat het van belang is dat er een stelsel van financiële waarborgen of gelijkwaardige verzekering vastgesteld wordt;

Overwegende dat de Lid-Staten aan de Commissie de voor de uitvoering van deze verordening dienstige inlichtingen dienen te verstrekken;

Overwegende dat er communautaire procedures moeten worden vastgesteld voor de opstelling van de documenten waarin deze verordening voorziet en voor de aanpassing van haar bijlagen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

TITEL I WERKINGSSFEER EN DEFINITIES

Artikel 1

  • 1. 
    Deze verordening is van toepassing op de overbrenging van afvalstoffen binnen, naar en uit de Gemeenschap.
  • 2. 
    Onder deze verordening vallen niet:
  • a) 
    het lossen aan wal van door de normale werking van schepen en offshore platforms voortgebrachte afvalstoffen, waaronder begrepen afvalwater en residuen, voor zover dergelijke afvalstoffen aan een specifiek, bindend internationaal instrument zijn onderworpen;
  • b) 
    overbrenging van afvalstoffen van de burgerluchtvaart;
  • c) 
    overbrenging van radioactieve afvalstoffen als omschreven in artikel 2 van Richtlijn 92/3/Euratom van de Raad van 3 februari 1992 betreffende toezicht en controle op overbrenging van radioactieve afvalstoffen tussen Lid-Staten en naar en vanuit de Gemeenschap (6);
  • d) 
    overbrenging van afvalstoffen, genoemd in artikel 2, lid 1, onder b), van Richtlijn 75/442/EEG, wanneer zij reeds onder andere voorschriften ter zake vallen;
  • e) 
    overbrenging van afvalstoffen naar de Gemeenschap waarbij wordt voldaan aan de voorschriften van het Protocol inzake milieubescherming bij het Antarctica-Verdrag.
  • 3. 
    a) Overbrenging van afvalstoffen die alleen bestemd zijn voor nuttige toepassing en in bijlage II worden genoemd, valt evenmin onder de bepalingen van deze verordening, behoudens voor zover bepaald onder b), c), d) en e), in artikel 11 en in artikel 17, leden 1, 2 en 3.
  • b) 
    Op deze afvalstoffen zijn alle bepalingen van Richtlijn 75/442/EEG van toepassing. Zij dienen met name:
  • alleen te zijn bestemd voor naar behoren erkende inrichtingen die een vergunning hebben overeenkomstig de artikelen 10 en 11 van Richtlijn 75/442/EEG;
  • te worden onderworpen aan alle bepalingen van de artikelen 8, 12, 13 en 14 van Richtlijn 75/442/EEG.
  • c) 
    Bepaalde in bijlage II genoemde afvalstoffen kunnen echter, onder meer als zij een van de in bijlage III bij Richtlijn 91/689/EEG van de Raad van 12 december 1991 betreffende gevaarlijke afvalstoffen (7) genoemde gevaarlijke eigenschappen bezitten, worden gecontroleerd, alsof zij in bijlage III of IV waren genoemd.

De afvalstoffen en het besluit omtrent de keuze van de te volgen procedure worden volgens de procedure van artikel 18 van Richtlijn 75/442/EEG vastgesteld. Dergelijke afvalstoffen worden opgenomen in bijlage II A.

  • d) 
    In uitzonderlijke gevallen kunnen de Lid-Staten uit overwegingen van milieuhygiëne of volksgezondheid controle uitoefenen op overbrengingen van in bijlage II genoemde afvalstoffen alsof zij in bijlage III of IV waren genoemd.

De Lid-Staten die gebruik maken van deze mogelijkheid stellen de Commissie onmiddellijk in kennis van dergelijke gevallen en informeren, indien van toepassing, de andere Lid-Staten met vermelding van de redenen voor hun besluit. De Commissie kan een dergelijk optreden volgens de procedure van artikel 18 van Richtlijn 75/442/EEG bevestigen, onder meer, indien dat passend is, door dergelijke afvalstoffen toe te voegen aan bijlage II A.

  • e) 
    Wanneer in bijlage II genoemde afvalstoffen in strijd met deze verordening of met Richtlijn 75/442/EEG worden overgebracht, kunnen de Lid-Staten passende bepalingen van de artikelen 25 en 26 van deze verordening toepassen.

Artikel 2

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a) 
    afvalstoffen: de afvalstoffen die als zodanig zijn omschreven in Richtlijn 75/442/EEG, artikel 1, onder a);
  • b) 
    bevoegde autoriteiten: de bevoegde autoriteiten die door de Lid-Staten overeenkomstig artikel 36 zijn aangewezen of die door derde landen zijn aangewezen;
  • c) 
    bevoegde autoriteit van verzending: de bevoegde autoriteit die overeenkomstig artikel 36 door de Lid-Staten is aangewezen voor het gebied vanwaar de overbrenging geschiedt, of die door derde landen is aangewezen;
  • d) 
    bevoegde autoriteit van bestemming: de bevoegde autoriteit die overeenkomstig artikel 36 door de Lid-Staten is aangewezen voor het gebied waar de zending wordt ontvangen of waar de afvalstoffen in een schip worden verladen om op zee te worden verwijderd, onverminderd de bestaande overeenkomsten betreffende verwijdering op zee, of die door derde landen is aangewezen;
  • e) 
    bevoegde autoriteit van doorvoer: de enige, door elke Lid-Staat overeenkomstig artikel 36 aangewezen autoriteit voor de Staat waarin de zending in doorvoer is;
  • f) 
    correspondent: de centrale instantie die door iedere Lid-Staat en door de Commissie overeenkomstig artikel 37 is aangewezen;
  • g) 
    kennisgever: elke natuurlijke of rechtspersoon die tot kennisgeving is verplicht, dat wil zeggen de hierna bedoelde persoon die voornemens is afvalstoffen over te brengen of te doen overbrengen:
  • i) 
    de persoon wiens activiteiten deze afvalstoffen hebben voortgebracht (oorspronkelijke producent), of
  • ii) 
    indien dat niet mogelijk is, een daartoe door een Lid-Staat erkende inzamelaar of een geregistreerde of erkende handelaar of makelaar die de verwijdering of nuttige toepassing van afvalstoffen regelt, of
  • iii) 
    indien deze personen onbekend of niet erkend zijn, de persoon die deze afvalstoffen in zijn bezit of onder zijn wettelijke controle heeft (houder), of
  • iv) 
    in geval van invoer in of doorvoer door de Gemeenschap van afvalstoffen, de persoon die door de wetgeving van het land van verzending is aangewezen, of, indien geen aanwijzing heeft plaatsgevonden, de persoon die de afvalstoffen in zijn bezit of onder zijn wettelijke controle heeft (houder);
  • h) 
    ontvanger: de persoon of de onderneming naar wie respectievelijk waarnaar afvalstoffen worden overgebracht voor nuttige toepassing of verwijdering;
  • i) 
    verwijdering: de handelingen als zodanig omschreven in Richtlijn 75/442/EEG, artikel 1, onder e);
  • j) 
    goedgekeurd centrum: elke inrichting of onderneming waaraan een vergunning is verleend of die is erkend overeenkomstig artikel 6 van Richtlijn 75/439/EEG (8), de artikelen 9, 10 en 11 van Richtlijn 75/442/EEG of artikel 6 van Richtlijn 76/403/EEG (9);
  • k) 
    nuttige toepassing: de handelingen als zodanig omschreven in Richtlijn 75/442/EEG, artikel 1, onder f);
  • l) 
    Staat van verzending: elke Staat van waaruit een overbrenging van afvalstoffen voorgenomen is of plaatsvindt;
  • m) 
    Staat van bestemming: elke Staat waarnaar een overbrenging van afvalstoffen voorgenomen is of plaatsvindt voor verwijdering of nuttige toepassing, of voor verlading in een schip om op zee te worden verwijderd, onverminderd bestaande overeenkomsten betreffende verwijdering op zee;
  • n) 
    Staat van doorvoer: elke Staat, niet zijnde de Staat van verzending noch die van bestemming, waardoor een overbrenging van afvalstoffen is voorgenomen of plaatsvindt;
  • o) 
    begeleidend document: het overeenkomstig artikel 42 op te stellen uniforme begeleidende document;
  • p) 
    Verdrag van Bazel: het Verdrag van Bazel van 22 maart 1989 inzake de beheersing van de grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen en de verwijdering ervan;
  • q) 
    Vierde Overeenkomst van Lomé: de Overeenkomst van Lomé van 15 december 1989;
  • r) 
    OESO-besluit: het besluit van de OESO-Raad van 30 maart 1992 betreffende het toezicht op de grensoverschrijdende overbrenging van afvalstoffen bestemd voor handelingen ter nuttige toepassing.

TITEL II OVERBRENGING VAN AFVALSTOFFEN TUSSEN DE LID-STATEN Hoofdstuk A Voor verwijdering bestemde afvalstoffen

Artikel 3

  • 1. 
    Wanneer de kennisgever voornemens is voor verwijdering bestemde afvalstoffen van een Lid-Staat naar een andere Lid-Staat over te brengen en/of deze door een of meer andere Lid-Staten heen te voeren, zendt hij, onverminderd artikel 25, lid 2, en artikel 26, lid 2, een kennisgeving aan de bevoegde autoriteit van bestemming en een afschrift daarvan aan de bevoegde autoriteiten van verzending en van doorvoer, alsmede aan de ontvanger.
  • 2. 
    De kennisgeving moet alle fasen van de overbrenging vanaf de plaats van verzending tot aan de eindbestemming bestrijken.
  • 3. 
    De kennisgeving geschiedt door middel van het begeleidende document dat door de bevoegde autoriteit van verzending wordt afgegeven.
  • 4. 
    De kennisgever vult in het kader van deze kennisgeving het begeleidende document volledig in en verstrekt op verzoek van de bevoegde autoriteiten aanvullende informatie en documentatie.
  • 5. 
    De kennisgever verstrekt op het begeleidende document in het bijzonder informatie over:
  • de oorsprong, samenstelling en hoeveelheid van de voor verwijdering bestemde afvalstoffen alsmede, in het in artikel 2, letter g), onder ii), bedoelde geval, de identiteit van de producent; bij afvalstoffen van uiteenlopende oorsprong een gedetailleerde inventaris van de afvalstoffen alsmede, indien bekend, de identiteit van de oorspronkelijke producenten;
  • de getroffen regelingen inzake de te volgen route en inzake verzekering tegen schade aan derden;
  • de te treffen maatregelen om de vervoersveiligheid te waarborgen en met name de inachtneming door de vervoerder van de voorwaarden die door de betrokken Lid-Staten aan het vervoer zijn gesteld;
  • de identiteit van de ontvanger van de afvalstoffen, de plaats van het verwijderingscentrum en het type en de duur van de bedrijfsvergunning. Het centrum moet technisch geschikt zijn voor de verwijdering van de betrokken afvalstoffen onder omstandigheden die geen gevaar opleveren voor de volksgezondheid of het milieu;
  • de handelingen op het gebied van verwijdering, genoemd in bijlage II A van Richtlijn 75/442/EEG.
  • 6. 
    De kennisgever moet met de ontvanger een contract afsluiten voor de verwijdering van de afvalstoffen.

De in lid 5 bedoelde informatie kan geheel of ten dele in het contract zijn opgenomen.

In het contract moet worden bepaald dat

  • de kennisgever verplicht is de afvalstoffen overeenkomstig artikel 25 en artikel 26, lid 2, terug te nemen als de overbrenging niet is voltooid zoals was voorzien, of in strijd met deze verordening is verricht;
  • de ontvanger verplicht is zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 180 dagen na ontvangst van de afvalstoffen, aan de kennisgever een verklaring te verstrekken dat de afvalstoffen op milieuhygiënisch verantwoorde wijze zijn verwijderd.

Een afschrift van dit contract moet op verzoek aan de bevoegde autoriteit worden verstrekt.

Indien de afvalstoffen worden overgebracht tussen twee tot dezelfde rechtspersoon behorende inrichtingen, kan het contract worden vervangen door een verklaring van die persoon waarbij deze zich ertoe verbindt de afvalstoffen te verwijderen.

  • 7. 
    De overeenkomstig de leden 4, 5 en 6 verstrekte informatie wordt in overeenstemming met de bestaande nationale bepalingen vertrouwelijk behandeld.
  • 8. 
    De bevoegde autoriteit van verzending kan, in overeenstemming met de nationale wetgeving, besluiten de kennisgeving zelf te zenden aan de bevoegde autoriteit van bestemming, met afschrift aan de ontvanger en de bevoegde autoriteit van doorvoer, in plaats van dit door de kennisgever te laten doen.

De bevoegde autoriteit van verzending kan besluiten een kennisgeving niet verder te behandelen, indien zij zelf onmiddellijke bezwaren tegen de overbrenging heeft overeenkomstig artikel 4, lid 3. Zij stelt de kennisgever onverwijld van haar bezwaren in kennis.

Artikel 4

  • 1. 
    De bevoegde autoriteit van bestemming zendt binnen drie werkdagen na ontvangst van de kennisgeving een ontvangstbevestiging aan de kennisgever en een afschrift daarvan aan de andere betrokken bevoegde autoriteiten en aan de ontvanger.
  • 2. 
    a) Vanaf de datum van verzending van de ontvangstbevestiging beschikt de bevoegde autoriteit van bestemming over 30 dagen om te besluiten al dan niet onder voorwaarden een vergunning te verlenen voor de overbrenging of deze te weigeren. Zij kan ook aanvullende inlichtingen vragen.

Zij verleent alleen een vergunning voor de overbrenging als er noch bij haar noch bij de andere bevoegde autoriteiten bezwaren bestaan. Aan deze vergunning kunnen vervoersvoorwaarden als bedoeld onder d), zijn verbonden.

De bevoegde autoriteit van bestemming neemt haar besluit op zijn vroegst 21 dagen na verzending van de ontvangstbevestiging. Zij mag haar besluit echter eerder nemen, indien zij de schriftelijke toestemming van de andere betrokken bevoegde autoriteiten heeft.

De bevoegde autoriteit van bestemming zendt haar besluit schriftelijk aan de kennisgever, met afschrift aan de andere betrokken bevoegde autoriteiten.

  • b) 
    De bevoegde autoriteiten van verzending en van doorvoer kunnen binnen 20 dagen na verzending van de ontvangstbevestiging bezwaren maken. Zij kunnen tevens aanvullende informatie vragen. Deze bezwaren worden schriftelijk aan de kennisgever medegedeeld, met afschrift aan de andere betrokken bevoegde autoriteiten.
  • c) 
    De onder a) en b) bedoelde bezwaren en voorwaarden worden gebaseerd op lid 3.
  • d) 
    De bevoegde autoriteiten van verzending en van doorvoer kunnen binnen 20 dagen na verzending van de ontvangstbevestiging voorwaarden verbinden aan het vervoer van de afvalstoffen binnen hun rechtsgebied.

Deze voorwaarden moeten schriftelijk aan de kennisgever worden medegedeeld, met afschrift aan de betrokken bevoegde autoriteiten, en in het begeleidende document worden vermeld. Zij mogen niet strenger zijn dan die voor soortgelijke, volledig binnen hun rechtsgebied vallende overbrengingen en dienen met bestaande overeenkomsten, in het bijzonder internationale verdragen ter zake, in overeenstemming te zijn.

  • 3. 
    a) i) De Lid-Staten kunnen in overeenstemming met het Verdrag maatregelen nemen om overbrenging van afvalstoffen algemeen of gedeeltelijk te verbieden of daar stelselmatig bezwaar tegen te maken, ten einde overeenkomstig Richtlijn 75/442/EEG de beginselen van nabijheid, voorrang voor nuttige toepassing en zelfverzorging toe te passen op communautair en nationaal niveau. Van dergelijke maatregelen wordt onmiddellijk kennis gegeven aan de Commissie, die de andere Lid-Staten informeert.
  • ii) 
    Wanneer het gaat om gevaarlijke afvalstoffen (zoals gedefinieerd in artikel 1, lid 4, van Richtlijn 91/689/EEG) die in een Lid-Staat van verzending over het algemeen per jaar in zulke kleine hoeveelheden worden geproduceerd dat het economisch niet verantwoord zou zijn in die Staat nieuwe gespecialiseerde verwijderingsinstallaties te bouwen, is het onder i) bepaalde niet van toepassing.
  • iii) 
    De Lid-Staat van bestemming werkt met de Lid-Staat van verzending die van mening is dat ii) van toepassing is, samen, ten einde de zaak bilateraal op te lossen. Indien er geen bevredigende oplossing wordt bereikt, kan elk van beide Lid-Staten de zaak aan de Commissie voorleggen. Deze neemt volgens de procedure van artikel 18 van Richtlijn 75/442/EEG een beslissing.
  • b) 
    De bevoegde autoriteiten van verzending en van bestemming kunnen, rekening houdend met geografische omstandigheden en de behoefte aan gespecialiseerde installaties voor bepaalde soorten afvalstoffen, gemotiveerde bezwaren tegen de voorgenomen overbrenging maken, indien deze niet in overeenstemming is met Richtlijn 75/442/EEG, in het bijzonder de artikelen 5 en 7:
  • i) 
    ten einde het beginsel van zelfverzorging op communautair en nationaal niveau toe te passen;
  • ii) 
    wanneer de installatie afvalstoffen uit een dichterbij gelegen bron moet verwijderen en door de bevoegde autoriteit voorrang aan die afvalstoffen is gegeven;
  • iii) 
    om te waarborgen dat de overbrenging in overeenstemming is met de afvalbeheersplannen.
  • c) 
    De bevoegde autoriteiten van verzending, van bestemming en van doorvoer kunnen bovendien gemotiveerde bezwaren tegen de voorgenomen overbrenging maken:
  • indien de overbrenging niet in overeenstemming is met nationale wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake milieubescherming, openbare orde, openbare veiligheid of bescherming van de volksgezondheid;
  • indien de kennisgever of de ontvanger zich in het verleden aan sluikhandel schuldig heeft gemaakt. In dat geval kan de bevoegde autoriteit van verzending alle zendingen waarbij de persoon in kwestie betrokken is overeenkomstig nationale wetgeving weigeren, of
  • indien de overbrenging in strijd is met de verplichtingen die voortvloeien uit door de Lid-Staat of Lid-Staten vóór de toepassing van deze verordening gesloten internationale overeenkomsten.
  • 4. 
    Indien de bevoegde autoriteiten binnen de in lid 2 vermelde termijnen van mening zijn dat de problemen die aanleiding waren voor hun bezwaren zijn opgelost en dat aan de vervoersvoorwaarden zal worden voldaan, delen zij dat de kennisgever onmiddellijk schriftelijk mede, met afschrift aan de ontvanger en aan de andere betrokken bevoegde autoriteiten.

Indien er naderhand een wezenlijke wijziging in de overbrengingsvoorwaarden optreedt, moet opnieuw kennisgeving worden gedaan.

  • 5. 
    De bevoegde autoriteit van bestemming maakt haar toestemming kenbaar door het begeleidende document op passende wijze af te stempelen.

Artikel 5

  • 1. 
    De overbrenging mag slechts geschieden nadat de kennisgever daarvoor van de bevoegde autoriteit van bestemming een vergunning heeft verkregen.
  • 2. 
    Wanneer de kennisgever de vergunning heeft ontvangen, vult hij met vermelding van de datum van overbrenging het begeleidende document volledig in en zendt daarvan drie werkdagen voordat de overbrenging plaatsvindt een afschrift aan de betrokken bevoegde autoriteiten.
  • 3. 
    Elke overbrenging gaat vergezeld van een afschrift of, indien de bevoegde autoriteiten zulks wensen, een exemplaar van het begeleidende document met toestemmingsstempel.
  • 4. 
    Alle bij de verrichting betrokken ondernemingen vullen het begeleidende document op de daartoe bestemde plaatsen in, ondertekenen het en bewaren een afschrift ervan.
  • 5. 
    Binnen drie werkdagen na ontvangst van de voor verwijdering bestemde afvalstoffen zendt de ontvanger aan de kennisgever en aan de betrokken bevoegde autoriteiten een afschrift van het volledig ingevulde begeleidende document, behalve voor de in lid 6 bedoelde verklaring.
  • 6. 
    Zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 180 dagen na ontvangst van de afvalstoffen, zendt de ontvanger onder zijn verantwoordelijkheid een verklaring van verwijdering aan de kennisgever en de andere betrokken bevoegde autoriteiten. Deze verklaring maakt deel uit van of wordt gehecht aan het begeleidende document dat de overbrenging vergezelt.

Hoofdstuk B Voor nuttige toepassing bestemde afvalstoffen

Artikel 6

  • 1. 
    Wanneer de kennisgever voornemens is in bijlage III genoemde, voor nuttige toepassing bestemde afvalstoffen van een Lid-Staat naar een andere Lid-Staat over te brengen en/of deze door een of meer andere Lid-Staten heen te voeren, zendt hij, onverminderd artikel 25, lid 2, en artikel 26, lid 2, een kennisgeving aan de bevoegde autoriteit van bestemming en een afschrift daarvan aan de bevoegde autoriteiten van verzending en van doorvoer, alsmede aan de ontvanger.
  • 2. 
    Alle fasen van het vervoer van de plaats van verzending tot aan de eindbestemming moeten in de kennisgeving worden vermeld.
  • 3. 
    De kennisgeving geschiedt door middel van het begeleidende document dat wordt afgegeven door de bevoegde autoriteit van verzending.
  • 4. 
    De kennisgever vult in het kader van zijn kennisgeving het begeleidende document volledig in en verstrekt op verzoek van de bevoegde autoriteiten aanvullende informatie en documentatie.
  • 5. 
    De kennisgever verstrekt op het begeleidende document in het bijzonder informatie over:
  • de oorsprong, samenstelling en hoeveelheid van de voor nuttige toepassing bestemde afvalstoffen alsmede de identiteit van de producent; bij afvalstoffen van uiteenlopende oorsprong een gedetailleerde inventaris van de afvalstoffen alsmede, indien bekend, de identiteit van de oorspronkelijke producenten;
  • de getroffen regelingen inzake de te volgen route en inzake verzekering tegen schade aan derden;
  • de te treffen maatregelen om de vervoersveiligheid te waarborgen en met name de inachtneming door de vervoerder van de voorwaarden die door de betrokken Lid-Staten aan de uitoefening van deze vervoersactiviteit zijn gesteld;
  • de identiteit van de ontvanger van de afvalstoffen, de plaats van het centrum voor nuttige toepassing en type en duur van de bedrijfsvergunning. Het centrum moet technisch geschikt zijn voor de nuttige toepassing van de betrokken afvalstoffen onder omstandigheden die geen gevaar opleveren voor de volksgezondheid of het milieu;
  • de handelingen op het gebied van nuttige toepassing zoals vermeld in bijlage II B van Richtlijn 75/442/EEG;
  • de beoogde methode van verwijdering van de na recycling resterende afvalstoffen;
  • de hoeveelheid gerecycleerd materiaal in verhouding tot de resterende afvalstoffen;
  • de geschatte waarde van het gerecycleerde materiaal.
  • 6. 
    De kennisgever moet met de ontvanger een contract afsluiten voor de nuttige toepassing van de afvalstoffen.

De in lid 5 bedoelde informatie kan geheel of ten dele in het contract zijn opgenomen.

In het contract moet worden bepaald dat:

  • de kennisgever verplicht is de afvalstoffen overeenkomstig artikel 25 en artikel 26, lid 2, terug te nemen als de overbrenging niet is voltooid zoals voorzien, of in strijd met deze verordening is verricht;
  • de ontvanger verplicht is kennis te geven aan het oorspronkelijke land van verzending ingeval de voor nuttige toepassing bestemde afvalstoffen verder worden overgebracht naar een andere Lid-Staat of een derde land;
  • de ontvanger verplicht is zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 180 dagen na ontvangst van de afvalstoffen, aan de kennisgever een verklaring te verstrekken dat de afvalstoffen op milieuhygiënisch verantwoorde wijze een nuttige toepassing hebben gekregen.

Een afschrift van dit contract moet op verzoek aan de bevoegde autoriteit worden verstrekt.

Indien de afvalstoffen worden overgebracht tussen twee tot dezelfde rechtspersoon behorende inrichtingen, kan het contract vervangen worden door een verklaring van die persoon waarbij deze zich ertoe verbindt de afvalstoffen nuttig toe te passen.

  • 7. 
    Overeenkomstig de leden 4, 5 en 6 verstrekte informatie wordt in overeenstemming met de bestaande nationale bepalingen vertrouwelijk behandeld.
  • 8. 
    De bevoegde autoriteit van verzending kan in overeenstemming met de nationale wetgeving besluiten de kennisgeving zelf te zenden aan de bevoegde autoriteit van bestemming, met afschrift aan de ontvanger en de bevoegde autoriteit van doorvoer, in plaats van dit door de kennisgever te laten doen.

Artikel 7

  • 1. 
    De bevoegde autoriteit van bestemming zendt binnen drie werkdagen na ontvangst van de kennisgeving een ontvangstbevestiging aan de kennisgever en een afschrift daarvan aan de andere bevoegde autoriteiten en aan de ontvanger.
  • 2. 
    De bevoegde autoriteiten van bestemming, verzending en doorvoer beschikken na verzending van de ontvangstbevestiging over een termijn van 30 dagen om bezwaar te maken tegen de overbrenging. Een bezwaar moet zijn gebaseerd op lid 4. Elk bezwaar moet binnen de termijn van 30 dagen schriftelijk aan de kennisgever en aan de andere betrokken bevoegde autoriteiten worden toegezonden.

De betrokken bevoegde autoriteiten kunnen besluiten binnen een termijn van minder dan 30 dagen schriftelijk toestemming te geven.

Schriftelijke toestemming of bezwaren kunnen worden toegezonden per post, of per fax gevolgd door toezending per post. Een dergelijke toestemming verstrijkt na één kalenderjaar, tenzij anders aangegeven.

  • 3. 
    De bevoegde autoriteiten van verzending, van bestemming en van doorvoer beschikken over een termijn van 20 dagen na verzending van de ontvangstbevestiging om voorwaarden te verbinden aan het vervoer van de afvalstoffen binnen hun rechtsgebied.

Deze voorwaarden moeten schriftelijk aan de kennisgever worden medegedeeld, met afschrift aan de betrokken bevoegde autoriteiten, en in het begeleidende document worden vermeld. Zij mogen niet strenger zijn dan die voor soortgelijke, volledig binnen hun rechtsgebied vallende overbrengingen en dienen met bestaande overeenkomsten, in het bijzonder internationale verdragen ter zake, in overeenstemming te zijn.

  • 4. 
    a) De bevoegde autoriteiten van bestemming en van verzending kunnen gemotiveerde bezwaren tegen de voorgenomen overbrenging maken:
  • op grond van Richtlijn 75/442/EEG, in het bijzonder artikel 7, of
  • indien de overbrenging niet in overeenstemming is met de nationale wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake milieubescherming, openbare orde, openbare veiligheid of gezondheidsbescherming, of
  • indien de kennisgever of de ontvanger zich in het verleden aan sluikhandel schuldig heeft gemaakt. In dat geval kan de bevoegde autoriteit van verzending alle overbrengingen waarbij de persoon in kwestie betrokken is, overeenkomstig de nationale wetgeving weigeren, of
  • indien de overbrenging in strijd is met de verplichtingen die voortvloeien uit door de betrokken Lid-Staat of Lid-Staten vóór de toepassing van deze verordening gesloten internationale overeenkomsten, of
  • indien de verhouding tussen de wel en niet nuttig toe te passen afvalstoffen, de geschatte waarde van het materiaal dat uiteindelijk nuttig wordt toegepast, of de kosten van de nuttige toepassing en de kosten van verwijdering van het niet nuttig toe te passen gedeelte de nuttige toepassing uit economisch en milieutechnisch oogpunt niet rechtvaardigen.
  • b) 
    De bevoegde autoriteiten van doorvoer kunnen gemotiveerde bezwaren tegen de voorgenomen overbrenging maken op grond van het tweede, derde en vierde streepje van onderdeel a).
  • 5. 
    Indien de bevoegde autoriteiten binnen de in lid 2 vermelde termijn van mening zijn dat de problemen die aanleiding waren voor hun bezwaren zijn opgelost en dat aan de vervoersvoorwaarden zal worden voldaan, delen zij dat de kennisgever onmiddellijk schriftelijk mede, met afschrift aan de ontvanger en aan de andere betrokken bevoegde autoriteiten.

Indien er naderhand een wezenlijke wijziging in de overbrengingsvoorwaarden optreedt, moet opnieuw kennisgeving worden gedaan.

  • 6. 
    In geval van voorafgaande schriftelijke toestemming maakt de bevoegde autoriteit haar toestemming kenbaar door het begeleidende document op passende wijze af te stempelen.

Artikel 8

  • 1. 
    Indien geen bezwaar is gemaakt, mag de overbrenging plaatsvinden nadat de termijn van 30 dagen is verstreken. Stilzwijgende toestemming vervalt echter één kalenderjaar na dato.

Indien de bevoegde autoriteiten besluiten schriftelijk toestemming te verlenen, kan de overbrenging onmiddellijk na ontvangst van alle benodigde toestemmingen plaatsvinden.

  • 2. 
    De kennisgever vult met vermelding van de datum van overbrenging het begeleidende document volledig in en zendt daarvan drie werkdagen voordat de overbrenging plaatsvindt een afschrift aan de betrokken bevoegde autoriteiten.
  • 3. 
    Elke overbrenging gaat vergezeld van een afschrift of, indien de bevoegde autoriteiten zulks wensen, een exemplaar van het begeleidende document.
  • 4. 
    Alle bij de verrichting betrokken ondernemingen vullen het begeleidende document op de daartoe bestemde plaatsen in, ondertekenen het en bewaren een afschrift ervan.
  • 5. 
    Binnen drie werkdagen na ontvangst van de voor nuttige toepassing bestemde afvalstoffen zendt de ontvanger aan de kennisgever en aan de betrokken bevoegde autoriteiten een afschrift van het volledig ingevulde begeleidende document, behalve voor de in lid 6 bedoelde verklaring.
  • 6. 
    Zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 180 dagen na ontvangst van de afvalstoffen, zendt de ontvanger onder zijn verantwoordelijkheid een verklaring van nuttige toepassing van de afvalstoffen aan de kennisgever en de andere betrokken bevoegde autoriteiten. Deze verklaring maakt deel uit van of wordt gehecht aan het begeleidende document.

Artikel 9

  • 1. 
    De bevoegde autoriteiten die rechtsmacht bezitten over specifieke inrichtingen voor nuttige toepassing kunnen niettegenstaande artikel 7 besluiten dat zij geen bezwaar zullen maken tegen overbrengingen van bepaalde soorten afvalstoffen naar een bepaalde inrichting voor nuttige toepassing. Een dergelijk besluit kan beperkt zijn tot een aangegeven tijdsduur; het kan echter op ieder ogenblik worden ingetrokken.
  • 2. 
    Bevoegde autoriteiten die van deze mogelijkheid gebruik maken stellen de Commissie in kennis van naam en adres van de inrichting voor nuttige toepassing, gebruikte technologieën, soorten afvalstoffen waarop het besluit van toepassing is en de periode waarvoor het geldt. Van intrekking moet eveneens mededeling worden gedaan aan de Commissie.

De Commissie zendt deze informatie terstond aan de andere betrokken bevoegde autoriteiten in de Gemeenschap en aan het secretariaat van de OESO.

  • 3. 
    Voor iedere voorgenomen overbrenging naar dergelijke inrichtingen is kennisgeving aan de betrokken bevoegde autoriteiten overeenkomstig artikel 6 vereist. Een dergelijke kennisgeving dient te zijn aangekomen voordat de afvalstoffen worden overgebracht.

De bevoegde autoriteiten van de Lid-Staten van verzending en doorvoer kunnen op grond van artikel 7, lid 4, bezwaren maken tegen dergelijke overbrengingen of vervoersvoorwaarden opleggen.

  • 4. 
    Wanneer de bevoegde autoriteiten op grond van de bepalingen van hun interne wetgeving het in artikel 6, lid 6, bedoelde contract moeten toetsen, stellen die autoriteiten de Commissie daarvan in kennis. In dat geval moet de kennisgevingsinformatie met de te toetsen contracten of gedeelten daarvan zeven dagen vóór de verzending van de afvalstoffen aankomen om te waarborgen dat de toetsing naar behoren kan plaatsvinden.
  • 5. 
    Met betrekking tot de feitelijke overbrenging is artikel 8, leden 2 tot en met 6, van toepassing.

Artikel 10

De overbrenging van voor nuttige toepassing bestemde afvalstoffen die in bijlage IV worden genoemd en van voor nuttige toepassing bestemde afvalstoffen die nog niet in een van de bijlagen II, III en IV zijn opgenomen, is onderworpen aan dezelfde procedures als in de artikelen 6 tot en met 8 zijn vermeld, behalve dat de instemming van de betrokken bevoegde autoriteiten vóór de aanvang van de overbrenging schriftelijk moet worden gegeven.

Artikel 11

  • 1. 
    Ten einde overbrengingen van de in bijlage II genoemde, voor nuttige toepassing bestemde afvalstoffen te kunnen volgen gaan deze vergezeld van de volgende, door de houder ondertekende informatie:
  • a) 
    naam en adres van de houder;
  • b) 
    gebruikelijke handelsbenaming van de afvalstoffen;
  • c) 
    de hoeveelheid van de afvalstoffen;
  • d) 
    naam en adres van de ontvanger;
  • e) 
    de handelingen op het gebied van nuttige toepassing, zoals genoemd in bijlage II B van Richtlijn 75/442/EEG;
  • f) 
    de voorziene datum van overbrenging.
  • 2. 
    De in lid 1 gespecificeerde informatie wordt in overeenstemming met de bestaande nationale bepalingen vertrouwelijk behandeld.

Hoofdstuk C Overbrenging van voor verwijdering en nuttige toepassing bestemde afvalstoffen tussen Lid-Staten met doorvoer via derde Staten

Artikel 12

Wanneer een overbrenging van afvalstoffen tussen Lid-Staten plaatsvindt met doorvoer via een of meer derde Staten geldt, onverminderd de artikelen 3 tot en met 10, het volgende:

  • a) 
    de kennisgever zendt een afschrift van de kennisgeving aan de bevoegde autoriteit(en) van de derde Staat of Staten;
  • b) 
    de bevoegde autoriteit van bestemming vraagt de bevoegde autoriteit van de derde Staat of Staten haar schriftelijke instemming met de voorgenomen overbrenging te doen toekomen, en wel
  • in het geval van partijen bij het Verdrag van Bazel binnen 60 dagen, tenzij zij overeenkomstig dat Verdrag van dat recht heeft afgezien, of
  • in het geval van landen die niet partij zijn bij het Verdrag van Bazel binnen de tussen de bevoegde autoriteiten overeengekomen termijn.

In beide gevallen verleent de bevoegde autoriteit van bestemming, indien daartoe aanleiding is, pas toestemming nadat zij deze schriftelijke instemming heeft ontvangen.

TITEL III OVERBRENGING VAN AFVALSTOFFEN BINNEN LID-STATEN

Artikel 13

  • 1. 
    De titels II, VII en VIII zijn niet van toepassing op overbrengingen binnen een Lid-Staat.
  • 2. 
    De Lid-Staten voeren evenwel een passend stelsel in voor toezicht en controle op de overbrenging van afvalstoffen binnen hun rechtsgebied. Dit stelsel moet samenhang vertonen met het bij deze verordening ingevoerde communautaire stelsel.
  • 3. 
    De Lid-Staten stellen de Commissie op de hoogte van hun stelsels voor toezicht en controle op de overbrenging van afvalstoffen. De Commissie informeert de Lid-Staten over de nationale stelsels.
  • 4. 
    De Lid-Staten kunnen binnen hun rechtsgebied het stelsel van de titels II, VII en VIII toepassen.

TITEL IV UITVOER VAN AFVALSTOFFEN Hoofdstuk A Voor verwijdering bestemde afvalstoffen

Artikel 14

  • 1. 
    Uitvoer van voor verwijdering bestemde afvalstoffen is verboden, behoudens naar EVA-landen die ook partij zijn bij het Verdrag van Bazel.
  • 2. 
    Onverminderd artikel 25, lid 2, en artikel 26, lid 2, is uitvoer van voor verwijdering bestemde afvalstoffen naar een EVA-land echter ook verboden:
  • a) 
    indien het EVA-land van bestemming alle invoer van dergelijke afvalstoffen verbiedt of voor de specifieke invoer van die afvalstoffen geen schriftelijke toestemming heeft gegeven;
  • b) 
    indien de bevoegde autoriteit van verzending in de Gemeenschap redenen heeft om aan te nemen dat de afvalstoffen in het betrokken EVA-land niet volgens milieuhygiënisch verantwoorde methoden zullen worden beheerd.
  • 3. 
    De bevoegde autoriteit van verzending eist dat de voor verwijdering bestemde afvalstoffen waarvoor een vergunning voor uitvoer naar EVA-landen is gegeven gedurende de gehele overbrenging en in de Staat van bestemming met milieuhygiënisch verantwoorde methoden worden beheerd.

Artikel 15

  • 1. 
    De kennisgever zendt de kennisgeving aan de bevoegde autoriteit van verzending door middel van het begeleidende document, overeenkomstig artikel 3, lid 5, met afschrift aan de andere betrokken bevoegde autoriteiten en aan de ontvanger. Het begeleidende document wordt afgegeven door de bevoegde autoriteit van verzending.

Na ontvangst van de kennisgeving zendt de bevoegde autoriteit van verzending de kennisgever binnen drie werkdagen een schriftelijke bevestiging van ontvangst van de kennisgeving, met afschrift aan de andere betrokken bevoegde autoriteiten.

  • 2. 
    Vanaf de datum van verzending van de ontvangstbevestiging beschikt de bevoegde autoriteit van verzending over 70 dagen om te besluiten al dan niet onder voorwaarden een vergunning te verlenen voor de overbrenging of deze te weigeren. Zij kan ook aanvullende inlichtingen vragen.

Zij verleent alleen een vergunning voor de overbrenging als er noch bij haar noch bij de andere bevoegde autoriteiten bezwaren bestaan en zij de in lid 4 bedoelde afschriften van de kennisgever heeft ontvangen. Indien van toepassing, wordt de toestemming onderworpen aan de in lid 5 bedoelde vervoersvoorwaarden.

De bevoegde autoriteit van verzending neemt haar besluit op zijn vroegst 61 dagen na verzending van de ontvangstbevestiging.

Zij mag haar besluit echter eerder nemen, indien zij de schriftelijke toestemming van de andere betrokken autoriteiten heeft.

Zij zendt een gewaarmerkt afschrift van het besluit aan de andere betrokken bevoegde autoriteiten, aan het douanekantoor van uitgang uit de Gemeenschap en aan de ontvanger.

  • 3. 
    De bevoegde autoriteiten van verzending en doorvoer in de Gemeenschap kunnen binnen 60 dagen na verzending van de ontvangstbevestiging op grond van artikel 4, lid 3, bezwaren maken. Zij kunnen tevens aanvullende inlichtingen vragen. Elk bezwaar moet schriftelijk aan de kennisgever kenbaar worden gemaakt, met afschriften aan de andere betrokken bevoegde autoriteiten.
  • 4. 
    De kennisgever verstrekt de bevoegde autoriteit van verzending een afschrift van:
  • a) 
    de schriftelijke toestemming van het EVA-land van bestemming voor de voorgenomen overbrenging;
  • b) 
    de bevestiging van het EVA-land van bestemming dat er een contract bestaat tussen de kennisgever en de ontvanger waarin het milieuhygiënisch verantwoorde beheer van de betrokken afvalstoffen is gespecificeerd; een afschrift van het contract moet op verzoek worden verstrekt.

In het contract wordt tevens bepaald:

  • dat de ontvanger binnen drie werkdagen na ontvangst van de voor verwijdering bestemde afvalstoffen een afschrift van het volledig ingevulde begeleidende document aan de kennisgever en de betrokken bevoegde autoriteit verstrekt, behalve voor de in het tweede streepje bedoelde verklaring;
  • dat de ontvanger zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 180 dagen na ontvangst van de afvalstoffen, een verklaring van verwijdering onder zijn verantwoordelijkheid zendt aan de kennisgever en de betrokken bevoegde autoriteit. Het verklaringsformulier maakt deel uit van het begeleidende document dat de overbrenging vergezelt.

Het contract bepaalt voorts dat de ontvanger de kosten draagt die voortvloeien uit de verplichting de afvalstoffen terug te brengen naar het rechtsgebied van de bevoegde autoriteit van verzending en uit de verwijdering op een andere, milieuhygiënisch verantwoorde wijze, indien de ontvanger een onjuiste verklaring afgeeft op grond waarvan de borgsom wordt vrijgegeven;

  • c) 
    de schriftelijke toestemming voor de voorgenomen overbrenging van een andere Staat (andere Staten) van doorvoer, tenzij deze Staat (Staten) partij is (zijn) bij het Verdrag van Bazel en overeenkomstig dat Verdrag daarvan heeft (hebben) afgezien.
  • 5. 
    De bevoegde autoriteiten van doorvoer in de Gemeenschap beschikken over een termijn van 60 dagen na verzending van de ontvangstbevestiging om voorwaarden te stellen voor het vervoer van de afvalstoffen in hun rechtsgebied.

Deze voorwaarden, die schriftelijk aan de kennisgever moeten worden medegedeeld, met afschrift aan de andere betrokken bevoegde autoriteiten, mogen niet strenger zijn dan die voor soortgelijke, volledig binnen het rechtsgebied van de betrokken bevoegde autoriteit plaatsvindende overbrengingen.

  • 6. 
    De bevoegde autoriteit van verzending maakt haar toestemming kenbaar door het begeleidende document op passende wijze af te stempelen.
  • 7. 
    De overbrenging mag pas geschieden nadat de kennisgever de vergunning van de bevoegde autoriteit van verzending heeft ontvangen.
  • 8. 
    Wanneer de kennisgever de vergunning heeft ontvangen, vult hij met vermelding van de datum van overbrenging het begeleidende document volledig in en zendt hij daarvan, drie werkdagen voordat de overbrenging plaatsvindt, een afschrift naar de betrokken bevoegde autoriteiten. Elke overbrenging gaat vergezeld van een afschrift of, indien de bevoegde autoriteiten zulks wensen, een exemplaar van het begeleidende document met toestemmingsstempel.

Alle bij de verrichting betrokken ondernemingen vullen het begeleidende document op de daartoe bestemde plaatsen in, ondertekenen het en bewaren een afschrift ervan.

Een exemplaar van het begeleidende document wordt door de vervoerder afgegeven aan het laatste douanekantoor van uitgang wanneer de afvalstoffen de Gemeenschap verlaten.

  • 9. 
    Zodra de afvalstoffen de Gemeenschap hebben verlaten, zendt het douanekantoor van uitgang een afschrift van het begeleidende document naar de bevoegde autoriteit die de vergunning heeft afgegeven.
  • 10. 
    Indien de bevoegde autoriteit die de vergunning heeft gegeven 42 dagen nadat de afvalstoffen de Gemeenschap hebben verlaten van de ontvanger geen bericht van ontvangst van de afvalstoffen heeft ontvangen, licht zij onverwijld de bevoegde autoriteit van bestemming daarover in.

Zij handelt op overeenkomstige wijze indien zij 180 dagen nadat de afvalstoffen de Gemeenschap hebben verlaten van de ontvanger niet de in lid 4 genoemde verklaring van verwijdering heeft ontvangen.

  • 11. 
    De bevoegde autoriteit van verzending kan, in overeenstemming met de nationale wetgeving, besluiten de kennisgeving zelf te zenden, met afschrift aan de ontvanger en de bevoegde autoriteit van doorvoer, in plaats van dit door de kennisgever te laten doen.

De bevoegde autoriteit van verzending kan besluiten een kennisgeving niet verder te behandelen, indien zij zelf onmiddellijk bezwaren tegen de overbrenging heeft overeenkomstig artikel 4, lid 3. Zij stelt de kennisgever onverwijld van haar bezwaren in kennis.

  • 12. 
    De overeenkomstig de leden 1 tot en met 4 verstrekte informatie wordt in overeenstemming met de bestaande nationale bepalingen vertrouwelijk behandeld.

Hoofdstuk B Voor nuttige toepassing bestemde afvalstoffen

Artikel 16

  • 1. 
    Uitvoer van voor nuttige toepassing bestemde afvalstoffen is verboden, behoudens naar:
  • a) 
    landen waarop het OESO-besluit van toepassing is;
  • b) 
    andere landen:
  • die partij zijn bij het Verdrag van Bazel en/of waarmee de Gemeenschap, of de Gemeenschap en haar Lid-Staten, bilaterale, multilaterale of regionale overeenkomsten of regelingen hebben getroffen in overeenstemming met artikel 11 van het Verdrag van Bazel en het hierna volgende lid 2, of
  • waarmee afzonderlijke Lid-Staten vóór de toepassingsdatum van deze verordening bilaterale overeenkomsten en regelingen hebben getroffen, voor zover die verenigbaar met het Gemeenschapsrecht en in overeenstemming met artikel 11 van het Verdrag van Bazel en met lid 2 zijn. Die overeenkomsten of regelingen worden binnen drie maanden na de toepassingsdatum van deze verordening of de toepassingsdatum van die overeenkomsten of regelingen, voor zover die eerder valt, aan de Commissie gemeld en verliezen hun geldigheid wanneer overeenkomsten of regelingen worden getroffen in overeenstemming met het eerste streepje.
  • 2. 
    De in lid 1, onder b), bedoelde overeenkomsten en regelingen moeten een milieuhygiënisch verantwoord beheer van de afvalstoffen, overeenkomstig artikel 11 van het Verdrag van Bazel, waarborgen en met name:
  • a) 
    waarborgen dat de handeling ter nuttige toepassing plaatsvindt in een goedgekeurd centrum dat zich houdt aan de vereisten van een milieuhygiënisch verantwoord beheer;
  • b) 
    de voorwaarden vaststellen voor de behandeling van afvalcomponenten die niet nuttig kunnen worden toegepast en in voorkomend geval de kennisgever verplichten deze terug te nemen;
  • c) 
    het in voorkomend geval mogelijk maken om de naleving van de overeenkomsten ter plaatse te onderzoeken in overeenstemming met de betrokken landen;
  • d) 
    periodiek door de Commissie worden getoetst, voor het eerst uiterlijk op 31 december 1996, rekening houdend met de opgedane ervaring en met de mogelijkheden van de betrokken landen om activiteiten van nuttige toepassing op zodanige wijze uit te voeren dat een milieuhygiënisch verantwoord beheer ten volle gewaarborgd is. De Commissie stelt het Europese Parlement en de Raad in kennis van de resultaten van dit onderzoek. Indien uit dit onderzoek blijkt dat de milieuwaarborgen ontoereikend zijn, zal de voortzetting van de uitvoer van afvalstoffen onder zulke voorwaarden op voorstel van de Commissie worden heroverwogen, met inbegrip van de mogelijkheid van een verbod.
  • 3. 
    Onverminderd artikel 25, lid 2, en artikel 26, lid 2, is uitvoer van voor nuttige toepassing bestemde afvalstoffen naar de in lid 1 bedoelde landen echter verboden:
  • a) 
    indien een dergelijk land alle invoer van deze afvalstoffen verbiedt of voor de specifieke invoer ervan geen toestemming heeft gegeven;
  • b) 
    indien de bevoegde autoriteit van verzending redenen heeft om aan te nemen dat de afvalstoffen in een dergelijk land niet met milieuhygiënisch verantwoorde methoden zullen worden beheerd.
  • 4. 
    De bevoegde autoriteit van verzending eist dat alle voor nuttige toepassing bestemde afvalstoffen waarvoor een uitvoervergunning wordt afgegeven gedurende de gehele overbrenging en in de Staat van bestemming op milieuhygiënisch verantwoorde wijze worden beheerd.

Artikel 17

  • 1. 
    De Commissie brengt vóór de datum van toepassing van deze verordening aan ieder land waarop het OESO-besluit niet van toepassing is de lijst van afvalstoffen van bijlage II ter kennis en vraagt het land van bestemming schriftelijk te bevestigen dat dergelijke afvalstoffen in dat land niet zijn onderworpen aan controle en dat het aanvaardt dat categorieën van dergelijke afvalstoffen worden overgebracht zonder dat de voor bijlage III of IV geldende controleprocedures worden toegepast, of wel aan te geven of enige van deze afvalstoffen moeten worden onderworpen aan die procedures of aan de procedure van artikel 15.

Indien deze bevestiging zes maanden vóór de datum van toepassing van deze verordening nog niet is ontvangen, legt de Commissie passende voorstellen aan de Raad voor.

  • 2. 
    Indien de in bijlage II genoemde afvalstoffen worden uitgevoerd, dienen zij bestemd te zijn voor handelingen ter nuttige toepassing in een inrichting die krachtens de toepasselijke nationale wetgeving in bedrijf is of een vergunning heeft in het land van invoer. Voorts wordt een stelsel van toezicht op basis van voorafgaande automatische uitvoervergunningen vastgesteld in gevallen die volgens de procedure van artikel 18 van Richtlijn 75/442/EEG worden bepaald.

Bij een dergelijk stelsel moet er in alle gevallen in zijn voorzien dat een afschrift van de uitvoervergunning onverwijld wordt toegezonden aan de autoriteiten van het betrokken land.

  • 3. 
    Indien dergelijke afvalstoffen onderworpen zijn aan controle in het land van bestemming of wanneer dat land daarom verzoekt overeenkomstig lid 1, dan wel wanneer een land van bestemming krachtens artikel 3 van het Verdrag van Bazel heeft gemeld dat het bepaalde soorten in bijlage II genoemde afvalstoffen als gevaarlijk beschouwt, wordt de uitvoer van die afvalstoffen naar dat land aan controle onderworpen. Al die gevallen worden door de Lid-Staat van uitvoer of door de Commissie gemeld aan het bij artikel 18 van Richtlijn 75/442/EEG ingestelde comité. De Commissie bepaalt in overleg met het land van bestemming welke van de controleprocedures van toepassing is, d.w.z. die welke gelden voor bijlage III of IV dan wel de procedure van artikel 15.
  • 4. 
    Indien in bijlage VIII genoemde afvalstoffen voor nuttige toepassing uit de Gemeenschap worden uitgevoerd naar en via landen waarop het OESO-besluit van toepassing is, zijn de artikelen 6, 7 en 8, alsmede artikel 9, leden 1, 3, 4 en 5, van toepassing, waarbij de bepalingen betreffende de bevoegde autoriteiten van verzending en doorvoer slechts van toepassing zijn op de bevoegde autoriteiten in de Gemeenschap.
  • 5. 
    Voorts worden de bevoegde autoriteiten van het land van uitvoer en de EG-landen van doorvoer in kennis gesteld van het in artikel 9 bedoelde besluit.
  • 6. 
    Indien voor nuttige toepassing bestemde, in bijlage IV genoemde afvalstoffen en voor nuttige toepassing bestemde afvalstoffen die nog niet in één van de bijlagen II, III en IV zijn opgenomen voor nuttige toepassing worden uitgevoerd naar en via landen waarop het OESO-besluit van toepassing is, is artikel 10 van overeenkomstige toepassing.
  • 7. 
    Indien afvalstoffen overeenkomstig de leden 4, 5 en 6 worden uitgevoerd geldt voorts het volgende:
  • de vervoerder geeft een exemplaar van het begeleidende document af aan het laatste douanekantoor van uitgang wanneer de afvalstoffen de Gemeenschap verlaten;
  • zodra de afvalstoffen de Gemeenschap hebben verlaten zendt het douanekantoor van uitgang een afschrift van het begeleidende document aan de bevoegde autoriteit van uitvoer;
  • indien de bevoegde autoriteit van uitvoer 42 dagen nadat de afvalstoffen de Gemeenschap hebben verlaten geen bericht van de ontvanger heeft gekregen dat hij de afvalstoffen heeft ontvangen, stelt zij terstond de bevoegde autoriteit van bestemming op de hoogte;
  • het contract dient te bepalen dat de ontvanger de kosten draagt die voortvloeien uit de verplichting de afvalstoffen terug te brengen naar het rechtsgebied van de bevoegde autoriteit van verzending en uit de verwijdering of nuttige toepassing op een andere, milieuhygiënisch verantwoorde wijze, indien hij een onjuiste verklaring afgeeft op grond waarvan de borgsom wordt vrijgegeven.
  • 8. 
    Indien voor nuttige toepassing bestemde afvalstoffen die in de bijlagen III en IV worden genoemd en voor nuttige toepassing bestemde afvalstoffen die nog niet in een van de bijlagen II, III en IV zijn opgenomen worden uitgevoerd naar en via landen waarop het OESO-besluit niet van toepassing is, geldt het volgende:
  • artikel 15, uitgezonderd lid 3, is van overeenkomstige toepassing;
  • gemotiveerde bezwaren mogen alleen naar voren worden gebracht overeenkomstig artikel 7, lid 4,

tenzij anders is bepaald in bilaterale en multilaterale overeenkomsten die gesloten zijn in overeenstemming met artikel 16, lid 1, onder b), en op basis van de controleprocedure van hetzij lid 4 of lid 6 van dit artikel, hetzij artikel 15.

Hoofdstuk C Uitvoer van afvalstoffen naar ACS-Staten

Artikel 18

  • 1. 
    Uitvoer van afvalstoffen naar ACS-Staten is verboden.
  • 2. 
    Indien een ACS-Staat heeft besloten afvalstoffen ter behandeling naar een Lid-Staat uit te voeren, vormt dit verbod voor die Lid-Staat geen beletsel de behandelde afvalstoffen weder uit te voeren naar de ACS-Staat van oorsprong.
  • 3. 
    In het geval van wederuitvoer naar ACS-Staten gaat elke zending vergezeld van een exemplaar van het begeleidende document met toestemmingsstempel.

TITEL V INVOER VAN AFVALSTOFFEN IN DE GEMEENSCHAP Hoofdstuk A Invoer van voor verwijdering bestemde afvalstoffen

Artikel 19

  • 1. 
    Invoer in de Gemeenschap van voor verwijdering bestemde afvalstoffen is verboden, behoudens vanuit:
  • a) 
    EVA-landen die partij zijn bij het Verdrag van Bazel;
  • b) 
    andere landen:
  • die partij zijn bij het Verdrag van Bazel, of
  • waarmee de Gemeenschap, of de Gemeenschap en haar Lid-Staten, bilaterale of multilaterale overeenkomsten of regelingen hebben getroffen die verenigbaar met de communautaire wetgeving en in overeenstemming met artikel 11 van het Verdrag van Bazel zijn en die waarborgen dat de verwijdering wordt uitgevoerd in een goedgekeurd centrum en voldoet aan de eisen van een milieuhygiënisch verantwoord beheer, of
  • waarmee afzonderlijke Lid-Staten vóór de toepassingsdatum van deze verordening bilaterale overeenkomsten of regelingen hebben getroffen die verenigbaar met de communautaire wetgeving en in overeenstemming met artikel 11 van het Verdrag van Bazel zijn en die dezelfde garanties bevatten als hierboven worden genoemd en waarin wordt gewaarborgd dat de afvalstoffen afkomstig zijn uit het land van verzending en dat de verwijdering alleen zal plaatsvinden in de Lid-Staat die de overeenkomst of regeling heeft getroffen. Die overeenkomsten of regelingen worden binnen drie maanden na de toepassingsdatum van deze verordening of de toepassingsdatum van de betrokken overeenkomst of regeling, voor zover die eerder valt, aan de Commissie gemeld en verliezen hun geldigheid wanneer er overeenkomsten of regelingen worden getroffen in overeenstemming met het tweede streepje, of
  • waarmee afzonderlijke Lid-Staten na de toepassingsdatum van deze verordening bilaterale overeenkomsten of regelingen treffen in de in lid 2 genoemde omstandigheden.
  • 2. 
    De Raad geeft afzonderlijke Lid-Staten hierbij toestemming na de toepassingsdatum van deze verordening in uitzonderlijke gevallen bilaterale overeenkomsten of regelingen te treffen voor de verwijdering van specifieke afvalstoffen, wanneer die afvalstoffen in het land van verzending niet op milieuhygiënisch verantwoorde wijze zullen worden beheerd. Die overeenkomsten of regelingen moeten voldoen aan de voorwaarden van lid 1, onder b), derde streepje, en moeten vóór de sluiting aan de Commissie worden gemeld.
  • 3. 
    De in lid 1, onder b), bedoelde landen moeten hiertoe van tevoren een met redenen omkleed verzoek indienen bij de bevoegde autoriteit van de Lid-Staat van bestemming op grond van het feit dat zij niet over de technische mogelijkheden en de noodzakelijke faciliteiten beschikken om de afvalstoffen op milieuhygiënisch verantwoorde wijze te verwijderen en die redelijkerwijze niet kunnen verwerven.
  • 4. 
    De bevoegde autoriteit van bestemming verbiedt het binnenbrengen van afvalstoffen in haar rechtsgebied indien zij redenen heeft om aan te nemen dat de afvalstoffen aldaar niet op milieuhygiënisch verantwoorde wijze zullen worden beheerd.

Artikel 20

  • 1. 
    De kennisgeving wordt toegezonden aan de bevoegde autoriteit van bestemming met gebruikmaking van het begeleidende document overeenkomstig artikel 3, lid 5, met afschrift aan de ontvanger van de afvalstoffen en aan de bevoegde autoriteiten van doorvoer. Het begeleidende document wordt afgegeven door de bevoegde autoriteit van bestemming.

Na ontvangst van de kennisgeving zendt de bevoegde autoriteit van bestemming binnen drie werkdagen een schriftelijke ontvangstbevestiging aan de kennisgever, met afschrift aan de bevoegde autoriteiten van doorvoer in de Gemeenschap.

  • 2. 
    De bevoegde autoriteit van bestemming geeft slechts een vergunning voor de overbrenging wanneer er noch van haar kant noch van de kant van de andere betrokken bevoegde autoriteiten bezwaren bestaan.

Op de vergunning zijn alle in lid 5 bedoelde vervoersvoorwaarden van toepassing.

  • 3. 
    De bevoegde autoriteiten van bestemming en van doorvoer in de Gemeenschap kunnen binnen 60 dagen na verzending van het afschrift van de ontvangstbevestiging op artikel 4, lid 3, gebaseerde bezwaren maken.

Zij kunnen tevens aanvullende informatie vragen. Deze bezwaren worden schriftelijk aan de kennisgever medegedeeld, met afschrift aan de andere betrokken bevoegde autoriteiten in de Gemeenschap.

  • 4. 
    Vanaf de datum van verzending van de ontvangstbevestiging beschikt de bevoegde autoriteit van bestemming over 70 dagen om te besluiten al dan niet onder voorwaarden een vergunning te verlenen voor de overbrenging of deze te weigeren. Zij kan ook aanvullende inlichtingen vragen.

Zij zendt een gewaarmerkt afschrift van het besluit aan de bevoegde autoriteiten van doorvoer in de Gemeenschap, aan de ontvanger en aan het douanekantoor van binnenkomst in de Gemeenschap.

De bevoegde autoriteit van bestemming neemt haar besluit op zijn vroegst 61 dagen na verzending van de kennisgeving. Zij mag haar besluit echter eerder nemen, indien zij de schriftelijke toestemming van de andere bevoegde autoriteiten heeft.

De bevoegde autoriteit van bestemming maakt zijn toestemming kenbaar door het begeleidende document op passende wijze af te stempelen.

  • 5. 
    De bevoegde autoriteit van bestemming en van doorvoer in de Gemeenschap beschikt over een termijn van 60 dagen na verzending van de ontvangstbevestiging om voor het afvalstoffenvervoer voorwaarden te stellen. Deze voorwaarden, die aan de kennisgever moeten worden medegedeeld, met afschrift aan de betrokken bevoegde autoriteiten, mogen niet strenger zijn dan die voor soortgelijke, volledig binnen het rechtsgebied van de betrokken bevoegde autoriteit plaatsvindende overbrengingen.
  • 6. 
    De overbrenging kan pas plaatsvinden nadat de kennisgever de vergunning van de bevoegde autoriteit van bestemming heeft ontvangen.
  • 7. 
    Wanneer de kennisgever de vergunning heeft ontvangen, vult hij de datum van overbrenging en de overige gegevens in op het begeleidende document en zendt hij drie werkdagen voordat de overbrenging plaatsvindt een afschrift aan de betrokken bevoegde autoriteiten. Een exemplaar van het begeleidende document wordt door de vervoerder afgegeven aan het douanekantoor van binnenkomst in de Gemeenschap.

Elke overbrenging gaat vergezeld van een afschrift of, indien de bevoegde autoriteiten zulks wensen, een exemplaar van het begeleidende document met toestemmingsstempel.

Alle bij de verrichting betrokken ondernemingen vullen het begeleidende document op de daartoe bestemde plaatsen in, ondertekenen het en bewaren een afschrift ervan.

  • 8. 
    Binnen drie werkdagen na ontvangst van de voor verwijdering bestemde afvalstoffen zendt de ontvanger aan de kennisgever en aan de betrokken bevoegde autoriteiten een afschrift van het volledig ingevulde begeleidende document, behalve voor de in lid 9 bedoelde verklaring.
  • 9. 
    Zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 180 dagen na ontvangst van de afvalstoffen, zendt de ontvanger onder zijn verantwoordelijkheid een verklaring van verwijdering aan de kennisgever en de andere betrokken bevoegde autoriteiten. Deze verklaring maakt deel uit van of wordt gehecht aan het begeleidende document dat de overbrenging vergezelt.

Hoofdstuk B Invoer van voor nuttige toepassing bestemde afvalstoffen

Artikel 21

  • 1. 
    Invoer van voor nuttige toepassing bestemde afvalstoffen in de Gemeenschap is verboden, behoudens uit:
  • a) 
    landen waarop het OESO-besluit van toepassing is;
  • b) 
    andere landen:
  • die partij zijn bij het Verdrag van Bazel en/of waarmee de Gemeenschap, of de Gemeenschap en haar Lid-Staten, bilaterale of multilaterale of regionale overeenkomsten of regelingen hebben getroffen die verenigbaar met de communautaire wetgeving en in overeenstemming met artikel 11 van het Verdrag van Bazel zijn en die waarborgen dat de handeling ter nuttige toepassing wordt uitgevoerd in een goedgekeurd centrum en voldoet aan de eisen van een milieuhygiënisch verantwoord beheer, of
  • waarmee afzonderlijke Lid-Staten vóór de toepassingsdatum van deze verordening bilaterale overeenkomsten of regelingen hebben getroffen, voor zover die verenigbaar met de communautaire wetgeving en in overeenstemming met artikel 11 van het Verdrag van Bazel zijn. Die overeenkomsten of regelingen worden binnen drie maanden na de toepassingsdatum van deze verordening of de toepassingsdatum van de betrokken overeenkomst of regeling, voor zover die eerder valt, aan de Commissie gemeld en verliezen hun geldigheid wanneer er overeenkomsten of regelingen worden getroffen in overeenstemming met het eerste streepje, of
  • waarmee afzonderlijke Lid-Staten na de toepassingsdatum van deze verordening bilaterale overeenkomsten of regelingen treffen in de in lid 2 genoemde omstandigheden.
  • 2. 
    De Raad geeft afzonderlijke Lid-Staten hierbij toestemming na de toepassingsdatum van deze verordening in uitzonderlijke gevallen bilaterale overeenkomsten of regelingen te treffen voor de nuttige toepassing van specifieke afvalstoffen, wanneer een Lid-Staat dergelijke overeenkomsten of regelingen noodzakelijk acht om een onderbreking van de behandeling van afvalstoffen te voorkomen voordat de Gemeenschap dergelijke overeenkomsten en regelingen heeft getroffen. Die overeenkomsten en regelingen moeten ook verenigbaar met de communautaire wetgeving en in overeenstemming met artikel 11 van het Verdrag van Bazel zijn; zij moeten vóór de sluiting aan de Commissie worden gemeld en verliezen hun geldigheid wanneer er overeenkomsten of regelingen worden gesloten in overeenstemming met lid 1, onder b), eerste streepje.

Artikel 22

  • 1. 
    Indien voor nuttige toepassing bestemde afvalstoffen worden ingevoerd uit en via landen waarop het OESO-besluit van toepassing is, zijn de volgende controleprocedures van overeenkomstige toepassing:
  • a) 
    voor de in bijlage III genoemde afvalstoffen: de artikelen 6, 7, 8, artikel 9, leden 1, 3, 4 en 5, en artikel 17, lid 5;
  • b) 
    voor de in bijlage IV genoemde afvalstoffen en afvalstoffen die nog niet in een van de bijlagen II, III en IV zijn opgenomen: artikel 10.
  • 2. 
    Indien in de bijlagen III en IV genoemde, voor nuttige toepassing bestemde afvalstoffen en nog niet in een van de bijlagen II, III en IV opgenomen afvalstoffen worden ingevoerd uit en via landen waarop het OESO-besluit niet van toepassing is, geldt het volgende:
  • artikel 20 is van overeenkomstige toepassing;
  • gemotiveerde bezwaren mogen alleen naar voren gebracht worden overeenkomstig artikel 7, lid 4,

tenzij anders is bepaald in bilaterale of multilaterale overeenkomsten die getroffen zijn in overeenstemming met artikel 21, lid 1, onder b), en op basis van de controleprocedures van hetzij lid 1 van dit artikel hetzij artikel 20.

TITEL VI DOORVOER VAN AFVALSTOFFEN OVER HET GRONDGEBIED VAN DE GEMEENSCHAP VOOR VERWIJDERING OF NUTTIGE TOEPASSING BUITEN DE GEMEENSCHAP Hoofdstuk A Voor verwijdering en nuttige toepassing bestemde afvalstoffen

Artikel 23

  • 1. 
    Wanneer voor verwijdering bestemde afvalstoffen en, behoudens in de in artikel 24 geregelde gevallen, voor nuttige toepassing bestemde afvalstoffen via een of meer Lid-Staten worden overgebracht, wordt de kennisgeving verricht door middel van het begeleidende document, dat wordt toegezonden aan de laatste bevoegde autoriteit van doorvoer in de Gemeenschap, met afschrift aan de ontvanger, alsook aan de andere betrokken bevoegde autoriteiten en aan de douanekantoren van binnenkomst in en van uitgang uit de Gemeenschap.
  • 2. 
    De laatste bevoegde autoriteit van doorvoer in de Gemeenschap zendt de kennisgever onmiddellijk een ontvangstbevestiging van de kennisgeving. De overige bevoegde autoriteiten in de Gemeenschap delen hun opmerkingen op basis van lid 5 mede aan de laatste bevoegde autoriteit van doorvoer in de Gemeenschap, die binnen 60 dagen de kennisgever schriftelijk antwoordt door hetzij met hetzij zonder voorbehoud toestemming voor de overbrenging te verlenen, of in voorkomend geval door de door andere bevoegde autoriteiten van doorvoer vastgestelde voorwaarden op te leggen, of toestemming te weigeren. Zij kan tevens aanvullende informatie vragen. Een weigering of voorbehoud moet met redenen zijn omkleed. De laatste bevoegde autoriteit van doorvoer in de Gemeenschap zendt een gewaarmerkt afschrift van dit besluit aan de overige betrokken bevoegde autoriteiten en aan de douanekantoren van binnenkomst in en van uitgang uit de Gemeenschap.
  • 3. 
    Onverminderd artikel 25, lid 2, en artikel 26, lid 2, wordt de zending slechts in de Gemeenschap toegelaten indien de kennisgever schriftelijke toestemming heeft ontvangen van de laatste bevoegde autoriteit van doorvoer. Deze autoriteit maakt haar toestemming kenbaar door het begeleidende document op passende wijze af te stempelen.
  • 4. 
    De bevoegde autoriteiten van doorvoer in de Gemeenschap beschikken over een termijn van 20 dagen na de kennisgeving om in voorkomend geval voorwaarden aan het vervoer van de afvalstoffen te verbinden.

Deze voorwaarden, die aan de kennisgever moeten worden medegedeeld, met afschrift aan de betrokken bevoegde autoriteiten, mogen niet strenger zijn dan die voor soortgelijke, volledig binnen het rechtsgebied van de betrokken bevoegde autoriteit plaatsvindende overbrengingen.

  • 5. 
    Het begeleidende document wordt afgegeven door de laatste bevoegde autoriteit van doorvoer in de Gemeenschap.
  • 6. 
    Wanneer de kennisgever de vergunning heeft ontvangen, vult hij het begeleidende document in en zendt hij daarvan drie werkdagen voordat de overbrenging geschiedt een afschrift aan de betrokken bevoegde autoriteiten.

Elke overbrenging gaat vergezeld van een exemplaar van het begeleidende document met toestemmingsstempel.

De vervoerder geeft een exemplaar van het begeleidende document aan het douanekantoor van uitgang wanneer de afvalstoffen de Gemeenschap verlaten.

Alle bij de verrichting betrokken ondernemingen vullen het begeleidende document op de daartoe bestemde plaatsen in, ondertekenen het en bewaren een afschrift ervan.

  • 7. 
    Zodra de afvalstoffen de Gemeenschap hebben verlaten, zendt het douanekantoor van uitgang een afschrift van het begeleidende document aan de laatste bevoegde autoriteit van doorvoer in de Gemeenschap.

Bovendien verklaart of bevestigt de kennisgever uiterlijk 42 dagen nadat de afvalstoffen de Gemeenschap hebben verlaten aan deze bevoegde autoriteit, met afschrift aan de andere bevoegde autoriteiten van doorvoer, dat de afvalstoffen op de voorgenomen plaats van bestemming zijn aangekomen.

Hoofdstuk B Doorvoer van voor nuttige toepassing bestemde afvalstoffen van en naar een land waarop het OESO-besluit van toepassing is

Artikel 24

  • 1. 
    Van de doorvoer van in de bijlagen III en IV genoemde, voor nuttige toepassing bestemde afvalstoffen die van herkomst zijn uit een land waarop het OESO-besluit van toepassing is en die voor nuttige toepassing via een of meer Lid-Staten worden overgebracht naar een land waarop het OESO-besluit van toepassing is, moet kennisgeving worden gedaan aan alle bevoegde autoriteiten van doorvoer van de betrokken Lid-Staat of Lid-Staten.
  • 2. 
    Voor de kennisgeving wordt gebruik gemaakt van het begeleidende document.
  • 3. 
    Na ontvangst van de kennisgeving zendt (zenden) de bevoegde autoriteit(en) van doorvoer binnen drie werkdagen een ontvangstbevestiging aan de kennisgever en aan de ontvanger.
  • 4. 
    De bevoegde autoriteit(en) van doorvoer kan (kunnen) tegen de voorgenomen overbrenging gemotiveerde bezwaren op basis van artikel 7, lid 4, maken. Van een bezwaar moet binnen 30 dagen na verzending van de kennisgeving schriftelijk mededeling worden gedaan aan de kennisgever en aan de bevoegde autoriteiten van doorvoer van de andere betrokken Lid-Staten.
  • 5. 
    De bevoegde autoriteit van doorvoer kan besluiten binnen een termijn van minder dan 30 dagen schriftelijk toestemming te verlenen.

In geval van doorvoer van in bijlage IV genoemde afvalstoffen en van nog niet in een van de bijlagen II, III en IV opgenomen afvalstoffen, moet de toestemming vóór het begin van de overbrenging schriftelijk worden gegeven.

  • 6. 
    De overbrenging mag alleen plaatsvinden indien geen bezwaar is gemaakt.

TITEL VII GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN

Artikel 25

  • 1. 
    Wanneer een overbrenging van afvalstoffen waarvoor de betrokken bevoegde autoriteiten toestemming hebben verleend niet volgens de bepalingen van het begeleidende document of het in de artikelen 3 en 6 bedoelde contract kan worden voltooid, draagt de bevoegde autoriteit van verzending er binnen 90 dagen nadat zij is ingelicht zorg voor dat de kennisgever de afvalstoffen naar haar rechtsgebied of naar een andere plaats in de Staat van verzending terugzendt, tenzij zij ervan overtuigd is dat de afvalstoffen op een andere, milieuhygiënisch verantwoorde wijze verwijderd of nuttig toegepast kunnen worden.
  • 2. 
    In de in lid 1 bedoelde gevallen dient een nieuwe kennisgeving te geschieden. De Lid-Staat van verzending of de Lid-Staat van doorvoer verzet zich niet tegen terugzending van deze afvalstoffen op een naar behoren gemotiveerd verzoek van de bevoegde autoriteit van bestemming waarin de redenen worden uiteengezet.
  • 3. 
    De verplichting van de kennisgever en de subsidiaire verplichting van de Staat van verzending de afvalstoffen terug te nemen, eindigen wanneer de ontvanger de in de artikelen 5 en 8 bedoelde verklaring heeft afgegeven.

Artikel 26

  • 1. 
    Als sluikhandel wordt beschouwd elke overbrenging van afvalstoffen die:
  • a) 
    geschiedt zonder kennisgeving aan alle betrokken bevoegde autoriteiten overeenkomstig deze verordening, of
  • b) 
    geschiedt zonder toestemming van de betrokken bevoegde autoriteiten overeenkomstig deze verordening, of
  • c) 
    geschiedt met een door vervalsing, een onjuiste voorstelling van zaken of fraude verkregen toestemming van de betrokken bevoegde autoriteiten, of
  • d) 
    niet wezenlijk is gespecificeerd in het begeleidende document, of
  • e) 
    leidt tot verwijdering of nuttige toepassing in strijd met communautaire of internationale bepalingen, of
  • f) 
    in strijd is met de artikelen 14, 16, 19 en 21.
  • 2. 
    Indien een dergelijke sluikhandel de verantwoordelijkheid is van de kennisgever, zorgt de bevoegde autoriteit van verzending ervoor dat de betrokken afvalstoffen:
  • a) 
    door de kennisgever of, zo nodig, door de bevoegde autoriteit zelf worden teruggebracht naar de Staat van verzending, of, indien dit niet mogelijk is,
  • b) 
    op een andere milieuhygiënisch verantwoorde wijze worden verwijderd of nuttig toegepast,

binnen 30 dagen te rekenen vanaf het tijdstip waarop de bevoegde autoriteit in kennis is gesteld van de sluikhandel of binnen een andere, door de betrokken bevoegde autoriteiten overeen te komen termijn.

In dat geval dient een nieuwe kennisgeving te geschieden. De Lid-Staat van verzending of de Lid-Staat van doorvoer verzet zich niet tegen terugzending van deze afvalstoffen op een naar behoren gemotiveerd verzoek van de bevoegde autoriteit van bestemming waarin de redenen worden uiteengezet.

  • 3. 
    Indien de sluikhandel de verantwoordelijkheid is van de ontvanger, zorgt de bevoegde autoriteit van bestemming ervoor dat de betrokken afvalstoffen op een milieuhygiënisch verantwoorde wijze worden verwijderd door de ontvanger of, indien dat niet mogelijk is, door de bevoegde autoriteit zelf, en wel binnen 30 dagen na het tijdstip waarop zij van de sluikhandel in kennis is gesteld of binnen een andere, door de betrokken bevoegde autoriteiten overeen te komen termijn. Daartoe werken zij, voor zover noodzakelijk, samen om de afvalstoffen op een milieuhygiënisch verantwoorde wijze te verwijderen of nuttig toe te passen.
  • 4. 
    Wanneer de sluikhandel noch aan de kennisgever noch aan de ontvanger kan worden toegeschreven, werken de bevoegde autoriteiten samen om te waarborgen dat de betrokken afvalstoffen op een milieuhygiënisch verantwoorde wijze worden verwijderd of nuttig toegepast. Richtsnoeren voor deze samenwerking worden volgens de procedure van artikel 18 van Richtlijn 75/442/EEG vastgesteld.
  • 5. 
    De Lid-Staten treffen passende wettelijke maatregelen om sluikhandel te verbieden en te straffen.

Artikel 27

  • 1. 
    Voor elke overbrenging van afvalstoffen binnen de werkingssfeer van deze verordening wordt een borgsom of gelijkwaardige verzekering geëist ter dekking van de kosten van het vervoer, met inbegrip van de in de artikelen 25 en 26 bedoelde gevallen, en van de verwijdering of de nuttige toepassing.
  • 2. 
    Een dergelijke borgsom wordt terugbetaald wanneer:
  • door middel van de verklaring van verwijdering is aangetoond dat de afvalstoffen de plaats van bestemming hebben bereikt en op een milieuhygiënisch verantwoorde wijze zijn verwijderd of nuttig toegepast;
  • door middel van controle-exemplaar T 5, opgesteld uit hoofde van Verordening (EEG) nr. 2823/87 van de Commissie (10), is aangetoond dat de afvalstoffen, in geval van doorvoer door de Gemeenschap, de Gemeenschap hebben verlaten.
  • 3. 
    Elke Lid-Staat stelt de Commissie in kennis van de uit hoofde van dit artikel in de nationale wetgeving opgenomen bepalingen. De Commissie stelt alle Lid-Staten hiervan in kennis.

Artikel 28

  • 1. 
    Met inachtneming van zijn verplichtingen uit hoofde van de toepasselijke artikelen 3, 6, 9, 15, 17, 20, 22, 23 en 24 kan de kennisgever gebruik maken van een procedure van algemene kennisgeving, wanneer voor verwijdering of nuttige toepassing bestemde afvalstoffen met dezelfde fysische en chemische eigenschappen periodiek via dezelfde route naar dezelfde ontvanger worden overgebracht. Indien deze route wegens onvoorziene omstandigheden niet kan worden gevolgd, brengt de kennisgever de betrokken bevoegde autoriteiten daarvan op de hoogte, zo spoedig mogelijk of voordat de overbrenging begint, indien de noodzaak van routewijziging op dat moment al bekend is.

Wanneer de routewijziging bekend is voordat de overbrenging begint, en inhoudt dat andere autoriteiten bevoegd zijn dan die waarvan sprake is in de algemene kennisgeving, wordt deze procedure niet gebruikt.

  • 2. 
    In het kader van een procedure van algemene kennisgeving kan één enkele kennisgeving betrekking hebben op meer dan één overbrenging van afvalstoffen over een periode van ten hoogste één jaar. De aangegeven periode kan in overleg tussen de betrokken bevoegde autoriteiten worden bekort.
  • 3. 
    De betrokken bevoegde autoriteiten verbinden aan hun instemming met het gebruik van deze procedure van algemene kennisgeving de voorwaarde dat naderhand aanvullende gegevens worden verstrekt. Indien de samenstelling van de afvalstoffen niet met de kennisgeving overeenkomt of de aan de overbrenging gestelde voorwaarden niet in acht worden genomen, trekken de betrokken bevoegde autoriteiten hun toestemming voor deze procedure in via een officiële mededeling aan de kennisgever. Aan de andere betrokken bevoegde autoriteiten wordt een afschrift van deze mededeling gezonden.
  • 4. 
    Voor de algemene kennisgeving wordt gebruik gemaakt van het begeleidende document.

Artikel 29

Afvalstoffen waarop verschillende kennisgevingen betrekking hebben, mogen tijdens de overbrenging niet gemengd worden.

Artikel 30

  • 1. 
    De Lid-Staten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de overbrenging van afvalstoffen plaatsvindt volgens de bepalingen van deze verordening. Deze maatregelen kunnen controles van inrichtingen en ondernemingen overeenkomstig artikel 13 van Richtlijn 75/442/EEG omvatten, alsmede steekproefcontroles tijdens de overbrenging.
  • 2. 
    Controles kunnen met name plaatsvinden:
  • op het punt van oorsprong, uitgevoerd bij de producent, houder of kennisgever;
  • op het punt van bestemming, uitgevoerd bij de uiteindelijke ontvanger;
  • aan de buitengrenzen van de Gemeenschap;
  • tijdens de overbrenging binnen de Gemeenschap.
  • 3. 
    De controles kunnen controle van de documenten, bevestiging van de aard van de afvalstoffen en, indien aangewezen, fysieke controle van de afvalstoffen behelzen.

Artikel 31

  • 1. 
    Het begeleidende document wordt gedrukt en ingevuld en de aanvullende documentatie en informatie, bedoeld in de artikelen 4 en 6, worden verstrekt in een taal die aanvaardbaar is voor de bevoegde autoriteiten van
  • verzending, bedoeld in de artikelen 3, 7, 15 en 17, in geval van overbrenging van afvalstoffen binnen de Gemeenschap, alsook in geval van uitvoer van afvalstoffen;
  • bestemming, bedoeld in de artikelen 20 en 22 in geval van invoer van afvalstoffen;
  • doorvoer, bedoeld in de artikelen 23 en 24.

Op verzoek van de andere betrokken bevoegde autoriteiten verschaft de kennisgever een vertaling in een voor hen aanvaardbare taal.

  • 2. 
    Nadere bijzonderheden kunnen worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 18 van Richtlijn 75/442/EEG.

TITEL VIII OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 32

De bepalingen van de internationale vervoersovereenkomsten waarbij de Lid-Staten partij zijn moeten worden nageleefd, voor zover zij betrekking hebben op de in deze verordening bedoelde afvalstoffen.

Artikel 33

  • 1. 
    Aan de kennisgever kunnen passende administratieve kosten in verband met de uitvoering van de kennisgevings- en toezichtprocedure en de gebruikelijke kosten van de passende analyses en inspecties in rekening worden gebracht.
  • 2. 
    De kosten van terugzending van afvalstoffen, met inbegrip van overbrenging, verwijdering of nuttige toepassing van de afvalstoffen op een andere, milieuhygiënisch verantwoorde wijze overeenkomstig artikel 25, lid 1, en artikel 26, lid 2, worden aan de kennisgever of, als dat niet mogelijk is, aan de betrokken Lid-Staten in rekening gebracht.
  • 3. 
    De kosten van verwijdering of nuttige toepassing op een andere, milieuhygiënisch verantwoorde wijze overeenkomstig artikel 26, lid 3, worden aan de ontvanger in rekening gebracht.
  • 4. 
    De kosten van verwijdering of nuttige toepassing, met inbegrip van eventuele overbrenging overeenkomstig artikel 26, lid 4, worden aan de kennisgever en/of de ontvanger in rekening gebracht, afhankelijk van het besluit van de betrokken bevoegde autoriteiten.

Artikel 34

  • 1. 
    Onverminderd de bepalingen van artikel 26 en de communautaire en nationale bepalingen inzake wettelijke aansprakelijkheid en ongeacht de plaats van verwijdering of nuttige toepassing van de afvalstoffen neemt de producent van die afvalstoffen alle nodige maatregelen om de afvalstoffen op zodanige wijze te verwijderen of nuttig toe te passen dan wel de verwijdering of nuttige toepassing op zodanige wijze te regelen, dat de kwaliteit van het milieu wordt beschermd overeenkomstig Richtlijn 75/442/EEG en Richtlijn 91/689/EEG.
  • 2. 
    De Lid-Staten nemen alle noodzakelijke maatregelen om ervoor te zorgen dat aan de in lid 1 genoemde verplichtingen wordt voldaan.

Artikel 35

Elk aan of door de bevoegde autoriteiten verzonden document wordt in de Gemeenschap door de bevoegde autoriteiten, de kennisgever en de ontvanger ten minste drie jaar bewaard.

Artikel 36

De Lid-Staten wijzen de voor de toepassing van deze verordening bevoegde autoriteit of autoriteiten aan. Voor doorvoer wijst elke Lid-Staat één bevoegde autoriteit aan.

Artikel 37

  • 1. 
    De Lid-Staten en de Commissie wijzen elk ten minste één correspondent aan die de personen of ondernemingen die navraag doen, informeert en adviseert. De correspondent van de Commissie legt de correspondenten van de Lid-Staten alle haar gestelde vragen voor die hen aangaan en vice versa.
  • 2. 
    De Commissie roept, indien daarom door de Lid-Staten wordt verzocht of daartoe anderszins aanleiding is, op gezette tijden de correspondenten bijeen ten einde met hen de vragen in verband met de toepassing van deze verordening te bespreken.

Artikel 38

  • 1. 
    De Lid-Staten stellen de Commissie uiterlijk drie maanden vóór de toepassingsdatum van deze verordening in kennis van naam, adres, telefoon-, telex- en faxnummers van de bevoegde autoriteiten en van de correspondenten, alsmede van het stempel van de bevoegde autoriteiten.

De Lid-Staten stellen de Commissie jaarlijks van eventuele wijzigingen in deze gegevens in kennis.

  • 2. 
    De Commissie deelt deze gegevens onverwijld mede aan de andere Lid-Staten en aan het Secretariaat van het Verdrag van Bazel.

Voorts zendt de Commissie de Lid-Staten de afvalbeheersplannen, bedoeld in artikel 7 van Richtlijn 75/442/EEG, toe.

Artikel 39

  • 1. 
    De Lid-Staten kunnen voor de overbrenging van afvalstoffen naar en uit de Gemeenschap douanekantoren van binnenkomst en van uitgang aanwijzen en stellen de Commissie daarvan in kennis.

De Commissie publiceert de lijst van deze kantoren in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen en werkt de lijst zo nodig bij.

  • 2. 
    Indien de Lid-Staten besluiten de in lid 1 bedoelde douanekantoren aan te wijzen, mogen voor het overbrengen van afvalstoffen geen andere grensovergangen in een Lid-Staat voor het binnenkomen of verlaten van de Gemeenschap worden gebruikt.

Artikel 40

De Lid-Staten werken, wanneer dit passend en noodzakelijk is in overleg met de Commissie, rechtstreeks of via het Secretariaat van het Verdrag van Bazel samen met andere partijen bij het Verdrag van Bazel en met intergouvernementele organisaties, onder meer door de uitwisseling van gegevens, de bevordering van milieuhygiënisch verantwoorde technieken en de uitwerking van passende gedragscodes.

Artikel 41

  • 1. 
    Vóór het einde van elk kalenderjaar stellen de Lid-Staten in overeenstemming met artikel 13, lid 3, van het Verdrag van Bazel een verslag op dat zij toezenden aan het Secretariaat van het Verdrag van Bazel, met afschrift aan de Commissie.
  • 2. 
    Aan de hand van deze verslagen brengt de Commissie om de drie jaar verslag uit over de tenuitvoerlegging van deze verordening door de Gemeenschap en haar Lid-Staten. Daartoe kan zij aanvullende gegevens verlangen overeenkomstig artikel 6 van Richtlijn 91/692/EEG (11).

Artikel 42

  • 1. 
    De Commissie stelt uiterlijk drie maanden vóór de toepassingsdatum van deze verordening het model van het begeleidende document op, inclusief het formulier voor de verklaring van verwijdering en nuttige toepassing (of wel opgenomen in het begeleidende document of wel in afwachting daarvan gehecht aan het bestaande begeleidende document overeenkomstig Richtlijn 84/631/EEG), en past het zo nodig naderhand aan volgens de procedure van artikel 18 van Richtlijn 75/442/EEG; daarbij houdt zij met name rekening met:
  • de relevante artikelen van deze verordening;
  • de relevante internationale verdragen en overeenkomsten.
  • 2. 
    Het begeleidende document in zijn huidige vorm is van overeenkomstige toepassing totdat het nieuwe begeleidende document is opgesteld. Het aan het bestaande begeleidende document te hechten formulier voor de verklaring van verwijdering en nuttige toepassing wordt zo spoedig mogelijk opgesteld.
  • 3. 
    Onverminderd de procedure van artikel 1, lid 3, onder c) en d), met betrekking tot bijlage II A, worden de bijlagen II, III en IV door de Commissie aangepast volgens de procedure van artikel 18 van Richtlijn 75/442/EEG en wel uitsluitend om deze bijlagen in overeenstemming te brengen met wijzigingen waartoe reeds in het kader van het OESO-herzieningsmechanisme is besloten.
  • 4. 
    De in lid 1 genoemde procedure wordt ook toegepast om een milieuhygiënisch verantwoord beheer te definiëren, waarbij rekening wordt gehouden met de relevante internationale verdragen en overeenkomsten.

Artikel 43

Richtlijn 84/631/EEG wordt ingetrokken met ingang van de datum waarop deze verordening van toepassing wordt. Overbrengingen die onder de artikelen 4 en 5 van die richtlijn vallen, moeten binnen zes maanden na de toepassingsdatum van deze verordening zijn voltooid.

Artikel 44

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Zij wordt 15 maanden na bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen van toepassing.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Brussel, 1 februari 1993.

Voor de Raad

De Voorzitter

  • N. 
    HELVEG PETERSEN
  • (1) 
    PB nr. C 115 van 6. 5. 1992, blz. 4.
  • (2) 
    PB nr. C 94 van 13. 4. 1992, blz. 276, en advies uitgebracht op 20 januari 1993 (nog niet verschenen in het Publikatieblad).
  • (3) 
    PB nr. C 269 van 14. 10. 1991, blz. 10.
  • (4) 
    PB nr. L 326 van 13. 12. 1984, blz. 31. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 91/692/EEG (PB nr. L 377 van 31. 12. 1991, blz. 48).
  • (5) 
    PB nr. L 194 van 25. 7. 1975, blz. 47. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 91/156/EEG (PB nr. L 78 van 26. 3. 1991, blz. 32).
  • (6) 
    PB nr. L 35 van 12. 2. 1992, blz. 24.
  • (7) 
    PB nr. L 377 van 31. 12. 1991, blz. 20.
  • (8) 
    PB nr. L 194 van 25. 7. 1975, blz. 31. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 91/692/EEG (PB nr. L 377 van 31. 12. 1991, blz. 48).
  • (9) 
    PB nr. L 108 van 26. 4. 1976, blz. 41.
  • (10) 
    PB nr. L 270 van 23. 9. 1987, blz. 1.
  • (11) 
    PB nr. L 377 van 31. 12. 1991, blz. 48.

BIJLAGE I

LIJST VAN DE IN ARTIKEL 32 BEDOELDE INTERNATIONALE VERVOERSOVEREENKOMSTEN (1) 1. ADR

Europese overeenkomst betreffende het internationaal vervoer van gevaarlijke goederen over de weg (1957)

  • 2. 
    Cotif

Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer (1985) waarin als bijlage I:

RID

Reglement betreffende het internationale vervoer van gevaarlijke goederen per spoor (1985)

  • 3. 
    SOLAS

Internationaal verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee (1974)

  • 4. 
    IMDG-code (1)

Internationale code voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over zee

  • 5. 
    Verdrag van Chicago

Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart (1944), waarvan bijlage 18 betrekking heeft op het vervoer van gevaarlijke goederen door de lucht (TI: Technical Instructions for the safe transport of dangerous goods by air)

  • 6. 
    Marpol

Internationaal verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen (1973-1978)

  • 7. 
    ADNR

Reglement voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Rijn (1970)

  • (1) 
    Deze lijst omvat de overeenkomsten die op het tijdstip waarop deze verordening wordt aangenomen van kracht zijn.
  • (2) 
    Sinds 1 januari 1985 vormt de IMDG-code een onderdeel van Solas.

BIJLAGE II

GROENE LIJST VAN AFVALSTOFFEN (1)() A. AFVAL VAN METALEN EN LEGERINGEN DAARVAN IN METALLISCHE, ZICH NIET VERSPREIDENDE, VORM (2)() Afvalstoffen, schroot en restanten van de volgende edele metalen en legeringen daarvan:

7112 10 - van goud

7112 20 - van platina (de term "platina" omvat platina, iridium, osmium, palladium, rhodium en ruthenium)

7112 90 - van andere edelmetalen, b.v. zilver

NB: 1. Kwik wordt uitdrukkelijk uitgesloten als bestanddeel van deze metalen

  • 2. 
    Elektrisch montageafval en elektronische restanten mogen alleen uit metalen of legeringen bestaan
  • 3. 
    Elektronisch afval (dat moet beantwoorden aan bepaalde specificaties die via het herzieningsmechanisme nader zullen worden uitgewerkt)

De volgende ijzerhoudende afvalstoffen en restanten: hersmolten blokken van ijzer en staalrestanten:

7204 10 - Afvalstoffen en restanten van gietijzer

7204 21 - Afvalstoffen en restanten van roestvrij staal

7204 29 - Afvalstoffen en restanten van andere staallegeringen

7204 30 - Afvalstoffen en restanten van vertind ijzer of staal

7204 41 - Draaisel, krullen, spanen, slijpsel, vijlsel en afval van het stampen of stansen, ook indien in pakketten

7204 49 - IJzerhoudende afvalstoffen en restanten

7204 50 - Blokken van hersmolten restanten

ex 7302 10 - Gebruikte rails van ijzer en staal

De volgende afvalstoffen en restanten van non-ferrometalen en hun legeringen:

7404 00 - Afvalstoffen en restanten van koper

7503 00 - Afvalstoffen en restanten van nikkel

7602 00 - Afvalstoffen en restanten van aluminium

ex 7802 00 - Afvalstoffen en restanten van lood

7902 00 - Afvalstoffen en restanten van zink

8002 00 - Afvalstoffen en restanten van tin

ex 8101 91 - Afvalstoffen en restanten van wolfraam

ex 8102 91 - Afvalstoffen en restanten van molybdeen

ex 8103 10 - Afvalstoffen en restanten van tantaal

8104 20 - Afvalstoffen en restanten van magnesium

ex 8105 10 - Afvalstoffen en restanten van kobalt

ex 8106 00 - Afvalstoffen en restanten van bismut

ex 8107 10 - Afvalstoffen en restanten van cadmium

ex 8108 10 - Afvalstoffen en restanten van titaan

ex 8109 10 - Afvalstoffen en restanten van zirkonium

ex 8110 00 - Afvalstoffen en restanten van antimoon

ex 8111 00 - Afvalstoffen en restanten van mangaan

ex 8112 11 - Afvalstoffen en restanten van beryllium

ex 8112 20 - Afvalstoffen en restanten van chroom

ex 8112 30 - Afvalstoffen en restanten van germanium

ex 8112 40 - Afvalstoffen en restanten van vanadium

ex 8112 91 Afvalstoffen en restanten van:

  • hafnium
  • indium
  • niobium
  • rhenium
  • gallium
  • thallium

ex 2805 30 Afvalstoffen en restanten van thorium en van zeldzame aardmetalen

ex 2804 90 Afvalstoffen en restanten van seleen

ex 2804 50 Afvalstoffen en restanten van telluur

  • B. 
    ANDERE METAALHOUDENDE AFVALSTOFFEN ONTSTAAN BIJ GIETEN, SMELTEN EN ZUIVEREN VAN METALEN

2620 11 Hardzink

Zinkhoudend schuim en slakken van:

  • zinkschuim van galvanisatiebaden (> 90 % Zn)
  • zinkslakken van galvanisatiebaden (> 92 % Zn)
  • zinkslakken van spuitgieterij (> 85 % Zn)
  • zinkslakken van thermisch verzinken (discontinu procédé) (> 92 % Zn)
  • residuen van het afschuimen van zink

Residuen van het afschuimen van aluminium

ex 2620 90 Slakken verkregen bij de behandeling van edele metalen en koper, bestemd voor latere terugwinning

  • C. 
    AFVALSTOFFEN VAN MIJNBOUWACTIVITEITEN: DEZE AFVALSTOFFEN MOETEN IN NIET-VERSPREIDBARE VORM VOORKOMEN

ex 2504 90 Afval van natuurlijk grafiet

ex 2514 00 Afval van leistenen, al dan niet ruw bewerkt of enkel kantrecht behouwen, verkregen door zagen, door splijten of op dergelijke wijze

2525 30 Afval van mica

ex 2529 21 Veldspaat; leuciet; nephelien en nepheliensyeniet; vloeispaat:

  • bevattende niet meer dan 97 gewichtspercenten calciumfloride

ex 2804 61 ex 2804 69 Afval van silicium in vaste vorm, uitgezonderd die welke worden gebruikt bij gieterijwerk

  • D. 
    AFVALSTOFFEN VAN KUNSTSTOF IN VASTE VORM

omvattende, maar niet beperkt tot:

3915 Resten en afval van kunststof:

3915 10 - van polymeren van ethyleen

3915 20 - van polymeren van styreen

3915 30 - van polymeren van vinylchloride

3915 90 gepolymeriseerd of gecopolymeriseerd:

  • polypropyleen
  • polyethyleentereftalaat
  • copolymeren van acrylonitril
  • copolymeren van butadieen
  • copolymeren van styreen
  • polyamiden
  • polybutyleentereftalaten
  • polycarbonaten
  • polyfenyleensulfiden
  • acrylpolymeren
  • paraffinen (C10-C13)
  • polyurethanen (geen chloorfluorkoolwaterstoffen bevattende)
  • polysiloxalanen (siliconen)
  • methylpolymethacrylaat
  • polyvinylalcohol
  • polyvinylbutyral
  • polyvinylacetaat
  • polytetrafluorethyleen (teflon, PTFE)

3915 90 hars of condensatieprodukten van:

  • ureumformaldehydehars
  • fenolformaldehydehars
  • melamineformaldehydehars
  • epoxyhars
  • alkydhars
  • polyamiden
  • E. 
    AFVAL VAN PAPIER, KARTON EN PAPIERPRODUKTEN

4707 00 Resten en afval van papier of van karton:

4707 10 - van ongebleekt kraftpapier of -karton of van gegolfd papier of karton

4707 20 - van ander papier of karton hoofdzakelijk vervaardigd van gebleekte houtcellulose, niet in de massa gekleurd

4707 30 - van papier of karton hoofdzakelijk vervaardigd van houtslijp (bij voorbeeld kranten, periodieken en dergelijk drukwerk)

4707 90 - andere, omvattende doch niet beperkt tot:

  • 1. 
    gecacheerd karton
  • 2. 
    niet gesorteerde resten en afval
  • F. 
    GLASAFVAL IN EEN VORM WAARIN HET ZICH NIET VERSPREIDT

ex 7001 00 Glasscherven en ander glasafval, met uitzondering van glas van kathodebuizen en ander geactiveerd glas

Glasvezelafval

  • G. 
    AFVAL VAN KERAMISCHE PRODUKTEN IN EEN VORM WAARIN HET ZICH NIET VERSPREIDT

ex 6900 00 Afval van keramische produkten die gebakken zijn na in de vorm te zijn gebracht of bewerkt, met inbegrip van keramische vaten

ex 8113 00 Resten en afval van cermets

Vezels op basis van keramisch materiaal, niet elders vermeld

  • H. 
    AFVAL VAN TEXTIELSTOFFEN

5003 Afval van zijde (cocons ongeschikt om te worden afgehaspeld, afval van garen en rafelingen daaronder begrepen):

5003 10 - niet gekaard of gekamd

5003 90 - andere

5103 Afvalstoffen van wol, van fijn of grof dierlijk haar, afval van garen daaronder begrepen doch met uitzondering van rafelwol en van rafelingen van haar:

5103 10 - kammeling van wol of van fijn dierlijk haar

5103 20 - ander afval van wol of van fijn dierlijk haar

5103 30 - afval van grof dierlijk haar

5202 Afval van katoen (afval van garen en rafelingen daaronder begrepen):

5202 10 - afval van garen

5202 91 - rafelingen

5202 99 - ander

5301 30 Werk en afval van vlas

ex 5302 90 Werk en afval (afval van garen en rafelingen daaronder begrepen) van hennep (Cannabis sativa L.)

ex 5303 90 Werk en afval (afval van garen en van rafelingen daaronder begrepen) van jute en andere bastvezels (andere dan vlas, hennep en ramee)

ex 5304 90 Werk en afval (afval van garen en van rafelingen daaronder begrepen) van sisal en andere textielvezels van agave

ex 5305 19 Werk en afval (afval van garen en van rafelingen daaronder begrepen) van de kokosnoot

ex 5305 29 Werk en afval (afval van garen en rafelingen daaronder begrepen) van abaca (manillahennep of Musa textilis Nee)

ex 5305 99 Werk en afval (afval van garen en rafelingen daaronder begrepen) van ramee en andere plantaardige textielvezels, elders genoemd noch elders onder begrepen

5505 Afval van synthetische of van kunstmatige vezels (kammeling, afval van garen en rafelingen daaronder begrepen):

5505 10 - van synthetische vezels

5505 20 - van kunstmatige vezels

6309 00 Oude kleren en andere versleten stukken textiel

6310 Lompen en vodden; afval en oud goed, van bindgaren, van touw of van kabel:

6310 10 - gesorteerd

6310 90 - andere

  • I. 
    AFVAL VAN RUBBER

4004 00 Afvalstoffen en restanten van rubber (uitgezonderd gehard rubber) en granulaat daarvan

4012 20 Gebruikte luchtbanden

ex 4017 00 Resten en afval van geharde rubber (b.v. eboniet)

  • J. 
    AFVAL VAN NIET BEHANDELD KURK EN HOUT

4401 30 Zaagsel, resten en afval van hout, ook indien geperst tot blokken, briketten, pellets of dergelijke vormen

4501 90 Kurkafval; gebroken of gemalen kurk

  • K. 
    AFVAL VAN DE AGRO-VOEDERINDUSTRIE

2301 00 Gedroogd, gesteriliseerd en gestabiliseerd meel, poeder en pellets van vlees, van slachtafvallen, van vis, van schaaldieren, van weekdieren of van andere ongewervelde waterdieren, ongeschikt voor menselijke consumptie maar gebruikt voor de voeding van dieren of voor andere doeleinden; kanen

2302 00 Zemelen, slijpsel en andere resten van het zeven, van het malen of van andere bewerking van granen of van peulvruchten, ook indien in pellets

2303 00 Afval van zetmeelfabrieken en vergelijkbare afvalstoffen, bietenpulp, uitgeperst suikerriet (ampas) en andere afvallen van de suikerindustrie, bostel (brouwerijafval), afvallen van branderijen, ook indien in pellets

2304 00 Perskoeken en andere vaste afvallen, verkregen bij de winning van sojaolie, ook indien fijngemaakt of in pellets, gebruikt voor de voeding van dieren

2305 00 Perskoeken en andere vaste afvallen, verkregen bij de winning van aardnoten(pinda)olie, ook indien fijngemaakt of in pellets, gebruikt voor het voederen van dieren

2306 00 Perskoeken en andere vaste afvallen, verkregen bij de winning van plantaardige vetten of oliën, ook indien fijngemaakt of in pellets, gebruikt voor het voederen van dieren

ex 2307 00 Wijnmoer

ex 2308 00 Plantaardige zelfstandigheden en plantaardig afval, plantaardige residuen en bijprodukten, gedroogd en gesteriliseerd, ook indien in pellets, van soorten gebruikt voor het voederen van dieren, elders genoemd noch elders onder begrepen

1522 00 Degras, afvallen afkomstig van de behandeling van vetstoffen of van dierlijke of plantaardige was

1802 00 Cacaodoppen, cacaoschillen, cacaovliezen en andere afvallen van cacao

  • L. 
    AFVAL VAN LOOIEN, PELTERIJ EN GEBRUIK VAN HUIDEN

0502 00 Afval van haar van varkens of van wilde zwijnen, van dassehaar en ander dierlijk haar, voor borstelwerk

0503 00 Afval van paardehaar, ook indien in vliezen, al dan niet op een onderlaag

0505 90 Afval van vogelhuiden en andere delen van vogels, met veren of dons bezet, van veren en delen van veren (ook indien bijgesneden) en dons, ruw, gereinigd, ontsmet of op andere wijze behandeld ter voorkoming van bederf, doch niet verder bewerkt

0506 90 Afval van beenderen en hoornpitten, ruw, ontvet of eenvoudig voorbehandeld (doch niet in vorm gesneden), met zuur behandeld of ontdaan van gelatine

4110 00 Snippers en ander afval van leder, van voorgelooide huiden en vellen of van kunstleder, niet bruikbaar voor de vervaardiging van lederwaren, met uitzondering van lederslib

  • M. 
    ANDER AFVAL

8908 00 Sloopschepen en ander drijvend materieel bestemd voor de sloop, naar behoren ontdaan van alle lading die zou kunnen zijn ingedeeld als gevaarlijke stof of afvalstof

Wrakken (auto's) ontdaan van alle vloeistof

0501 00 Afval van mensenhaar

ex 0511 91 Visafvallen

Gebruikte anoden van petroleumcokes en/of van petroleumbitumen

Gips, afkomstig van rookontzwaveling

Afval van pleisterlagen of van gipsplaten, verkregen bij de sloop van gebouwen

ex 2621 Vliegas, zware as en sintels van steenkoolcentrales (3)()

Afval van stro

Afval van beton

De volgende gebruikte katalysatoren:

  • kraakkatalysatoren uit wervelbedproces
  • katalysatoren, bevattende edele metalen
  • katalysatoren op basis van overgangsmetalen

Gedeactiveerde schimmelcultuur, afkomstig van de penicillineproduktie, gebruikt voor het voederen van dieren

2618 00 Gegranuleerde hoogovenslakken, verkregen bij de vervaardiging van ijzer en staal

ex 2619 00 Slakken verkregen bij de vervaardiging van ijzer en staal (4)()

3103 20 Fosfaatslakken, verkregen bij de vervaardiging van ijzer en staal en onder meer gebruikt als fosfaatmeststoffen

ex 2621 00 Slakken, verkregen bij de produktie van koper, chemisch gestabiliseerd, een grote hoeveelheid (meer dan 20 %) ijzer bevattende en behandeld overeenkomstig de industriële specificaties (d.w.z. DIN 4301 en DIN 8201), voornamelijk bestemd voor de bouw en voor gebruik bij het schuren

ex 2621 00 Geneutraliseerd rood slib, verkregen bij de produktie van aluinaarde

ex 2621 00 Gebruikte actieve kool

Zwavel in vaste vorm

ex 2836 50 Calciumcarbonaat verkregen bij de vervaardiging van calciumcyanamide (met een pH van minder dan 9)

Natriumchloride, calciumchloride en kaliumchloride

Afval van fotografische onderlagen en afval van fotografische filmen, geen zilver bevattend

Wegwerpfototoestellen, zonder batterijen

ex 2818 10 Carborundum

(1)() De vermelding "ex" geeft een specifiek onderdeel aan dat is opgenomen in een rubriek van het geharmoniseerde douanesysteem.

(2)() Afval in een "zich niet verspreidende vorm" omvat geen afval in de vorm van poeder, slib, stof of vaste materialen die gevaarlijke afvalstoffen in vloeibare vorm bevatten.

(3)() Deze rubriek moet beantwoorden aan bepaalde specificaties die volgens het herzieningsmechanisme nader zullen worden uitgewerkt.

(4)() Deze rubriek omvat het gebruik van dergelijke slakken als bron voor titaandioxide en vanadiumdioxide.

BIJLAGE III

ORANJE LIJST VAN AFVALSTOFFEN (1)() ex 2619 00 Slakken, walsschilfers en ander bij de vervaardiging van ijzer en staal verkregen afval (2)()

2620 19 Assen en residuen van zink

2620 20 Assen en residuen van lood

2620 30 Assen en residuen van koper

2620 40 Assen en residuen van aluminium

2620 50 Assen en residuen van vanadium

2620 90 Assen en residuen die metaal of metaalverbindingen bevatten, niet elders vermeld

Residuen van de aluminiumproduktie, niet elders vermeld

2621 00 Andere slakken en assen, niet elders vermeld

Residuen uit de verbranding van huishoudafval

2713 90 Residuen van de produktie/de behandeling van petroleumcokes en -bitumen, met uitsluiting van de gebruikte anoden

Elektrische lood- en zuuraccu's, intact of geplet

Olieafval, niet geschikt voor het oorspronkelijk beoogde gebruik

Mengsels en emulsies van olie-water of koolwaterstoffen/water

Afval uit de produktie, de bereiding en het gebruik van inkt, kleurstoffen, pigmenten, verf, lak of vernis

Afval uit de produktie, de bereiding en het gebruik van hars, latex, weekmakers of lijm en kleefmiddelen

Afval uit de produktie, de bereiding en het gebruik van reprografische en fotografische produkten en materieel, niet elders vermeld

Fototoestellen voor eenmalig gebruik, met batterijen

Afval uit de oppervlaktebehandeling van metalen en plastic met behulp van niet-gecyanideerde produkten

Afval van asfaltcement

Fenolen, fenolverbindingen met inbegrip van chlorofenolen, in de vorm van vloeistoffen en slik

Afval van behandeld kurk en hout

Gebruikte batterijen en accu's, intact of geplet, andere dan lood- en zuuraccu's, alsook afval en resten van de fabricage van batterijen en accu's, niet elders vermeld

ex 3915 90 Nitrocellulose

ex 7001 00 Glas van kathodebuizen en ander geactiveerd glas

ex 4110 00 Stof, as, slik en meel van leder

ex 2529 21 Calciumfluorideslib

Andere anorganische fluorverbindingen in de vorm van vloeistoffen of slib

Zinkslakken met tot 18 gewichtsprocenten zink

Galvanisatieslib

Vloeistoffen afkomstig van het afbijten van metalen

Zand gebruikt in smelterijen/gieterijen

Thalliumverbindingen

Polychloornaftaleen

Ethers

Residuen van edele metalen in vaste vorm, met sporen van anorganische cyaniden

Oplossingen van waterstofperoxide

Triethylamine-katalysatoren gebruikt bij de bereiding van zand voor smelterijen/gieterijen

ex 2804 80 Afval en residuen van arseen

ex 2805 40 Afval en residuen van kwik

Assen, slib, stof en andere residuen van edele metalen zoals:

  • verbrandingsassen van printplaten
  • assen van films

Gebruikte katalysatoren die niet op de groene lijst voorkomen

Uitlogingsresiduen van de produktie van zink, stof en slib, zoals jarosiet, hematiet, goethiet, enz.

Afval van aluminiumhydraten

Afval van aluinaarde

Afval dat een van de volgende stoffen bevat, dat daaruit bestaat, of dat daardoor is besmet:

  • anorganische cyaniden, met uitzondering van de residuen van edele metalen in vaste vorm met sporen van anorganische cyaniden
  • organische cyaniden

Explodeerbaar afval dat niet onder een andere wetgeving valt

Afval afkomstig van de fabricage, de bereiding en het gebruik van houtconserveringsmiddelen

Slib van loodhoudende benzine

Gebruikt straalgrit

Chloorfluorkoolwaterstoffen

Halonen

Lichte fractie vrijkomend bij het shredderen of knippen van metaal (pluche, stof, plastic afval, enz.)

Thermische vloeistoffen (warmteoverdracht)

Hydraulische vloeistoffen

Remvloeistoffen

Antivriesvloeistoffen

Ionenwisselaarharsen

Afvalstoffen van de oranje lijst die door het herzieningsmechanisme van de OESO prioritair moeten worden heronderzocht Organische fosforverbindingen

Niet-gehalogeneerde oplosmiddelen

Gehalogeneerde oplosmiddelen

Niet-waterige distillatieresiduen, al of niet gehalogeneerd, afkomstig van de terugwinning van organische oplosmiddelen

Varkensmest; uitwerpselen

Rioolslib

Huishoudelijk afval

Afval afkomstig van de produktie, de bereiding en het gebruik van biociden en van fytofarmaceutische produkten

Afval afkomstig van de produktie en de bereiding van farmaceutische produkten

Zure oplossingen

Basische oplossingen

Oppervlakteactieve stoffen (surfactants)

Anorganische halogenideverbindingen, niet elders vermeld

Afval uit de industriële installaties voor het reinigen van de uitgestoten gassen, niet elders genoemd

Gips afkomstig van industriële chemische behandelingen

(1)() De vermelding "ex" geeft een specifiek onderdeel aan dat is opgenomen in een rubriek van het geharmoniseerde douanesysteem.

(2)() Deze opsomming omvat assen, residuen, slakken, schuimprodukten, schilfers, stof, slib en koek, tenzij een materiaal elders expliciet voorkomt.

BIJLAGE IV

RODE LIJST VAN AFVALSTOFFEN Afval, stoffen en onderdelen/voorwerpen bevattende, bestaande uit of besmet met polychloorbifenylen (PCB's) en/of polychloorterfenylen (PCT's) en/of polybroombifenylen (PBB's), met inbegrip van elke gelijkaardige polybroomverbinding met een concentratie van 50 mg/kg of meer.

Afval bevattende, bestaande uit of besmet met een van de onderstaande stoffen:

  • produkten van de familie van de polychloordibenzofuranen
  • produkten van de familie van de polychloordibenzoparadioxinen

Asbest (stof en vezels)

Keramiekvezels met gelijkaardige eigenschappen als die van asbest

Slib van gelode antiklopverbindingen

Afvalstoffen van de rode lijst die door het herzieningsmechanisme van de OESO prioritair moeten worden herbezien Teerresten (met uitzondering van asfaltcement) van raffinage, distillatie of enige vorm van pyrolyse

Peroxide, andere dan waterstofperoxide

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.