Verordening 2003/1084 - Onderzoek van wijzigingen in de voorwaarden van een door een bevoegde instantie van een lidstaat verleende vergunning voor het in de handel brengen van geneesmiddelen voor menselijk gebruik en geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 32003R1084

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

32003R1084

Verordening (EG) nr. 1084/2003 van de Commissie van 3 juni 2003 betreffende het onderzoek van wijzigingen in de voorwaarden van een door een bevoegde instantie van een lidstaat verleende vergunning voor het in de handel brengen van geneesmiddelen voor menselijk gebruik en geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik (Voor de EER relevante tekst)

Publicatieblad Nr. L 159 van 27/06/2003 blz. 0001 - 0023

Verordening (EG) nr. 1084/2003 van de Commissie

van 3 juni 2003

betreffende het onderzoek van wijzigingen in de voorwaarden van een door een bevoegde instantie van een lidstaat verleende vergunning voor het in de handel brengen van geneesmiddelen voor menselijk gebruik en geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik(1), inzonderheid op artikel 35, lid 1,

Gelet op Richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik(2), inzonderheid op artikel 39, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

  • (1) 
    In het licht van de praktijkervaring bij de toepassing van Verordening (EG) nr. 541/95 van de Commissie van 10 maart 1995 betreffende het onderzoek van wijzigingen in de voorwaarden van een vergunning om een geneesmiddel in de handel te brengen, die door een bevoegde instantie van een lidstaat is afgegeven(3), gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1146/98(4), is het wenselijk de procedure voor het wijzigen van de voorwaarden van een vergunning voor het in de handel brengen te vereenvoudigen.
  • (2) 
    Enkele van de in Verordening (EG) nr. 541/95 vastgestelde procedures moeten bijgevolg worden aangepast, zonder evenwel af te wijken van de algemene beginselen waarop die procedures zijn gebaseerd.
  • (3) 
    Ingevolge de goedkeuring van de Richtlijnen 2001/82/EG en 2001/83/EG, waarbij de Gemeenschapswetgeving inzake respectievelijk geneesmiddelen voor menselijk gebruik en geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik werd gecodificeerd, moeten de verwijzingen naar bepalingen van die wetgeving worden bijgewerkt.
  • (4) 
    Deze verordening moet ook blijven gelden voor het onderzoek van aanvragen voor wijzigingen in de voorwaarden van een vergunning voor het in de handel brengen die is verleend overeenkomstig Richtlijn 87/22/EEG van de Raad(5), welke bij Richtlijn 93/41/EEG(6) is ingetrokken.
  • (5) 
    Het is wenselijk te voorzien in een vereenvoudigde en snelle kennisgevingsprocedure om het mogelijk te maken bepaalde kleine veranderingen aan te brengen die geen invloed hebben op de goedgekeurde kwaliteit, veiligheid of werkzaamheid van het product, zonder voorafgaande beoordeling door de rapporterende lidstaat. Voor andere typen kleine wijzigingen echter moet nog steeds een beoordeling van de ingediende documentatie door de rapporterende lidstaat worden vereist.
  • (6) 
    In de gevallen waarin de beoordelingsprocedure wordt gehandhaafd, moet de rapporterende lidstaat het dossier namens alle betrokken lidstaten beoordelen teneinde dubbel werk te voorkomen.
  • (7) 
    De verschillende typen kleine wijzigingen moeten worden ingedeeld volgens de voorwaarden waaraan moet worden voldaan om de te volgen procedure te bepalen; het is met name noodzakelijk een nauwkeurige definitie te geven van het type kleine wijziging waarvoor geen voorafgaande beoordeling vereist is.
  • (8) 
    Het is noodzakelijk de definitie van een "uitbreiding" van een vergunning voor het in de handel brengen te verduidelijken, hoewel het nog steeds mogelijk moet blijven om een afzonderlijke, volledige aanvraag voor een vergunning voor het in de handel brengen in te dienen voor een geneesmiddel waarvoor reeds een vergunning is verleend, maar onder een andere naam en met een andere samenvatting van de productkenmerken.
  • (9) 
    Het is wenselijk de nationale instanties van de rapporterende lidstaten de mogelijkheid te bieden de beoordelingsperiode in spoedeisende gevallen te verkorten of deze periode bij een ingrijpende wijziging die belangrijke veranderingen met zich brengt, te verlengen.
  • (10) 
    De termijn voor de procedure die moet worden gevolgd wanneer de bevoegde instantie urgente beperkende veiligheidsmaatregelen oplegt, moet worden verduidelijkt.
  • (11) 
    Er moet voor verdere verduidelijking worden gezorgd betreffende de herziening van de samenvatting van de productkenmerken, de etikettering en de bijsluiter; niettemin mogen de in deze verordening vastgestelde procedures niet van toepassing zijn op wijzigingen in de etikettering of de bijsluiter die niet voortvloeien uit wijzigingen in de samenvatting van de productkenmerken.
  • (12) 
    Omwille van de duidelijkheid is het wenselijk Verordening (EG) nr. 541/95 te vervangen.
  • (13) 
    De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor geneesmiddelen voor menselijk gebruik en het Permanent Comité voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voorwerp

In deze verordening wordt de procedure vastgesteld voor het onderzoek van kennisgevingen van en aanvragen voor wijzigingen in de voorwaarden van een vergunning voor het in de handel brengen van geneesmiddelen die zijn beschouwd als vallende binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 87/22/EEG, geneesmiddelen waarvoor de procedures van wederzijdse erkenning zijn gevolgd die zijn vastgesteld in de artikelen 17 en 18 en artikel 28, lid 4, van Richtlijn 2001/83/EG of de artikelen 21 en 22 en artikel 32, lid 4, van Richtlijn 2001/82/EG, en geneesmiddelen waarvoor wordt verwezen naar de procedures die zijn vastgesteld in de artikelen 32, 33 en 34 van Richtlijn 2001/83/EG of de artikelen 36, 37 en 38 van Richtlijn 2001/82/EG.

Artikel 2

Werkingssfeer

Deze verordening is niet van toepassing op:

  • a) 
    uitbreidingen van vergunningen voor het in de handel brengen die voldoen aan de in bijlage II van deze verordening vermelde voorwaarden;
  • b) 
    overdrachten van vergunningen voor het in de handel brengen aan een nieuwe houder;
  • c) 
    veranderingen in de maximumwaarde voor residuen, zoals gedefinieerd in artikel 1, lid 1, onder b), van Verordening (EEG) nr. 2377/90 van de Raad(7).

De in lid 1, onder a), bedoelde uitbreidingen worden onderzocht overeenkomstig de procedure als bedoeld in artikel 17 van Richtlijn 2001/83/EG en artikel 21 van Richtlijn 2001/82/EG.

Artikel 3

Definities

Voor deze verordening gelden de volgende definities:

  • 1. 
    "wijziging van de voorwaarden van een vergunning om een geneesmiddel in de handel te brengen":
  • a) 
    voor geneesmiddelen voor menselijk gebruik: een wijziging in de inhoud van de in de artikelen 8 tot en met 12 van Richtlijn 2001/83/EG bedoelde documenten;
  • b) 
    voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik: een wijziging in de inhoud van de in de artikelen 12 tot en met 15 van Richtlijn 2001/82/EG bedoelde documenten;
  • 2. 
    "kleine wijziging" van type IA of type IB: een in bijlage I opgenomen wijziging die aan de daarin vermelde voorwaarden voldoet;
  • 3. 
    "ingrijpende wijziging" van type II: een wijziging die niet als een kleine wijziging of een uitbreiding van de vergunning voor het in de handel brengen kan worden beschouwd;
  • 4. 
    "rapporterende lidstaat": de lidstaat die voor een bepaald geneesmiddel het beoordelingsrapport heeft samengesteld dat als uitgangspunt is gebruikt voor de in artikel 1 bedoelde procedures, of de lidstaat die door de houder van de vergunning met het oog op de toepassing van deze verordening als zodanig is gekozen;
  • 5. 
    "urgente beperkende veiligheidsmaatregel": elke tussentijdse wijziging in de productinformatie betreffende met name een of meer van de volgende punten in de samenvatting van de productkenmerken, de indicaties, de dosering, de contra-indicaties, de waarschuwingen, de soorten waarvoor het geneesmiddel bestemd is, en de wachttijden na toediening, naar aanleiding van nieuwe, voor een veilig gebruik van het geneesmiddel relevante informatie.

Artikel 4

Kennisgevingsprocedure voor kleine wijzigingen van type IA

  • 1. 
    Met betrekking tot kleine wijzigingen van type IA zendt de houder van de vergunning voor het in de handel brengen (hierna de "houder" genoemd) tegelijkertijd aan de bevoegde instanties van de lidstaten waar het geneesmiddel is toegelaten, een kennisgeving toe vergezeld van:
  • a) 
    alle nodige documenten, met inbegrip van die welke ten gevolge van de wijziging zijn gewijzigd;
  • b) 
    een lijst van de betrokken lidstaten met opgave van de rapporterende lidstaat voor het geneesmiddel in kwestie;
  • c) 
    de desbetreffende vergoedingen waarin de toepasselijke nationale voorschriften in de betrokken lidstaten voorzien.
  • 2. 
    Een kennisgeving heeft betrekking op slechts één wijziging van type IA. Indien verschillende wijzigingen van type IA in de voorwaarden van één enkele vergunning voor het in de handel brengen moeten worden aangebracht, wordt voor elke aangevraagde wijziging van type IA een afzonderlijke kennisgeving toegezonden; elk van deze kennisgevingen moet ook een verwijzing naar de andere kennisgevingen bevatten.
  • 3. 
    Wanneer een wijziging van type IA in de vergunning voor het in de handel brengen andere wijzigingen van type IA met zich brengt, kunnen al deze wijzigingen, in afwijking van lid 2, in één kennisgeving worden opgenomen. Die ene kennisgeving bevat een beschrijving van het verband tussen deze bij elkaar horende wijzigingen van type IA.
  • 4. 
    Wanneer een wijziging aanleiding geeft tot herziening van de samenvatting van de productkenmerken, de etikettering en de bijsluiter, wordt dit als onderdeel van de wijziging beschouwd.
  • 5. 
    Indien de kennisgeving voldoet aan de in de leden 1 tot en met 4 vermelde eisen, erkent de bevoegde instantie van de rapporterende lidstaat de geldigheid van deze kennisgeving binnen 14 dagen volgend op de ontvangst van de kennisgeving en stelt zij de andere betrokken bevoegde instanties en de houder hiervan in kennis.

Elke betrokken bevoegde instantie actualiseert waar nodig de vergunning voor het in de handel brengen, die overeenkomstig artikel 6 van Richtlijn 2001/83/EG of artikel 5 van Richtlijn 2001/82/EG is verleend.

Artikel 5

Kennisgevingsprocedure voor kleine wijzigingen van type IB

  • 1. 
    Met betrekking tot kleine wijzigingen van type IB zendt de houder tegelijkertijd aan de bevoegde instanties van de lidstaten waar het geneesmiddel is toegelaten, een kennisgeving toe vergezeld van:
  • a) 
    alle nodige documenten, met inbegrip van die welke ten gevolge van de wijziging zijn gewijzigd;
  • b) 
    een lijst van de betrokken lidstaten met opgave van de rapporterende lidstaat voor het geneesmiddel in kwestie;
  • c) 
    de desbetreffende vergoedingen waarin de toepasselijke nationale voorschriften in de betrokken lidstaten voorzien.
  • 2. 
    Een kennisgeving heeft betrekking op slechts één wijziging van type IB. Indien verschillende wijzigingen van type IB in de voorwaarden van één enkele vergunning voor het in de handel brengen moeten worden aangebracht, wordt voor elke aangevraagde wijziging van type IB een afzonderlijke kennisgeving toegezonden; elk van deze kennisgevingen moet ook een verwijzing naar de andere kennisgevingen bevatten.
  • 3. 
    Wanneer een wijziging van type IB in de vergunning voor het in de handel brengen andere wijzigingen van type IA of type IB met zich brengt, kunnen al deze bij elkaar horende wijzigingen, in afwijking van lid 2, in één kennisgeving van type IB worden opgenomen. Die ene kennisgeving bevat een beschrijving van het verband tussen deze bij elkaar horende wijzigingen van type I.
  • 4. 
    Wanneer een wijziging aanleiding geeft tot herziening van de samenvatting van de productkenmerken, de etikettering en de bijsluiter, wordt dit als onderdeel van de wijziging beschouwd.
  • 5. 
    Indien de kennisgeving voldoet aan de in de leden 1 tot en met 4 vermelde eisen, bevestigt de bevoegde instantie van de rapporterende lidstaat de ontvangst van een geldige kennisgeving en start zij de in de leden 6 tot en met 11 vastgestelde procedure.
  • 6. 
    Indien de bevoegde instantie van de rapporterende lidstaat niet binnen 30 dagen na de datum van bevestiging van de ontvangst van een geldige kennisgeving haar advies als bedoeld in lid 8 aan de houder heeft toegezonden, worden alle bevoegde instanties van de betrokken lidstaten geacht de ter kennis gebrachte wijziging te hebben aanvaard.

De bevoegde instantie van de rapporterende lidstaat stelt de andere bevoegde instanties van de betrokken lidstaten daarvan in kennis.

  • 7. 
    Elke betrokken bevoegde instantie actualiseert waar nodig de vergunning voor het in de handel brengen, die overeenkomstig artikel 6 van Richtlijn 2001/83/EG of artikel 5 van Richtlijn 2001/82/EG is verleend.
  • 8. 
    Indien de bevoegde instantie van de rapporterende lidstaat van oordeel is dat de kennisgeving niet kan worden aanvaard, deelt zij dit binnen de in lid 6 vermelde termijn mede aan de houder die de kennisgeving heeft toegezonden, met opgave van de redenen waarop haar advies is gebaseerd.
  • 9. 
    De houder kan de kennisgeving binnen 30 dagen na ontvangst van het in lid 8 bedoelde advies zodanig wijzigen dat naar behoren rekening wordt gehouden met de in het advies opgegeven redenen. In dit geval gelden de bepalingen van de leden 6 en 7 voor de gewijzigde kennisgeving.
  • 10. 
    Indien de houder de kennisgeving niet wijzigt, wordt de kennisgeving geacht te zijn afgewezen. De bevoegde instantie van de rapporterende lidstaat stelt de houder en de andere betrokken bevoegde instanties hiervan onverwijld in kennis.
  • 11. 
    Binnen tien dagen na het verstrekken van de in lid 10 bedoelde informatie kunnen de bevoegde instanties van de betrokken lidstaten of de houder de zaak aan het Bureau voorleggen voor de toepassing van artikel 35, lid 2, van Richtlijn 2001/83/EG of artikel 39, lid 2, van Richtlijn 2001/82/EG.

Artikel 6

Goedkeuringsprocedure voor ingrijpende wijzigingen van type II

  • 1. 
    Met betrekking tot ingrijpende wijzigingen van type II dient de houder tegelijkertijd bij de bevoegde instanties van de lidstaten waar het geneesmiddel is toegelaten, een aanvraag in vergezeld van:
  • a) 
    de relevante gegevens en bescheiden als bedoeld in de artikelen 8 tot en met 12 van Richtlijn 2001/83/EG of de artikelen 12 tot en met 15 van Richtlijn 2001/82/EG;
  • b) 
    de gegevens ter ondersteuning van de aangevraagde wijziging;
  • c) 
    de gewijzigde tekst van alle documenten die ten gevolge van de aanvraag zijn gewijzigd;
  • d) 
    een toevoeging aan of bewerking van bestaande rapporten/overzichten/samenvattingen van deskundigen, waarin de aangevraagde wijziging is verwerkt;
  • e) 
    een lijst van de lidstaten die bij de aanvraag voor een ingrijpende wijziging van type II zijn betrokken, met opgave van de rapporterende lidstaat voor het geneesmiddel in kwestie;
  • f) 
    de desbetreffende vergoedingen waarin de toepasselijke nationale voorschriften in de betrokken lidstaten voorzien.
  • 2. 
    Een aanvraag heeft betrekking op slechts één wijziging van type II. Indien verschillende wijzigingen van type II in één enkele vergunning voor het in de handel brengen moeten worden aangebracht, wordt voor elke aangevraagde wijziging een afzonderlijke aanvraag ingediend; elk van deze aanvragen moet een verwijzing naar de andere aanvragen bevatten.
  • 3. 
    Wanneer een wijziging van type II andere wijzigingen met zich brengt, kunnen al deze wijzigingen, in afwijking van lid 2, in één aanvraag worden opgenomen. Die ene aanvraag bevat een beschrijving van het verband tussen deze bij elkaar horende wijzigingen.
  • 4. 
    Wanneer een wijziging aanleiding geeft tot herziening van de samenvatting van de productkenmerken, de etikettering en de bijsluiter, wordt dit als onderdeel van de wijziging beschouwd.
  • 5. 
    Indien de aanvraag voldoet aan de in de leden 1 tot en met 4 vermelde eisen, stellen de bevoegde instanties van de betrokken lidstaten de bevoegde instantie van de rapporterende lidstaat onverwijld in kennis van de ontvangst van de geldige aanvraag.
  • 6. 
    De bevoegde instantie van de rapporterende lidstaat stelt de andere bevoegde instanties van de betrokken lidstaten en de houder in kennis van de aanvangsdatum van de in de leden 7 tot en met 13 vastgestelde procedure.
  • 7. 
    Binnen 60 dagen na de aanvang van de procedure stelt de bevoegde instantie van de rapporterende lidstaat een beoordelingsrapport en een ontwerp-besluit op die aan de andere betrokken bevoegde instanties worden toegezonden.

Deze termijn kan worden verkort vanwege het spoedeisende karakter van de zaak, met name om veiligheidsredenen.

Deze termijn kan tot 90 dagen worden verlengd voor wijzigingen betreffende veranderingen in of toevoegingen aan de therapeutische indicaties.

Deze termijn wordt tot 90 dagen verlengd voor wijzigingen betreffende een verandering in of een toevoeging van een niet voor de productie van levensmiddelen gebruikte soort waarvoor het geneesmiddel bestemd is.

  • 8. 
    Binnen de in lid 7 vastgestelde termijnen kan de bevoegde instantie van de rapporterende lidstaat de houder verzoeken aanvullende informatie te verstrekken binnen een door die bevoegde instantie vastgestelde termijn. De procedure wordt geschorst totdat de aanvullende informatie is verstrekt. In dit geval kunnen de in lid 7 vastgestelde termijnen worden verlengd met een extra periode die door de bevoegde instantie van de rapporterende lidstaat wordt bepaald.

De bevoegde instantie van de rapporterende lidstaat stelt de andere betrokken bevoegde instanties hiervan in kennis.

  • 9. 
    Binnen 30 dagen na ontvangst van het ontwerp-besluit en het beoordelingsrapport erkennen de andere bevoegde instanties van de betrokken lidstaten het ontwerp-besluit en stellen zij de bevoegde instantie van de rapporterende lidstaat hiervan in kennis.

De bevoegde instantie van de rapporterende lidstaat beëindigt de procedure en stelt de andere betrokken bevoegde instanties en de houder hiervan in kennis.

  • 10. 
    Elke betrokken bevoegde instantie actualiseert waar nodig de desbetreffende vergunning voor het in de handel brengen, die krachtens artikel 6 van Richtlijn 2001/83/EG of artikel 5 van Richtlijn 2001/82/EG is verleend, overeenkomstig het in lid 9 bedoelde ontwerp-besluit.
  • 11. 
    Besluiten inzake wijzigingen betreffende veiligheidskwesties worden ten uitvoer gelegd binnen een termijn zoals overeengekomen tussen de bevoegde instantie van de rapporterende lidstaat en de houder in overleg met de andere bevoegde instanties van de betrokken lidstaten.
  • 12. 
    Indien binnen de in lid 9 vastgestelde termijn wederzijdse erkenning van het ontwerp-besluit van de bevoegde instantie van de rapporterende lidstaat voor een of meer bevoegde instanties niet mogelijk is, is de procedure als bedoeld in artikel 35, lid 2, van Richtlijn 2001/83/EG of artikel 39, lid 2, van Richtlijn 2001/82/EG van toepassing.
  • 13. 
    Wanneer de bevoegde instanties van de bij de aanvraag betrokken lidstaten van oordeel zijn dat de wijziging niet kan worden aanvaard, kan de houder binnen tien dagen na beëindiging van de in lid 8 vermelde procedure de zaak aan het Bureau voorleggen voor de toepassing van artikel 35, lid 2, van Richtlijn 2001/83/EG of artikel 39, lid 2, van Richtlijn 2001/82/EG.

Artikel 7

Griepvaccins voor de mens

  • 1. 
    Met betrekking tot wijzigingen in de voorwaarden van vergunningen voor het in de handel brengen van griepvaccins voor de mens is de in de leden 2 tot en met 5 vastgestelde procedure van toepassing.
  • 2. 
    Binnen 30 dagen volgend op de aanvangsdatum van de procedure stelt de bevoegde instantie van de rapporterende lidstaat een beoordelingsrapport op basis van de kwaliteitsdocumenten als bedoeld in deel 3 van bijlage I van Richtlijn 2001/83/EG en een ontwerp-besluit op die aan de andere betrokken bevoegde instanties worden toegezonden.
  • 3. 
    Binnen de in lid 2 vastgestelde termijn kan de bevoegde instantie van de rapporterende lidstaat de houder verzoeken aanvullende informatie te verstrekken. Zij licht de andere bevoegde instanties van de betrokken lidstaten hierover in.
  • 4. 
    Binnen twaalf dagen na ontvangst van het ontwerp-besluit en het beoordelingsrapport erkennen de andere bevoegde instanties van de betrokken lidstaten het ontwerp-besluit en stellen zij de bevoegde instantie van de rapporterende lidstaat hiervan in kennis.
  • 5. 
    De klinische gegevens en indien van toepassing de gegevens over de stabiliteit van het geneesmiddel worden door de houder toegezonden aan de bevoegde instantie van de rapporterende lidstaat en aan de andere bevoegde instanties van de betrokken lidstaten ten laatste twaalf dagen na het verstrijken van de in lid 4 vastgestelde termijn.

De bevoegde instantie van de rapporterende lidstaat beoordeelt deze gegevens en stelt binnen zeven dagen na ontvangst van de gegevens een definitief besluit op. De andere betrokken bevoegde instanties erkennen het definitieve ontwerp-besluit en keuren binnen zeven dagen na ontvangst van het ontwerp van definitief besluit een besluit goed in overeenstemming met het definitieve ontwerp-besluit.

  • 6. 
    Wanneer tijdens de in de leden 2 tot en met 5 vastgestelde procedure een bevoegde instantie een kwestie van volksgezondheid aan de orde stelt die zij als een belemmering voor de wederzijdse erkenning van het te nemen besluit beschouwt, is de procedure als bedoeld in artikel 35, lid 2, van Richtlijn 2001/83/EG van toepassing.

Artikel 8

Pandemische situatie met betrekking tot ziekten bij de mens

In een pandemische situatie met betrekking tot het menselijk griepvirus die door de Wereldgezondheidsorganisatie of door de Gemeenschap in het kader van Beschikking nr. 2119/98/EG van het Europees Parlement en de Raad(8) naar behoren wordt erkend, kunnen de bevoegde instanties de wijziging in de voorwaarden van de vergunning voor het in de handel brengen van griepvaccins voor de mens bij uitzondering en tijdelijk goedgekeurd achten zodra een aanvraag is ontvangen en voordat de in artikel 7 vastgestelde procedure is beëindigd. Niettemin kunnen tijdens deze procedure volledige gegevens betreffende de klinische veiligheid en werkzaamheid worden ingediend.

In een pandemische situatie met betrekking tot andere ziekten bij de mens dan het menselijk griepvirus kunnen de eerste alinea en artikel 7 met de nodige veranderingen worden toegepast.

Artikel 9

Urgente beperkende veiligheidsmaatregelen

  • 1. 
    Indien de houder, wanneer er sprake is van risico's voor de volksgezondheid of de gezondheid van dieren, urgente beperkende veiligheidsmaatregelen neemt, stelt hij de bevoegde instanties daarvan onverwijld in kennis. Indien de bevoegde instanties binnen 24 uren na ontvangst van die informatie geen bezwaar hebben gemaakt, worden de urgente beperkende veiligheidsmaatregelen geacht te zijn aanvaard.

De urgente beperkende veiligheidsmaatregel wordt binnen de met de bevoegde instanties overeengekomen termijn uitgevoerd.

De overeenkomstige aanvraag voor een wijziging waarin de urgente beperkende veiligheidsmaatregel tot uiting komt, wordt onmiddellijk en in geen geval later dan 15 dagen na het nemen van de urgente beperkende veiligheidsmaatregel bij de bevoegde instanties ingediend voor de toepassing van de in artikel 6 vastgestelde procedures.

  • 2. 
    Wanneer bevoegde instanties urgente beperkende veiligheidsmaatregelen opleggen aan de houder, is de houder verplicht een aanvraag voor een wijziging in te dienen, rekening houdend met de door de bevoegde instanties opgelegde beperkende veiligheidsmaatregelen.

De urgente beperkende veiligheidsmaatregel wordt binnen de met de bevoegde instanties overeengekomen termijn uitgevoerd.

De overeenkomstige aanvraag voor een wijziging waarin de urgente beperkende veiligheidsmaatregel tot uiting komt, met inbegrip van de nodige documentatie tot staving van de verandering, wordt onmiddellijk en in geen geval later dan 15 dagen na het nemen van de urgente beperkende veiligheidsmaatregel bij de betrokken bevoegde instanties ingediend voor de toepassing van de in artikel 6 vastgestelde procedures.

Dit lid laat artikel 36 van Richtlijn 2001/83/EG en artikel 40 van Richtlijn 2001/82/EG onverlet.

Artikel 10

Intrekking

Verordening (EG) nr. 541/95 wordt ingetrokken.

Verwijzingen naar de ingetrokken verordening worden geïnterpreteerd als verwijzingen naar deze verordening.

Artikel 11

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is vanaf 1 oktober 2003 van toepassing.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, op 3 juni 2003.

Voor de Commissie

Erkki Liikanen

Lid van de Commissie

  • (1) 
    PB L 311 van 28.11.2001, blz. 67.
  • (2) 
    PB L 311 van 28.11.2001, blz. 1.
  • (3) 
    PB L 55 van 11.3.1995, blz. 7.
  • (4) 
    PB L 159 van 3.6.1998, blz. 31.
  • (5) 
    PB L 15 van 17.1.1987, blz. 38.
  • (6) 
    PB L 214 van 24.8.1993, blz. 40.
  • (7) 
    PB L 224 van 18.8.1990, blz. 1.
  • (8) 
    PB L 268 van 3.10.1998, blz. 1.

BIJLAGE I

LIJST VAN EN VOORWAARDEN VOOR KLEINE WIJZIGINGEN (TYPE IA EN IB) IN EEN VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN ALS BEDOELD IN DE ARTIKELEN 3 TOT EN MET 5

Inleiding

De titels van de wijzigingen zijn genummerd en subcategorieën worden aangeduid door letters en cijfers in een kleiner letterformaat. De voorwaarden die voor een gegeven wijziging moeten worden vervuld om ofwel de procedure van type IA, ofwel de procedure van type IB te volgen, worden voor elke subcategorie beschreven en onder elke wijziging opgegeven.

Om eventuele andere veranderingen mee op te nemen, moeten aanvragen voor bijbehorende of parallelle wijzigingen, die aan de aangevraagde wijziging kunnen worden gerelateerd, tegelijkertijd worden ingediend en moet het verband tussen deze wijzigingen duidelijk worden beschreven.

Voor kennisgevingen die een goedkeuringscertificaat van de Europese Farmacopee bevatten en indien de wijziging betrekking heeft op het voor het certificaat ingediende dossier, moet de voor deze wijziging vereiste documentatie worden ingediend bij het European Directorate for the Quality of Medicines (EDQM). Indien het certificaat na beoordeling van deze wijziging wordt herzien, moeten de desbetreffende vergunningen voor het in de handel brengen worden geactualiseerd. In veel gevallen kan dit gebeuren door middel van een kennisgeving van type IA.

Een biologisch geneesmiddel is een product waarvan de werkzame stof een biologische stof is. Een biologische stof is een stof die wordt voortgebracht door of geëxtraheerd uit een biologische bron en waarvoor een combinatie van fysisch-chemisch-biologische beproeving alsmede het productieprocédé en de controle daarop vereist zijn voor het bepalen van de kenmerken en de kwaliteit van de stof.

Bijgevolg worden de volgende producten beschouwd als biologische geneesmiddelen: immunologische geneesmiddelen en uit menselijk bloed of van menselijk plasma bereide geneesmiddelen, zoals gedefinieerd in respectievelijk artikel 1, lid 4, en artikel 1, lid 10, van Richtlijn 2001/83/EG; immunologische geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik, zoals gedefinieerd in artikel 1, lid 7, van Richtlijn 2001/82/EG; geneesmiddelen die binnen het toepassingsgebied van deel A van de bijlage bij Verordening (EEG) nr. 2309/93 van de Raad(1) vallen; geneesmiddelen voor geavanceerde therapieën, zoals gedefinieerd in deel 4 van bijlage I bij Richtlijn 2001/83/EG.

Een verandering in het fabricageprocédé van een niet-eiwitachtig bestanddeel door de latere invoering van een biotechnologische stap kan worden aangebracht overeenkomstig de bepalingen van de wijzigingen van type I nr. 15 of nr. 21, naar gelang van het geval. Deze specifieke wijziging laat andere in deze bijlage opgenomen wijzigingen die in deze specifieke context kunnen worden aangebracht, onverlet. De opname in een geneesmiddel van een eiwitachtig bestanddeel dat is verkregen met behulp van een biotechnologisch procédé dat in deel A van de bijlage bij Verordening (EEG) nr. 2309/93 wordt vermeld, valt binnen het toepassingsgebied van die verordening. De communautaire wetgeving die op specifieke groepen producten van toepassing is(2), wordt nageleefd.

Het is niet nodig de bevoegde instanties kennis te geven van een geactualiseerde monografie van de Europese Farmacopee of een nationale farmacopee van een lidstaat wanneer de geactualiseerde monografie binnen zes maanden na de bekendmaking ervan wordt nageleefd en in het dossier van een toegelaten geneesmiddel naar de "huidige uitgave" wordt verwezen.

In dit document heeft testprocedure dezelfde betekenis als analytische procedure en heeft grenswaarden dezelfde betekenis als acceptatiecriteria.

De Commissie zal in overleg met de lidstaten, het Bureau en de belanghebbende partijen gedetailleerde instructies inzake de in te dienen documentatie opstellen en publiceren.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

  • (1) 
    PB L 214 van 24.8.1993, blz. 1.
  • (2) 
    Voedingsmiddelen en voedselingrediënten in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 258/97 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 43 van 14.2.1997, blz. 1), kleurstoffen voor gebruik in levensmiddelen binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 94/36/EG van de Raad (PB L 237 van 10.9.1994, blz. 13), additieven voor voedingsmiddelen binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 88/388/EEG van de Raad (PB L 184 van 15.7.1988, blz. 61), extractiemiddelen in de zin van Richtlijn 88/344/EEG van de Raad (PB L 157 van 24.6.1988, blz. 28), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 92/115/EEG (PB L 409 van 31.12.1992, blz. 31), en voedingsmiddelen en voedselingrediënten die zijn ontwikkeld via een biotechnologische stap die in de fabricage/productie is geïntroduceerd, hoeven niet ter kennis te worden gebracht als een wijziging in de voorwaarden van een vergunning voor het in de handel brengen.

BIJLAGE II

WIJZIGINGEN IN EEN VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN IN EEN AANVRAAG VOOR EEN UITBREIDING ZOALS BEDOELD IN ARTIKEL 2

Deze wijzigingen, die hierna worden vermeld, zullen worden beschouwd als een aanvraag voor een "uitbreiding" zoals bedoeld in artikel 2.

Een uitbreiding of een wijziging van de bestaande vergunning voor het in de handel brengen zal door de bevoegde instanties moeten worden goedgekeurd.

De naam van het geneesmiddel zal voor de "uitbreiding" dezelfde zijn als voor de bestaande vergunning voor het in de handel brengen van het geneesmiddel.

De Commissie zal in overleg met de lidstaten, het Bureau en de belanghebbende partijen gedetailleerde instructies inzake de in te dienen documentatie opstellen en publiceren.

Wijzigingen waarvoor een aanvraag voor een uitbreiding nodig is

  • 1. 
    Veranderingen in de werkzame stof(fen)
  • i) 
    Vervanging van de werkzame stof(fen) door een ander zout/ester/complex/derivaat (met dezelfde therapeutische groep) wanneer de kenmerken inzake werkzaamheid/veiligheid niet significant verschillen;
  • ii) 
    vervanging door een ander isomeer of een ander isomeermengsel of vervanging van een mengsel door één isomeer (bv. vervanging van het racemaat door één enantiomeer) wanneer de kenmerken inzake werkzaamheid/veiligheid niet significant verschillen;
  • iii) 
    vervanging van een biologische stof of een via biotechnologische procédés geproduceerde stof door een stof met een enigszins andere moleculestructuur. Wijziging van de vector die voor de productie van het antigeen of de grondstof wordt gebruikt, inclusief een nieuwe moedercelbank met een andere herkomst wanneer de kenmerken inzake werkzaamheid/veiligheid niet significant verschillen;
  • iv) 
    een nieuw ligand of een nieuw koppelingsmechanisme voor een radiofarmaceuticum;
  • v) 
    verandering in het extractiesolvent of de verhouding kruidengeneesmiddel tot kruidenpreparaat wanneer de kenmerken inzake werkzaamheid/veiligheid niet significant verschillen.
  • 2. 
    Veranderingen in de sterkte, de farmaceutische vorm en de toedieningsweg
  • i) 
    Verandering in de biobeschikbaarheid;
  • ii) 
    verandering in de farmacokinetiek, bijvoorbeeld in de afgiftesnelheid;
  • iii) 
    verandering van de sterkte/potentie of toevoeging van een nieuwe sterkte/potentie;
  • iv) 
    verandering van de farmaceutische vorm of toevoeging van een nieuwe farmaceutische vorm;
  • v) 
    verandering van de toedieningsweg of toevoeging van een nieuwe toedieningsweg(1).
  • 3. 
    Andere veranderingen die specifiek betrekking hebben op geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik die bestemd zijn om te worden toegediend aan voor de productie van levensmiddelen gebruikte dieren

Verandering in of toevoeging van een soort waarvoor het geneesmiddel bestemd is.

  • (1) 
    Bij parenterale toediening moet onderscheid worden gemaakt tussen intra-arteriële, intraveneuze, intramusculaire, subcutane en andere toedieningswegen. Bij de toediening aan gevogelte worden inhalatie, orale toediening en oculaire toediening (verneveling) voor vaccinatie als gelijkwaardige toedieningswegen beschouwd.

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.