Richtlijn 1991/156 - Wijziging van Richtlijn 75/442/EEG betreffende afvalstoffen

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 31991L0156

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

31991L0156

Richtlijn 91/156/EEG van de Raad van 18 maart 1991 tot wijziging van Richtlijn 75/442/EEG betreffende afvalstoffen

Publicatieblad Nr. L 078 van 26/03/1991 blz. 0032 - 0037

Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 15 Deel 10 blz. 0066

Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 15 Deel 10 blz. 0066

RICHTLIJN VAN DE RAAD van 18 maart 1991 tot wijziging van Richtlijn 75/442/EEG betreffende afvalstoffen ( 91/156/EEG )

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 130 S,

Gezien het voorstel van de Commissie ( 1 ),

Gezien het advies van het Europese Parlement ( 2 ),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité ( 3 ),

Overwegende dat bij Richtlijn 75/442/EEG ( 4 ) op communautair niveau een regeling voor de verwijdering van afvalstoffen tot stand is gekomen; dat in deze richtlijn wijzigingen moeten worden aangebracht om rekening te houden met de ervaringen die de Lid-Staten bij de toepassing ervan hebben opgedaan; dat bij deze wijzigingen moet worden uitgegaan van een hoog niveau van milieubescherming;

Overwegende dat de Raad zich er in zijn Resolutie van 7 mei 1990 betreffende het afvalstoffenbeleid ( 5 ) toe heeft verbonden Richtlijn 75/442/EEG te wijzigen;

Overwegende dat het ter wille van een doeltreffender afvalbeheer in de Gemeenschap noodzakelijk is de terminologie te harmoniseren en over een vaste definitie van afvalstoffen te beschikken;

Overwegende dat de Lid-Staten ter wille van een hoog niveau van milieubescherming niet alleen stappen moeten nemen om te waarborgen dat de verwijdering en de nuttige toepassing van afvalstoffen op verantwoorde wijze geschiedt, doch daarnaast ook maatregelen moeten treffen om het ontstaan van afvalstoffen te beperken, met name door schone technologieën en recycleerbare en opnieuw te gebruiken produkten te bevorderen, rekening houdend met de bestaande of potentiële marktmogelijkheden voor de nuttige toepassing van afvalstoffen;

Overwegende, bovendien, dat een dispariteit tussen de wetgevingen van de Lid-Staten op het gebied van de verwijdering en de nuttige toepassing van afvalstoffen nadelig kan zijn voor de kwaliteit van het milieu en de goede werking van de interne markt;

Overwegende dat het wenselijk is recycling van afvalstoffen en hergebruik van afvalstoffen als grondstoffen aan te moedigen; dat het nodig kan zijn specifieke voorschriften vast te stellen voor afvalstoffen die opnieuw kunnen worden gebruikt;

Overwegende dat de Gemeenschap als geheel op het gebied van afvalverwijdering zelfverzorgend moet worden en dat het wenselijk is dat de Lid-Staten afzonderlijk daarnaar streven;

Overwegende dat er in de Lid-Staten plannen voor het beheer van afvalstoffen dienen te worden opgesteld om de bovengenoemde doelstellingen te verwezenlijken;

Overwegende dat het vervoer van afvalstoffen moet worden ingeperkt en dat de Lid-Staten daartoe in het kader van hun beheersplannen de nodige maatregelen mogen nemen;

Overwegende dat ter wille van een hoog beschermingsniveau en een doeltreffend toezicht moet worden voorzien in een vergunnings - en controlestelsel voor ondernemingen die zich bezighouden met de verwijdering en nuttige toepassing van afvalstoffen;

Overwegende dat bepaalde inrichtingen die hun afval zelf behandelen of die voor een nuttige toepassing van afvalstoffen zorgen, onder bepaalde voorwaarden en vooropgesteld dat zij de milieubeschermingsvoorschriften in acht nemen, van de vereiste vergunning kunnen worden vrijgesteld; dat die inrichtingen geregistreerd dienen te worden;

Overwegende dat ook andere ondernemingen die met afvalstoffen te maken hebben, zoals ophalers, vervoerders of makelaars, aan een vergunnings - of registratieplicht en aan een passende controle moeten worden onderworpen, ten einde de afvalstoffen vanaf hun ontstaan tot aan hun definitieve verwijdering onder toezicht te houden;

Overwegende dat er een comité moet worden ingesteld dat tot taak heeft de Commissie bij te staan bij de tenuitvoerlegging van deze richtlijn en de aanpassing aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD : Artikel 1

Richtlijn 75/442/EEG wordt als volgt gewijzigd :

1 . de artikelen 1 tot en met 12 worden vervangen door de volgende artikelen :

"Artikel 1

In deze richtlijn wordt verstaan onder :

a ) "afvalstof ": elke stof of elk voorwerp behorende tot de in bijlage I genoemde categorieën waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen .

De Commissie stelt uiterlijk op 1 april 1993 volgens de procedure van artikel 18 een lijst op van de afvalstoffen die tot de categorieën van bijlage I behoren . Deze lijst wordt periodiek opnieuw bezien en zo nodig volgens dezelfde procedure gewijzigd;

b ) "producent ": elke persoon wiens activiteit afvalstoffen heeft voortgebracht ( " eerste producent ") en/of elke persoon die voorbehandelingen, vermengingen of andere bewerkingen heeft verricht die leiden tot wijziging in de aard of de samenstelling van die afvallstoffen;

c ) "houder ": de producent van de afvalstoffen of de natuurlijke of rechtspersoon die de afvalstoffen in bezit heeft;

d ) "beheer ": inzameling, vervoer, nuttige toepassing en verwijdering van afvalstoffen, met inbegrip van het toezicht op die handelingen en de nazorg voor de stortplaatsen na sluiting;

e ) "verwijdering ": alle in bijlage II A bedoelde handelingen;

f ) "nuttige toepassing ": alle in bijlage II B bedoelde handelingen;

g ) "inzameling ": het ophalen, sorteren en/of samenvoegen van afvalstoffen ten einde deze te vervoeren .

Artikel 2

1 . Buiten de werkingssfeer van deze richtlijn vallen de volgende stoffen :

a ) gasvormige effluenten die in de atmosfeer worden uitgestoten;

b ) wanneer zij reeds onder andere voorschriften vallen :

i ) radioactieve afvalstoffen;

ii ) afvalstoffen die ontstaan bij opsporing, winning, behandeling en opslag van delfstoffen, alsmede bij de exploitatie van steengroeven;

iii ) kadavers en de volgende landbouwafvalstoffen : faecaliën en andere natuurlijke en niet gevaarlijke stoffen die in de landbouw worden gebruikt;

iv ) afvalwater, met uitzondering van afvalstoffen in vloeibare toestand;

v ) afgedankte explosieven .

2 . Bijzondere of aanvullende specifieke bepalingen voor het beheer van bepaalde categorieën afvalstoffen kunnen in bijzondere richtlijnen worden vastgesteld .

Artikel 3

1 . De Lid-Staten nemen passende maatregelen ter bevordering van :

a ) in de eerste plaats de preventie of de vermindering van de produktie en de schadelijkheid van afvalstoffen, met name door :

  • de ontwikkeling van schone technologieën die een zuiniger gebruik maken van de natuurlijke hulpbronnen;
  • de technische ontwikkeling en het op de markt brengen van produkten die zodanig zijn ontworpen dat fabricage, gebruik en definitieve verwijdering niet of zo weinig mogelijk bijdragen tot een toename van de hoeveelheid en de mate van schadelijkheid van de afvalstoffen en tot het gevaar van verontreiniging;
  • de ontwikkeling van adequate technieken voor de definitieve verwijdering van gevaarlijke stoffen in afvalstoffen die bestemd zijn voor nuttige toepassing;

b ) in de tweede plaats

i ) de nuttige toepassing van de afvalstoffen door recycling, hergebruik, terugwinning dan wel andere handelingen gericht op het verkrijgen van secundaire grondstoffen, of

ii ) het gebruik van afvalstoffen als energiebron.

2 . Behoudens indien de bepalingen van Richtlijn 83/189/EEG van de Raad van 28 maart 1983 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften (*) van toepassing zijn, stellen de Lid-Staten de Commissie in kennis van de maatregelen die ter verwezenlijking van de doelstellingen van lid 1 worden overwogen . De Commissie stelt de andere Lid-Staten en het comité van artikel 18 in kennis van deze maatregelen .

(*) PB nr . L 109 van 26 . 4 . 1983, blz . 8 .

Artikel 4

De Lid-Staten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de nuttige toepassing of de verwijdering van de afvalstoffen plaatsvindt zonder gevaar voor de gezondheid van de mens en zonder dat procédés of methoden worden aangewend die nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben en met name

  • zonder risico voor water, lucht, bodem, fauna en flora;
  • zonder geluids - of stankhinder te veroorzaken;
  • zonder schade te berokkenen aan natuur - en landschapsschoon .

De Lid-Staten nemen voorts de nodige maatregelen om het onbeheerd achterlaten of het ongecontroleerd lozen of verwijderen van afvalstoffen te verbieden .

Artikel 5

1 . De Lid-Staten nemen, wanneer dat noodzakelijk of dienstig blijkt te zijn in samenwerking met andere Lid-Staten, de nodige maatregelen om een geïntegreerd en toereikend net van verwijderingsinstallaties op te zetten, waarbij rekening wordt gehouden met de beste beschikbare technologieën die geen overmatig hoge kosten veroorzaken . Met dit net moet de Gemeenschap als geheel zelfverzorgend op het gebied van afvalverwijdering kunnen worden en moeten de Lid-Staten afzonderlijk naar dit doel kunnen streven, waarbij rekening wordt gehouden met geografische omstandigheden of met de behoefte aan speciale installaties voor bepaalde soorten afval .

2 . Met dit net moet het bovendien mogelijk zijn afvalstoffen te verwijderen in een van de meest nabije, daartoe geschikte installaties met behulp van de meest geschikte methoden en technologieën om een hoog niveau van bescherming van het milieu en de volksgezondheid te waarborgen .

Artikel 6

De Lid-Staten dienen de bevoegde instanties in te stellen of aan te wijzen die belast zijn met de tenuitvoerlegging van de bepalingen van deze richtlijn .

Artikel 7

1 . Om de in de artikelen 3, 4 en 5 vermelde doelstellingen te verwezenlijken dienen de in artikel 6 bedoelde instanties zo spoedig mogelijk een of meer plannen voor het beheer van afvalstoffen op te stellen . Deze plannen betreffen met name :

  • soort, hoeveelheid en oorsprong van nuttig toe te passen of te verwijderen afvalstoffen;
  • algemene technische voorschriften;
  • alle speciale bepalingen voor bijzondere afvalstoffen;
  • de locaties of installaties die geschikt zijn voor de verwijdering .

De plannen kunnen bij voorbeeld behelzen :

  • de namen van de natuurlijke of rechtspersonen die gemachtigd zijn afvalstoffen te beheren;
  • de raming van de kosten van de handelingen gericht op nuttige toepassing of verwijdering;
  • maatregelen waarmee de rationalisatie van inzameling, sortering en behandeling van de afvalstoffen kan worden gestimuleerd .

2 . De Lid-Staten werken bij de opstelling van deze plannen eventueel samen met de andere betrokken Lid-Staten en de Commissie . Zij delen ze aan de Commissie mede .

3 . De Lid-Staten mogen de nodige maatregelen nemen om vervoer van afvalstoffen dat niet in overeenstemming is met hun afvalbeheersplannen, te voorkomen . Zij stellen de Commissie en de Lid-Staten in kennis van deze maatregelen .

Artikel 8

De Lid-Staten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat iedere houder van afvalstoffen :

  • deze afgeeft aan een particuliere of openbare ophaler of een onderneming die de in bijlage II A of II B bedoelde handelingen verricht, of
  • zelf zorg draagt voor de nuttige toepassing of de verwijdering van de afvalstoffen in overeenstemming met de bepalingen van deze richtlijn .

Artikel 9

1 . Voor de toepassing van de artikelen 4, 5 en 7 moet iedere inrichting of onderneming die de in bijlage II A bedoelde handelingen verricht, een vergunning hebben van de in artikel 6 bedoelde bevoegde instantie .

Deze vergunning heeft met name betrekking op :

  • soort en hoeveelheid afvalstoffen,
  • de technische eisen,
  • de te nemen voorzorgsmaatregelen inzake veiligheid,
  • de plaats waar de afvalstoffen worden verwijderd,
  • de behandelingsmethode .

2 . De vergunningen kunnen voor een bepaalde periode worden verleend; zij kunnen worden verlengd en er kunnen voorwaarden en verplichtingen aan worden verbonden, of ze kunnen, met name indien de overwogen verwijderingsmethode uit milieubeschermingsoogpunt niet aanvaardbaar is, worden geweigerd .

Artikel 10

Voor de toepassing van artikel 4 moet iedere inrichting of onderneming die de in bijlage II B vermelde handelingen verricht, een vergunning hebben .

Artikel 11

1 . Onverminderd de bepalingen van Richtlijn 78/319/EEG van de Raad van 20 maart 1978 betreffende toxische en gevaarlijke afvalstoffen (*), laatstelijk gewijzigd bij het Verdrag betreffende de toetreding van Spanje en Portugal tot de Europese Gemeenschappen, kunnen van de in artikel 9 of artikel 10 bedoelde vergunning worden vrijgesteld :

a ) inrichtingen of ondernemingen die hun afvalstoffen op de plaats van produktie in eigen beheer verwijderen

en

b ) inrichtingen of ondernemingen die afvalstoffen nuttig toepassen .

Deze vrijstelling kan alleen worden verleend :

  • indien de bevoegde instanties algemene voorschriften per type activiteit hebben uitgevaardigd waarin soort en hoeveelheid afvalstoffen zijn vastgesteld en is aangegeven onder welke voorwaarden de activiteit kan worden vrijgesteld van een vergunning;

en

  • indien de soorten of de hoeveelheden afvalstoffen en de wijzen van verwijdering of nuttige toepassing van dien aard zijn dat aan de voorwaarden van artikel 4 wordt voldaan .

2 . De in lid 1 bedoelde inrichtingen of ondernemingen dienen zich bij de bevoegde instanties te laten registreren .

3 . De Lid-Staten stellen de Commissie in kennis van de krachtens lid 1 uitgevaardigde algemene voorschriften .

(*) PB nr . L 84 van 31 . 3 . 1978, blz . 43 .

Artikel 12

Inrichtingen of ondernemingen die beroepsmatig afvalstoffen inzamelen of vervoeren of die ten behoeve van anderen regelingen treffen voor de verwijdering of nuttige toepassing van afvalstoffen ( handelaars of makelaars ), dienen zich, indien zij niet aan een vergunning zijn onderworpen, bij de bevoegde instanties te laten registreren .

Artikel 13

Inrichtingen of ondernemingen die de in de artikelen 9 tot en met 12 bedoelde handelingen verrichten, worden op passende wijze periodiek gecontroleerd door de bevoegde instanties .

Artikel 14

Iedere inrichting of onderneming als bedoeld in de artikelen 9 en 10 moet :

  • voor de in bijlage I bedoelde afvalstoffen en de in bijlage II A of II B bedoelde handelingen een register bijhouden waarin hoeveelheid, aard, oorsprong, en waar van toepassing bestemming, frequentie van de inzameling, wijze van vervoer en wijze van behandeling van de afvalstoffen zijn vermeld;
  • deze gegevens op verzoek aan de in artikel 6 bedoelde bevoegde instanties verstrekken .

De Lid-Staten mogen ook van de producenten verlangen dat zij de bepalingen van dit artikel naleven .

Artikel 15

Overeenkomstig het beginsel "de vervuiler betaalt" komen de kosten van de verwijdering van afvalstoffen voor rekening van

  • de houder die afvalstoffen afgeeft aan een ophaler of onderneming als bedoeld in artikel 9, en/of
  • de voorgaande houders of de producent van het produkt dat tot ontstaan van de afvalstoffen heeft geleid .

Artikel 16

1 . Om de drie jaar en voor de eerste maal op 1 april 1995 doen de Lid-Staten aan de Commissie een verslag toekomen over de tenuitvoerlegging van deze richtlijn . Dit verslag wordt opgesteld aan de hand van een volgens de procedure van artikel 18 opgestelde vragenlijst die de Commissie de Lid-Staten zes maanden vóór de hierboven genoemde datum toezendt .

2 . Op basis van de in lid 1 bedoelde verslagen publiceert de Commissie om de drie jaar en voor de eerste maal op 1 april 1996 een samenvattend verslag .

Artikel 17

De wijzigingen die noodzakelijk zijn voor de aanpassing van de bijlagen bij deze richtlijn aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 18 vastgestelde procedure .

Artikel 18

De Commissie wordt bijgestaan door een comité bestaande uit vertegenwoordigers van de Lid-Staten en voorgezeten door de vertegenwoordiger van de Commissie .

De vertegenwoordiger van de Commissie legt het comité een ontwerp voor van de te nemen maatregelen . Het comité brengt advies uit over dit ontwerp binnen een termijn die de voorzitter kan vaststellen naar gelang van de urgentie van de materie . Het comité spreekt zich uit met de meerderheid van stemmen die in artikel 148, lid 2, van het Verdrag is voorgeschreven voor de aanneming van de besluiten die de Raad op voorstel van de Commissie dient te nemen . Bij de stemming in het comité worden de stemmen van de vertegenwoordigers van de Lid-Staten gewogen overeenkomstig genoemd artikel . De voorzitter neemt niet aan de stemming deel .

De Commissie stelt de beoogde maatregelen vast wanneer zij in overeenstemming zijn met het advies van het comité .

Wanneer de beoogde maatregelen niet in overeenstemming zijn met het advies van het comité of indien geen advies is uitgebracht, dient de Commissie onverwijld bij de Raad een voorstel in betreffende de te nemen maatregelen . De Raad besluit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen .

Indien de Raad drie maanden na de indiening van het voorstel bij de Raad geen besluit heeft genomen, worden de voorgestelde maatregelen door de Commissie vastgesteld .";

2 . de artikelen 13, 14 en 15 worden respectievelijk de artikelen 19, 20 en 21;

3 . de volgende bijlagen worden toegevoegd :

"BIJLAGE I

CATEGORIEËN AFVALSTOFFEN

Q1 Produktie - of consumptieresiduen die niet hieronder nader zijn gespecificeerd Q2 Produkten die niet aan de normen voldoen Q3 Produkten waarvan de ge - of verbruiksdatum is verstreken Q4 Stoffen die per ongeluk zijn geloosd, weggelekt en dergelijke . Hieronder vallen ook stoffen en materialen die als gevolg van dergelijke incidenten zijn verontreinigd Q5 Stoffen die zijn besmet of verontreinigd als gevolg van vooraf geplande activiteiten ( bij voorbeeld residuen van schoonmaakwerkzaamheden, verpakkingsmateriaal, houders enz .) Q6 Onbruikbaar materiaal ( bij voorbeeld lege batterijen, uitgewerkte katalysatoren enz .) Q7 Stoffen die onbruikbaar zijn geworden ( bij voorbeeld verontreinigde zuren, verontreinigde oplosmiddelen, uitgewerkte hardingszouten enz .) Q8 Bij industriële procédés ontstane residuen ( bij voorbeeld slakken, distillatieresiduen enz .) Q9 Residuen van afvalzuivering ( bij voorbeeld slib afkomstig van gaswassing, stof afkomstig van luchtfilters, gebruikte filters enz .) Q10 Residuen van de fabricage/bewerking van produkten ( bij voorbeeld bij het draaien of frezen overgebleven residuen enz .) Q11 Bij winning en bewerking van grondstoffen overgebleven residuen ( bij voorbeeld residuen van mijnbouw of oliewinning enz .) Q12 Verontreinigde stoffen ( bij voorbeeld met PCB's verontreinigde olie enz .) Q13 Alle materialen, stoffen of produkten waarvan het gebruik van rechtswege is verboden Q14 Produkten die voor de houder niet of niet meer bruikbaar zijn ( bij voorbeeld artikelen die zijn afgedankt door landbouw, huishoudens, kantoren, winkels, bedrijven enz .) Q15 Verontreinigde materialen, stoffen of produkten die afkomstig zijn van bodemsaneringsactiviteiten Q16 Alle stoffen, materialen of produkten die niet onder de hierboven vermelde categorieën vallen .

BIJLAGE II A

VERWIJDERINGSHANDELINGEN

NB : In deze bijlage II A wordt een overzicht gegeven van verwijderingshandelingen zoals die in de praktijk plaatsvinden . Overeenkomstig artikel 4 moeten de afvalstoffen worden verwijderd zonder gevaar voor de gezondheid van de mens en zonder dat procédés of methoden worden aangewend die nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben .

D1 Het op of in de bodem brengen van afval ( bij voorbeeld stortplaats, enz .) D2 Behandeling op of in de bodem ( bij voorbeeld afbraak door bacteriën van vloeibaar of slibachtig afval in bodems, enz .) D3 Injectie in de diepe ondergrond ( bij voorbeeld injectie van verpompbaar afval in putten, zoutkoepels of natuurlijk gevormde holten ) D4 Opslag in waterbekkens ( bij voorbeeld het lozen van vloeibaar of slibachtig afval in putten, vijvers of lagunen, enz .) D5 Met bijzondere techniek aangelegde stortplaats ( bij voorbeeld storting in aan de binnenzijde waterdicht beklede, afzonderlijke cellen die worden afgedekt en worden afgesloten van elkaar en van de omgeving, enz .) D6 Lozing van vaste afvalstoffen in een watermassa, behalve zeeën/oceanen D7 Lozing in zeeën/oceanen, daaronder begrepen het ingraven in de zeebodem D8 Biologische behandeling die niet elders in deze bijlage wordt omschreven, die resulteert in uiteindelijke verbindingen of mengsels die worden verwijderd volgens één of meer van de in deze bijlage genoemde methoden D9 Fysisch-chemische behandeling die niet elders in deze bijlage wordt omschreven, en die resulteert in uiteindelijke verbindingen of mengsels die worden verwijderd volgens één of meer van de in deze bijlage opgesomde methoden ( bij voorbeeld verdamping, droging, calcinatie, enz .) D10 Verbranding op het land D11 Verbranding op zee D12 Permanente opslag ( bij voorbeeld het installeren van containers in een mijn, enz .) D13 Mengen van stoffen voordat zij worden onderworpen aan een in deze bijlage genoemde handeling D14 Opnieuw verpakken van stoffen voordat zij worden onderworpen aan een in deze bijlage genoemde handeling D15 Opslag in afwachting van een in deze bijlage genoemde handeling, met uitsluiting van voorlopige opslag voorafgaande aan inzameling op de plaats van produktie .

BIJLAGE II B

HANDELINGEN WAARDOOR NUTTIGE TOEPASSING MOGELIJK WORDT

NB : In deze bijlage II B wordt een overzicht gegeven van handelingen voor de nuttige toepassing van afvalstoffen zoals die in de praktijk plaatsvinden . Overeenkomstig artikel 4 moeten de afvalstoffen nuttig worden toegepast zonder gevaar voor de gezondheid van de mens en zonder dat procédés of methoden worden aangewend die nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu .

R1 Terugwinning/regeneratie van oplosmiddelen R2 Recycling/terugwinning van organische stoffen die niet als oplosmiddelen worden gebruikt R3 Recycling/terugwinning van metalen en metaalverbindingen R4 Recycling/terugwinning van andere anorganische materialen R5 Regeneratie van zuren of basen R6 Terugwinning van bestanddelen die worden gebruikt voor de bestrijding van vervuiling R7 Terugwinning van bestanddelen uit katalysatoren R8 Reraffinage van olie of andere vormen van hergebruik van olie R9 Hoofdgebruik als brandstof of als ander middel voor energieopwekking R10 Verspreiding over de grond ten behoeve van de landbouw of het milieu, met inbegrip van compostbemesting en bemesting met andere biologisch omgezette stoffen, behoudens in geval van afvalstoffen die ingevolge artikel 2, lid 1, onder b ), iii ), zijn uitgesloten R11 Gebruik van afvalstoffen die via een van de onder R1 tot en met R10 genoemde handelingen zijn verkregen R12 Ruiling van afvalstoffen om een van de onder R1 tot en met R11 genoemde handelingen te kunnen toepassen R13 Opslag van stoffen om een van de in deze bijlage genoemde handelingen te kunnen toepassen, met uitsluiting van voorlopige opslag voorafgaande aan inzameling op de plaats van produktie .".

Artikel 2

1 . De Lid-Staten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 1 april 1993 aan deze richtlijn te voldoen . Zij stellen de Commissie hiervan onverwijld in kennis .

Wanneer de Lid-Staten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar de onderhavige richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen . De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de Lid-Staten .

2 . De Lid-Staten brengen de tekst van de bepalingen van intern recht die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen ter kennis van de Commissie . Artikel 3

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten . Gedaan te Brussel, 18 maart 1991 . Voor de Raad

De Voorzitter

A . BODRY ( 1 ) PB nr . C 295 van 19 . 11 . 1988, blz . 3, en PB nr . C 326 van 30 . 12 . 1989, blz . 6 . ( 2 ) PB nr . C 158 van 26 . 6. 1989, blz . 232, en advies van 22 februari 1991 ( nog niet verschenen in het Publikatieblad ). ( 3 ) PB nr . C 56 van 6 . 3 . 1989, blz . 2 . ( 4 ) PB nr . L 194 van 25 . 7 . 1975, blz . 47 . ( 5 ) PB nr . C 122 van 18 . 5 . 1990, blz . 2 .

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.