Verordening 2001/1148 - Handelsnormcontroles voor verse groenten en fruit

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 32001R1148

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

32001R1148

Verordening (EG) nr. 1148/2001 van de Commissie van 12 juni 2001 betreffende de handelsnormcontroles voor verse groenten en fruit

Publicatieblad Nr. L 156 van 13/06/2001 blz. 0009 - 0022

Verordening (EG) nr. 1148/2001 van de Commissie

van 12 juni 2001

betreffende de handelsnormcontroles voor verse groenten en fruit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 2200/96 van de Raad van 28 oktober 1996 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector groenten en fruit(1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 911/2001 van de Commissie(2), en met name op artikel 10,

Overwegende hetgeen volgt:

  • (1) 
    Verordening (EEG) nr. 2251/92 van de Commissie van 29 juli 1992 inzake de kwaliteitscontrole van verse groenten en fruit(3), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 766/97(4), moet op vele punten worden gewijzigd om rekening te houden met de ontwikkeling en de professionalisering van de handel in verse groenten en fruit en met wijzigingen in de gemeenschappelijke ordening der markten in deze sector, en om bepaalde onnauwkeurigheden in de verordening te corrigeren. Om ervoor te zorgen dat de nieuwe teksten eenvoudig en duidelijk worden, is het dienstig deze regelgeving volledig te herwerken en Verordening (EEG) nr. 2251/92 in te trekken.
  • (2) 
    De lidstaten moeten de controle-instanties aanwijzen die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de normcontroles in alle stadia van de afzet. Aangezien de situatie per lidstaat aanzienlijk kan verschillen, is het dienstig in iedere lidstaat een van deze instanties of een andere instantie te belasten met de contacten en de coördinatie tussen alle aangewezen instanties.
  • (3) 
    De normcontroles moeten steekproefsgewijs plaatsvinden en moeten vooral worden gericht op de marktdeelnemers bij wie het risico dat goederen worden aangetroffen die niet aan de handelsnormen voldoen, het grootst is. Naar gelang van de kenmerken van de nationale markt moeten de lidstaten regels vaststellen om te bepalen welke categorie marktdeelnemers prioritair gecontroleerd moet worden. Om de transparantie van de controlevoorwaarden te waarborgen, is het wenselijk dat deze regels worden meegedeeld aan de Commissie. Informatie over de marktdeelnemers en hun belangrijkste kenmerken is een onmisbaar instrument om te komen tot doelgerichte controles door de lidstaten, zodat het noodzakelijk is om in iedere lidstaat, als vervolg op het bij Verordening (EEG) nr. 2251/92 vastgestelde register, een gegevensbank betreffende de marktdeelnemers in de sector verse groenten en fruit op te zetten.
  • (4) 
    Voor uitvoer naar derde landen bestemde verse groenten en fruit moeten aan de normen voldoen en de lidstaten moeten dit controleren en certificeren overeenkomstig het in het kader van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties gesloten Protocol van Genève inzake de standaardisatie van verse groenten en fruit, en droge en gedroogde vruchten en de OESO-regeling inzake de toepassing van internationale normen voor groenten en fruit. Uit derde landen ingevoerde verse groenten en fruit moeten voldoen aan de handelsnormen of ten minste equivalente normen. Derhalve moet een normcontrole plaatsvinden voordat deze goederen het douanegebied van de Gemeenschap worden binnengebracht, met uitzondering van kleine partijen waarvoor de controle-instanties het risico dat de goederen niet aan de normen voldoen, gering achten. In bepaalde derde landen, die genoegzaam kunnen garanderen dat aan de normen wordt voldaan, mogen de controles door de eigen controle-instanties worden uitgevoerd. Wanneer van deze mogelijkheid gebruik wordt gemaakt, is het dienstig dat de lidstaten regelmatig nagaan of de door de controle-instanties van de derde landen uitgevoerde controles deugdelijk zijn, en dat zij de Commissie over de resultaten hiervan informeren.
  • (5) 
    Gewaarborgd moet worden dat voor industriële verwerking bestemde producten, waarvoor niet aan de normen hoeft te worden voldaan, niet voor verse consumptie in de handel worden gebracht. Deze producten moeten adequaat worden geëtiketteerd en dienen, in bepaalde gevallen, bovendien vergezeld te gaan van een certificaat van industriële bestemming waaruit het uiteindelijke gebruik van de producten moet blijken en aan de hand waarvan dat uiteindelijke gebruik kan worden gecontroleerd.
  • (6) 
    Voor groenten en fruit waarvoor normcontroles gelden, dient, ongeacht het afzetstadium, één en dezelfde soort controles te worden toegepast. Het is dienstig hiervoor de controlemethode goed te keuren die wordt aanbevolen door de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties en die voldoet aan de aanbevelingen van de OESO op dit gebied. Het is evenwel noodzakelijk specifieke bepalingen vast te stellen voor de controles bij verkoop in de detailhandel.
  • (7) 
    De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor verse groenten en fruit,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De lidstaten verrichten overeenkomstig het bepaalde in deze verordening in alle stadia van de afzet de in de artikelen 7, 8 en 9 van Verordening (EG) nr. 2200/96 bedoelde handelsnormcontroles.

Artikel 2

Bevoegde instanties

  • 1. 
    Iedere lidstaat wijst een enkele autoriteit aan, hierna "de coördinerende autoriteit" genoemd, die verantwoordelijk is voor de coördinatie en de contacten met betrekking tot het bepaalde in deze verordening.
  • 2. 
    De lidstaten delen de Commissie de volgende gegevens mee:
  • de naam, het postadres en het elektronische adres van de op grond van lid 1 aangewezen coördinerende autoriteit;
  • de naam, het postadres en het elektronische adres van de op grond van artikel 7, derde alinea, van Verordening (EG) nr. 2200/96 aangewezen instantie(s) voor normcontroles, hierna "de controle-instanties" genoemd;
  • de precieze omschrijving van de bevoegdheden van de aangewezen controle-instanties.
  • 3. 
    De coördinerende autoriteit kan de controle-instantie of één van de controle-instanties of een andere, overeenkomstig het bepaalde in lid 1 aangewezen instantie zijn.
  • 4. 
    De Commissie maakt de lijst van de door de lidstaten aangewezen coördinerende autoriteiten bekend in de C-reeks van het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 3

Gegevensbank betreffende de marktdeelnemers

  • 1. 
    De lidstaten stellen een gegevensbank betreffende de marktdeelnemers in de sector groenten en fruit samen, waarin onder de in dit artikel vermelde voorwaarden de marktdeelnemers worden opgenomen die deelnemen aan de afzet van verse groenten en fruit waarvoor overeenkomstig artikel 2 van Verordening (EG) nr. 2200/96 normen zijn vastgesteld.

Onder "marktdeelnemer" wordt verstaan: iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon die verse groenten en fruit waarvoor handelsnormen gelden, in zijn bezit heeft met de bedoeling ze voor eigen rekening of voor rekening van een derde op het grondgebied van de Gemeenschap voor verkoop uit te stallen, in de handel te brengen, te verkopen of anderszins af te zetten, en/of met de bedoeling ze uit te voeren naar een derde land.

De lidstaten bepalen onder welke voorwaarden de volgende marktdeelnemers in de gegevensbank kunnen worden opgenomen:

  • marktdeelnemers die op grond van de aard van hun activiteit, krachtens artikel 3 van Verordening (EG) nr. 2200/96, zijn vrijgesteld van de verplichting om aan de normen te voldoen;
  • natuurlijke personen of rechtspersonen die zich in de sector groenten en fruit uitsluitend met het vervoer van de goederen of met de detailverkoop van geringe hoeveelheden groenten en fruit bezighouden.
  • 2. 
    Wanneer de gegevensbank uit verschillende afzonderlijke elementen bestaat, ziet de coördinerende autoriteit erop toe dat de gegevensbank en de verschillende elementen ervan een homogeen geheel vormen en geregeld worden bijgewerkt. Met name de controle-instanties werken de gegevensbank bij, op basis van de informatie die zij tijdens de controles in alle stadia van de afzet vergaren.
  • 3. 
    Deze gegevensbank bevat voor iedere marktdeelnemer het registratienummer, de naam, het adres, de noodzakelijke informatie om hem onder te brengen in één van de in artikel 4 van deze verordening vermelde categorieën, met name de plaats in de afzetketen, een indicatie van de omvang van het bedrijf van de marktdeelnemer en gegevens over de uitkomsten van eerdere controles bij die marktdeelnemer, alsmede alle overige voor de controle noodzakelijk geachte gegevens.
  • 4. 
    De marktdeelnemers zijn verplicht alle gegevens te verstrekken die de lidstaten voor de samenstelling en bijwerking van de gegevensbank noodzakelijk achten. De lidstaten bepalen of en op welke manier marktdeelnemers die niet op hun grondgebied zijn gevestigd maar er een activiteit uitoefenen, in de gegevensbank moeten worden vermeld.

Artikel 4

Normcontroles op de interne markt

  • 1. 
    De lidstaten voeren een regeling in om steekproefsgewijs in alle stadia van de afzet te controleren of de producten die marktdeelnemers in hun bezit hebben, aan de handelsnormen voldoen.

In het kader van die regeling stellen de lidstaten voor elke van de vooraf door hen vastgestelde categorieën marktdeelnemers, op basis van een analyse van het risico dat een marktdeelnemer producten op de markt brengt die niet aan de handelsnormen voldoen, de frequentie vast van de door de controle-instanties te verrichten controles, welke frequentie toereikend moet zijn om de inachtneming van de communautaire regelgeving te waarborgen. Bij de bedoelde risicoanalyse wordt uitgegaan van de omvang van de bedrijven, de plaats in de afzetketen, de resultaten van eerdere controles en eventuele andere door de lidstaten vast te stellen parameters. In dit verband worden marktdeelnemers die groenten en fruit verkoopklaar maken en verpakken, met name in het productiegebied, frequenter gecontroleerd dan andere categorieën marktdeelnemers. De controles kunnen ook tijdens het vervoer worden uitgevoerd.

Als bij controles significante onregelmatigheden aan het licht komen, verhogen de controle-instanties de frequentie van de controles bij de betrokken marktdeelnemers.

  • 2. 
    De marktdeelnemers zijn verplicht de controle-instanties alle gegevens te verstrekken die deze noodzakelijk achten voor de organisatie en de uitvoering van de controles.
  • 3. 
    De lidstaten kunnen voor een periode van drie jaar, die kan worden verlengd, aan bij de verzending betrokken marktdeelnemers die voldoende garanties bieden dat constant een hoog percentage van de verzonden groenten en fruit waarvoor handelsnormen gelden, aan die normen voldoet, toestaan dat op elke verzonden colli een strook naar het model in bijlage III wordt aangebracht.

De marktdeelnemers die van deze mogelijkheid gebruikmaken, moeten bovendien:

  • beschikken over controlepersoneel dat een door de lidstaat erkende opleiding heeft gevolgd;
  • over het nodige materieel beschikken om de producten te schonen en verkoopklaar te maken;
  • zich ertoe verbinden een normcontrole te verrichten voor de goederen die zij verzenden, en over een register beschikken waarin alle door hen uitgevoerde controleactiviteiten worden beschreven.

Wanneer een marktdeelnemer niet langer voldoende garanties biedt dat constant een hoog percentage aan de normen voldoet, of wanneer één van vorenvermelde voorwaarden niet meer is vervuld, trekt de lidstaat de machtiging in om de strook waarvan het model in bijlage III is opgenomen, op elke verzonden colli aan te brengen.

  • 4. 
    Voordat deze verordening van toepassing wordt, deelt de coördinerende autoriteit de bepalingen van de in lid 1 vermelde controleregeling mee aan de Commissie. In die mededeling worden met name de vastgestelde categorieën marktdeelnemers en de voor elke categorie vastgestelde controlefrequentie vermeld, alsmede, in voorkomend geval, de nadere voorwaarden voor de toepassing van het bepaalde in lid 3, de nadere voorwaarden voor de toepassing van het bepaalde in artikel 5, lid 1, en het voor de verschillende betrokken marktdeelnemers te controleren minimumpercentage. Alle latere wijzigingen in het controlesysteem worden onverwijld ter kennis van de Commissie gebracht.

Artikel 5

Normcontroles bij uitvoer

  • 1. 
    Voordat voor uitvoer naar derde landen bestemde producten het douanegebied van de Gemeenschap verlaten, controleert de voor de uitvoer bevoegde controle-instantie of die producten aan de handelsnormen voldoen.

De exporteurs moeten de controle-instanties in kennis stellen van de gegevens die die instanties noodzakelijk achten voor de organisatie en uitvoering van de controles.

Voor marktdeelnemers die voldoen aan de voorwaarden voor de toepassing van artikel 4, lid 3, kunnen de lidstaten voor elke categorie marktdeelnemers op grond van een risicoanalyse een minimumpercentage van de zendingen en de hoeveelheden vaststellen dat aan een normcontrole moet worden onderworpen door de voor de uitvoer bevoegde controle-instantie. Dit percentage moet voldoende hoog zijn om te kunnen nagaan of de communautaire regelgeving in acht wordt genomen. Als bij de controles significante onregelmatigheden aan het licht komen, verhogen de controle-instanties het percentage te controleren zendingen voor de betrokken marktdeelnemers.

  • 2. 
    De controle-instantie geeft het in bijlage I vastgestelde normcontrolecertificaat af voor elke voor de uitvoer bestemde partij welke zij na afloop van de in lid 1 bedoelde controle conform de normen heeft bevonden. Wanneer een voor uitvoer bestemde zending uit verschillende partijen bestaat, mag voor deze partijen een gezamenlijk normcontrolecertificaat worden afgegeven, mits de uitgevoerde partijen afzonderlijk op het certificaat worden vermeld.
  • 3. 
    De bevoegde douaneautoriteit aanvaardt de douaneaangifte bij uitvoer alleen als:
  • de goederen vergezeld gaan van het in lid 2 genoemde certificaat, dan wel van het in artikel 8, lid 2, genoemde certificaat, of
  • de bevoegde controle-instantie de douaneautoriteit met enigerlei passend middel heeft gemeld dat voor de betrokken partijen één van beide certificaten is afgegeven.

Artikel 6

Normcontroles bij invoer

  • 1. 
    Producten uit derde landen worden, voordat zij in het vrije verkeer worden gebracht, aan een handelsnormcontrole onderworpen.

De importeurs moeten de controle-instanties in kennis stellen van de gegevens die deze noodzakelijk achten voor de organisatie en uitvoering van de in lid 2 en in artikel 7, lid 5, vermelde controles.

  • 2. 
    Onder voorbehoud van het bepaalde in artikel 7, verricht de bij de invoer bevoegde controle-instantie voor elke ingevoerde partij een normcontrole en geeft zij, indien de producten aan de normen voldoen, een normcontrolecertificaat naar het model in bijlage I af. Wanneer een voor invoer bestemde zending uit verschillende partijen bestaat, mag voor deze partijen een gezamenlijk normcontrolecertificaat worden afgegeven, mits de ingevoerde partijen afzonderlijk op het certificaat worden vermeld.
  • 3. 
    De douaneautoriteit geeft slechts dan toestemming om de goederen in het vrije verkeer te brengen,
  • als deze goederen vergezeld gaan van een certificaat zoals bedoeld in lid 2, van het certificaat zoals bedoeld in artikel 7, lid 3, of van het certificaat zoals bedoeld in artikel 8, lid 2, of
  • als de bevoegde controle-instantie de douaneautoriteit met enigerlei passend middel heeft gemeld dat voor de betrokken partijen één van beide certificaten is afgegeven.
  • 4. 
    In afwijking van het bepaalde in de leden 1, 2 en 3, hoeft de bij de invoer bevoegde controle-instantie partijen met een gewicht van ten hoogste 500 kg niet te controleren als de instantie het risico klein acht dat deze partijen niet aan de normen voldoen. Zij doen de douaneautoriteit hieromtrent een van het stempel van de instantie voorziene verklaring toekomen of stellen de douaneautoriteit op enige andere manier in kennis, waarna laatstgenoemde autoriteit de goederen kan inklaren.

Artikel 7

Erkenning van door derde landen vóór de invoer in de Gemeenschap verrichte controles

  • 1. 
    Op verzoek van een derde land kan de Commissie, overeenkomstig de procedure van artikel 46 van Verordening (EG) nr. 2200/96, de door dat derde land vóór de invoer in de Gemeenschap verrichte normcontroleactiviteiten erkennen.
  • 2. 
    De in lid 1 bedoelde erkenning wordt verleend aan het derde land dat daarom verzoekt en op het grondgebied waarvan voor naar de Gemeenschap te exporteren producten de communautaire kwaliteitsnormen of ten minste daaraan gelijkwaardige normen in acht worden genomen.

Bij de erkenning wordt de officiële correspondent in het derde land aangewezen die verantwoordelijk is voor de uitvoering van de in lid 1 bedoelde controleactiviteiten. De correspondent is verantwoordelijk voor de contacten met de Gemeenschap. Bij de erkenning worden ook de controlediensten aangewezen die belast zijn met de uitvoering van de genoemde controles, hierna de "controlediensten" genoemd.

De erkenning kan uitsluitend betrekking hebben op uit het betrokken derde land afkomstige producten en kan tot bepaalde producten worden beperkt.

De Commissie maakt de lijst van overeenkomstig dit artikel aan derde landen toegekende erkenningen bekend in de C-reeks van het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

  • 3. 
    De controlediensten moeten officiële of door de in lid 2 vermelde correspondent officieel erkende instanties zijn die voldoende garanties bieden en die over het nodige personeel en materieel en de nodige installaties beschikken om deze controles te verrichten volgens de in artikel 9, lid 1, bedoelde methodes of gelijkwaardige methodes.

Voor iedere partij die wordt gecontroleerd alvorens in het douanegebied van de Gemeenschap te worden binnengebracht, stellen de controlediensten een normcontrolecertificaat naar het model in bijlage I, dan wel een ander met de Commissie overeengekomen formulier op. Wanneer een voor invoer bestemde zending uit verschillende partijen bestaat, mag voor deze partijen een gezamenlijk normcontrolecertificaat worden afgegeven, mits de ingevoerde partijen afzonderlijk op het certificaat worden vermeld.

  • 4. 
    De erkenning kan door de Commissie worden geschorst indien, voor een significant aantal partijen en/of hoeveelheden, wordt vastgesteld dat de goederen niet beantwoorden aan de gegevens van het normcontrolecertificaat dat door de controlediensten is afgegeven.
  • 5. 
    De lidstaten controleren bij invoer of de overeenkomstig dit artikel ingevoerde producten aan de normen voldoen door voor ieder betrokken derde land een normcontrole te verrichten voor een significant deel van de op deze wijze ingevoerde zendingen en hoeveelheden. Dat deel moet voldoende groot zijn om te kunnen nagaan of de communautaire regelgeving door de controlediensten in acht wordt genomen. De lidstaten zorgen ervoor dat, als de op deze wijze gecontroleerde partijen niet aan de handelsnormen voldoen, ten aanzien van deze partijen de in artikel 9, lid 3, vastgestelde maatregelen worden toegepast.

Als bij controles significante onregelmatigheden aan het licht komen, stellen de lidstaten de Commissie daarvan onverwijld in kennis en verhogen de controle-instanties het overeenkomstig dit artikel te controleren percentage zendingen en hoeveelheden.

  • 6. 
    De coördinerende autoriteit deelt de Commissie voor elk kwartaal, vóór het einde van het daaropvolgende kwartaal, per derde land en per product een aantal gegevens mee, namelijk het aantal partijen en de hoeveelheden die overeenkomstig lid 1 zijn ingevoerd, het aantal partijen en de hoeveelheden die zijn onderworpen aan een normcontrole zoals bedoeld in lid 5, en van die partijen waarvoor de controle-instanties geconcludeerd hebben dat de goederen niet overeenstemmen met de gegevens van het normcontrolecertificaat dat door de controledienst van het betrokken derde land is afgegeven, met vermelding van de betrokken hoeveelheid per partij en van de aard van de geconstateerde gebreken.
  • 7. 
    De douaneautoriteiten verstrekken de coördinerende autoriteit en/of de controle-instanties alle gegevens die voor de toepassing van dit artikel noodzakelijk zijn.

Artikel 8

Voor industriële verwerking bestemde producten

  • 1. 
    Voor de toepassing van deze verordening zijn voor industriële verwerking bestemde producten groenten en fruit waarvoor handelsnormen gelden, maar die naar de verwerkende bedrijven worden vervoerd om er te worden verwerkt tot producten waarvan de code van de gecombineerde nomenclatuur verschilt van die van het oorspronkelijke verse product.
  • 2. 
    De bevoegde controle-instanties geven een certificaat van industriële bestemming naar het model in bijlage II af voor naar derde landen uit te voeren, respectievelijk in de Gemeenschap ingevoerde producten, welke bestemd zijn voor industriële verwerking en waarvoor, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3, lid 3, onder a), van Verordening (EG) nr. 2200/96, de verplichting om aan de handelsnormen te voldoen, niet geldt. Zij zien erop toe dat de etiketteringsvoorschriften van lid 3 worden nageleefd.
  • 3. 
    Bij de invoer verstrekt de bevoegde controle-instantie, nadat zij het in lid 2 bedoelde certificaat heeft afgegeven, de coördinerende autoriteit van de lidstaat waar de industriële verwerking zal plaatsvinden, onverwijld een kopie van het genoemde certificaat, alsmede alle gegevens die voor een eventuele controle van de verwerking nodig zijn. Na de verwerking zendt het verwerkingsbedrijf het certificaat terug aan de bevoegde controle-instantie, die controleert of de producten daadwerkelijk industrieel zijn verwerkt.
  • 4. 
    Op verpakkingen van voor industriële verwerking bestemde producten moet duidelijk zichtbaar door de verpakker een etiket worden aangebracht met de vermelding "bestemd voor industriële verwerking" of een andere vermelding van dezelfde strekking. In het geval van onverpakte goederen die rechtstreeks op een vervoermiddel worden geladen, dient die vermelding te worden aangegeven op een notitie die de zending vergezelt of die op een zichtbare plaats in het vervoermiddel is aangebracht.
  • 5. 
    De lidstaten treffen alle door hen noodzakelijk geachte maatregelen, met name inzake samenwerking met de andere betrokken lidstaten, om te voorkomen dat voor de verse markt bestemde producten uit het productiegebied worden verzonden in de vorm van voor industriële verwerking bestemde producten.

Artikel 9

Controlemethodes

  • 1. 
    Tenzij in deze verordening anders bepaald, worden de bij deze verordening vastgestelde normcontroles, met uitzondering van de controles bij de verkoop in de detailhandel aan de eindverbruiker, uitgevoerd volgens de in bijlage IV vermelde methoden.

De lidstaten stellen de specifieke uitvoeringsbepalingen voor de normcontroles bij de verkoop in de detailhandel aan de eindverbruiker vast.

  • 2. 
    Indien op basis van de controle wordt geconcludeerd dat de partij aan de handelsnormen voldoet, geeft de bevoegde controle-instantie een normcontrolecertificaat naar het model in bijlage I af. Dit certificaat moet in ieder geval bij invoer en bij uitvoer worden afgegeven.
  • 3. 
    Indien de gecontroleerde partij niet aan de normen voldoet, stelt de controle-instantie een verklaring van niet-conformiteit op voor de marktdeelnemer of diens vertegenwoordiger. Goederen waarvoor een verklaring van niet-conformiteit is afgegeven, mogen niet worden vervoerd zonder toestemming van de controle-instantie die deze verklaring heeft afgegeven. Voor die toestemming kan als voorwaarde worden gesteld dat aan de door de genoemde controle-instantie vastgestelde eisen moet worden voldaan.

Marktdeelnemers mogen de goederen of een gedeelte ervan aanpassen om ervoor te zorgen dat de betrokken producten alsnog aan de normen beantwoorden. Op deze wijze aangepaste goederen mogen niet in de handel worden gebracht voordat de bevoegde controle-instantie opnieuw en met passende middelen heeft gecontroleerd of de producten aan de normen beantwoorden. De controleur geeft slechts dan een normcontrolecertificaat naar het model in bijlage I af als hij heeft vastgesteld dat de partij of het betrokken deel ervan aan de normen beantwoordt.

Artikel 10

Slotbepalingen

  • 1. 
    De controle-instanties van de lidstaat waar een partij goederen van herkomst uit een andere lidstaat niet-conform wordt bevonden omdat de producten gebreken of afwijkingen vertonen die reeds tijdens de opmaak ervan hadden kunnen worden vastgesteld, zorgen ervoor dat van alle tot in de groothandel, met inbegrip van de distributiecentra, vastgestelde gevallen onverwijld kennis wordt gegeven aan de coördinerende autoriteiten van de lidstaten die daarmee te maken zouden kunnen krijgen.
  • 2. 
    Wanneer bij invoer uit een derde land een partij goederen niet-conform wordt bevonden, geeft de coördinerende autoriteit van de betrokken lidstaat daarvan onverwijld kennis aan de Commissie en de coördinerende autoriteiten van de lidstaten die daarmee te maken zouden kunnen krijgen; de lidstaten zorgen op hun grondgebied voor de nodige verspreiding van de informatie. Kennisgeving aan de Commissie geschiedt via het door de Commissie aangewezen elektronische systeem.
  • 3. 
    Voor de toepassing van deze verordening moeten voor producten waarvoor handelsnormen gelden, op de facturen en de begeleidende documenten de kwaliteitsklasse en het land van oorsprong en in voorkomend geval de industriële bestemming van het product worden vermeld. Deze verplichting geldt niet voor de verkoop in de detailhandel aan de eindverbruiker.

Artikel 11

  • 1. 
    Verordening (EEG) nr. 2251/92 wordt ingetrokken.
  • 2. 
    Marktdeelnemers die overeenkomstig artikel 6 van Verordening (EEG) nr. 2251/92 waren vrijgesteld van controle bij verzending, kunnen tot en met 31 december 2002 gebruik blijven maken van het verpakkingsmateriaal voorzien van de strook naar het model van bijlage III bij Verordening (EEG) nr. 2251/92.
  • 3. 
    De overeenkomstig artikel 3, lid 9, van Verordening (EEG) nr. 2251/92 afgegeven controlecertificaten blijven geldig tot het einde van de in vak 12 van het betrokken certificaat vermelde geldigheidsduur. De overeenkomstig artikel 10 van Verordening (EEG) nr. 2251/92 afgegeven certificaten voor industriële bestemming zijn geldig tot en met 31 januari 2002.

Artikel 12

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2002.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 12 juni 2001.

Voor de Commissie

Franz Fischler

Lid van de Commissie

  • (1) 
    PB L 297 van 21.11.1996, blz. 1.
  • (2) 
    PB L 129 van 11.5.2001, blz. 3.
  • (3) 
    PB L 219 van 4.8.1992, blz. 9.
  • (4) 
    PB L 112 van 29.4.1997, blz. 10.

BIJLAGE I

>PIC FILE= "L_2001156NL.001502.EPS">

BIJLAGE II

>PIC FILE= "L_2001156NL.001702.EPS">

BIJLAGE III

>PIC FILE= "L_2001156NL.001902.EPS">

BIJLAGE IV

IN ARTIKEL 9, LID 1, BEDOELDE CONTROLEMETHODES

Opmerking:

De hierna vermelde controlemethodes zijn gebaseerd op de voorschriften van de handleiding voor kwaliteitscontroles voor verse groenten en fruit, die is goedgekeurd door de bij de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (UN/ECE) ingestelde werkgroep voor de normalisatie van bederfelijke voedingsmiddelen en voor kwaliteitsbevordering.

  • 1. 
    Definities
  • a) 
    Normcontrole

Controle om na te gaan of groenten en fruit beantwoorden aan de bij Verordening (EG) nr. 2200/96 ingestelde handelsnormen.

  • b) 
    Controleur

Een door de bevoegde controle-instantie naar behoren gemachtigde persoon met een adequate opleiding en permanente bijscholing om normcontroles te kunnen verrichten.

  • c) 
    Zending

Hoeveelheid product die bestemd is voor verkoop door één enkele marktdeelnemer, op het ogenblik van de controle aanwezig is en in een document wordt omschreven. De zending kan uit één of meer soorten producten bestaan: zij kan één of meer partijen verse groenten en fruit bevatten.

  • d) 
    Partij

Hoeveelheid product die op het ogenblik van de controle wordt aangeboden met dezelfde kenmerken wat betreft:

  • identiteit van de verpakker en/of de verzender,
  • land van oorsprong,
  • aard van het product,
  • productcategorie,
  • groottesortering (als het product naar grootte wordt ingedeeld),
  • variëteit of handelstype (volgens de corresponderende voorschriften van de norm),
  • opmaak en presentatie.

Als echter bij de controle de partijen moeilijk uit elkaar te houden zijn en/of geen afzonderlijke partijen kunnen worden gepresenteerd, kan worden aangenomen dat alle partijen van de zending één enkele partij vormen mits zij dezelfde kenmerken hebben wat betreft type product, verzender, land van oorsprong, categorie en, als dat in de norm is opgenomen, variëteit en handelstype.

  • e) 
    Monsterneming

Het in verband met een normcontrole tijdelijk wegnemen van een bepaalde hoeveelheid product (monster genoemd).

  • f) 
    Basismonster

Uit de partij genomen colli of, bij onverpakte producten, een op één plaats uit de partij genomen hoeveelheid.

  • g) 
    Verzamelmonster

Verschillende, voor de partij representatieve basismonsters die voldoende groot zijn om de partij aan alle criteria te kunnen toetsen.

  • h) 
    Gereduceerd monster

Representatieve hoeveelheid product die uit het verzamelmonster wordt genomen en voldoende groot is om het monster aan bepaalde criteria te toetsen. Uit een verzamelmonster kunnen verschillende gereduceerde monsters worden genomen.

  • 2. 
    Uitvoering van de normcontrole
  • a) 
    Algemene opmerkingen

Normcontrole geschiedt door toetsing van een willekeurig, op verschillende punten in de te controleren partijen genomen verzamelmonster. Het verzamelmonster wordt geacht representatief te zijn voor de partij.

  • b) 
    Presentatie van de producten

De controleur wijst aan welke colli hij wenst te onderzoeken. Die moeten hem vervolgens worden verstrekt door de daartoe naar behoren gemachtigde persoon of diens vertegenwoordiger. De presentatie bestaat er dus in het verzamelmonster te verstrekken en alle inlichtingen te geven die nodig zijn om de zending of de partijen te kunnen identificeren.

Indien de controleur gereduceerde monsters nodig heeft, kiest hij die uit het verzamelmonster.

  • c) 
    Identificatie van de partijen en/of algemene indruk van de zending

De partijen worden geïdentificeerd aan de hand van de merktekens of andere criteria zoals de vermeldingen die zijn vastgesteld overeenkomstig Richtlijn 89/396/EEG van de Raad(1). Bij zendingen die uit verschillende partijen bestaan, moet de controleur zich een algemeen beeld van de zending vormen aan de hand van de begeleidende documenten of verklaringen. Op basis van de door hem verrichte controle bepaalt hij dan in welke mate de partijen overeenstemmen met de in de documenten vermelde gegevens.

Als de producten op een vervoermiddel zijn geladen of moeten worden overgeladen, moeten de gegevens over dat vervoermiddel dienen voor de identificatie van de zending.

  • d) 
    Verificatie van de partij
  • Beoordeling van opmaak en presentatie aan de hand van basismonsters

Er moet worden nagegaan of de producten, wat de opmaak betreft, inclusief het verpakkingsmateriaal aan de normen voldoen en schoon zijn. Als voor het product een bepaalde opmaak is voorgeschreven, gaat de controleur na of een correcte wijze van opmaak is toegepast. Als de voor een bepaalde hoeveelheid geldende norm voorschriften betreffende de presentatie omvat, moet ook van de presentatie worden nagegaan of zij aan de norm voldoet.

  • Verificatie van de merktekens aan de hand van basismonsters

Eerst moet worden bepaald of de merktekens van de producten aan de handelsnorm beantwoorden. Tijdens de inspectie bepaalt de controleur of de kenmerken van de merktekens correct zijn of moeten worden gewijzigd.

  • Verificatie van overeenstemming met de norm

De controleur bepaalt de omvang van het verzamelmonster op basis waarvan de partijen moeten worden beoordeeld. Hij kiest willekeurig de te controleren colli of, bij onverpakte producten, de punten waar de basismonsters uit de partij moeten worden genomen.

Beschadigde colli kunnen niet voor het verzamelmonster worden gebruikt. Zij moeten apart worden geplaatst en indien nodig in een afzonderlijk onderzoek en met een afzonderlijke rapport worden behandeld.

Als moet worden besloten dat niet aan de norm is voldaan, moet de monsterneming ten minste betrekking hebben op de hierna vermelde hoeveelheden:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Bij onverpakte verse groenten en fruit die volumineus zijn (meer dan 2 kg per stuk), dienen de basismonsters uit minimaal vijf stuks te bestaan.

Indien de controleur, na de verificatie, erkent geen besluit te kunnen nemen, mag hij een nieuwe controle verrichten en bepaalt hij globaal de uitkomst van de beide controles, uitgedrukt in een procentueel gemiddelde.

Of de producten voldoen aan bepaalde criteria inzake het al dan niet voorkomen van inwendige gebreken, kan worden nagegaan aan de hand van gereduceerde monsters. Dat is met name het geval bij destructie van het product door de controleactiviteiten. De omvang van die monsters moet beperkt blijven tot de voor toestsing van de partij noodzakelijke minimumhoeveelheid. Indien dergelijke gebreken worden vastgesteld of vermoed, mag de omvang van het gereduceerde monster niet meer bedragen dan 10 % van het verzamelmonster dat aanvankelijk voor de controle was genomen.

  • e) 
    Controle van het product

Het te controleren product wordt volledig van de verpakking ontdaan. De controleur hoeft de producten niet uit te pakken indien type en aard van de opmaak de mogelijkheid bieden de inhoud ook zonder uitpakken te verifiëren. Homogeniteit, minimumeisen, kwaliteitsklasse en groottesortering worden aan de hand van het verzamelmonster geverifieerd. Wanneer het product gebreken vertoont, bepaalt de controleur het percentage niet aan de norm beantwoordende producten in aantal, respectievelijk gewicht.

  • f) 
    Rapport over de controleresultaten

De in artikel 9, leden 2 en 3, bedoelde documenten worden in voorkomend geval afgegeven.

Wanneer niet aan de normen is voldaan, moet de marktdeelnemer of zijn vertegenwoordiger in kennis worden gesteld van de redenen daarvan. Als het product met de norm in overeenstemming kan worden gebracht door de merktekens aan te passen, moet de marktdeelnemer of zijn vertegenwoordiger daarvan op de hoogte worden gebracht.

Als het product gebreken vertoont, kan het percentage product dat geacht wordt niet aan de norm te voldoen, worden vermeld, tenzij het product met de norm in overeenstemming kan worden gebracht door de merktekens ervan te wijzigen.

  • g) 
    Waardevermindering van het product als gevolg van de normcontrole

Na de controle wordt het verzamelmonster ter beschikking gesteld van de naar behoren gemachtigde persoon of zijn vertegenwoordiger.

De controle-instantie is niet verplicht om de elementen van het verzalmelmonster die bij de controle zijn vernietigd, terug te geven.

Wanneer de normcontrole tot het strikt noodzakelijke is beperkt, kan aan de betrokken dienst geen compensatie worden gevraagd voor de vermindering van de handelswaarde van het product.

  • (1) 
    PB L 186 van 30.6.1989, blz. 21.

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.