Verordening 1996/1251 - Opening en vaststelling van de wijze van beheer van de tariefcontingenten voor produkten van de sector slachtpluimvee

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 31996R1251

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

31996R1251

Verordening (EG) nr. 1251/96 van de Commissie van 28 juni 1996 houdende opening en vaststelling van de wijze van beheer van de tariefcontingenten voor produkten van de sector slachtpluimvee

Publicatieblad Nr. L 161 van 29/06/1996 blz. 0136 - 0141

VERORDENING (EG) Nr. 1251/96 VAN DE COMMISSIE van 28 juni 1996 houdende opening en vaststelling van de wijze van beheer van de tariefcontingenten voor produkten van de sector slachtpluimvee

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1095/96 van de Raad van 18 juni 1996 betreffende de tenuitvoerlegging van de concessies in de lijst CXL die is opgesteld naar aanleiding van de voltooiing van de onderhandelingen in het kader van artikel XXIV, lid 6, van de GATT (1),

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2777/75 van de Raad van 29 oktober 1975 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector slachtpluimvee (2), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2916/95 van de Commissie (3), en met name op artikel 15,

Overwegende dat de Gemeenschap zich er in het kader van de Wereldhandelsorganisatie toe heeft verbonden tariefcontingenten te openen voor bepaalde produkten van de sector slachtpluimvee; dat bijgevolg de uitvoeringsbepalingen inzake deze contingenten moeten worden vastgesteld voor de periode van 1 juli 1996 tot en met 30 juni 1997;

Overwegende dat bepaalde contingenten niet zijn geopend in de periode van 1 januari 1996 tot en met 30 juni 1996; dat die hoeveelheden bijgevolg moeten worden toegevoegd aan de bij deze verordening vastgestelde hoeveelheden;

Overwegende dat dient te worden gezorgd voor het beheer van de regeling via invoercertificaten; dat te dien einde met name de voorschriften betreffende de indiening van de aanvragen moeten worden vastgesteld en moet worden bepaald welke andere gegevens de aanvragen en de certificaten moeten bevatten dan volgens artikel 8 van Verordening (EEG) nr. 3719/88 van de Commissie van 16 november 1988 houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen inzake het stelsel van invoer-, uitvoer- en voorfixatiecertificaten voor landbouwprodukten (4), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2137/95 (5); dat bovendien moet worden bepaald dat de certificaten na afloop van een bedenktijd worden afgegeven en dat de certificaataanvragen eventueel slechts voor een bepaald, uniform percentage worden aanvaard; dat in het belang van de aanvragers moet worden bepaald dat de certificaataanvragen kunnen worden ingetrokken nadat het bedoelde percentage is vastgesteld;

Overwegende dat, met het oog op regelmatige invoer, de in bijlage I bij deze verordening vastgestelde hoeveelheden over de betrokken periode van één jaar moeten worden gespreid;

Overwegende dat, met het oog op een doeltreffend beheer van de regeling, de zekerheid voor de betrokken invoercertificaten op 20 ecu per 100 kg (produktgewicht) moet worden vastgesteld; dat wegens het aan de regeling inherente gevaar voor speculatie in de sector slachtpluimvee, de marktdeelnemers aan nauwkeurige voorwaarden moeten voldoen om voor de regeling in aanmerking te komen;

Overwegende dat de aandacht van de marktdeelnemers moet worden gevestigd op het feit dat de certificaten slechts mogen worden gebruikt voor produkten die aan alle in de Gemeenschap geldende veterinaire voorschriften voldoen;

Overwegende dat de in deze verordening vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het Comité van beheer voor eieren en slachtpluimvee,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de periode van 1 juli 1996 tot en met 30 juni 1997 worden de in bijlage I vermelde tariefcontingenten geopend voor invoer van de in die bijlage aangegeven produktgroepen op de eveneens in die bijlage vermelde voorwaarden.

Artikel 2

De in artikel 1 bedoelde contingenten worden als volgt over de betrokken periode gespreid:

  • 25 % voor de periode van 1 juli tot en met 30 september,
  • 25 % voor de periode van 1 oktober tot en met 31 december,
  • 25 % voor de periode van 1 januari tot en met 31 maart,
  • 25 % voor de periode van 1 april tot en met 30 juni.

Voor het contingent voor groep P3 wordt evenwel 60 ton toegevoegd aan de voor de periode van 1 juli tot en met 30 september vastgestelde hoeveelheid.

Artikel 3

Voor alle invoer in de Gemeenschap in het kader van de in artikel 1 bedoelde contingenten moet een invoercertificaat worden overgelegd.

Artikel 4

Met betrekking tot de in artikel 3 bedoelde invoercertificaten gelden de volgende bepalingen:

  • a) 
    de aanvrager van een invoercertificaat moet een natuurlijke persoon of een rechtspersoon zijn die bij de indiening van de aanvraag ten genoegen van de bevoegde autoriteiten van de Lid-Staten kan aantonen dat hij in elk van de twee aan het jaar van indiening van de certificaataanvraag voorafgaande kalenderjaren ten minste 50 ton van de in Verordening (EEG) nr. 2777/75 bedoelde produkten heeft ingevoerd; deze regeling geldt evenwel niet voor detailhandelszaken of voor restaurants die deze produkten rechtstreeks aan de eindverbruiker verkopen;
  • b) 
    de certificaataanvraag mag slechts op één van de in bijlage I bij deze verordening genoemde groepen betrekking hebben. De aanvraag mag betrekking hebben op verscheidene produkten van verschillende GN-codes van oorsprong uit een zelfde land. In dat geval worden alle GN-codes in vak 16 vermeld en wordt de omschrijving in vak 15 opgegeven.

De certificaataanvraag moet ten minste betrekking hebben op één ton en mag ten hoogste gelden voor 10 % van de hoeveelheid die voor de betrokken groep beschikbaar is voor de in artikel 2 vastgestelde periode;

  • c) 
    op de certificaataanvraag en op het certificaat wordt in vak 8 het land van oorsprong vermeld; het certificaat brengt de verplichting mee om uit het aangegeven land te importeren;
  • d) 
    op de certificaataanvraag en op het certificaat wordt in vak 20 een van de volgende vermeldingen aangebracht:
  • Reglamento (CE) n° 1251/96
  • Forordning (EF) nr. 1251/96
  • Verordnung (EG) Nr. 1251/96
  • Êáíïíéóìüò (ÅÊ) áñéè. 1251/96
  • Regulation (EC) No 1251/96
  • Règlement (CE) n° 1251/96
  • Regolamento (CE) n. 1251/96
  • Verordening (EG) nr. 1251/96
  • Regulamento (CE) nº 1251/96
  • Asetus (EY) N:o 1251/96
  • Förordning (EG) nr 1251/96.
  • e) 
    op het certificaat wordt in vak 24 een van de volgende vermeldingen aangebracht:

Verlaging van het GDT-recht op grond van:

  • Reglamento (CE) n° 1251/96
  • Forordning (EF) nr. 1251/96
  • Verordnung (EG) Nr. 1251/96
  • Êáíïíéóìüò (ÅÊ) áñéè. 1251/96
  • Regulation (EC) No 1251/96
  • Règlement (CE) n° 1251/96
  • Regolamento (CE) n. 1251/96
  • Verordening (EG) nr. 1251/96
  • Regulamento (CE) nº 1251/96
  • Asetus (EY) N:o 1251/96
  • Förordning (EG) nr 1251/96.

Artikel 5

  • 1. 
    Certificaataanvragen mogen alleen gedurende de eerste tien dagen van elke in artikel 2 genoemde periode worden ingediend.
  • 2. 
    Certificaataanvragen zijn slechts ontvankelijk voor zover de aanvrager schriftelijk verklaart dat hij voor de betrokken periode en voor de produkten van dezelfde groep noch in de Lid-Staat waar de aanvraag wordt ingediend, noch in andere Lid-Staten, andere aanvragen heeft ingediend of zal indienen.

Wanneer dezelfde aanvrager meer dan één aanvraag voor produkten van dezelfde groep indient, is geen van zijn aanvragen ontvankelijk. Elke aanvrager mag echter voor produkten van dezelfde groep meerdere aanvragen voor invoercertificaten indienen indien deze produkten van oorsprong zijn uit verschillende landen.

De aanvragen, die telkens slechts betrekking mogen hebben op één land van oorsprong, moeten gelijktijdig bij de bevoegde autoriteit van een Lid-Staat worden ingediend. Zij worden voor het in artikel 4, onder b), bedoelde maximum en voor de toepassing van de in de voorgaande alinea vervatte regel, als één enkele aanvraag beschouwd.

  • 3. 
    Bij de indiening van aanvragen voor invoercertificaten moet, voor alle in artikel 1 bedoelde produkten, een zekerheid van 20 ecu per 100 kg worden gesteld.
  • 4. 
    De Lid-Staten delen de Commissie op de vijfde werkdag na de uiterste datum voor de indiening van de aanvragen, voor elk van de in de groep opgenomen produkten, de gegevens mee over de ingediende aanvragen. Deze mededeling omvat de lijst van de aanvragers en de aangevraagde hoeveelheden per groep.

Alle mededelingen, ook de mededeling dat er geen aanvragen zijn ingediend, worden op de aangegeven werkdag per telex of per fax toegezonden, met gebruikmaking van een formulier naar het model in bijlage II wanneer er geen aanvragen zijn ingediend, en van formulieren naar het model in de bijlagen II en III wanneer er wel aanvragen zijn ingediend.

  • 5. 
    De Commissie beslist zo spoedig mogelijk in welke mate aan de in artikel 4 bedoelde aanvragen gevolg kan worden gegeven.

Als de hoeveelheden waarvoor certificaten zijn aangevraagd, groter zijn dan de beschikbare hoeveelheden, stelt de Commissie een uniform percentage vast en wordt van de aangevraagde hoeveelheden telkens dit uniforme percentage aanvaard. Is het percentage lager dan 5 %, dan kan de Commissie besluiten geen gevolg te geven aan de aanvragen en de zekerheden vrij te geven.

De aanvrager mag zijn certificaataanvraag binnen tien werkdagen na de bekendmaking van het uniforme percentage in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen intrekken, indien de toepassing van dit percentage resulteert in de vaststelling van een hoeveelheid van minder dan 20 ton. De Lid-Staten brengen de Commissie daarvan op de hoogte uiterlijk vijf dagen na de intrekking van de certificaataanvraag, en geven de zekerheid vrij.

De Commissie stelt de resterende hoeveelheid vast, die wordt toegevoegd aan de beschikbare hoeveelheid voor de volgende periode binnen het in artikel 1 bedoelde tijdvak waarvoor het contingent geldt.

  • 6. 
    De certificaten worden na het besluit van de Commissie zo spoedig mogelijk afgegeven.
  • 7. 
    De certificaten mogen slechts worden gebruikt voor produkten die aan alle in de Gemeenschap geldende veterinaire voorschriften voldoen.

Artikel 6

Voor de toepassing van artikel 21, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 3719/88 bedraagt de geldigheidsduur van de invoercertificaten 150 dagen vanaf de dag van de feitelijke afgifte.

De geldigheidsduur van de certificaten verstrijkt evenwel in elk geval uiterlijk op 30 juni 1997.

Op grond van deze verordening afgegeven invoercertificaten zijn niet overdraagbaar.

Artikel 7

De bepalingen van Verordening (EEG) nr. 3719/88 zijn van toepassing, tenzij in deze verordening anders is bepaald.

In afwijking van artikel 8, lid 4, van Verordening (EEG) nr. 3719/88 mag de in het kader van deze verordening ingevoerde hoeveelheid echter niet groter zijn dan de in de vakken 17 en 18 van het invoercertificaat aangegeven hoeveelheid. In vak 19 van het certificaat wordt daartoe het cijfer "0" ingevuld.

Artikel 8

Deze verordening treedt in werking op 1 juli 1996.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Brussel, 28 juni 1996.

Voor de Commissie

Franz FISCHLER

Lid van de Commissie

  • (1) 
    PB nr. L 146 van 20. 6. 1996, blz. 1.
  • (2) 
    PB nr. L 282 van 1. 11. 1975, blz. 77.
  • (3) 
    PB nr. L 305 van 19. 12. 1995, blz. 49.
  • (4) 
    PB nr. L 331 van 2. 12. 1988, blz. 1.
  • (5) 
    PB nr. L 214 van 8. 9. 1995, blz. 21.

BIJLAGE I

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE II

>BEGIN VAN DE GRAFIEK>

Tenuitvoerlegging van Verordening (EG) nr. 1251/96

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN DG VI/D/3 - Slachtpluimvee

>EIND VAN DE GRAFIEK>

BIJLAGE III

>BEGIN VAN DE GRAFIEK>

Tenuitvoerlegging van Verordening (EG) nr. 1251/96

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN DG VI/D/3 - Slachtpluimvee

>EIND VAN DE GRAFIEK>

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.