Verordening 2005/389 - Afwijkingen van de Verordening 2201/96 en (EG) nr. 800/1999 ten aanzien van bepaalde soorten suiker die zijn gebruikt in bepaalde verwerkte producten op basis van groenten en fruit die worden uitgevoerd naar andere derde landen dan Zwitserland en Liechtenstein

1.

Wettekst

9.3.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 62/12

 

VERORDENING (EG) Nr. 389/2005 VAN DE COMMISSIE

van 8 maart 2005

tot vaststelling van afwijkingen van de Verordeningen (EG) nr. 2201/96 van de Raad en (EG) nr. 800/1999 ten aanzien van bepaalde soorten suiker die zijn gebruikt in bepaalde verwerkte producten op basis van groenten en fruit die worden uitgevoerd naar andere derde landen dan Zwitserland en Liechtenstein

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 2201/96 van de Raad van 28 oktober 1996 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector verwerkte producten op basis van groenten en fruit (1), en met name op artikel 18, lid 7,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

De artikelen 16 en 18 van Verordening (EG) nr. 2201/96 en Verordening (EG) nr. 800/1999 van de Commissie van 15 april 1999 houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen van het stelsel van restituties bij uitvoer voor landbouwproducten (2) zijn van toepassing op de uitvoer van bepaalde soorten suiker die zijn gebruikt in bepaalde verwerkte producten op basis van groenten en fruit.

 

(2)

In artikel 18, lid 6, van Verordening (EG) nr. 2201/96 is bepaald dat, in het geval van een gedifferentieerde restitutie, de restitutie wordt uitbetaald wanneer het bewijs wordt geleverd dat de producten de op het certificaat aangegeven bestemming hebben bereikt of een andere bestemming waarvoor een restitutie is vastgesteld. In dat artikel is ook bepaald dat van deze regel kan worden afgeweken behoudens nader te bepalen voorwaarden die gelijke waarborgen bieden.

 

(3)

Krachtens artikel 3 van Verordening (EG) nr. 800/1999 ontstaat het recht op een uitvoerrestitutie bij invoer in een bepaald derde land, wanneer voor dit derde land een gedifferentieerde restitutievoet van toepassing is. In de artikelen 14, 15 en 16 van die verordening zijn de voorwaarden voor betaling van de gedifferentieerde restitutie vastgesteld en is met name bepaald welke documenten moeten worden overgelegd als bewijs voor de aankomst van het product in het land van bestemming.

 

(4)

In het geval van een gedifferentieerde restitutie wordt ingevolge artikel 18, leden 1 en 2, van Verordening (EG) nr. 800/1999 op verzoek van de exporteur een deel van de restitutie, berekend aan de hand van de laagste restitutievoet, betaald zodra het bewijs is geleverd dat het product het douanegebied van de Gemeenschap heeft verlaten.

 

(5)

De in oktober 2004 ondertekende Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat tot wijziging van de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat van 22 juli 1972, wat de bepalingen betreffende verwerkte landbouwproducten betreft (3) wordt met ingang van 1 februari 2005 op voorlopige basis toegepast ingevolge Besluit 2005/45/EG van de Raad (4) betreffende het sluiten en de voorlopige toepassing van die overeenkomst.

 

(6)

Ingevolge Besluit 2005/45/EG komt suiker (GS-codes 1701, 1702 en 1703) die is gebruikt bij de vervaardiging van bepaalde verwerkte landbouwproducten die naar Zwitserland en Liechtenstein worden uitgevoerd, vanaf 1 februari 2005 niet langer voor uitvoerrestituties in aanmerking.

 

(7)

Krachtens de bij Besluit 2005/45/EG goedgekeurde overeenkomst worden speciale bepalingen over administratieve samenwerking bij de bestrijding van onregelmatigheden en fraude op het gebied van douane en uitvoerrestituties ingevoerd.

 

(8)

In het licht van die bepalingen en teneinde onnodige kosten voor de marktdeelnemers in hun handelsverkeer met andere derde landen te vermijden, is het dienstig van de Verordeningen (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 800/1999 af te wijken voorzover in het geval van gedifferentieerde restituties een bewijs van invoer wordt verlangd. Het is ook dienstig om, wanneer er voor de landen van bestemming in kwestie geen uitvoerrestituties zijn vastgesteld, dit feit bij de vaststelling van de laagste restitutievoet buiten beschouwing te laten.

 

(9)

Aangezien de maatregelen van de bij Besluit 2005/45/EG goedgekeurde Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat vanaf 1 februari 2005 worden toegepast, moet ook deze verordening vanaf die datum van toepassing zijn.

 

(10)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor op basis van groenten en fruit verwerkte producten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In afwijking van artikel 18, lid 6, van Verordening (EG) nr. 2201/96 en artikel 16 van Verordening (EG) nr. 800/1999 is, wanneer de differentiatie van de restitutie enkel het gevolg is van het feit dat voor Zwitserland of Liechtenstein geen restitutie is vastgesteld, voor bepaalde soorten suiker die zijn gebruikt in bepaalde verwerkte producten op basis van groenten en fruit, die onder Verordening (EG) nr. 2201/96 vallen en die zijn opgenomen in de tabellen I en II van Protocol nr. 2 bij de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat van 22 juli 1972, het bewijs dat de douaneformaliteiten bij invoer zijn vervuld, geen voorwaarde voor betaling van de restitutie.

Artikel 2

Bij de vaststelling van de laagste restitutievoet in de zin van artikel 18, lid 2, van Verordening (EG) nr. 800/1999 wordt geen rekening gehouden met het feit dat geen uitvoerrestituties zijn vastgesteld voor de uitvoer naar Zwitserland of Liechtenstein van bepaalde soorten suiker die zijn gebruikt in bepaalde verwerkte producten op basis van groenten en fruit, die onder Verordening (EG) nr. 2201/96 vallen en die zijn opgenomen in de tabellen I en II van Protocol nr. 2 bij de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat van 22 juli 1972.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 februari 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 8 maart 2005.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie

 

 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.