Richtlijn 1978/1026 - Onderlinge erkenning van diploma's, certificaten en andere titels van dierenarts, tevens houdende maatregelen tot vergemakkelijking van de daadwerkelijke uitoefening van het recht van vestiging en het vrij verrichten van diensten

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 31978L1026

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

31978L1026

Richtlijn 78/1026/EEG van de Raad van 18 december 1978 inzake de onderlinge erkenning van diploma's, certificaten en andere titels van dierenarts, tevens houdende maatregelen tot vergemakkelijking van de daadwerkelijke uitoefening van het recht van vestiging en het vrij verrichten van diensten

Publicatieblad Nr. L 362 van 23/12/1978 blz. 0001 - 0006

Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 6 Deel 2 blz. 0011

Bijzondere uitgave in het Grieks: Hoofdstuk 06 Deel 2 blz. 0046

Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 6 Deel 2 blz. 0011

Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 06 Deel 2 blz. 0049

Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 06 Deel 2 blz. 0049

++++

RICHTLIJN VAN DE RAAD

van 18 december 1978

inzake de onderlinge erkenning van diploma's , certificaten en andere titels van dierenarts , tevens houdende maatregelen tot vergemakkelijking van de daadwerkelijke uitoefening van het recht van vestiging en het vrij verrichten van diensten

( 78/1026/EEG )

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN ,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap , inzonderheid op de artikelen 49 , 57 , 66 en 235 ,

Gezien het voorstel van de Commissie ( 1 ) ,

Gezien het advies van het Europese Parlement ( 2 ) ,

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité ( 3 ) ,

Overwegende dat krachtens het Verdrag ieder verschil in behandeling op grond van nationaliteit inzake vestiging en het verrichten van diensten sedert het einde van de overgangsperiode is verboden ; dat het aldus verwezenlijkte beginsel met name ook van toepassing is op de afgifte van een vergunning die eventueel vereist is voor de toegang tot de werkzaamheden van de dierenarts alsmede op de inschrijving of aansluiting bij beroeps - of bedrijfsorganisaties ;

Overwegende dat het evenwel dienstig lijkt zekere bepalingen vast te stellen ter vergemakkelijking van de daadwerkelijke uitoefening van het recht van vestiging en het vrij verrichten van diensten van de dierenarts ;

Overwegende dat de Lid-Staten krachtens het Verdrag verplicht zijn geen enkele vorm van steun te verlenen waardoor de vestigingsvoorwaarden kunnen worden vervalst ;

Overwegende dat artikel 57 , lid 1 , van het Verdrag de vaststelling voorschrijft van richtlijnen inzake de onderlinge erkenning van diploma's , certificaten en andere titels ; dat deze richtlijn strekt tot erkenning van de diploma's , certificaten en andere titels van de dierenarts die toegang verlenen tot de uitoefening van de diergeneeskunde ;

Overwegende dat het , gezien de verschillen die momenteel tussen de Lid-Staten bestaan ten aanzien van de vormen en de duur van de opleiding van de dierenarts , noodzakelijk is bepaalde coordinatievoorschriften vast te stellen waardoor de Lid-Staten kunnen overgaan tot de onderlinge erkenning van de diploma's , certificaten en andere titels ; dat deze coordinatie plaatsvindt bij Richtlijn 78/1027/EEG van de Raad van 18 december 1978 inzake de coordinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de werkzaamheden van dierenarts ( 4 ) ;

Overwegende dat , aangezien een richtlijn inzake de onderlinge erkenning van de diploma's niet noodzakelijkerwijze de materiële gelijkwaardigheid inhoudt van de opleidingen waarop deze diploma's betrekking hebben , het voeren van de opleidingstitel uitsluitend in de taal van de Lid-Staat va oorsprong of herkomst dient te worden toegestaan ;

Overwegende dat de Lid-Staten , om de toepassing van deze richtlijn door hun nationale administraties te vergemakkelijken , kunnen bepalen dat de begunstigden die aan de daarin gestelde opleidingsvoorwaarden voldoen , te zamen met hun opleidingstitel een certificaat van de bevoegde instanties van het land van oorsprong of herkomst dienen over te leggen waarin wordt verklaard dat deze titels met de in de richtlijn bedoelde titels overeenstemmen ;

Overwegende dat in geval van het verrichten van diensten het stellen van de eis van inschrijving of aansluiting bij beroeps - of bedrijfsorganisaties , welke verband houdt met het vaste en permanente karakter van zijn werkzaamheden in het ontvangende land , ongetwijfeld wegens het tijdelijke karakter van zijn werkzaamheid een belemmering zou betekenen voor degene die deze diensten verricht ; dat deze eis derhalve dient te worden vermeden ; dat evenwel in dit geval het tuchtrechtelijke toezicht waartoe deze beroeps - of bedrijfsorganisaties de bevoegdheid hebben moet worden verzekerd ; dat hiertoe , onder voorbehoud van toepassing van artikel 62 van het Verdrag , in de mogelijkheid dient te worden voorzien de begunstigde te verplichten de bevoegde autoriteit van de ontvangende Lid-Staat in kennis te stellen van de dienstverrichting ;

Overwegende dat op het gebied van goed gedrag en betrouwbaarheid onderscheid dient te worden gemaakt tussen de eisen die kunnen worden gesteld enerzijds voor een eerste toegang tot het beroep en anderzijds voor de uitoefening ervan ;

Overwegende dat ten aanzien van de werkzaamheden in loondienst van de dierenarts Verordening ( EEG ) nr . 1612/68 van de Raad van 15 oktober 1968 betreffende het vrije verkeer van werknemers binnen de Gemeenschap ( 5 ) geen specifieke bepalingen over goed gedrag en betrouwbaarheid , beroepsdiscipline en het voeren van een titel voor de gereglementeerde beroepen bevat ; dat de desbetreffende regelingen naar gelang van de Lid-Staat zowel op werknemers als op zelfstandigen worden of kunnen worden toegepast ; dat de werkzaamheden van de dierenarts in alle Lid-Staten afhankelijk zijn gesteld van het bezit van een diploma , certificaat of andere titel van dierenarts ; dat die werkzaamheden zowel door zelfstandigen als door werknemers of ook afwisselend als werknemer en als zelfstandige door dezelfde personen gedurende hun loopbaan worden uitgeoefend ; dat het voor een werkelijke bevordering van het vrije verkeer van deze beroepsbeoefenaren binnen de Gemeenschap derhalve noodzakelijk lijkt het toepassingsgebied van deze richtlijn uit te breiden tot de dierenartsen in loondienst ,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD :

HOOFDSTUK I

TOEPASSINGSGEBIED

Artikel 1

Deze richtlijn is van toepassing op de werkzaamheden van de dierenarts .

HOOFDSTUK II

DIPLOMA'S , CERTIFICATEN EN ANDERE TITELS VAN DIERENARTS

Artikel 2

Elke Lid-Staat erkent de door de overige Lid-Staten aan de onderdanen van Lid-Staten overeenkomstig artikel 1 van Richtlijn 78/1027/EEG afgegeven en in artikel 3 vermelde diploma's , certificaten en andere titels door daaraan met betrekking tot de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van dierenarts , op zijn grondgebied hetzelfde rechtsgevolg toe te kennen als aan de door hemzelf uitgereikte diploma's , certificaten en andere titels .

Wanneer de in artikel 3 genoemde diploma's , certificaten of andere titels voor de tenuitvoerlegging van deze richtlijn zijn afgegeven , moeten deze vergezeld gaan van een door de bevoegde autoriteiten van het land van afgifte opgestelde verklaring waarin wordt bevestigd dat zij in overeenstemming met artikel 1 van Richtlijn 78/1027/EEG zijn .

Artikel 3

De in artikel 2 bedoelde diploma's , certificaten en andere titels zijn :

a ) in Duitsland

1 . het door de bevoegde instanties afgegeven " Zeugnis ueber die tieraerztliche Staatspruefung " ( certificaat betreffende het staatsexamen van dierenarts ) ;

2 . de verklaringen van de bevoegde instanties van de Bondsrepubliek Duitsland waarbij de gelijkwaardigheid van de na 8 mei 1945 door de bevoegde instanties van de Duitse Democratische Republiek uitgereikte opleidingstitels met de hierboven sub 1 genoemde titel wordt bekrachtigd ;

b ) in België

het wettelijk diploma van doctor in de veeartsenijkunde of doctor in de diergeneeskunde - le diplôme légal de docteur en médecine vétérinaire - , uitgereikt door de Rijksuniversiteiten , door de Centrale Examencommissie of door de Examencommissies van de Staat voor het universitair onderwijs ;

c ) in Denemarken

" bevis for bestaaet kandidateksamen i veterinaervidenskab ( cand . med . vet . ) " ( diploma ter bekroning van het kandidaatsexamen voor dierenarts ) afgegeven door " Den kongelige Veterinaer - og Landbohoejskole " ;

d ) in Frankrijk

het " diplôme de docteur-vétérinaire d'Etat " ( Staatsdiploma van doctor in de diergeneeskunde ) ;

e ) in Ierland

1 . het diploma van " Bachelor in/of Veterinary Medicine ( M.V.B . ) " ;

2 . het " Diploma of membership of the Royal College of Veterinary Surgeons ( M.R.C.V.S . ) " dat is verkregen op grond van een examen na een volledig aan een faculteit voor diergeneeskunde in Ierland doorlopen studie ;

f ) in Italië

het " diploma di laurea di dottore in medicina veterinaria accompagnato dal diploma d'abilitazione all'esercizio della medicina veterinaria " afgegeven door de minister van Onderwijs op basis van de resultaten van de bevoegde Staatsexamencommissie ;

g ) in Luxemburg

1 . het door de Staatsexamencommissie afgegeven en door de minister van Onderwijs geviseerde " diplôme d'Etat de docteur en médecine vétérinaire " ( Staatsdiploma van doctor in de diergeneeskunde ) ;

2 . de in een van de Lid-Staten van de Gemeenschap afgegeven diploma's waaraan een academische graad in de diergeneeskunde is verbonden , die aldaar toegang verlenen tot de stage maar niet tot de beroepsuitoefening en welke door de minister van Onderwijs zijn erkend krachtens de wet van 18 juni 1969 op het hoger onderwijs en de erkenning van buitenlandse titels en academische graden , vergezeld van het door de minister van Volksgezondheid geviseerde Stagecertificaat ;

h ) in Nederland

1 . het getuigschrift van met goed gevolg afgelegd diergeneeskundig examen ;

2 . het getuigschrift van met goed gevolg afgelegd veeartsenijkundig examen ;

i ) in het Verenigd Koninkrijk

de diploma's :

Bachelor of Veterinary Science ( B.V.Sc . ) ,

Bachelor of Veterinary Medicine ( Vet.M.B . of B.Vet.Med . ) ,

Bachelor of Veterinary Medicine and Surgery ( B.V.M . and S . of B.V.M.S . ) .

" Diploma of membership of the Royal College of Veterinary Surgeons ( M.R.C.V.S . ) " dat is verkregen op grond van een examen na een volledig aan een faculteit voor diergeneeskunde in het Verenigd Koninkrijk doorlopen studie .

HOOFDSTUK III

VERKREGEN RECHTEN

Artikel 4

Elke Lid-Staat erkent , ten aanzien van onderdanen van de Lid-Staten welker diploma's , certificaten en andere titels niet beantwoorden aan het geheel der minimumopleidingseisen , bedoeld in artikel 1 van Richtlijn 78/1027/EEG , als genoegzaam bewijs de voor de inwerkingtreding van genoemde richtlijn door die Lid-Staten afgegeven diploma's , certificaten en andere titels van dierenarts , indien deze vergezeld gaan van een verklaring waarin wordt bevestigd dat deze onderdanen de betreffende werkzaamheden gedurende ten minste drie achtereenvolgende jaren tijdens de vijf jaren die aan de afgifte van de verklaring voorafgaan , daadwerkelijk en op wettige wijze hebben verricht .

HOOFDSTUK IV

HET VOEREN VAN DE OPLEIDINGSTITEL

Artikel 5

1 . Onverminderd artikel 13 , draagt de ontvangende Lid-Staat er zorg voor dat de onderdanen van de Lid-Staten die aan de in de artikelen 2 en 4 gestelde voorwaarden voldoen , het recht hebben gebruik te maken van hun wettige , in de Lid-Staat van oorsprong of herkomst gevoerde opleidingstitel , en - eventueel - van de afkorting daarvan , in de taal van deze Lid-Staat . De ontvangende Lid-Staat kan voorschrijven dat deze titel wordt gevolgd door de naam en de plaats van de instelling of de examencommissie die hem heeft verleend .

2 . Wanneer de opleidingstitel van de Lid-Staat van oorsprong of van herkomst in de ontvangende Lid-Staat verward kan worden met een titel waarvoor in deze Staat een aanvullende opleiding vereist is die de begunstigde niet heeft gevolgd , kan de ontvangende Lid-Staat voorschrijven dat de begunstigde zijn opleidingstitel van de Lid-Staat van oorsprong of van herkomst voert in een door de ontvangende Lid-Staat voorgeschreven passende vorm .

HOOFDSTUK V

MAATREGELEN TER VERGEMAKKELIJKING VAN DE DAADWERKELIJKE UITOEFENING VAN HET RECHT VAN VESTIGING EN HET VRIJ VERRICHTEN VAN DIENSTEN VAN DIERENARTSEN

A . Bepalingen die specifiek zijn voor het recht van vestiging

Artikel 6

1 . De ontvangende Lid-Staat die van zijn onderdanen voor de eerste toegang tot de in artikel 1 bedoelde werkzaamheden een verklaring omtrent het gedrag of betrouwbaarheid verlangt , aanvaardt voor de onderdanen der overige Lid-Staten als genoegzaam bewijs een door een bevoegde instantie van de Lid-Staat van oorsprong of herkomst afgegeven verklaring , waaruit blijkt dat aan de in deze Lid-Staat voor de eerste toegang tot de betrokken werkzaamheden gestelde voorwaarden inzake het gedrag of betrouwbaarheid is voldaan .

2 . Indien de Lid-Staat van oorsprong of herkomst voor de eerste toegang tot de betrokken werkzaamheden geen verklaring omtrent het gedrag of betrouwbaarheid verlangt , kan de ontvangende Lid-Staat van de onderdanen van deze Lid-Staat van oorsprong of herkomst een uittreksel uit het strafregister verlangen of , bij gebreke daarvan , een door een bevoegde instantie van de Lid-Staat van oorsprong of herkomst afgegeven gelijkwaardig document .

3 . Indien de ontvangende Lid-Staat kennis heeft van ernstige en nauwkeurige feiten die voor de vestiging van de betrokkene in deze Staat buiten zijn grondgebied hebben plaatsgevonden en daarbinnen van invloed kunnen zijn op de toegang tot de desbetreffende werkzaamheden , kan hij de Lid-Staat van oorsprong of herkomst daarvan op de hoogte stellen .

De Lid-Staat van oorsprong of van herkomst gaat de juistheid van deze feiten na . De autoriteiten van deze Staat bepalen zelf de aard en de omvang van het in te stellen onderzoek en brengen de consequenties die zij daaruit trekken ten aanzien van de door hen afgegeven verklaringen of documenten , ter kennis van de ontvangende Lid-Staat .

4 . De Lid-Staten dragen er zorg voor dat de inhoud van de toegezonden inlichtingen geheim blijft .

Artikel 7

1 . Indien in een ontvangende Lid-Staat voor naleving van de voorschriften inzake het gedrag of betrouwbaarheid , daaronder begrepen tuchtrechtelijke voorschriften ter zake van ernstige fouten bij de beroepsuitoefening of van strafrechtelijke veroordelingen , wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen gelden die betrekking hebben op de uitoefening van de in artikel 1 bedoelde werkzaamheden , verstrekt de Lid-Staat van oorsprong of van herkomst aan de ontvangende Lid-Staat de nodige inlichtingen betreffende de ten opzichte van de betrokkene genomen professionele of administratieve maatregelen of sancties , alsmede betreffende de strafrechtelijke sancties die betrekking hebben op de uitoefening van het beroep in de Lid-Staat van oorsprong of van herkomst .

2 . Indien de ontvangende Lid-Staat kennis heeft van ernstige en nauwkeurige feiten die voor de vestiging van de betrokkene in deze Staat buiten zijn grondgebied hebben plaatsgevonden en daarbinnen van invloed kunnen zijn op de uitoefening van de desbetreffende werkzaamheden , kan hij de Lid-Staat van oorsprong of herkomst daarvan op de hoogte stellen .

De Lid-Staat van oorsprong of van herkomst gaat de juistheid van deze feiten na . De autoriteiten van deze Staat bepalen zelf de aard en de omvang van het in te stellen onderzoek en brengen de consequenties die zij daaruit trekken ten aanzien van de door hen krachtens lid 1 toegezonden inlichtingen ter kennis van de ontvangende Lid-Staat .

3 . De Lid-Staten dragen er zorg voor dat de inhoud van de toegezonden inlichtingen geheim blijft .

Artikel 8

Indien de ontvangende Lid-Staat van de eigen onderdanen voor de toegang tot of de uitoefening van de in artikel 1 bedoelde werkzaamheden een op de lichaams - of geestesgesteldheid betrekking hebbend document eist , aanvaardt deze Lid-Staat als in dit opzicht voldoende , overlegging van het door de Lid-Staat van oorsprong of herkomst verlangde document .

Indien de Lid-Staat van oorsprong of herkomst voor de toegang tot of de uitoefening van de betrokken werkzaamheden geen document van deze aard verlangt , aanvaardt de ontvangende Lid-Staat van de onderdanen van de Lid-Staat van oorsprong of herkomst een door een bevoegde instantie van laatstgenoemde Staat afgegeven , met de getuigschriften van de ontvangende Lid-Staat overeenstemmende verklaring .

Artikel 9

De in de artikelen 6 , 7 en 8 bedoelde documenten mogen bij overlegging niet ouder zijn dan drie maanden .

Artikel 10

1 . De procedure inzake de toelating van de begunstigde tot de in artikel 1 omschreven werkzaamheden overeenkomstig de artikelen 6 , 7 en 8 moet zo spoedig mogelijk en uiterlijk drie maanden nadat het volledige dossier van de betrokkene is ingediend worden voltooid , onverminderd de termijn die kan voortvloeien uit een eventueel beroep dat na deze procedure is ingesteld .

2 . In de in artikel 6 , lid 3 , en artikel 7 , lid 2 , bedoelde gevallen leidt het verzoek tot heropening van het onderzoek tot schorsing van de in lid 1 bedoelde termijn .

De geraadpleegde Lid-Staat moet zijn antwoord binnen drie maanden toezenden . Doet hij dat niet , dan kan de ontvangende Lid-Staat de consequenties trekken uit de ernstige en nauwkeurige feiten waarvan hij kennis heeft .

De ontvangende Lid-Staat zet de in lid 1 bedoelde procedure voort zodra dit antwoord is ontvangen of deze termijn is verstreken .

Artikel 11

Indien een ontvangende Lid-Staat verlangt dat zijn onderdanen voor de toegang tot of de uitoefening van de in artikel 1 bedoelde werkzaamheden een eed of belofte afleggen en de formule van deze eed of belofte niet door de onderdanen van de overige Lid-Staten kan worden gebruikt , ziet deze Lid-Staat erop toe , dat aan de begunstigden een passende en gelijkwaardige formule wordt voorgelegd .

B . Specifieke bepalingen voor het verrichten van diensten

Artikel 12

1 . Indien een Lid-Staat van zijn onderdanen voor de toegang tot of de uitoefening van de in artikel 1 bedoelde werkzaamheden hetzij een vergunning eist , hetzij inschrijving of aansluiting bij een beroeps - of bedrijfsorganisatie verlangt , ontheft deze Lid-Staat de onderdanen van de Lid-Staten in geval van dienstverrichting van deze verplichting .

De begunstigde oefent zijn dienstverrichting uit met dezelfde rechten en verplichtingen als de onderdanen van de ontvangende Lid-Staat ; voor hem gelden met name de tuchtrechtelijke bepalingen van professionele of administratieve aard die van toepassing zijn in deze Lid-Staat .

Ter aanvulling van de in lid 2 bedoelde verklaring aangaande het verrichten van diensten kunnen de Lid-Staten daartoe , ten einde de toepassing van de op hun grondgebied vigerende tuchtrechtelijke bepalingen mogelijk te maken , een regeling treffen of voor een tijdelijke inschrijving die automatisch plaatsvindt of voor een aansluiting pro forma bij een beroeps - of bedrijfsorganisatie dan wel opname in een register , mits deze inschrijving het verrichten van diensten op generlei wijze vertraagt of compliceert en geen extra kosten met zich meebrengt voor degene die de diensten verricht .

Treft de ontvangende Lid-Staat ter toepassing van de tweede alinea een maatregel of draagt hij kennis van feiten die indruisen tegen deze bepalingen , dan deelt hij zulks onmiddellijk mede aan de Lid-Staat waar de begunstigde is gevestigd .

2 . De ontvangende Lid-Staat kan voorschrijven dat de begunstigde vooraf aan de bevoegde instanties verklaart dat hij deze diensten verricht , ingeval dit een tijdelijk verblijf op zijn grondgebied meebrengt . De ontvangende Lid-Staat kan in elk geval , van een in een andere Lid-Staat gevestigde dierenarts een voorafgaande verklaring aangaande een dienstverrichting eisen , welke bestaat uit het uitschrijven van een recept of van veterinaire certificaten zonder de dieren te onderzoeken , voor zover zulks volgens de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen en het tuchtrecht van de ontvangende Lid-Staat is toegestaan .

De ontvangende Lid-Staat die een dergelijke verklaring vooraf eist , neemt de nodige maatregelen opdat deze in voorkomend geval betrekking kan hebben op een reeks dienstverrichtingen binnen hetzelfde gebied , ten aanzien van een of meer begunstigden , gedurende een bepaalde periode , die ten hoogste een jaar bedraagt .

In spoedgevallen kan deze verklaring zo snel mogelijk na de dienstverrichting worden afgelegd .

3 . Op grond van de leden 1 en 2 kan de ontvangende Lid-Staat van de begunstigde een of meer documenten eisen met de volgende gegevens :

  • de verklaring , bedoeld in lid 2 ,
  • een bewijsstuk waaruit blijkt dat de betrokkene de desbetreffende werkzaamheden in de Lid-Staat waar hij gevestigd is , wettig uitoefent ,
  • een bewijsstuk dat de betrokkene het of de diploma(s ) , certifica(a)t(en ) of andere titel(s ) bezit die voor het verrichten van de bedoelde diensten is/zijn vereist en wordt/worden genoemd in deze richtlijn .

4 . Het/De in lid 3 bedoelde document(en ) mag/mogen bij overlegging niet ouder zijn dan twaalf maanden .

5 . Indien een Lid-Staat één van zijn onderdanen of een op zijn grondgebied gevestigde onderdaan van een andere Lid-Staat geheel of gedeeltelijk , tijdelijk of definitief , de bevoegdheid ontneemt om de in artikel 1 genoemde werkzaamheden uit te oefenen , draagt hij er zorg voor dat het in lid 3 , tweede streepje , bedoelde bewijsstuk al naar gelang van het geval tijdelijk of definitief wordt ingetrokken .

C . Bepalingen die het recht van vestiging en vrij verrichten van diensten gemeen hebben

Artikel 13

Wanneer in een ontvangende Lid-Staat voorschriften gelden voor het voeren van de beroepstitel voor de in artikel 1 bedoelde werkzaamheden , voeren de onderdanen van de andere Lid-Staten die voldoen aan de voorwaarden , gesteld in artikel 2 en artikel 4 , de beroepstitel die in het ontvangende land met deze voorwaarden inzake opleiding overeenkomt , en maken zij gebruik van de afkorting van deze titel .

Artikel 14

1 . De Lid-Staten treffen de nodige maatregelen ten einde de begunstigden in staat te stellen geïnformeerd te worden omtrent de wetgeving inzake diergeneeskunde , alsmede eventueel omtrent de beroepsethiek in de ontvangende Lid-Staat .

Te dien einde kunnen zij informatiediensten oprichten waar de begunstigden de noodzakelijke gegevens kunnen inwinnen . In geval van vestiging kunnen de ontvangende Lid-Staten de begunstigden verplichten om met deze diensten contact op te nemen .

2 . De Lid-Staten kunnen de in lid 1 bedoelde diensten oprichten bij de bevoegde autoriteiten en instanties die zij binnen de in artikel 18 , lid 1 , bepaalde termijn aanwijzen .

3 . De Lid-Staten dragen er zorg voor dat in voorkomend geval de begunstigden in hun belang en in dat van hun cliënten de talenkennis verwerven die noodzakelijk is voor de uitoefening van hun beroepswerkzaamheden in de ontvangende Lid-Staat .

HOOFDSTUK VI

SLOTBEPALINGEN

Artikel 15

De ontvangende Lid-Staat kan , in geval van gegronde twijfel , van de bevoegde autoriteiten van een andere Lid-Staat een bevestiging verlangen van de echtheid van de in die Lid-Staat afgegeven , in hoofdstuk II genoemde diploma's , certificaten en andere titels , alsmede de bevestiging van het feit dat begunstigde heeft voldaan aan alle in Richtlijn 78/1027/EEG gestelde opleidingsvoorwaarden .

Artikel 16

De Lid-Staten wijzen binnen de in artikel 18 , lid 1 , gestelde termijn de autoriteiten en instanties aan die gemachtigd zijn tot afgifte of inontvangstneming van de diploma's , certificaten en andere titels alsmede de documenten en informaties die in deze richtlijn worden genoemd en stellen de overige Lid-Staten en de Commissie daarvan onverwijld in kennis .

Artikel 17

Deze richtlijn is eveneens van toepassing op de onderdanen van de Lid-Staten die overeenkomstig Verordening ( EEG ) nr . 1612/68 de in artikel 1 bedoelde werkzaamheden in loondienst ( zullen ) uitoefenen .

Artikel 18

1 . De Lid-Staten treffen binnen 2 jaar na kennisgeving van deze richtlijn de maatregelen die nodig zijn om aan deze richtlijn te voldoen en stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis .

2 . De Lid-Staten delen de Commissie de tekst van alle belangrijke bepalingen van intern recht mede , die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen .

Artikel 19

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten .

Gedaan te Brussel , 18 december 1978 .

Voor de Raad

De Voorzitter

H.-D . GENSCHER

( 1 ) PB nr . C 92 van 20 . 7 . 1970 , blz . 18 .

( 2 ) PB nr . C 19 van 28 . 2 . 1972 , blz . 10 .

( 3 ) PB nr . C 60 van 14 . 6 . 1971 , blz . 3 .

( 4 ) Zie blz . 7 van dit Publikatieblad .

( 5 ) PB nr . L 257 van 19 . 10 . 1968 , blz . 2 .

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.