Besluit 2005/359 - Afwijking van bepaalde bepalingen van Richtlijn 2000/29/EG ten aanzien van stammen van eikenhout (Quercus L.), met bast, uit de VS

1.

Wettekst

4.5.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 114/14

 

BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 29 april 2005

houdende afwijking van bepaalde bepalingen van Richtlijn 2000/29/EG van de Raad ten aanzien van stammen van eikenhout (Quercus L.), met bast, van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2005) 1298)

(2005/359/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 2000/29/EG van de Raad van 8 mei 2000 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen (1), en met name op artikel 15, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Op grond van Richtlijn 2000/29/EG mogen stammen van eikenhout (Quercus L.) met bast, van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika, in beginsel niet in de Gemeenschap worden binnengebracht in verband met het gevaar voor insleep van de eikenverwelking veroorzakende schimmel Ceratocystis fagacearum (Bretz) Hunt.

 

(2)

Uit ervaring blijkt dat wat uit de Verenigde Staten ingevoerde stammen betreft, het risico van verspreiding van Ceratocystis fagacearum (Bretz) Hunt voorkomen kan worden door bepaalde maatregelen.

 

(3)

Een van deze maatregelen is begassing. Enkele lidstaten hebben verlangd dat de invoer van dergelijke begaste stammen van eikenhout alleen plaatsvindt via bepaalde havens waar passende behandelings- en inspectiefaciliteiten aanwezig zijn.

 

(4)

Onder bepaalde technische voorwaarden is het bij eikenhout van de „witte eik”-soorten mogelijk de begassing over te slaan. Enkele lidstaten hebben om een aanvullende afwijking verzocht om invoer van witte eik gedurende bepaalde maanden van het jaar mogelijk te maken. Deze tweede afwijking dient beperkt te blijven tot die gebieden van de Gemeenschap waar de potentiële dragers van Ceratocystis fagacearum (Bretz) Hunt in de winter niet of nauwelijks actief zijn, dit wil zeggen gebieden benoorden 45° noorderbreedte.

 

(5)

De Commissie zal ervoor zorgen dat de Verenigde Staten alle noodzakelijke technische informatie verstrekt om te kunnen nagaan of de vereiste beschermende maatregelen goed functioneren.

 

(6)

Het is daarom zinvol de lidstaten een afwijking toe te staan, voor een beperkte tijdsduur, met het oog op de invoer van stammen van eikenhout (Quercus L.), met bast, van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika.

 

(7)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Plantenziektekundig Comité,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

In afwijking van artikel 5, lid 1, van Richtlijn 2000/29/EG en van artikel 13, lid 1, onder a), derde streepje, van die richtlijn ten aanzien van bijlage IV, deel A, rubriek I.3, worden de lidstaten gemachtigd om met ingang van 1 januari 2005 de invoer op hun grondgebied van stammen van eikenhout (Quercus L.), met bast, van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika (hierna „de stammen” genoemd), toe te staan, voorzover voldaan wordt aan de voorwaarden in de artikelen 2 tot en met 7.

Artikel 2

  • 1. 
    Om voor deze uitzondering in aanmerking te komen, dienen de stammen begast en geïdentificeerd te zijn zoals aangegeven in bijlage I.
  • 2. 
    De lidstaten kunnen voor begaste stammen uitzonderingen maken op de voorschriften van artikel 5, lid 1, ten aanzien van natte opslag, en van artikel 5, lid 2, en artikel 6, lid 2.

Artikel 3

  • 1. 
    De stammen mogen alleen in de in bijlage II genoemde havens worden gelost.
  • 2. 
    Op verzoek van de betreffende lidstaat kan de lijst van loshavens in bijlage II door de Commissie gewijzigd worden, na raadpleging van de andere lidstaten.

Artikel 4

  • 1. 
    De op grond van artikel 13 van Richtlijn 2000/29/EG te verrichten inspecties worden in de in bijlage II genoemde havens respectievelijk op de in artikel 5 bedoelde plaats van eerste opslag door speciaal met het oog op deze beschikking geïnstrueerd of opgeleid personeel uitgevoerd, met behulp van de in artikel 21 van genoemde richtlijn bedoelde deskundigen en volgens de daarin opgenomen procedure.

Indien de loshaven en de plaats van eerste opslag zich niet in dezelfde lidstaat bevinden, dienen de betrokken lidstaten regelingen te treffen betreffende de plaats waar de inspecties moeten worden verricht en betreffende de uitwisseling van informatie over de aankomst en de opslag van de zendingen.

  • 2. 
    Deze inspecties omvatten:
 

a)

een onderzoek van elk fytosanitair certificaat;

 

b)

een identiteitscontrole waarbij de merktekens op elke stam en het aantal stammen met de gegevens op het bijbehorende fytosanitaire certificaat worden vergeleken;

 

c)

een in bijlage III beschreven kleurreactietest op een adequaat aantal willekeurig uit elke zending gekozen stammen.

  • 3. 
    Indien uit de inspecties niet blijkt dat de zending volledig voldoet aan de in artikel 2, lid 1, aangegeven voorwaarden, wordt de gehele zending afgekeurd en van het grondgebied van de Gemeenschap verwijderd.

De Commissie en de verantwoordelijke officiële instanties van alle andere lidstaten worden onmiddellijk op de hoogte gesteld van de details van de betreffende zending.

Artikel 5

  • 1. 
    De stammen mogen alleen worden opgeslagen op plaatsen die aan de verantwoordelijke officiële instanties van de betreffende lidstaat zijn gemeld en door die instanties zijn goedgekeurd, en waar passende voorzieningen voor natte opslag beschikbaar zijn voor de in lid 2 bedoelde periode.
  • 2. 
    Ononderbroken natte opslag van de stammen is verplicht uiterlijk vanaf het tijdstip waarop de naburige eikopstanden beginnen te botten.
  • 3. 
    De naburige eikopstanden worden geregeld op daarvoor geschikte tijdstippen door de verantwoordelijke officiële instanties op symptomen van Ceratocystis fagacearum (Bretz) Hunt gecontroleerd.

Wanneer daarbij symptomen van Ceratocystis fagacearum (Bretz) Hunt worden waargenomen, worden volgens daartoe geëigende methoden verdere officiële tests uitgevoerd om na te gaan of de schimmel al dan niet aanwezig is.

Indien de aanwezigheid van Ceratocystis fagacearum (Bretz) Hunt wordt bevestigd, wordt de Commissie daarvan onmiddellijk op de hoogte gesteld.

Artikel 6

  • 1. 
    De stammen mogen slechts op aan de verantwoordelijke officiële instanties gemelde en door hen erkende bedrijven worden verwerkt.
  • 2. 
    Bast en andere verwerkingsresten worden onverwijld op de plaats van verwerking vernietigd.

Artikel 7

  • 1. 
    Elke invoer wordt door de importeur ruim van tevoren gemeld aan de verantwoordelijke officiële instanties van de lidstaat waar de eerste opslag zal geschieden, waarbij wordt aangegeven:
 

a)

het aantal stammen,

 

b)

het land van herkomst,

 

c)

de laadhaven,

 

d)

de loshaven(s),

 

e)

de opslagplaats(en),

 

f)

de plaats(en) waar de verwerking zal plaatsvinden.

  • 2. 
    Wanneer een importeur de geplande invoer van een zending zoals bedoeld in punt 1 aanmeldt, wordt hij voordat die invoer plaatsvindt door de verantwoordelijke officiële instantie op de hoogte gesteld van de in deze beschikking vastgelegde voorwaarden.
  • 3. 
    Kopieën van de in de leden 1 en 2 bedoelde informatie worden door de verantwoordelijke officiële instantie van de betrokken lidstaat aan de bevoegde autoriteit van de loshaven toegezonden.

Artikel 8

  • 1. 
    De lidstaten kunnen voor stammen van de soort Quercus L. die als witte eik worden aangemerkt een uitzondering maken op de eis van begassing zoals bepaald in artikel 2, lid 1, indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
 

a)

de stammen maken deel uit van zendingen die uitsluitend bestaan uit stammen van soorten die tot de groep van de witte eiken behoren;

 

b)

de stammen worden geïdentificeerd overeenkomstig bijlage IV;

 

c)

de stammen verlaten de haven(s) van verzending niet eerder dan 15 oktober en bereiken de plaats van opslag niet later dan 30 april van het daaropvolgende jaar;

 

d)

de stammen worden in natte opslag bewaard;

 

e)

de stammen mogen niet worden binnengebracht in gebieden bezuiden 45° noorderbreedte en mogen ook niet door dergelijke gebieden worden vervoerd; Marseille mag evenwel als loshaven worden gebruikt mits de zending onverwijld naar gebieden benoorden 45° noorderbreedte wordt overgebracht;

 

f)

In plaats van de kleurreactietest ter controle van de begassing wordt voor stammen van witte eik bij de in artikel 4 bedoelde inspecties op een aselecte steekproef van ten minste 10 % van de stammen in elke zending een in bijlage IV omschreven identificatiekleurtest uitgevoerd.

In afwijking van punt c) kan de gewasbeschermingsorganisatie of plantenziektekundige dienst van de lidstaat van opslag toestaan dat zendingen na 30 april van het jaar na dat van verzending gelost en nat opgeslagen worden, indien de aankomst in de loshaven vertraagd is door onvoorzienbare omstandigheden.

  • 2. 
    Lid 1 is niet van toepassing op Griekenland, Spanje, Italië, Cyprus, Malta en Portugal.

Artikel 9

De lidstaten delen de Commissie en de andere lidstaten de tekst mee van de bepalingen die zij goedkeuren op basis van de in artikel 1 genoemde machtiging.

Artikel 10

Lidstaten die gebruik hebben gemaakt van de uitzondering waarin deze beschikking voorziet, brengen uiterlijk op 30 juni 2007 verslag uit aan de Commissie over de werking ervan. Dit verslag dient gegevens over de geïmporteerde hoeveelheden te bevatten.

Zo nodig wordt uiterlijk op 30 juni 2009 een vergelijkbaar verslag ingediend.

Artikel 11

Deze beschikking vervalt op 31 december 2010.

Artikel 12

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 29 april 2005.

Voor de Commissie

Markos KYPRIANOU

Lid van de Commissie

 

 

BIJLAGE I

VOORSCHRIFTEN BETREFFENDE BEGASSING EN GERELATEERDE IDENTIFICATIE ZOALS BEDOELD IN ARTIKEL 2, LID 1

 
 

1.

De stammen moeten op een ondoorlatende ondergrond en onder een gasdicht zeil op zodanige wijze en tot zodanige hoogte worden opgestapeld dat het gas ertussen kan circuleren.

 
 

2.

Onverminderd enige andere exportvoorschriften van de officiële gewasbeschermingsorganisatie van de Verenigde Staten van Amerika, de Animal and Plant Health Inspection Service (APHIS), dient de stapel begast te worden met pure methylbromide in een minimumdosering van 240 g/m3 van het totale volume onder de afdekking, gedurende 72 uur en bij een temperatuur van de stammen van ten minste + 5 °C. Na 24 uur behandeling dient een aanvullende dosis gas te worden toegediend om bovengenoemde concentratie opnieuw te bereiken; gedurende de hele behandeling moet de temperatuur van de stammen op ten minste +5 °C worden gehandhaafd. Op grond van wetenschappelijk onderzoek en volgens de in artikel 18, lid 2, van Richtlijn 2000/29/EG vastgestelde procedure kan worden besloten dat andere methoden moeten of mogen worden toegepast.

 
 

3.

De in de punten 1 en 2 beschreven begassing moet worden uitgevoerd door officieel erkende begassers die over de nodige voorzieningen en daarvoor gekwalificeerd personeel beschikken.

Het personeel moet uitvoerig worden geïnformeerd over de wijze waarop de stammen moeten worden begast.

De lijsten van de erkende begassers, en de daarin aangebrachte wijzigingen, worden aan de Commissie meegedeeld. De Commissie behoudt zich het recht voor bepaalde erkende begassers niet langer te accepteren in het kader van deze beschikking. De plaatsen waar de erkende begassers de begassing uitvoeren, dienen bij voorkeur gelegen te zijn in de havens van verzending naar de Gemeenschap, maar de betrokken officiële gewasbeschermingsorganisatie kan toestaan dat de begassing op daarvoor geselecteerde plaatsen in het binnenland plaatsvindt.

 
 

4.

Op het grootste zaagvlak van iedere stam van de stapel wordt een niet verwijderbare identificatiecode (cijfers en/of letters) van de begaste partij aangebracht. De identificatiecode van een begaste partij wordt slechts aan één verzender toegekend. Deze code mag niet zijn gebruikt voor stammen van andere partijen. De erkende begassers houden een register bij van de toegekende identificatiecodes.

 
 

5.

De ambtenaren van de betrokken officiële gewasbeschermingsorganisatie of van daarmee samenwerkende diensten van een staat/provincie houden op de plaatsen waar de begassing wordt uitgevoerd, rechtstreeks toezicht op iedere begassing en op de in punt 4 bedoelde identificatie, teneinde te garanderen dat aan de in de punten 1, 2, 3 en 4 genoemde eisen wordt voldaan.

 
 

6.

Het op grond van artikel 13, lid 1, onder b), van Richtlijn 2000/29/EG vereiste officiële fytosanitaire certificaat wordt na begassing afgegeven door de betrokken officiële gewasbeschermingsorganisatie. Dit certificaat is gebaseerd op de in punt 5 bedoelde maatregelen en op het in artikel 6 van genoemde richtlijn bedoelde onderzoek met betrekking tot de in artikel 6, lid 1, onder a), van die richtlijn en in deze bijlage vastgestelde voorwaarden.

 
 

7.

Op het certificaat moeten niet alleen de in de rubriek „Bestrijdings- en/of ontsmettingsbehandeling” gevraagde gegevens worden vermeld, maar ook de botanische naam van het geslacht of de soort, het aantal stammen waaruit de zending bestaat en de in punt 4 bedoelde identificatiecode van de begaste partij.

In de rubriek „Aanvullende verklaring” moet in ieder geval de volgende vermelding worden aangebracht:

„Ondergetekende verklaart hierbij dat de zending stammen waarop dit certificaat betrekking heeft, begast is door .................... (erkend begasser) .................... te .................... (begassingsplaats) .................... overeenkomstig de bepalingen van bijlage I van Beschikking 2005/359/EG van de Commissie.”

 
 

8.

Bij stammen die via Canadese havens verzonden worden, kunnen alle of een deel van de in punt 1 tot en met 7 genoemde maatregelen die door de betrokken officiële gewasbeschermingsorganisatie genomen moeten worden, uitgevoerd worden door de Canadian Food Inspection Agency (CFIA).

 

BIJLAGE II

LOSHAVENS

 

1.

Amsterdam

 

2.

Antwerpen

 

3.

Arhus

 

4.

Bilbao

 

5.

Bremen

 

6.

Bremerhaven

 

7.

Kopenhagen

 

8.

Hamburg

 

9.

Klaipeda

 

10.

Larnaca

 

11.

Lauterborg

 

12.

Livorno

 

13.

Le Havre

 

14.

Lemesos

 

15.

Lissabon

 

16.

Marseille

 

17.

Marsaxlokk

 

18.

Muuga

 

19.

Napels

 

20.

Nordenham

 

21.

Porto

 

22.

Piraeus

 

23.

Ravenna

 

24.

Rostock

 

25.

Rotterdam

 

26.

Salerno

 

27.

Sines

 

28.

Stralsund

 

29.

Valencia

 

30.

Valletta

 

31.

Venetië

 

32.

Vigo

 

33.

Wismar

 

34.

Zeebrugge

 

BIJLAGE III

KLEURREACTIETEST

De in artikel 4, lid 2, onder c), bedoelde kleurreactietest wordt als volgt uitgevoerd:

 
 

Met een aanwasboor worden op plekken waar de bast onbeschadigd is en die zich ten minste 1 m van de uiteinden van de stam bevinden, monsters genomen over de hele dikte van het spint. De monsters worden ondergedompeld in een recent bereide (minder dan één dag oude) 1 %-oplossing van gedistilleerd water met 2,3,5-trifenyltetrazoliumchloride. Monsters die na drie dagen onderdompeling in de oplossing geen rode verkleuring laten zien, worden geacht goed te zijn begast.

 

BIJLAGE IV

IDENTIFICATIE VAN STAMMEN VAN WITTE EIK

 
 

1.

Ambtenaren van de betrokken bevoegde officiële instantie moeten voorzover mogelijk met behulp van visuele middelen of via een identificatiekleurtest zoals omschreven in punt 2 nagaan of elke stam als witte eik kan worden aangemerkt. Deze identificatiekleurtest moet op ten minste 10 % van de stammen van de zending worden uitgevoerd.

 
 

2.

Bij de identificatiekleurtest om na te gaan of de stammen als witte eik kunnen worden aangemerkt, wordt op een schone en drooggemaakte plek kernhout van ten minste 5 cm diameter een 10 %-natriumnitrietoplossing gespoten of met de kwast aangebracht. Binnen 20 tot 60 minuten na het aanbrengen van de oplossing wordt het resultaat van de test geëvalueerd. Bij temperaturen beneden 2,5 °C mag 20 % ethyleenglycol als antivriesmiddel aan de oplossing worden toegevoegd. Stammen die op de behandelde plek eerst roodbruin en daarna grijsblauw tot zwart worden, worden geacht stammen van witte eik te zijn.

 
 

3.

Iedere stam wordt onder toezicht van de betrokken officiële gewasbeschermingsorganisatie of van ambtenaren van een met die instantie samenwerkende staat of provincie gemerkt met de letters „WO” (White Oak).

 
 

4.

Het op grond van artikel 13, lid 1, onder b), van Richtlijn 2000/29/EG vereiste fytosanitaire certificaat wordt door de betrokken bevoegde officiële instantie afgegeven op grond van de in de punten 1, 2 en 3 aangegeven maatregelen. Op het certificaat worden de botanische benaming van het geslacht of de soort en het aantal stammen in de zending vermeld. Onder de rubriek „Aanvullende verklaring” wordt vermeld:

„Hierbij wordt verklaard dat onder dit certificaat uitsluitend stammen van de soort witte eik worden verzonden.”.

 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.