Verordening 1989/1164 - Uitvoeringsbepalingen met betrekking tot de steun voor vezelvlas en hennep

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 31989R1164

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

31989R1164

Verordening (EEG) nr. 1164/89 van de Commissie van 28 april 1989 houdende uitvoeringsbepalingen met betrekking tot de steun voor vezelvlas en hennep

Publicatieblad Nr. L 121 van 29/04/1989 blz. 0004 - 0010

Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 3 Deel 29 blz. 0033

Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 3 Deel 29 blz. 0033

*****

VERORDENING (EEG) Nr. 1164/89 VAN DE COMMISSIE

van 28 april 1989

houdende uitvoeringsbepalingen met betrekking tot de steun voor vezelvlas en hennep

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE

GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 1308/70 van de Raad van 29 juni 1970 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector vlas en hennep (1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 3995/87 (2), en met name op artikel 2, lid 6, en op artikel 4, lid 5,

Overwegende dat bij Verordening (EEG) nr. 619/71 van de Raad (3), gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 2059/84 (4), de algemene voorschriften voor de toekenning van steun voor vlas en hennep zijn vastgesteld; dat de Commissie de uitvoeringsbepalingen ter zake dient vast te stellen;

Overwegende dat het voor de goede werking van de steunregeling noodzakelijk is dat voor vlas een onderscheid kan worden gemaakt tussen vlas dat voornamelijk voor de produktie van vezels en vlas dat voornamelijk voor de produktie van zaad is bestemd; dat dit doel kan worden bereikt door aan te geven uit welk zaad deze beide soorten vlas kunnen worden geteeld; dat het voor de goede werking van de steunregeling nodig is voor hennep de rassen te vermelden waarvan het gehalte aan tetrahydrocannabinol de bij Verordening (EEG) nr. 619/71 vastgestelde grenzen niet overschrijdt en te bepalen hoe dat gehalte wordt gemeten;

Overwegende dat, om frauduleuze transacties te vermijden, een aantal voorwaarden voor de toekenning van de steun nader moet worden omschreven;

Overwegende dat de Lid-Staten krachtens artikel 4 van Verordening (EEG) nr. 619/71 een controlesysteem moeten invoeren waarmee wordt gewaarborgd dat het produkt waarvoor steun wordt aangevraagd, aan de voorwaarden voor de toekenning van de steun beantwoordt; dat de door telers in te dienen inzaaiaangiften en steunaanvragen daarom ten minste de gegevens moeten bevatten die nodig zijn om deze controle mogelijk te maken; dat, om de toepassing van de steunregeling te vereenvoudigen, dient te worden bepaald dat, wanneer de teler een teeltcontract voor vezelvlas heeft gesloten, een kopie van dit contract bij de steunaanvraag moet worden gevoegd;

Overwegende dat volgens artikel 5 van Verordening (EEG) nr. 619/71 steekproefsgewijze controles ter plaatse moeten worden verricht om de juistheid van de bovenbedoelde aangiften en steunaanvragen na te gaan; dat deze controle, om effectief te zijn, betrekking moet hebben op een voldoende groot aantal aangiften en aanvragen; dat inzake de toekenning van steun uniforme bepalingen moeten worden vastgesteld voor het geval dat de bij controle ter plaatse gemeten oppervlakten niet met die welke in de inzaaiaangiften en de steunaanvragen zijn vermeld, in overeenstemming zijn;

Overwegende dat, gezien de situatie in de Lid-Staten, dient te worden bepaald dat de Lid-Staten voor de toekenning van steun voor vezelvlas, in het geval dat er geen teeltcontract wordt gesloten, een stelsel van produktiecertificaten of van geregistreerde contracten toepassen; dat met het oog op een goede toepassing van deze regeling dient te worden bepaald welke gegevens er minimaal op die certificaten moeten worden vermeld;

Overwegende dat voor de uitkering van het steunbedrag uniforme bepalingen moeten worden vastgesteld;

Overwegende dat in artikel 2 van Verordening (EEG) nr. 1308/70 is bepaald dat ter bevordering van de afzet van vlasprodukten communautaire maatregelen kunnen worden genomen om het gebruik van vlasvezels en daarvan vervaardigde produkten te stimuleren;

Overwegende dat het, met het oog op een goed beheer, dienstig is dat de door de Commissie vast te stellen maatregelen ter bevordering van het gebruik van vlasvezels worden uitgevoerd in het kader van een gedetailleerd programma dat na overleg met de Lid-Staten en, in voorkomend geval, het betrokken bedrijfsleven wordt vastgesteld; dat, met hetzelfde doel, dient te worden bepaald dat die maatregelen moeten worden uitgevoerd volgens procedures die met de technische kenmerken van de verschillende maatregelen in overeenstemming zijn;

Overwegende dat bij de beoordeling van de voorstellen die in het kader van de vastgestelde procedures worden ingediend, criteria moeten worden gehanteerd die een optimale keuze mogelijk maken; dat de openbare inschrijving of de inschrijving met voorselectie daarvoor het meest geschikt lijkt; dat evenwel voor maatregelen die een zeer grondige kennis van de vlassector vereisen een onderhandse overeenkomst met de beroeps- of de sectoriële organisaties als de meest geschikte regeling kan worden beschouwd;

Overwegende dat de Lid-Staten over de keuzen van de Commissie en over het verloop van de in aanmerking genomen maatregelen moeten worden ingelicht;

Overwegende dat duidelijkheidshalve Verordening (EEG) nr. 771/74 van de Commissie (1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 2807/88 (2), moet worden ingetrokken en door de onderhavige verordening moet worden vervangen;

Overwegende dat de in deze verordening vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het Comité van beheer voor vlas en hennep,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING

VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 4 van Verordening (EEG) nr. 1308/70 bedoelde steun voor vezelvlas en hennep die in de Gemeenschap zijn geproduceerd, wordt onder de in de volgende artikelen bepaalde voorwaarden toegekend.

Artikel 2

De steun wordt toegekend voor vlas dat is geteeld uit zaad van rassen:

  • die in bijlage A zijn genoemd of
  • die met het oog op de opneming ervan in de rassenlijst van vlas dat voornamelijk voor de produktie van vezels is bestemd, bij de instanties van de Lid-Staten in onderzoek zijn.

Artikel 3

  • 1. 
    De steun wordt slechts toegekend voor de henneppercelen die met in bijlage B genoemde rassen zijn ingezaaid.
  • 2. 
    Met het oog op het toezicht op de naleving van de voorwaarden bedoeld in artikel 3, lid 1, eerste alinea, van Verordening (EEG) nr. 619/71 dient de aanvraag om steun voor hennep van een kopie van het officiële etiket van het gebruikte zaaizaad, dat op grond van Richtlijn 69/208/EEG van de Raad (3) of op grond van krachtens die richtlijn vastgestelde bepalingen is opgesteld, of van enig ander document dat door de betrokken Lid-Staat als gelijkwaardig is erkend, vergezeld te gaan.
  • 3. 
    De bepaling van het tetrahydrocannabinolgehalte en de monsterneming daarvoor moeten volgens de in bijlage C beschreven methode worden verricht.
  • 4. 
    De betrokken Lid-Staten keren de steun slechts uit voor zover de geoogste opervlakte overeenkomt met de hoeveelheid zaaizaad die in een van de in lid 2 bedoelde documenten is vermeld.

Artikel 4

De steun wordt slechts toegekend voor de oppervlakten:

  • a) 
    die volledig zijn ingezaaid en geoogst en waarop de normale teeltwerkzaamheden zijn uitgevoerd;
  • b) 
    waarvoor overeenkomstig artikel 5 een aangifte van de ingezaaide oppervlakten is ingediend.

Artikel 5

  • 1. 
    Elke teler van vezelvlas of hennep dient jaarlijks, behoudens overmacht, uiterlijk op 30 juni voor vlas en uiterlijk op 15 juli voor hennep, een aangifte in van de door hem ingezaaide oppervlakten. Voor het verkoopseizoen 1989/1990 luiden deze data evenwel respectievelijk 15 en 31 juli 1989.
  • 2. 
    Wanneer de oppervlakte waarop het gewas is opgekomen, kleiner blijkt te zijn dan die welke in de aangifte is vermeld, deelt de aangever vóór de in lid 1 aangegeven data aan de bevoegde instanties de gegevens mede over de werkelijke oppervlakte.
  • 3. 
    Deze aangifte bevat ten minste de volgende gegevens:
  • de naam, de voornamen en het adres van de aangever;
  • de botanische soort, voor vlas vervolledigd met de voornaamste bestemming, alsmede het ingezaaide ras;
  • de ingezaaide oppervlakte, uitgedrukt in hectare en are;
  • de kadastrale omschrijving van de ingezaaide oppervlakten of een aanduiding die door de met de controle van de oppervlakten belaste instantie als gelijkwaardig is erkend.
  • 4. 
    Een aangifte voor een oppervlakte van minstens drie hectare wordt slechts in behandeling genomen:
  • wanneer een door de betrokken Lid-Staat aangewezen instantie deze heeft geviseerd, of
  • wanneer zij vergezeld gaat van een attest waarin de juistheid van de aangifte ten genoegen van de betrokken Lid-Staat wordt bevestigd.

De Lid-Staten kunnen bepalen dat een aangifte voor een oppervlakte die kleiner is dan drie hectare slechts in behandeling wordt genomen wanneer een door hen aangewezen instantie deze heeft geviseerd.

Artikel 6

  • 1. 
    De in artikel 5 van Verordening (EEG) nr. 619/71 bedoelde controle heeft ten minste betrekking op 5 % van de in dat artikel bedoelde aangiften voor ingezaaide oppervlakten en op een representatief percentage van de in artikel 8 bedoelde steunaanvragen, waarbij rekening wordt gehouden met de geografische spreiding van de betrokken oppervlakten.
  • 2. 
    Wanneer bij de controles in 6 % of meer van de gevallen onregelmatigheden van betekenis aan het licht komen, stellen de Lid-Staten de Commissie onverwijld van deze feiten alsmede van de maatregelen die zij in dit verband hebben getroffen, in kennis.

Artikel 7

Wanneer uit de in artikel 5 van Verordening (EEG) nr. 619/71 bedoelde controle blijkt dat de aangegeven oppervlakte:

  • a) 
    kleiner is dan de oppervlakte die bij de controle wordt geconstateerd, wordt de steun voor de geconstateerde oppervlakte toegekend,
  • b) 
    groter is dan de oppervlakte die bij de controle wordt geconstateerd, wordt, onverminderd eventuele, in de nationale wetgeving voorziene sancties, steun toegekend voor de oppervlakte die is geconstateerd, nadat daarvan het verschil is afgetrokken tussen de oorspronkelijk aangegeven en de geconstateerde oppervlakte, tenzij de Lid-Staat het verschil aanvaardbaar acht; in dat geval wordt voor de geconstateerde oppervlakte steun toegekend.

De Lid-Staten brengen de Commissie op de hoogte van de op grond van dit artikel genomen maatregelen.

Artikel 8

  • 1. 
    Elke teler van vezelvlas of hennep dient jaarlijks, uiterlijk op 30 november voor vlas en uiterlijk op 31 december voor hennep, een steunaanvraag in.

Behalve in geval van overmacht wordt, wanneer de steunaanvraag wordt ingediend

  • vóór het einde van de maand volgende op de betrokken, in de eerste alinea vermelde maand, 66 % van de in artikel 4 van Verordening (EEG) nr. 1308/70 bedoelde steun toegekend,
  • vóór het einde van de tweede maand volgende op de betrokken maand, 33 % van de bedoelde steun toegekend.
  • 2. 
    De steunaanvraag bevat ten minste de volgende gegevens:
  • de naam, de voornamen en het adres van de aanvrager;
  • de vermelding van de geoogste oppervlakten, uitgedrukt in hectare en are en de kadastrale omschrijving van deze oppervlakten of een aanduiding die door de met de controle van de oppervlakten belaste instantie als gelijkwaardig is erkend;
  • de plaats waar het betrokken produkt is opgeslagen of, als het is verkocht en geleverd, de naam, de voornamen en het adres van de koper.
  • 3. 
    Als de teler aan de voorwaarden van artikel 3 bis, onder b), van Verordening (EEG) nr. 619/71 voldoet, dient bij de steunaanvraag een kopie van het in dat artikel bedoelde teeltcontract te worden gevoegd, tenzij het contract door de bevoegde instantie is geregistreerd.
  • 4. 
    Onverminderd lid 5 wordt, wanneer de oppervlakte waarvoor steun wordt gevraagd, groter is dan de in de aangifte van de ingezaaide oppervlakten vermelde oppervlakten, de steun voor de laatstbedoelde oppervlakte toegekend.
  • 5. 
    Wanneer uit de in artikel 5 van Verordening (EEG) nr. 619/71 bedoelde controle blijkt dat de oppervlakte waarvoor steun wordt gevraagd:
  • a) 
    kleiner is dan die welke bij de controle wordt geconstateerd, wordt de steun toegekend voor de geconstateerde oppervlakte,
  • b) 
    groter is dan die welke bij de controle wordt geconstateerd, wordt de steun, onverminderd eventuele, in de nationale wetgeving voorziene sancties en onverminderd de bepalingen onder c), voor de oppervlakte die is geconstateerd, toegekend, nadat daarvan het verschil is afgetrokken tussen de oppervlakte waarvoor de steun is aangevraagd en de geconstateerde oppervlakte, tenzij de Lid-Staat het verschil aanvaardbaar acht; in het laatste geval wordt voor de geconstateerde oppervlakte steun toegekend,
  • c) 
    groter is dan die welke bij de controle wordt geconstateerd en de in de aangiften of steunaanvragen aangegeven hoeveelheden van de betrokkene in hetzelfde of in het voorgaande verkoopseizoen overeenkomstig artikel 7 of het bepaalde onder b) zijn verlaagd, wordt de steunaanvraag afgewezen, tenzij de Lid-Staat het verschil aanvaardbaar acht.

De Lid-Staten stellen de Commissie van de op grond van dit artikel genomen maatregelen in kennis.

Artikel 9

Wanneer de teler niet aan de voorwaarden van artikel 3 bis, onder b), van Verordening (EEG) nr. 619/71 voldoet, dient de betrokken Lid-Staat voor de toekenning van steun voor vlas een stelsel van produktiecertificaten of geregistreerde contracten toe te passen.

Artikel 10

  • 1. 
    Wanneer de Lid-Staat het in artikel 9 bedoelde stelsel van produktiecertificaten toepast, wordt voor elke hectare of elk gedeelte van een hectare waarvoor het recht op steun is erkend, aan de teler voor de helft van het steunbedrag een certificaat afgegeven.
  • 2. 
    Wanneer vóór het einde van het verkoopseizoen,
  • a) 
    het in artikel 3, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 619/71 bedoelde contract niet is gesloten of de teler het strovlas voor eigen rekening verwerkt of laat verwerken, blijft het certificaat in het bezit van de teler;
  • b) 
    het onder a) bedoelde contract is gesloten, wordt het certificaat aan de koper gegeven.

Na overlegging van het naar behoren ingevulde certificaat wordt aan de rechthebbende de helft van de steun uitgekeerd. Dit certificaat moet uiterlijk op 31 december volgende op het einde van het verkoopseizoen worden overgelegd.

  • 3. 
    Het certificaat bevat ten minste de volgende gegevens:
  • de naam, de voornamen en het adres van de teler;
  • de betrokken oppervlakte;
  • het te betalen steunbedrag;
  • de naam, de voornamen en het adres van de begunstigde;
  • de handtekening van de teler en de begunstigde; - wanneer het certificaat door de teler wordt ingediend, de vermelding dat hij aan een van de voorwaarden van artikel 3, lid 2, onder a) en b), van Verordening (EEG) nr. 619/71 voldoet.

Artikel 11

Wanneer de Lid-Staat het in artikel 9 bedoelde stelsel van geregistreerde contracten toepast:

  • a) 
    wordt de helft van de steun aan de koper uitgekeerd, indien het in artikel 3, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 619/71 bedoelde contract vóór het einde van het verkoopseizoen is gesloten;
  • b) 
    wordt het volledige steunbedrag aan de teler uitgekeerd, wanneer het betrokken contract niet binnen de onder a) bedoelde termijn is gesloten of het bewijs wordt geleverd dat de teler het strovlas voor eigen rekening verwerkt of laat verwerken.

Artikel 12

De Lid-Staat betaalt het steunbedrag voor vlas en hennep vóór 1 maart volgende op het einde van het verkoopseizoen.

Artikel 13

  • 1. 
    Op basis van het in artikel 2, lid 4, van Verordening (EEG) nr. 1308/70 bedoelde algemene programma, stelt de Commissie een gedetailleerd programma op van de in lid 1 van dat artikel bedoelde maatregelen die zij voornemens is vast te stellen. Dit programma kan op meer dan een verkoopseizoen betrekking hebben.
  • 2. 
    Met het oog op de opstelling van het gedetailleerde programma:
  • raadpleegt de Commissie het Comité van beheer voor vlas en hennep,
  • kan de Commissie het Raadgevend Comité voor vlas en hennep raadplegen.
  • 3. 
    Bij het opstellen van haar gedetailleerde programma:
  • geeft de Commissie een nadere regeling voor de eventuele samenwerking met beroeps- of sectoriële organisaties in de vlassector,
  • houdt de Commissie rekening met uitgevoerde of geplande maatregelen op het gebied van verkoopbevordering in deze sector.

Artikel 14

  • 1. 
    Onverminderd lid 2 worden voor de uitvoering van de in artikel 2, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 1308/70 bedoelde maatregelen die in het gedetailleerde programma zijn opgenomen, openbare inschrijvingen of inschrijvingen met voorselectie gehouden. De openbare inschrijvingen worden in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen bekendgemaakt.
  • 2. 
    De in artikel 2, lid 2, eerste streepje, van Verordening (EEG) nr. 1308/70 bedoelde maatregelen die betrekking hebben op technische of commerciële informatie of die verband houden met »public relations" en waarvoor, gezien het specifieke of technische karakter ervan, een gespecialiseerde kennis van het gebruik van vlasvezels en de daaruit verkregen produkten is vereist, worden langs de weg van inschrijving met voorselectie uitgevoerd. Deze maatregelen worden echter uitgevoerd op grond van onderhandse overeenkomsten tussen de Commissie en de beroeps- of de sectoriële organisaties in de vlassector, als alleen deze organisaties over de vereiste kwalificaties beschikken.
  • 3. 
    De uitgaven voor de in lid 2 bedoelde maatregelen mogen maximaal 30 % bedragen van de middelen die voor de maatregelen als bedoeld in artikel 2, lid 2, eerste streepje, van Verordening (EEG) nr. 1308/70 zijn toegewezen.

Artikel 15

  • 1. 
    Bij de beoordeling van de door de gegadigden ingediende offertes houdt de Commissie rekening met:
  • de kwaliteit en de kosten van de offerte,
  • de mate waarin de offerte aan de doelstellingen van de verschillende geplande maatregelen beantwoordt,
  • de specialisatie en de ervaring van de contractant op het gebied van de geplande maatregelen,
  • de op het betrokken gebied reeds uitgevoerde of nog lopende maatregelen.

Bovendien houdt de Commissie:

  • a) 
    voor de offertes met betrekking tot de in artikel 2, lid 2, eerste streepje, van Verordening (EEG) nr. 1308/70 bedoelde maatregelen, rekening met de waarborgen die de betrokkene op professioneel en financieel vlak biedt;
  • b) 
    voor de offertes met betrekking tot de in artikel 2, lid 2, tweede streepje, van Verordening (EEG) nr. 1308/70 bedoelde maatregelen rekening met:
  • de wetenschappelijke bekendheid die de betrokkene geniet,
  • de potentiële omvang van het afzetgebied voor de betrokken produkten,
  • de termijn waarbinnen naar verwachting de beoogde resultaten zullen worden behaald.
  • 2. 
    De Commissie maakt een keuze uit de offertes. Bij deze keuze kan zij instanties of personen raadplegen die ter zake zijn gespecialiseerd, en met name de beroeps- of de sectoriële organisaties. De Commissie sluit de contracten. Zij licht het Comité van beheer voor vlas en hennep op gezette tijden in over de contracten die zijn gesloten en over het verloop van de maatregelen.

Artikel 16

De in het contract overeengekomen prijs wordt door de Commissie, naar gelang van de vordering van de werkzaamheden, in termijnen uitbetaald.

Geëist kan worden dat er een zekerheid wordt gesteld om de uitvoering van het contract te waarborgen.

Alvorens de Commissie het eindsaldo overmaakt en de zekerheid vrijgeeft, moet zij hebben vastgesteld dat de uit het contract voortvloeiende verplichtingen naar behoren zijn nagekomen. Artikel 17

  • 1. 
    Verordening (EEG) nr. 771/74 wordt ingetrokken.
  • 2. 
    Verwijzingen in de communautaire besluiten naar Verordening (EEG) nr. 771/74 of naar bepaalde artikelen van die verordening gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening of naar de overeenkomstige artikelen van de onderhavige verordening.

Artikel 18

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Zij is voor vezelvlas en hennep met ingang van het verkoopseizoen 1989/1990 van toepassing.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Brussel, 28 april 1989.

Voor de Commissie

Ray MAC SHARRY

Lid van de Commissie

  • (1) 
    PB nr. L 146 van 4. 7. 1970, blz. 1.
  • (2) 
    PB nr. L 377 van 31. 12. 1987, blz. 34.
  • (3) 
    PB nr. L 72 van 26. 3. 1971, blz. 2.
  • (4) 
    PB nr. L 191 van 19. 7. 1984, blz. 6.
  • (1) 
    PB nr. L 92 van 3. 4. 1974, blz. 13.
  • (2) 
    PB nr. L 251 van 10. 9. 1988, blz. 13.
  • (3) 
    PB nr. L 169 van 10. 7. 1969, blz. 3.

BIJLAGE A

Lijst van de vlasrassen die voornamelijk bestemd zijn voor de produktie van vezels

Ariane

Astella

Belinka

Berber

Fanny

Hera

Laura

Lidia

Marina

Mira

Nanda

Natasja

Nynke

Opaline

Regina

Saskia

Silva

Thalassa

Viking

BIJLAGE B

Lijst van de henneprassen die voor steun in aanmerking komen

Carmagnola

CS

Delta-Llosa

Delta-405

Fedora 19

Fedrina 74

Felina 34

Ferimon

Fibranova

Fibrimon 24

Fibrimon 56

Futura

BIJLAGE C

COMMUNAUTAIRE METHODE VOOR DE KWANTITATIEVE BEPALING VAN D 9-THC IN HENNEPSOORTEN

  • 1. 
    Doel en toepassingsgebied

Het doel van deze methode is de bepaling van het gehalte aan D 9-tetrahydrocannabinol (D9-THC) in hennepsoorten (Cannabis sativa L.) met het oog op de controle op de naleving van de bij artikel 3, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 619/71 bepaalde voorwaarden.

  • 2. 
    Principe

Kwantitatieve bepaling van D9-THC via gaschromatografie na extractie met een geschikt oplosmiddel.

  • 3. 
    Apparatuur
  • gaschromatograaf voorzien van een vlamionisatiedetector;
  • glazen kolom met een lengte van 2,50 m en een diameter van 3,2 mm (1 / 8 inch), gevuld met een stationaire fase van het type fenyl-methyl-silicon (bij voorbeeld OV-17, 3 %), geïmpregneerd op een geschikt dragermateriaal.
  • 4. 
    Bemonstering en vermindering van de omvang van het monster

Bemonstering

Uit een populatie van een bepaald soort hennep worden ten minste 500 planten genomen, bij voorkeur op verschillende plaatsen en niet aan de rand van het veld. Deze monsterneming wordt bij daglicht en aan het einde van de bloeitijd uitgevoerd.

Het mengsel van al deze monsters moet representatief zijn voor de partij.

Het verkregen materiaal wordt aan de lucht gedroogd.

Vermindering van de monsterhoeveelheid

Van het aldus verkregen monster neemt men 500 planten; deze hoeveelheid moet representatief zijn voor het oorspronkelijke monster.

Men verdeelt het in twee delen. Eén deel wordt overgebracht naar het laboratorium waar de bepaling van het gehalte aan D 9-THC plaatsvindt. Het andere deel dient voor een eventueel tweede onderzoek. 5. Reagentia

  • petroleumether (40-65 °C) of een oplosmiddel met een soortgelijke polariteit;
  • D9-tetrahydrocannabinol (D9-THC) voor chromatografie;
  • 0,1 % (m/v) oplossing van androsteen-3,17-dion voor chromatografie in ethanol.
  • 6. 
    Bereidingswijze van het laboratoriummonster

Voor de bepaling van het gehalte aan D9-THC wordt van het plantenmateriaal in het ontvangen monster het bovenste gedeelte van de planten (ongeveer 1 / 3) genomen; dit wordt ontdaan van stengels en zaden. Het zo verkregen materiaal wordt in de droogstoof (beneden 40 °C) gedroogd tot constant gewicht.

  • 7. 
    Extractie

Van het volgens punt 6 verkregen materiaal wordt een halffijn poeder gemaakt (maaswijdte van de zeef: 0,1 mm).

Van het goed gemengde poeder wordt 2,0 g geëxtraheerd met 30 tot 40 ml petroleumether (40-65 °C). Nadat het mengsel 24 uur heeft gestaan en een uur is geschud in een schudmachine wordt het gefiltreerd. Het residu wordt op dezelfde manier tweemaal geëxtraheerd. De oplossingen in petroleumether worden drooggedampt. Het residu wordt opgenomen in 10 ml petroleumether. Het aldus bereide extract wordt gebruikt voor kwantitatieve analyse door middel van gaschromatografie.

  • 8. 
    Kwantitatieve analyse door middel van gaschromatografie
  • a) 
    Bereiding van de te analyseren oplossingen

Het in 10,0 ml petroleumether opgenomen residu van het extract wordt kwantitatief geanalyseerd op het gehalte aan D 9-THC. Daartoe wordt een interne standaard gebruikt en wordt de oppervlakte van de pieken berekend.

Van de oplossing in petroleumether wordt 1,0 ml drooggedampt. Het residu wordt opgenomen in 2,0 ml van een 0,1 %-oplossing van androsteen-3,17-dion in ethanol (interne standaard waarvan de retentietijd duidelijk hoger is dan die van de verschillende cannabinolachtigen en met name ongeveer twee keer zo hoog als die van D9-THC).

IJkoplossingen:

0,10, 0,25, 0,50, 1,0 en 1,5 mg D9-THC in 1 ml van de 0,1 %-oplossing van androsteen-3,17-dion in ethanol.

  • b) 
    Instelling van de apparatuur

Temperatuur van de kolom: 240 °C.

Temperatuur van de injector: 280 °C.

Temperatuur van de detector: 270 °C.

Doorloopsnelheid van stikstof: 25 ml/min.

Doorloopsnelheid van waterstof: 25 ml/min.

Doorloopsnelheid van lucht: 300 ml/min.

Geïnjecteerd volume: 1 ml van de uiteindelijke oplossing in ethanol.

De relatieve retentietijd van D9-THC ten opzichte van androsteen wordt berekend.

  • 9. 
    Weergave van de resultaten

Het resultaat wordt uitgedrukt als D9-THC per 100 g van het tot constant gewicht gedroogde laboratoriummonster.

Het resultaat mag een maximale afwijking hebben van 0,03 g/100 g.

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.