Verordening 2003/456 - Specifieke voorwaarden op het gebied van de vooruitbetaling van de uitvoerrestitutie voor bepaalde producten van de rundvleessector die onder het stelsel van douane-entrepots of vrije zones zijn geplaatst

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 32003R0456

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

32003R0456

Verordening (EG) nr. 456/2003 van de Commissie van 12 maart 2003 tot vaststelling van specifieke voorwaarden op het gebied van de vooruitbetaling van de uitvoerrestitutie voor bepaalde producten van de rundvleessector die onder het stelsel van douane-entrepots of vrije zones zijn geplaatst

Publicatieblad Nr. L 069 van 13/03/2003 blz. 0018 - 0020

Verordening (EG) nr. 456/2003 van de Commissie

van 12 maart 2003

tot vaststelling van specifieke voorwaarden op het gebied van de vooruitbetaling van de uitvoerrestitutie voor bepaalde producten van de rundvleessector die onder het stelsel van douane-entrepots of vrije zones zijn geplaatst

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1254/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector rundvlees(1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2345/2001 van de Commissie(2), en met name op artikel 33, lid 12,

Overwegende hetgeen volgt:

  • (1) 
    In titel II, hoofdstuk 3, van Verordening (EG) nr. 800/1999 van de Commissie van 15 april 1999 houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen van het stelsel van restituties bij uitvoer voor landbouwproducten(3), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 253/2002(4), zijn de voorwaarden vastgesteld waaronder de restitutie voor producten of goederen die onder het stelsel van douane-entrepot of vrije zone zijn geplaatst, vooruit mag worden betaald.
  • (2) 
    In verband met de omstandigheden waaronder bepaalde soorten rundvlees zonder been worden geproduceerd en die waaronder dat vlees, op basis van opslag, onder de regeling van vooruitbetaling van de restitutie wordt geplaatst, enerzijds, en de wijze waarop deze producten worden uitgevoerd, anderzijds, moeten de in artikel 27 van Verordening (EG) nr. 800/1999 bedoelde controlevoorschriften worden aangevuld met specifieke bepalingen. Deze aanvullende bepalingen hebben met name betrekking op het opzetten, door de marktdeelnemers die van deze regeling gebruik willen maken, van een gecomputeriseerd gegevensbestand dat is goedgekeurd door de met de controle belaste douaneautoriteit en waartoe deze rechtstreeks toegang heeft.
  • (3) 
    Voor bepaalde producten van de rundvleessector moet worden afgeweken van de in artikel 29, lid 5, van Verordening (EG) nr. 800/1999 genoemde periode waarin de producten onder het stelsel van douane-entrepots of vrije zones mogen blijven. Voor een goede werking van het stelsel en rekening houdend met de bijzondere omstandigheden van de rundvleessector, moet deze periode op vier maanden worden gebracht.
  • (4) 
    Om de transparantie van de verrichtingen en de doelmatigheid en de snelheid van de controles te verbeteren, moet het aantal verrichtingen in bepaalde fasen van de procedure worden beperkt.
  • (5) 
    Voor de goede werking van de regeling moeten criteria voor de controle worden vastgesteld, alsmede de frequentie van de controles en de maatregelen die moeten worden getroffen wanneer een discrepantie wordt geconstateerd tussen de fysieke voorraad en de in het gegevensbestand geregistreerde voorraad. Bovendien moet worden afgeweken van artikel 26, lid 7, van Verordening (EG) nr. 800/1999.
  • (6) 
    Het Comité van beheer voor rundvlees heeft geen advies uitgebracht binnen de door zijn voorzitter gestelde termijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Onverminderd de bepalingen van Verordening (EG) nr. 800/1999 voor de producten van de codes 0201 30 00 91/00 en 0201 30 00 91/20 van de bij Verordening (EEG) nr. 3846/87 van de Commissie(5) vastgestelde landbouwproductennomenclatuur voor de uitvoerrestituties, zijn met betrekking tot de vooruitbetaling van de uitvoerrestitutie, wanneer de producten onder het stelsel van douane-entrepots of vrije zones zijn geplaatst, de bij deze verordening vastgestelde voorschriften van toepassing.

Artikel 2

  • 1. 
    Voor de in artikel 1 bedoelde producten is toepassing van de regeling inzake vooruitbetaling van de restitutie op basis van opslag mogelijk, op voorwaarde dat de douaneautoriteit die met de controle en het beheer van deze regeling is belast, daarvoor schriftelijk toestemming verleent.
  • 2. 
    De in lid 1 bedoelde toestemming wordt alleen verleend aan marktdeelnemers die zich er schriftelijk toe verbinden een elektronisch gegevensbestand bij te houden voor de producten waarvoor de vooruitbetalingsregeling wordt toegepast (hierna "gegevensbestand" te noemen). Wanneer de opslag op verschillende locaties plaatsvindt, mag de toestemming worden verleend voor elke opslagplaats waar een een gegevensbestand wordt bijgehouden.

Indien de opslag geheel of gedeeltelijk wordt verricht door een namens de marktdeelnemer handelende derde, mag het gegevensbestand door deze laatste worden bijgehouden onder de verantwoordelijkheid van de marktdeelnemer die blijft instaan voor de juistheid van de gegevens.

De bevoegde douaneautoriteit verifieert vooraf het bestaan en onderzoekt de werking van het gegevensbestand, waartoe zij op elk moment rechtstreeks en zonder voorafgaande melding toegang moet hebben. De wijze waarop het gegevensbestand kan worden geraadpleegd, wordt gepreciseerd in de in lid 1 bedoelde schriftelijke toestemming.

Artikel 3

Het gegevensbestand moet zo zijn opgezet dat:

  • a) 
    gedurende de gehele opslagperiode het onder de regeling vallende vlees administratief kan worden getraceerd;
  • b) 
    op elk moment de stand van zaken kan worden opgemaakt met betrekking tot de in entrepot geplaatste hoeveelheid vlees. Deze stand van zaken moet kunnen worden opgemaakt ten aanzien van elk van in de derde alinea genoemde criteria.

De onder a) bedoelde traceerbaarheid is gebaseerd op een unieke identificatie van alle vlees dat is verkregen bij één uitbeningsverrichting die wordt uitgevoerd voordat de producten onder de regeling inzake vooruitbetaling van de restitutie worden geplaatst. Onder uitbeningsverrichting wordt verstaan de hoeveelheid vlees zonder been die in een dag of een dagdeel wordt geproduceerd.

De in de tweede alinea bedoelde unieke identificatie omvat:

  • een uniek nummer;
  • de datum waarop het vlees zonder been is geproduceerd;
  • het nummer van het in artikel 4 van Verordening (EEG) nr. 1964/82 van de Commissie(6) bedoelde "attest uitgebeend vlees";
  • het aantal dozen per soort verkregen deelstuk, met een vermelding van het nettogewicht vóór invriezing.

Artikel 4

  • 1. 
    Het gegevensbestand wordt bijgehouden door opneming van de hoeveelheden ingeslagen en uitgeslagen producten, uiterlijk op de datum van indiening van:
  • a) 
    de in artikel 26, lid 1, van Verordening (EG) nr. 800/1999 bedoelde betalingsaangifte;
  • b) 
    de in artikel 32 van Verordening (EG) nr. 800/1999 bedoelde aangifte ten uitvoer.
  • 2. 
    Wanneer producten worden opgeslagen in een andere lidstaat dan die waar de betalingsaangifte is geaccepteerd, moet dit duidelijk in het gegevensbestand worden vermeld. Wanneer de marktdeelnemer van plan is gebruik te maken van deze opslagmogelijkheid, stelt hij de douaneautoriteit daarvan in kennis. Deze autoriteit keurt met name de manier goed waarop de betrokken producten in het gegevensbestand worden opgenomen en kunnen worden getraceerd.

Artikel 5

De douaneautoriteit aanvaardt de in artikel 4 bedoelde aangiften alleen indien zij heeft kunnen vaststellen dat in het gegevensbestand de verrichting waarvoor de aangifte is gedaan, staat vermeld als "ingeslagen" of "uitgeslagen".

De douaneautoriteit kan de in artikel 4 genoemde aangiften evenwel ook aanvaarden zonder eerst de in de eerste alinea genoemde vaststelling te hebben gedaan. In dat geval moet de marktdeelnemer aan de autoriteit bevestigen dat de overeenkomstige vermelding in het gegevensbestand is ingevoerd. De douaneautoriteit kan de vaststellingen dus uitstellen en groeperen, maar moet in ieder geval minimaal eens per periode van twee kalendermaanden vaststellingen doen.

Artikel 6

Wanneer artikel 30 van Verordening (EG) nr. 800/1999 van toepassing is, aanvaardt de autoriteit van de lidstaat van opslag het controle-exemplaar T5 en de verklaring van uitvoer alleen indien de marktdeelnemer bevestigt dat de overeenkomstige vermelding in het gegevensbestand is opgenomen.

In dat geval vergewist de douaneautoriteit van de lidstaat waar de betalingsaangifte is aanvaard, zich ervan, overeenkomstig het bepaalde in artikel 5, tweede alinea, dat de verrichting in het gegevensbestand staat vermeld.

Artikel 7

Per uitbeningsverrichting kunnen maximaal twee betalingsaangiften worden aanvaard. Een betalingsaangifte kan betrekking hebben op maximaal twee "attesten uitgebeend vlees" als bedoeld in artikel 4 van Verordening (EEG) nr. 1964/82.

Artikel 8

In afwijking van artikel 29, lid 5, van Verordening (EG) nr. 800/1999, bedraagt de periode waarin de producten onder een stelsel van douane-entrepots of van vrije zones mogen blijven, vier maanden, te rekenen vanaf de dag waarop de betalingsaangifte wordt aanvaard.

Artikel 9

  • 1. 
    De douaneautoriteit verricht ten minste tweemaal per kalenderjaar een onaangekondigde controle met betrekking tot de werking en de inhoud van het gegevensbestand.

In totaal wordt minimaal 5 % gecontroleerd van de totale hoeveelheid producten die volgens het gegevensbestand is opgeslagen op de datum waarop de controle aanvangt. Gecontroleerd wordt of het in de opslagplaats geselecteerde vlees kan worden getraceerd in het gegevensbestand en omgekeerd of het in het gegevensbestand ingevoerde vlees zich in de opslagplaats bevindt.

Over iedere controle wordt een verslag opgemaakt.

Indien het te controleren monster betrekking heeft op vlees dat is opgeslagen in entrepots op het grondgebied van andere lidstaten, leidt de douaneautoriteit de in artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 515/97 van de Raad(7) bedoelde procedure van wederzijdse bijstand in.

  • 2. 
    De douaneautoriteit stelt het voor de betaling van de restitutie verantwoordelijke orgaan in kennis van:
  • a) 
    elke gegeven of ingetrokken toestemming;
  • b) 
    elke verrichte controle.

Wanneer het vermoeden bestaat dat zich onregelmatigheden hebben voorgedaan, kunnen de betaalorganen de douaneautoriteit verzoeken een controle te verrichten.

  • 3. 
    De bepalingen van artikel 26, lid 7, van Verordening (EG) nr. 800/1999 gelden niet voor producten die worden gecontroleerd op grond van de onderhavige verordening.

Artikel 10

Als de douaneautoriteit een discrepantie tussen de fysieke voorraad en de in het gegevensbestand geregistreerde voorraad of een inbreuk op artikel 4, lid 2, constateert, wordt de in artikel 2, lid 1, bedoelde toestemming ingetrokken voor een door de lidstaten vast te stellen periode die niet korter mag zijn dan drie maanden, te rekenen vanaf de datum waarop het probleem is geconstateerd.

De toestemming wordt niet ingetrokken als de inbreuk op artikel 4, lid 2, of de discrepantie tussen de fysieke voorraad en de in het gegevensbestand geregistreerde voorraad het gevolg is van overmacht.

De toestemming wordt evenmin ingetrokken als de ontbrekende of niet in het gegevensbestand geregistreerde hoeveelheden niet meer bedragen dan 1 % van het totale gewicht van de voor de controle geselecteerde producten en als deze anomalieën zijn toe te schrijven aan omissies of eenvoudige administratieve fouten, op voorwaarde dat corrigerende maatregelen worden getroffen om te voorkomen dat dergelijke anomalieën zich in de toekomst weer voordoen. Bij herhaling kan de douaneautoriteit de toestemming intrekken.

Artikel 11

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing voor betalingsaangiften die op of na 1 oktober 2003 zijn aanvaard.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 12 maart 2003.

Voor de Commissie

Franz Fischler

Lid van de Commissie

  • (1) 
    PB L 160 van 26.6.1999, blz. 21.
  • (2) 
    PB L 315 van 1.12.2001, blz. 29.
  • (3) 
    PB L 102 van 17.4.1999, blz. 11.
  • (4) 
    PB L 183 van 12.7.2002, blz. 12.
  • (5) 
    PB L 366 van 24.12.1987, blz. 1.
  • (6) 
    PB L 212 van 21.7.1982, blz. 48.
  • (7) 
    PB L 82 van 22.3.1997, blz. 1.

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.