Verordening 1990/3677 - Maatregelen om te voorkomen dat bepaalde stoffen worden misbruikt voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 31990R3677

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

31990R3677

Verordening (EEG) nr. 3677/90 van de Raad van 13 december 1990 houdende maatregelen om te voorkomen dat bepaalde stoffen worden misbruikt voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen

Publicatieblad Nr. L 357 van 20/12/1990 blz. 0001 - 0005

Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 15 Deel 10 blz. 0026

Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 15 Deel 10 blz. 0026

VERORDENING (EEG) Nr. 3677/90 VAN DE RAAD van 13 december 1990 houdende maatregelen om te voorkomen dat bepaalde stoffen worden misbruikt voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, en met name op artikel 113,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende dat op 19 december 1988 te Wenen het Verdrag van de Verenigde Naties is goedgekeurd tegen de sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen, hierna "VN-Verdrag" te noemen ; dat dit Verdrag deel uitmaakt van de wereldwijde inspanningen om het drugmisbruik te bestrijden ; dat de Gemeenschap aan de onderhandelingen over dit Verdrag heeft deelgenomen en haar politieke bereidheid heeft getoond om binnen de grenzen van haar bevoegdheden op te treden;

Overwegende dat het VN-Verdrag een artikel 12 bevat inzake de handel in precursoren, dat wil zeggen stoffen die veelvuldig worden gebruikt bij de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen ; dat de uitvoering van dit artikel een bijdrage van de industrielanden is aan de inspanningen die anderzijds worden gevraagd van de drugsproducerende landen die over het algemeen veel armer zijn dan eerstgenoemde landen ; dat de bepalingen inzake de handel in dergelijke precursoren van invloed zijn op de douanevoorschriften van de Gemeenschap ; dat op grond hiervan het VN-Verdrag op 8 juni 1989 namens de Gemeenschap werd ondertekend ; dat op grond hiervan de Raad op 22 oktober 1990 heeft besloten dit Verdrag te sluiten ; dat het derhalve dienstig is deze politieke wil concreet gestalte te geven door het opstellen van communautaire voorschriften voor de handel tussen de Gemeenschap en derde landen;

Overwegende dat in artikel 12 van het VN-Verdrag wordt uitgegaan van een systeem van toezicht op de handel in de betrokken stoffen ; dat het grootste deel van de handel in deze stoffen legaal is ; dat de bescheiden bij en een eventuele etikettering van de zendingen van deze stoffen voldoende duidelijk moeten zijn ; dat het voorts van belang is de bevoegde autoriteiten niet alleen de nodige middelen te geven om op te treden, maar ook, in de geest van het VN-Verdrag, mechanismen in het leven te roepen die berusten op een nauwe samenwerking met de deelnemers aan het handelsverkeer en op het opzetten van methodes om gegevens te verzamelen;

Overwegende dat een systeem van voorafgaande kennisgeving over zendingen van bepaalde stoffen met onder bepaalde omstandigheden een verbod op de betrokken verrichtingen voor deze situatie het meest geschikt lijkt ; dat verscheidene landen met een dergelijke aanpak reeds zeer positieve resultaten hebben behaald;

Overwegende dat de bevoegde autoriteiten in de Lid-Staten over vergelijkbare mogelijkheden tot optreden moeten beschikken ; dat het derhalve onontbeerlijk is op communautair niveau gemeenschappelijke doelstellingen ter zake vast te stellen ; dat dit aspect van wezenlijk belang is in het licht van de verwezenlijking van de interne markt en de homogene toepassing van de vastgestelde regels ; dat het in dit verband eveneens van belang is dat elke Lid-Staat sancties instelt met een voldoende afschrikkende werking;

Overwegende dat het van belang is mechanismen voor administratieve samenwerking op te zetten, zowel binnen de Gemeenschap als met derde landen die eveneens partij zijn bij het VN-Verdrag ; dat men zich in dit verband, wat de bevoegde autoriteiten in de Gemeenschap betreft, moet laten leiden door Verordening (EEG) nr. 1468/81 van de Raad van 19 mei 1981 betreffende wederzijdse bijstand tussen de administratieve autoriteiten van de Lid-Staten en samenwerking tussen deze autoriteiten en de Commissie, met het oog op de juiste toepassing van de douane- en landbouwvoorschriften (1), gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 945/87 (2) ; dat in het bijzonder moet worden gelet op de vertrouwelijke aard van de ontvangen of uitgewisselde gegevens;

Overwegende dat het, gelet op het VN-Verdrag, van belang is dat de Gemeenschap een bijdrage levert aan de werkzaamheden die de producerende landen verrichten om de drugshandel te bestrijden ; dat er in dit kader bijzondere mechanismen moeten worden ingesteld voor (1) PB nr. L 144 van 2.6.1981, blz. 1. (2) PB nr. L 90 van 2.4.1987, blz. 3. toezicht op de produkten in tabel II van de bijlage wanneer in deze produkten met genoemde landen handel wordt gedreven, ook indien vaststaat dat er over het algemeen een omvangrijke legale handel in deze produkten bestaat ; dat er naar samenwerking met de desbetreffende landen moet worden gestreefd ten einde tot een beter toezicht op die handel te komen;

Overwegende dat het dienstig is te bepalen dat de Commissie specifieke vergaderingen belegt om eventuele problemen bij de toepassing van deze verordening te bespreken en het opzetten en uitbouwen van de administratieve samenwerking ter zake te bevorderen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

TITEL I ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

  • 1. 
    Bij deze verordening worden de maatregelen vastgesteld die moeten worden genomen om toezicht uit te oefenen op de handel tussen de Gemeenschap en derde landen in stoffen die vaak worden gebruikt voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen, zulks ter voorkoming van misbruik.
  • 2. 
    Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder: a) "geregistreerde stof" : elke in de bijlage genoemde stof, met inbegrip van mengsels welke dergelijke stoffen bevatten. Uitgesloten zijn farmaceutische of andere preparaten welke geregistreerde stoffen bevatten die op zodanige wijze zijn vermengd dat dergelijke stoffen niet op eenvoudige wijze kunnen worden gebruikt of met eenvoudige middelen kunnen worden teruggewonnen;
  • b) 
    "invoer" : het daadwerkelijk binnenbrengen van geregistreerde stoffen in het douanegebied van de Gemeenschap;
  • c) 
    "uitvoer" : het daadwerkelijk verlaten van het douanegebied van de Gemeenschap van geregistreerde stoffen dat aanleiding geeft tot een douane-aangifte ten uitvoer;
  • d) 
    "doorvoer" : het vervoer van geregistreerde stoffen tussen derde landen over het douanegebied van de Gemeenschap en elke overlading in dit gebied;
  • e) 
    "deelnemer aan het handelsverkeer" : elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die betrokken is bij de vervaardiging, de voortbrenging, de handel in of de distributie van geregistreerde stoffen in de Gemeenschap of die betrokken is bij andere aanverwante activiteiten zoals invoer, uitvoer, doorvoer, bemiddeling en verwerking van geregistreerde stoffen. Deze definitie omvat met name de niet in loondienst werkzame personen die hetzij als hoofdberoep dan wel als nevenberoep douaneaangiften doen;
  • f) 
    "Internationaal Comité van toezicht op verdovende middelen" : het comité dat werd ingesteld bij het Enkelvoudig Verdrag inzake verdovende middelen van 1961, zoals gewijzigd bij het Protocol van 1972.

TITEL II TOEZICHT OP DE HANDEL

Artikel 2

Documenten, registers en etikettering

De in-, uit- en doorvoer van geregistreerde stoffen zijn onderworpen aan de volgende voorschriften: 1. Elke in-, uit- en doorvoer moet op de juiste wijze zijn gedocumenteerd. Handelsdocumenten zoals facturen, vrachtbrieven, douanepapieren, vervoerdocumenten en andere verzendingsdocumenten moeten voldoende informatie bevatten om de volgende elementen met zekerheid te kunnen vaststellen: - omschrijving van de geregistreerde stof als vermeld in de bijlage;

  • hoeveelheid en gewicht van de geregistreerde stof en, indien deze een mengsel is, hoeveelheid en gewicht van de stof(fen) die in de bijlage staat (staan);
  • naam en adres van de exporteur, de importeur, de distributeur en, voor zover deze bekend is, van de eindontvanger.
  • 2. 
    Wanneer deelnemers aan het handelsverkeer op geregistreerde stoffen die worden in-, uit- of doorgevoerd, merken aanbrengen die betrekking hebben op het soort produkt of de handelsbenaming ervan, moet daarbij de aanduiding van deze stoffen worden vermeld zoals die in de bijlage is opgenomen.
  • 3. 
    Deelnemers aan het handelsverkeer die bij de in-, uiten doorvoer van geregistreerde stoffen zijn betrokken, moeten van deze activiteiten gedetailleerde registers bijhouden.
  • 4. 
    De in de punten 1 en 3 bedoelde documenten en registers moeten worden bewaard gedurende een tijdvak van ten minste twee jaar te rekenen vanaf het einde van het kalenderjaar waarin de in punt 1 bedoelde handeling heeft plaatsgevonden en moeten desgevraagd onverwijld voor eventuele controle ter beschikking van de bevoegde autoriteiten staan.

Artikel 3

Kennisgeving

De Lid-Staten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat er een nauwe samenwerking tot stand wordt gebracht tussen de bevoegde autoriteiten en de deelnemers aan het handelsverkeer en dat deze laatsten de bevoegde autoriteiten onverwijld in kennis stellen van alle voorvallen, zoals ongebruikelijke orders en transacties betreffende geregistreerde stoffen, die doen vermoeden dat dergelijke voor in- of uitvoer bestemde stoffen zullen worden misbruikt voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen of psychotrope stoffen.

Artikel 4

Kennisgeving voorafgaand aan de uitvoer - stoffen van tabel I van de bijlage -

  • 1. 
    Over de uitvoer van de in tabel I van de bijlage opgenomen geregistreerde stoffen moet vooraf een dossier worden ingediend bij de bevoegde autoriteiten van de Lid-Staat waar de douaneformaliteiten tot uitvoer dienen te worden vervuld. Onverminderd hun verplichtingen uit hoofde van artikel 3 dragen de betrokken deelnemers aan het handelsverkeer er zorg voor dat genoemde autoriteiten het betreffende dossier ook inderdaad ten minste 15 werkdagen voordat een douaneaangifte ten uitvoer wordt gedaan, hebben ontvangen.

De bevoegde autoriteiten bevestigen onmiddellijk de ontvangst van het in de vorige alinea bedoelde dossier.

  • 2. 
    Het in lid 1 bedoelde dossier moet de volgende informatie bevatten: - naam en adres van de exporteur, van de importeur in het derde land en van elke andere deelnemer aan het handelsverkeer die betrokken is bij de uitvoer of de verzending alsmede, voor zover de betrokken deelnemer aan het handelsverkeer over deze informatie beschikt, van de eindontvanger;
  • omschrijving van de geregistreerde stof als vermeld in tabel I in de bijlage;
  • hoeveelheid en gewicht van de geregistreerde stof en, indien deze een mengsel is, hoeveelheid en gewicht van de stof(fen) die in de bijlage staat (staan);
  • alle bijzonderheden betreffende de zending, zoals de verwachte datum van verzending, het douanekantoor waar de douaneformaliteiten tot uitvoer zullen worden vervuld, de wijze van vervoer, en, indien bekend, de routebeschrijving, de verwachte plaats van uitgang uit het douanegebied van de Gemeenschap en eventueel van binnenkomst in het land van invoer.
  • 3. 
    Onverminderd de eventuele tenuitvoerlegging van technische maatregelen van repressieve aard wordt de uitvoer van de geregistreerde stoffen van tabel I in de bijlage bij schriftelijke kennisgeving van de bevoegde autoriteiten, waarvan de ontvangst door de betrokken persoon moet worden bevestigd, verboden indien er gegronde redenen zijn om te veronderstellen dat deze stoffen voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen of psychotrope stoffen zijn bestemd.
  • 4. 
    Over de door de deelnemers aan het handelsverkeer ingediende dossiers wordt binnen de in lid 1 genoemde termijn van 15 werkdagen een besluit genomen, in voorkomend geval door afgifte van een uitvoervergunning.

Uitvoer is toegestaan: - indien binnen bovengenoemde termijn geen besluit is genomen over verlenging van deze termijn, geen verzoeken om nadere inlichtingen zijn ontvangen of geen schriftelijke kennisgeving als bedoeld in lid 3 is uitgevaardigd, of

  • op vertoon van een officiële uitvoervergunning, indien de bevoegde autoriteit dergelijke documenten afgeeft.

In alle gevallen moet bij de aangifte ten uitvoer de in lid 1 bedoelde bevestiging van ontvangst of, indien de bevoegde autoriteit dergelijke documenten afgeeft, de uitvoervergunning aan de douaneautoriteiten worden getoond.

  • 5. 
    In geval van verzoeken om inlichtingen voorafgaand aan de uitvoer die door derde landen overeenkomstig artikel 12, lid 10, van het VN-Verdrag aan de Gemeenschap worden gericht: a) worden deze onverwijld door de Commissie aan de bevoegde autoriteiten van de Lid-Staten doorgegeven;
  • b) 
    verstrekken de bevoegde autoriteiten van de betrokken Lid-Staat, voorafgaand aan de uitvoer van geregistreerde stoffen naar het verzoekende land, de in lid 2 bedoelde informatie aan de bevoegde autoriteiten van dit land. Een afschrift van dit antwoord wordt toegezonden aan de Commissie die het aan de overige Lid-Staten doet toekomen;
  • c) 
    kunnen de autoriteiten die dergelijke inlichtingen verstrekken, verlangen dat de autoriteiten in derde landen die deze inlichtingen ontvangen alle economische, bedrijfs-, commerciële of beroepsgeheimen of handelswerkwijzen als vertrouwelijk behandelen.

Artikel 5

Specifieke mechanismen voor de uitvoer - stoffen van tabel II van de bijlage -

Ter aanvulling van het stelsel van toezicht op de internationale handel in geregistreerde stoffen tussen de Gemeenschap en derde landen is artikel 4 mutatis mutandis van toepassing op de uitvoer van de in tabel II van de bijlage vermelde stoffen in alle gevallen waarin blijkt dat laatstgenoemde stoffen rechtstreeks dan wel indirect bestemd zijn voor landen die de Commissie hebben laten weten vooraf te willen worden ingelicht over elke zending van de desbetreffende produkten die hen aangaan, omdat deze kunnen worden gebruikt voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen of van psychotrope stoffen op hun grondgebied.

TITEL III CONTROLEMAATREGELEN

Artikel 6

Bevoegdheden van de bevoegde autoriteiten

  • 1. 
    Om de juiste toepassing van de artikelen 2, 4 en 5 te waarborgen, treft iedere Lid-Staat overeenkomstig zijn eigen wettelijke bepalingen de nodige maatregelen om de bevoegde autoriteiten in staat te stellen om: a) informatie te verkrijgen omtrent alle orders of transacties in verband met geregistreerde stoffen;
  • b) 
    de bedrijfsruimten van de betrokken deelnemers aan het handelsverkeer te betreden ten einde bewijzen van de onregelmatigheden te verzamelen.
  • 2. 
    Onverminderd de in artikel 4, lid 3, artikel 5 en lid 1 van dit artikel vervatte maatregelen kunnen de douaneautoriteiten of andere bevoegde autoriteiten van elke Lid-Staat het binnenbrengen in of het verlaten van het douanegebied van de Gemeenschap van geregistreerde stoffen weigeren respectievelijk verbieden indien zij redelijkerwijs kunnen vermoeden dat deze stoffen bestemd zijn voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen of van psychotrope stoffen.

TITEL IV ADMINISTRATIEVE SAMENWERKING

Artikel 7

Bij de toepassing van deze verordening en onverminderd artikel 10 zijn de bepalingen van Verordening (EEG) nr. 1468/81, inzonderheid die betreffende de vertrouwelijkheid, van overeenkomstige toepassing. Elke Lid-Staat deelt aan de andere Lid-Staten en aan de Commissie mee welke autoriteiten bevoegd zijn om op te treden als correspondent in de zin van artikel 2, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 1468/81.

TITEL V SLOTBEPALINGEN

Artikel 8

Elke Lid-Staat stelt de sancties vast die in geval van inbreuk op de bepalingen van deze verordening moeten worden toegepast. Deze sancties moeten zwaar genoeg zijn om aan te zetten tot inachtneming van deze bepalingen.

Artikel 9

  • 1. 
    Ten einde de bepalingen inzake het toezicht op de handel in geregistreerde stoffen tussen de Gemeenschap en derde landen zo nodig te kunnen bijstellen, verstrekken de bevoegde autoriteiten van elke Lid-Staat jaarlijks aan de Commissie alle relevante informatie over de toepassing van de bij deze verordening vastgestelde toezichtsmaatregelen, met name aangaande de stoffen die bij de illegale vervaardiging van verdovende middelen of psychotrope stoffen zijn gebruikt en aangaande de methoden van ontduiking en illegale vervaardiging.
  • 2. 
    Aan de hand van de in lid 1 genoemde mededelingen stelt de Commissie overeenkomstig artikel 12, lid 12, van het VN-Verdrag en in overleg met de Lid-Staten een jaarlijks verslag op dat aan het Internationaal Comité van toezicht op verdovende middelen wordt voorgelegd.

Artikel 10

De Commissie belegt vergaderingen met de vertegenwoordigers van de Lid-Staten om alle vragen met betrekking tot de toepassing van deze verordening die, hetzij op haar initiatief, hetzij op verzoek van een Lid-Staat, aan de orde kunnen worden gesteld, te onderzoeken.

Artikel 11

Elke Lid-Staat stelt de Commissie in kennis van de maatregelen die hij overeenkomstig deze verordening neemt.

De Commissie deelt deze informatie aan de overige Lid-Staten mee.

Artikel 12

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 1991.

Zij is van toepassing met ingang van 1 juli 1991.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Brussel, 13 december 1990.

Voor de Raad

De Voorzitter

  • P. 
    ROMITA

BIJLAGE

TABEL I

  • Efedrine
  • Ergometrine
  • Ergotamine
  • Lyserginezuur
  • 1-Fenyl-2-Propanon
  • Pseudo-efedrine

De zouten van de in deze tabel opgesomde stoffen in alle gevallen waarin deze zouten kunnen bestaan.

TABEL II

  • Azijnzuuranhydride
  • Aceton
  • Antranilzuur
  • Ethylether
  • Fenylazijnzuur
  • Piperidine

De zouten van de in deze tabel opgesomde stoffen in alle gevallen waarin deze zouten kunnen bestaan.

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.