Verordening 1981/1468 - Wederzijdse bijstand tussen de administratieve autoriteiten van de lidstaten en samenwerking tussen deze autoriteiten en de Commissie, met het oog op de juiste toepassing van de douane- en landbouwvoorschriften

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 31981R1468

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

31981R1468

Verordening (EEG) nr. 1468/81 van de Raad van 19 mei 1981 betreffende wederzijdse bijstand tussen de administratieve autoriteiten van de Lid-Staten en samenwerking tussen deze autoriteiten en de Commissie, met het oog op de juiste toepassing van de douane- en landbouwvoorschriften

Publicatieblad Nr. L 144 van 02/06/1981 blz. 0001 - 0005

Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 2 Deel 3 blz. 0082

Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 02 Deel 8 blz. 0250

Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 2 Deel 3 blz. 0082

Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 02 Deel 8 blz. 0250

VERORDENING (EEG) Nr. 1468/81 VAN DE RAAD van 19 mei 1981 betreffende wederzijdse bijstand tussen de administratieve autoriteiten van de Lid-Staten en samenwerking tussen deze autoriteiten en de Commissie, met het oog op de juiste toepassing van de douane- en landbouwvoorschriften

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op de artikelen 43 en 235,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 729/70 van de Raad van 21 april 1970 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 3509/80 (2), inzonderheid op artikel 8, lid 3,

Gezien het voorstel van de Commissie (3),

Gezien het advies van het Europese Parlement (4),

Overwegende dat de goede werking van de douane-unie en van het gemeenschappelijk landbouwbeleid een nauwe samenwerking vereist tussen de administratieve autoriteiten die in de Lid-Staten belast zijn met de tenuitvoerlegging van de op deze beide gebieden vastgestelde bepalingen ; dat hiervoor eveneens een passende samenwerking noodzakelijk is tussen deze nationale autoriteiten en de Commissie, die belast is met het toezicht op de toepassing van het Verdrag en van de krachtens het Verdrag vastgestelde bepalingen;

Overwegende dat het derhalve dienstig is regels vast te stellen volgens welke de administratieve autoriteiten van de Lid-Staten elkaar bijstand dienen te verlenen en met de Commissie dienen samen te werken om de juiste toepassing van de douane- en landbouwvoorschriften te verzekeren, met name door middel van het voorkomen en opsporen van inbreuken op die voorschriftén en het opsporen van iedere handelwijze die met deze voorschriften in strijd is of lijkt te zijn ; dat deze regels evenwel niet behoeven te worden toegepast voor zover zij samenvallen met die van Verordening (EEG) nr. 283/72 van de Raad van 7 februari 1972 betreffende onregelmatigheden in het kader van de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en terugvordering van bedragen die in dat kader onverschuldigd zijn betaald, alsmede de organisatie van een informatiesysteem op dit gebied (5) of met die van Verordening (EEG) nr. 359/79 van de Raad van 5 februari 1979 betreffende de rechtstreekse samenwerking tussen de instanties die door de Lid-Staten zijn belast met de controle op de naleving van de communautaire en de nationale bepalingen in de wijnbouwsector (6);

Overwegende dat, bij gebreke van communautaire voorschriften op dit gebied, de Lid-Staten in 1967 onderling een overeenkomst inzake wederzijdse bijstand tussen hun respectieve douane-administraties hebben gesloten ; dat dient te worden vermeden dat de voor de toepassing van deze Overeenkomst vastgestelde praktische voorschriften ingrijpend worden gewijzigd door de vaststelling van de op dit gebied noodzakelijk geworden communautaire voorschriften ; dat het derhalve dienstig is bij de vaststelling van deze communautaire voorschriften zoveel mogelijk uit te gaan van de bepalingen van de genoemde Overeenkomst, zodat de voor de toepassing daarvan tot stand gebrachte voorzieningen ten volle kunnen worden benut;

Overwegende dat de vaststelling van communautaire voorschriften betreffende de wederzijdse bijstand tussen de administratieve autoriteiten van de Lid-Staten en de samenwerking van deze autoriteiten met de Commissie, met het oog op de juiste toepassing van de douane- of landbouwvoorschriften, geen afbreuk doet aan de toepassing van de Overeenkomst van 1967 op de gebieden die onder de uitsluitende bevoegdheid van de Lid-Staten blijven vallen ; dat die voorschriften voorts de toepassing in de Lid-Staten van de regels inzake wederzijdse rechtshulp in strafzaken onverlet moeten laten;

Overwegende dat het bepaalde in deze verordening betrekking heeft op de toepassing zowel van de voorschriften van het gemeenschappelijk landbouwbeleid als van die van het gemeenschappelijk douanetarief en (1) PB nr. L 94 van 28.4.1970, blz. 13. (2) PB nr. L 367 van 31.12.1980, blz. 87. (3) PB nr. C 100 van 22.11.1973, blz. 30. (4) PB nr. C 2 van 9.1.1974, blz. 22. (5) PB nr. L 36 van 10.2.1972, blz. 1. (6) PB nr. L 54 van 5.3.1979, blz. 136. van de andere douaneregelingen ; dat, wat dit tweede aspect betreft, de specifieke bepalingen van het Verdrag aan de Instellingen van de Gemeenschap niet de vereiste bevoegdheden verlenen om dwingende bepalingen betreffende de wederzijdse bijstand vast te stellen ; dat het derhalve noodzakelijk lijkt de bepalingen van deze verordening mede op artikel 235 te baseren,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

  • 1. 
    Bij deze verordening worden de voorwaarden vastgesteld waaronder de administratieve autoriteiten die in de Lid-Staten belast zijn met de tenuitvoerlegging van de douane- of landbouwvoorschriften met die van de andere Lid-Staten en met de Commissie samenwerken om de naleving van deze voorschriften te verzekeren.
  • 2. 
    De bepalingen van deze verordening zijn niet van toepassing voor zover zij samenvallen met die van de Verordeningen (EEG) nr. 283/72 en nr. 359/79.

Artikel 2

  • 1. 
    In de zin van deze verordening wordt verstaan onder: - "douanevoorschriften", alle bepalingen van communautaire aard en alle bepalingen voor de toepassing van de communautaire voorschriften die betrekking hebben op de invoer, de uitvoer, de doorvoer en het verblijf van goederen waarin tussen de Lid-Staten onderling alsmede tussen de Lid-Staten en derde landen wordt gehandeld;
  • "landbouwvoorschriften", alle bepalingen die zijn vastgesteld in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en alle specifieke voorschriften die uit hoofde van artikel 235 van het Verdrag zijn vastgesteld ten aanzien van door verwerking van landbouwprodukten verkregen goederen;
  • "verzoekende autoriteit", de bevoegde autoriteit van een Lid-Staat die een verzoek om bijstand indient;
  • "aangezochte autoriteit", de bevoegde autoriteit van een Lid-Staat waaraan een verzoek om bijstand wordt gericht.
  • 2. 
    Elke Lid-Staat deelt aan de andere Lid-Staten en aan de Commissie de lijst mee van de bevoegde autoriteiten die zijn aangewezen om zich met het oog op de toepassing van deze verordening met elkaar in verbinding te stellen.

In deze verordening heeft de uitdrukking "bevoegde autoriteiten" betrekking op de autoriteiten die overeenkomstig het bepaalde in de eerste alinea zijn aangewezen.

Artikel 3

De bij deze verordening ingestelde bijstandsplicht geldt niet voor het verstrekken van gegevens of documenten die de administratieve autoriteiten als bedoeld in artikel 1, lid 1, hebben verkregen in het kader van de bevoegdheden die zij in opdracht van de rechterlijke autoriteit uitoefenen.

In geval van bijstand op verzoek worden deze gegevens of documenten echter wel verstrekt indien de rechterlijke autoriteit die hiertoe moet worden geraadpleegd, daarmee instemt.

TITEL I Bijstand op verzoek

Artikel 4

  • 1. 
    Op verzoek van de verzoekende autoriteit verstrekt de aangezochte autoriteit aan eerstgenoemde alle gegevens die de eerstgenoemde autoriteit nodig heeft om ervoor te zorgen dat de douane- of landbouwvoorschriften worden nageleefd, in het bijzonder die betreffende: - de toepassing van de douanerechten en heffingen van gelijke werking, alsmede van de landbouwheffingen en andere heffingen waarin is voorzien in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid of in het kader van de specifieke regelingen die uit hoofde van artikel 235 van het Verdrag van toepassing zijn op bepaalde door verwerking van landbouwprodukten verkregen goederen;
  • de verrichtingen die onder het financieringsstelsel van het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw vallen.
  • 2. 
    Voor het verkrijgen van de gevraagde gegevens gaat de aangezochte autoriteit of de administratieve autoriteit tot wie laatstgenoemde zich heeft gericht, te werk als handelde zij ten eigen behoeve of op verzoek van een andere autoriteit uit eigen land.

Artikel 5

Op verzoek van de verzoekende autoriteit verstrekt de aangezochte autoriteit aan eerstgenoemde alle verklaringen, alsmede alle documenten of voor eensluidend gewaarmerkte afschriften van documenten die betrekking hebben op handelingen waarop de douane- of landbouwvoorschriften van toepassing zijn en waarover zij beschikt of die zij zich verschaft op de wijze als bepaald in artikel 4, lid 2.

Artikel 6

  • 1. 
    Op verzoek van de verzoekende autoriteit geeft de aangezochte autoriteit de geadresseerde kennis of doet zij hem, met inachtneming van de regels die van kracht zijn in de Lid-Staat waarin zij is gevestigd, kennis geven van alle besluiten of beslissingen die uitgaan van de administratieve autoriteiten en betrekking hebben op de toepassing van de douane- of landbouwvoorschriften.
  • 2. 
    Bij de verzoeken om kennisgeving, die het onderwerp moeten vermelden van de stukken of de beslissingen waarvan kennis moet worden gegeven, wordt een vertaling in de officiële taal of een van de officiële talen van de Lid-Staat waarin de aangezochte autoriteit is gevestigd gevoegd, zonder dat dit afbreuk doet aan het recht van de aangezochte autoriteit van die vertaling af te zien.

Artikel 7

Op verzoek van de verzoekende autoriteit oefent de aangezochte autoriteit, binnen haar dienstgebied, voor zover mogelijk, een bijzonder toezicht uit, of doet dit uitoefenen, op: a) de personen van wie redelijkerwijs mag worden aangenomen dat zij de douane- of landbouwvoorschriften overtreden, in het bijzonder op de bewegingen van deze personen;

  • b) 
    de plaatsen waar goederen worden opgeslagen onder omstandigheden waarvan redelijkerwijs mag worden verondersteld dat zij gericht zijn op handelingen die in strijd zijn met de douane- of landbouwvoorschriften;
  • c) 
    de goederenbewegingen waarvan wordt medegedeeld dat zij kunnen plaatsvinden in het kader van handelingen die in strijd zijn met de douane- of landbouwvoorschriften;
  • d) 
    de vervoermiddelen waarvan redelijkerwijs mag worden aangenomen dat zij worden gebruikt voor handelingen die in strijd zijn met de douane- of landbouwvoorschriften.

Artikel 8

Op verzoek van de verzoekende autoriteit deelt de aangezochte autoriteit eerstgenoemde met name door middel van rapporten en andere documenten of van voor eensluidend gewaarmerkte afschriften of uittreksels daarvan alle gegevens mede die haar ter beschikking staan of die zij verkrijgt op de in artikel 4, lid 2, bedoelde wijze met betrekking tot geconstateerde of voorgenomen handelingen die in strijd zijn of die de verzoekende autoriteit in strijd lijken met de douane- of landbouwvoorschriften.

De mededeling van oorspronkelijke documenten en voorwerpen geschiedt evenwel slechts indien de bepalingen die van kracht zijn in de Lid-Staat waar de aangezochte autoriteit is gevestigd, zich hier niet tegen verzetten.

Artikel 9

  • 1. 
    Op verzoek van de verzoekende autoriteit verricht de aangezochte autoriteit een passend onderzoek, of doet dit verrichten, naar handelingen die in strijd zijn of de verzoekende autoriteit in strijd lijken met de douane- of landbouwvoorschriften.

Voor dit onderzoek gaat de aangezochte autoriteit, of de administratieve autoriteit tot wie laatstgenoemde zich heeft gericht, te werk als handelde zij ten eigen behoeve of op verzoek van een andere nationale autoriteit.

De aangezochte autoriteit deelt de resultaten van dit onderzoek aan de verzoekende autoriteit mede.

  • 2. 
    De verzoekende autoriteit en de aangezochte autoriteit kunnen overeenkomen dat door de verzoekende autoriteit aangewezen ambtenaren tegenwoordig mogen zijn bij het in lid 1 bedoelde onderzoek.

Artikel 10

De verzoekende autoriteit en de aangezochte autoriteit kunnen overeenkomen dat door de verzoekende autoriteit daartoe naar behoren gemachtigde ambtenaren onder de door de aangezochte autoriteit vastgestelde voorwaarden in de kantoren waar de administratieve autoriteiten die ressorteren onder de Lid-Staat waar de aangezochte autoriteit is gevestigd, hun functie uitoefenen, gegevens kunnen verzamelen die betrekking hebben op de toepassing van de douane- of landbouwvoorschriften, die de verzoekende autoriteit nodig heeft en die behoren tot de documentatie waartoe de personeelsleden van deze kantoren toegang hebben. Deze ambtenaren zijn gemachtigd afschriften te maken van deze documentatie.

TITEL II Bijstand op eigen initiatief

Artikel 11

Onder de voorwaarden vastgesteld in de artikelen 12 en 13 verlenen de bevoegde autoriteiten van iedere Lid-Staat bijstand aan de bevoegde autoriteiten van de andere Lid-Staten zonder dat deze laatste hierom vooraf hebben verzocht.

Artikel 12

Wanneer de bevoegde autoriteiten van iedere Lid-Staat zulks voor de naleving van de douane- of landbouwvoorschriften nuttig achten: a) oefenen zij zoveel mogelijk het in artikel 7 omschreven bijzondere toezicht uit, of doen dit uitoefenen;

  • b) 
    doen zij de bevoegde autoriteiten van de andere betrokken Lid-Staten met name door middel van rapporten en andere documenten of voor eensluidend gewaarmerkte afschriften of uittreksels daarvan, mededeling van alle hun ter beschikking staande gegevens betreffende handelingen die in strijd zijn of hun in strijd lijken te zijn met de douane- of landbouwvoorschriften.

Artikel 13

De bevoegde autoriteiten van iedere Lid-Staat delen de bevoegde autoriteiten van de andere betrokken Lid-Staten onverwijld alle dienstige gegevens mede, welke verband houden met handelingen die in strijd zijn of hun in strijd lijken te zijn met de douane- of landbouwvoorschriften, in het bijzonder de gegevens betreffende de daarbij betrokken goederen en de nieuwe middelen en methoden die bij deze handelingen worden gebruikt.

TITEL III Slotbepalingen

Artikel 14

  • 1. 
    De bevoegde autoriteiten van iedere Lid-Staat stellen de Commissie, zodra zij daarover beschikken, in kennis van: a) alle door hen dienstig geachte gegevens over: - goederen waarmee handelingen zijn verricht of waarmee vermoedelijk handelingen zijn verricht, die in strijd zijn met de douane- of landbouwvoorschriften;
  • de methoden en praktijken die zijn toegepast of vermoedelijk zijn toegepast om de douane- of landbouwvoorschriften te overtreden;
  • b) 
    alle gegevens betreffende tekortkomingen of leemten in de douane- of landbouwvoorschriften waarvan het bestaan bij de toepassing van deze voorschriften kon worden aangetoond of verondersteld.
  • 2. 
    De Commissie stelt de bevoegde autoriteiten van iedere Lid-Staat, zodra zij daarover beschikt, in kennis van alle gegevens waarmede zij de naleving van de douane- of landbouwvoorschriften kunnen verzekeren.

Artikel 15

De Commissie belegt vergaderingen met de vertegenwoordigers van de Lid-Staten ten einde: - in het algemeen de werking van de bij deze verordening ingevoerde wederzijdse bijstand te bestuderen;

  • vast te stellen op welke wijze de toezending van de in artikel 14 bedoelde inlichtingen in de praktijk dient te geschieden;
  • de krachtens artikel 14 aan de Commissie meegedeelde inlichtingen te bespreken, ten einde er lering uit te trekken en, in voorkomend geval, de nodige maatregelen voor te stellen, die dan met name kunnen inhouden dat de bestaande communautaire voorschriften worden gewijzigd of aangevuld.

Artikel 16

Voor de toepassing van deze verordening nemen de Lid-Staten alle nodige maatregelen ten einde: a) intern een goede coördinatie te verzekeren tussen de in artikel 1, lid 1, bedoelde administratieve autoriteiten;

  • b) 
    in hun wederzijdse betrekkingen en voor zover nodig te zorgen voor een rechtstreekse samenwerking tussen de autoriteiten die zij hiertoe speciaal machtigen;
  • c) 
    in onderling overleg en voor zover nodig de regels vast te stellen waarmee de goede werking van de wederzijdse bijstand als bedoeld in deze verordening kan worden verzekerd.

Artikel 17

  • 1. 
    Deze verordening verplicht de administratieve autoriteiten van de Lid-Staten niet elkaar bijstand te verlenen ingeval deze bijstand kan leiden tot aantasting van de openbare orde of van andere wezenlijke belangen van de Lid-Staat waar zij gevestigd zijn.
  • 2. 
    Elke weigering van bijstand wordt met redenen omkleed.

Artikel 18

Het verschaffen van documenten waarin bij deze verordening wordt voorzien kan worden vervangen door het verschaffen van inlichtingen die in ongeacht welke vorm voor dezelfde doeleinden via de informatica worden verstrekt.

Artikel 19

  • 1. 
    De krachtens deze verordening in welke vorm dan ook verstrekte gegevens zijn vertrouwelijk. Zij vallen onder het beroepsgeheim en genieten de bescherming waarin voor soortgelijke gegevens wordt voorzien door de nationale wet van de ontvangende Lid-Staat en door de overeenkomstige bepalingen die voor communautaire instanties gelden.

De in de eerste alinea bedoelde gegevens mogen met name niet worden doorgegeven aan andere personen dan die welke, in de Lid-Staten of binnen de Instellingen van de Gemeenschap, uit hoofde van hun functie, daarvan kennis dienen te nemen. Zij mogen evenmin worden gebruikt voor andere doeleinden dan die waarin deze verordening voorziet, behalve met de uitdrukkelijke toestemming van de autoriteit die ze heeft verstrekt en voor zover die bekendmaking of dat gebruik niet in strijd is met bepalingen in de Lid-Staat waar de autoriteit, die ze heeft ontvangen, is gevestigd.

  • 2. 
    Lid 1 belet niet dat de krachtens deze verordening verkregen gegevens worden gebruikt bij gerechtelijke procedures of rechtsvervolgingen die later worden ingesteld wegens niet-naleving van de douane- of landbouwvoorschriften.

De bevoegde autoriteit van de Lid-Staat die deze gegevens heeft verstrekt wordt onverwijld in kennis gesteld van een dergelijk gebruik.

Artikel 20

De Lid-Staten delen aan de Commissie de bilaterale overeenkomst betreffende wederzijdse bijstand tussen douane-administraties mede, die zij met derde landen hebben gesloten.

Artikel 21

De Lid-Staten zien af van iedere eis tot terugbetaling van de kosten die uit de toepassing van deze verordening voortvloeien, behalve wat de vergoedingen betreft die eventueel aan deskundigen worden uitbetaald.

Artikel 22

Deze verordening laat de toepassing in de Lid-Staten van de regels inzake wederzijdse rechtshulp in strafzaken onverlet.

Artikel 23

Deze verordening treedt in werking op 1 juli 1981.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Brussel, 19 mei 1981.

Voor de Raad

De Voorzitter

D.F. van der MEI

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.