Verordening 2005/1241 - Opening en de wijze van beheer van een tariefcontingent voor bepaalde levende runderen uit Roemenië, als vastgesteld bij Besluit 2003/18/EG

1.

Wettekst

30.7.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 200/38

 

VERORDENING (EG) Nr. 1241/2005 VAN DE COMMISSIE

van 29 juli 2005

betreffende de opening en de wijze van beheer van een tariefcontingent voor bepaalde levende runderen van oorsprong uit Roemenië, als vastgesteld bij Besluit 2003/18/EG van de Raad

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1254/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector rundvlees (1), en met name op artikel 32, lid 1, eerste alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Besluit 2003/18/EG van de Raad van 19 december 2002 inzake de sluiting van een protocol tot aanpassing van de handelsaspecten van de Europaovereenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en Roemenië, anderzijds, in verband met de resultaten van de onderhandelingen over nieuwe wederzijdse landbouwconcessies (2) voorziet in de opening van tariefcontingenten voor de invoer van levende runderen van oorsprong uit Roemenië.

 

(2)

Besluit 2005/431/EG van de Raad en de Commissie van 25 april 2005 inzake de sluiting van een aanvullend protocol bij de Europaovereenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en Roemenië, anderzijds, in verband met de toetreding van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek tot de Europese Unie (3) voorziet in aanvullende concessies voor de invoer van bepaalde levende runderen uit Roemenië.

 

(3)

De uitvoeringsbepalingen betreffende de opening en de wijze van beheer van de tariefcontingenten voor levende runderen moeten worden vastgesteld voor een periode van meerdere jaren die ingaat op 1 augustus 2005.

 

(4)

Om speculatie te voorkomen is het dienstig de beschikbare hoeveelheden ter beschikking te stellen van marktdeelnemers die kunnen aantonen dat zij daadwerkelijk hoeveelheden van enige omvang invoeren uit derde landen. Met het oog hierop en ter wille van een efficiënt beheer moeten de betrokken handelaren in het jaar dat voorafgaat aan het betrokken contingentjaar, een minimumaantal dieren hebben ingevoerd, wat bovendien een billijke toegang tot de concessies moet garanderen. Aangezien de huidige concessies enkel gelden voor de invoer van dieren uit Roemenië en rekening houdend met de feitelijke invoer uit dat land, kan een partij van 50 dieren als normaal worden beschouwd. Gebleken is dat een transactie slechts als reëel en lonend kan worden beschouwd indien ten minste één partij wordt aangekocht.

 

(5)

Met het oog op de controle op de naleving van deze voorwaarden moet worden geëist dat de aanvragen worden ingediend in de lidstaat waar de importeur in het BTW-register is ingeschreven.

 

(6)

Teneinde speculatie te voorkomen, moet worden bepaald dat importeurs die per 1 januari voorafgaand aan het begin van het betrokken contingentjaar geen levende runderen meer verhandelen, niet in aanmerking komen voor het contingent. Bovendien moet in verband met de invoerrechten een zekerheid worden gesteld in de lidstaat waar de marktdeelnemer in het nationale BTW register is ingeschreven. De invoercertificaten zijn niet overdraagbaar en worden slechts aan de handelaren afgegeven voor de hoeveelheden waarvoor hun rechten tot invoer zijn toegekend.

 

(7)

Om te zorgen voor een gelijkere toegang tot het contingent, waarbij het aantal dieren per aanvraag echter nog lonend moet zijn, moet voor elke aanvraag van invoercertificaten een maximum- en een minimumaantal dieren in acht worden genomen.

 

(8)

Er dient te worden bepaald dat de rechten tot invoer pas na afloop van een bedenktijd worden toegekend en dat daarop eventueel een uniform verlagingspercentage wordt toegepast.

 

(9)

Krachtens artikel 29, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1254/1999 moet de regeling worden beheerd door middel van invoercertificaten. Te dien einde moet worden vastgesteld hoe de aanvragen moeten worden ingediend en welke gegevens de aanvragen en de certificaten moeten bevatten, zo nodig door aanvulling van sommige bepalingen van Verordening (EG) nr. 1445/95 van de Commissie van 26 juni 1995 houdende uitvoeringsbepalingen voor de invoer- en uitvoercertificatenregeling in de sector rundvlees en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2377/80 (4) en Verordening (EG) nr. 1291/2000 van de Commissie van 9 juni 2000 houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen inzake het stelsel van invoer-, uitvoer- en voorfixatiecertificaten voor landbouwproducten (5).

 

(10)

Om de marktdeelnemer te verplichten invoercertificaten voor alle hem toegekende rechten tot invoer aan te vragen, moet worden bepaald dat een dergelijke aanvraag, met betrekking tot de voor de rechten tot invoer te stellen zekerheid, geldt als een primaire eis in de zin van Verordening (EEG) nr. 2220/85 van de Commissie van 22 juli 1985 tot vaststelling van gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen inzake de regeling voor het stellen van zekerheden voor landbouwproducten (6).

 

(11)

Voor een deugdelijk beheer van het contingent is het ook noodzakelijk dat de titularis van het certificaat een echte importeur is. Een dergelijke importeur moet derhalve een actief aandeel hebben in de aankoop, het vervoer en de invoer van de betrokken dieren. Overlegging van het bewijs van deze activiteiten geldt als een primaire eis in verband met de certificaatzekerheid.

 

(12)

Met het oog op een strikte statistische controle van de in het kader van het contingent ingevoerde dieren is de in artikel 8, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1291/2000 bedoelde tolerantie niet van toepassing.

 

(13)

Verordening (EG) nr. 1143/98 van de Commissie van 2 juni 1998 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen voor een tariefcontingent voor niet voor de slacht bestemde koeien en vaarzen van bepaalde bergrassen, van oorsprong uit bepaalde derde landen, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1012/98 (7) is overbodig geworden door de vaststelling van Besluit 2005/431/EG en van Besluit 2005/430/EG van de Raad en de Commissie van 18 april 2005 inzake de sluiting van een aanvullend protocol bij de Europaovereenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Bulgarije, anderzijds, in verband met de toetreding van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek tot de Europese Unie (8). Die verordening moet derhalve worden ingetrokken.

 

(14)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor rundvlees,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Per jaarlijkse periode die loopt van 1 juli tot en met 30 juni van het daaropvolgende jaar, mogen gedurende meerdere jaren telkens 46 000 levende runderen van de GN-codes 0102 90 05, 0102 90 21, 0102 90 29, 0102 90 41, 0102 90 49, 0102 90 51, 0102 90 59, 0102 90 61 of 0102 90 71 van oorsprong uit Roemenië met vrijstelling van rechten in de Gemeenschap worden ingevoerd.

Voor het contingentjaar 2005-2006 evenwel loopt de in de eerste alinea bedoelde contingentperiode van 1 augustus 2005 tot en met 30 juni 2006.

Het volgnummer van het in de eerste alinea bedoelde tariefcontingent is 09.4769.

Artikel 2

  • 1. 
    Om in aanmerking te komen voor het in artikel 1 bedoelde contingent moet de aanvrager van rechten tot invoer een natuurlijke of rechtspersoon zijn. Bij de indiening van de aanvraag moet de aanvrager ten genoegen van de bevoegde instanties van de betrokken lidstaat kunnen aantonen dat hij in het aan het betrokken contingentjaar voorafgaande jaar ten minste 50 dieren van GN-code 0102 90 heeft ingevoerd.

De aanvrager moet ingeschreven zijn in een nationaal BTW-register.

  • 2. 
    Als bewijs van invoer geldt uitsluitend het douanedocument waarmee de goederen in het vrije verkeer zijn gebracht, dat naar behoren is geviseerd door de douaneautoriteiten en waarin naar de betrokken aanvrager wordt verwezen als geadresseerde.

De lidstaten mogen kopieën van de in de eerste alinea bedoelde documenten aanvaarden die door de bevoegde instantie naar behoren zijn gecertificeerd. Wanneer dergelijke kopieën worden aanvaard, moet hiervan voor elke betrokken aanvrager melding worden gemaakt in de in artikel 3, lid 5, bedoelde mededeling van de lidstaten.

  • 3. 
    Marktdeelnemers die op 1 januari voorafgaand aan het betrokken contingentjaar niet meer actief waren in de handel met derde landen in de sector rundvlees, komen niet in aanmerking voor een toewijzing.
  • 4. 
    Ondernemingen die zijn ontstaan na een fusie van ondernemingen die elk een referentie-invoer hebben die in overeenstemming is met het in lid 1 bedoelde minimumaantal, mogen deze referentie-invoer als basis voor hun aanvraag gebruiken.

Artikel 3

  • 1. 
    Aanvragen van rechten tot invoer mogen slechts worden ingediend in de lidstaat waar de aanvrager in een nationaal BTW-register is ingeschreven.
  • 2. 
    Aanvragen van rechten tot invoer moeten betrekking hebben op ten minste 50 dieren en mogen slechts betrekking hebben op maximaal 5 % van het beschikbare aantal.

Indien de aangevraagde aantallen het in de eerste alinea vermelde percentage overschrijden, wordt slechts het bedoelde maximumaantal in aanmerking genomen.

  • 3. 
    Aanvragen van rechten tot invoer moeten uiterlijk op 15 juni voorafgaand aan het betrokken contingentjaar worden ingediend, vóór 13.00 uur plaatselijke tijd Brussel.

Voor de contingentperiode die loopt van 1 augustus 2005 tot en met 30 juni 2006 evenwel moeten de aanvragen van rechten tot invoer uiterlijk op de tiende werkdag na de datum van bekendmaking van de onderhavige verordening in het Publicatieblad van de Europese Unie worden ingediend, vóór 13.00 uur plaatselijke tijd Brussel.

  • 4. 
    Aanvragers mogen voor het in artikel 1 vastgestelde contingent niet meer dan één aanvraag indienen. Wanneer een aanvrager meer dan één aanvraag indient, worden al zijn aanvragen afgewezen.
  • 5. 
    Na verificatie van de ingediende documenten zenden de lidstaten de Commissie, uiterlijk op de tiende werkdag na afloop van de periode voor de indiening van aanvragen, de lijst van de aanvragers en hun adres, met vermelding van de aangevraagde aantallen.

Alle mededelingen, met inbegrip van die waarmee wordt gemeld dat geen aanvragen zijn ingediend, worden per fax of e-mail toegezonden, hetzij met gebruikmaking van het modelformulier in bijlage I, hetzij in een andere door de Commissie aan de lidstaten meegedeelde vorm.

Artikel 4

  • 1. 
    Na de in artikel 3, lid 5, bedoelde mededeling besluit de Commissie zo spoedig mogelijk in welke mate de aanvragen kunnen worden gehonoreerd.
  • 2. 
    Indien de aantallen die zijn vermeld in de in artikel 3 bedoelde aanvragen, de beschikbare aantallen overschrijden, stelt de Commissie een uniforme coëfficiënt vast waarmee de aangevraagde aantallen worden verminderd.

Indien de toepassing van de in de eerste alinea bedoelde verminderingscoëfficiënt leidt tot een saldo van minder dan 50 dieren per aanvraag, wijst de betrokken lidstaat, in het kader van de beschikbare aantallen, bij loting rechten tot invoer van telkens 50 dieren toe. Wanneer minder dan 50 dieren overblijven, wordt voor het betrokken aantal één recht tot invoer toegekend.

Artikel 5

  • 1. 
    De voor de rechten tot invoer te stellen zekerheid bedraagt 3 euro per dier. De zekerheid moet op het moment van indiening van de aanvraag voor rechten tot invoer worden gesteld bij de bevoegde instantie.
  • 2. 
    Voor het toegewezen aantal moeten invoercertificaten worden aangevraagd. Deze verplichting geldt als een primaire eis in de zin van artikel 20, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2220/85.
  • 3. 
    Indien de toepassing van de in artikel 4, lid 2, bedoelde verminderingscoëfficiënt minder rechten tot invoer oplevert dan het aangevraagde aantal, wordt de gestelde zekerheid onverwijld naar evenredigheid vrijgegeven.

Artikel 6

  • 1. 
    De toegewezen aantallen worden na overlegging van één of meer invoercertificaten ingevoerd.
  • 2. 
    Certificaataanvragen mogen alleen worden ingediend in de lidstaat waar de aanvrager rechten tot invoer in het kader van het contingent heeft aangevraagd en gekregen.

Telkens wanneer een invoercertificaat aan de aanvrager wordt afgegeven, worden de daaraan verbonden rechten tot invoer in mindering gebracht op zijn totale aantal rechten op uitvoer.

  • 3. 
    Een invoercertificaat wordt afgegeven op aanvraag en op naam van de marktdeelnemer die de rechten tot invoer heeft gekregen.
  • 4. 
    Op de certificaataanvraag en op het certificaat worden de volgende vermeldingen aangebracht:
 

a)

in vak 8: het land van oorsprong;

 

b)

in vak 16: één of meer van de volgende GN-codes:

 
 

0102 90 05, 0102 90 21, 0102 90 29, 0102 90 41, 0102 90 49, 0102 90 51, 0102 90 59, 0102 90 61 of 0102 90 71;

 

c)

in vak 20: het volgnummer van het betrokken contingent en ten minste één van de in bijlage II opgenomen vermeldingen.

Het certificaat verplicht tot invoer uit het in vak 8 vermelde land.

Artikel 7

  • 1. 
    In afwijking van artikel 9, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1291/2000 zijn de op grond van de onderhavige verordening afgegeven invoercertificaten niet overdraagbaar en geven ze slechts toegang tot de met het tariefcontingent verbonden rechten wanneer ze op dezelfde naam en hetzelfde adres zijn gesteld als die van de geadresseerde in de douaneaangifte voor het vrije verkeer waarvan ze vergezeld gaan.
  • 2. 
    In afwijking van het bepaalde in artikel 3 van Verordening (EG) nr. 1445/95 zijn de invoercertificaten geldig gedurende 150 dagen, te rekenen vanaf de werkelijke datum van afgifte in de zin van artikel 6, lid 3, van de onderhavige verordening. Geen enkel invoercertificaat is nog geldig na 30 juni van elk contingentjaar.
  • 3. 
    Invoercertificaten worden pas afgegeven nadat een zekerheid is gesteld van 20 euro per dier, samengesteld als volgt:
 

a)

de in artikel 5, lid 1, bedoelde zekerheid van 3 euro en

 

b)

een zekerheid van 17 euro die door de aanvrager moet worden gesteld op het moment dat hij de certificaataanvraag indient.

  • 4. 
    De afgegeven certificaten zijn in de gehele Gemeenschap geldig.
  • 5. 
    Artikel 8, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1291/2000 is niet van toepasssing; Daartoe wordt in vak 19 van het certificaat het cijfer „0” (nul) ingevuld.
  • 6. 
    Onverminderd het bepaalde in titel III, afdeling 4, van Verordening (EG) nr. 1291/2000 betreffende het vrijgeven van zekerheden mag de in lid 3 bedoelde zekerheid niet worden vrijgegeven voordat het bewijs is geleverd dat de titularis van het certificaat commercieel en logistiek verantwoordelijk is geweest voor de aankoop, het vervoer en het in het vrije verkeer brengen van de betrokken dieren. Als bewijs geldt:
 

a)

het origineel van de betrokken handelsfactuur of een gewaarmerkte kopie daarvan die aan de titularis is gericht door de verkoper of diens vertegenwoordiger, beiden gevestigd in het derde land van uitvoer, en het bewijs van betaling daarvan door de titularis, of de opening door de titularis van een onherroepelijk documentair krediet ten gunste van de verkoper,

 

b)

het cognossement of, in voorkomend geval, het weg- of luchtvervoersdocument voor de betrokken dieren dat op naam van de titularis is gesteld,

 

c)

een document waaruit blijkt dat de goederen in het vrije verkeer zijn gebracht, met vermelding van de naam en het adres van de titularis als geadresseerde.

Artikel 8

Voor de ingevoerde dieren kan van de in artikel 1 bedoelde vrijstelling van rechten gebruik worden gemaakt na overlegging van hetzij een door het land van uitvoer overeenkomstig Protocol nr. 4 bij de Europaovereenkomst met Roemenië afgegeven certificaat inzake goederenverkeer EUR.1, hetzij een door de exporteur overeenkomstig het bepaalde in het genoemde protocol opgestelde verklaring.

Artikel 9

De Verordeningen (EG) nr. 1445/95 en (EG) nr. 1291/2000 zijn van toepassing onder voorbehoud van het bepaalde in de onderhavige verordening.

Artikel 10

Verordening (EG) nr. 1143/1998 wordt ingetrokken.

Artikel 11

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 augustus 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 juli 2005.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie

 

 

BIJLAGE I

Fax EG (32 2) 292 17 34

E-mail: AGRI-Bovins-Import@cec.eu.int

 

BIJLAGE II

In artikel 6, lid 4, onder c), bedoelde vermeldingen

 

:

Spaans

:

Reglamento (CE) no 1241/2005

:

Tsjechisch

:

Nařízení (ES) č. 1241/2005

:

Deens

:

Forordning (EF) nr. 1241/2005

:

Duits

:

Verordnung (EG) Nr. 1241/2005

:

Ests

:

Määrus (EÜ) nr 1241/2005

:

Grieks

:

Κανονισμός (ΕΚ) αριθ. 1241/2005

:

Engels

:

Regulation (EC) No 1241/2005

:

Frans

:

Règlement (CE) no 1241/2005

:

Italiaans

:

Regolamento (CE) n. 1241/2005

:

Lets

:

Regula (EK) Nr. 1241/2005

:

Litouws

:

Reglamentas (EB) Nr. 1241/2005

:

Hongaars

:

1241/2005/EK rendelet

:

Nederlands

:

Verordening (EG) nr. 1241/2005

:

Pools

:

Rozporządzenie (WE) nr 1241/2005

:

Portugees

:

Regulamento (CE) n.o 1241/2005

:

Slowaaks

:

Nariadenie (ES) č. 1241/2005

:

Sloveens

:

Uredba (ES) št. 1241/2005

:

Fins

:

Asetus (EY) N:o 1241/2005

:

Zweeds

:

Förordning (EG) nr 1241/2005

 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.