Richtlijn 1978/53 - Aanvullende bepalingen betreffende de door de lidstaten te verrichten statistische enquêtes over de rundveestapel

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 31978L0053

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

31978L0053

Richtlijn 78/53/EEG van de Raad van 19 december 1977 ter vaststelling van aanvullende bepalingen betreffende de door de Lid-Staten te verrichten statistische enquêtes over de rundveestapel

Publicatieblad Nr. L 016 van 20/01/1978 blz. 0020 - 0021

Bijzondere uitgave in het Grieks: Hoofdstuk 03 Deel 19 blz. 0251

Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 03 Deel 13 blz. 0183

Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 03 Deel 13 blz. 0183

++++

RICHTLIJN VAN DE RAAD

van 19 december 1977

ter vaststelling van aanvullende bepalingen betreffende de door de Lid-Staten te verrichten statistische enquêtes over de rundveestapel

( 78/53/EEG )

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN ,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap , inzonderheid op de artikelen 43 en 209 ,

Gelet op Richtlijn 73/132/EEG van de Raad van 15 mei 1973 betreffende de statistische enquêtes over de rundveestapel , ramingen van het aanbod van slachtrunderen en slachtstatistieken van runderen , welke door de Lid-Staten dienen te worden verricht ( 1 ) ,

Gezien het voorstel van de Commissie ,

Gezien het advies van het Europese Parlement ( 2 ) ,

Overwegende dat sommige bepalingen van Richtlijn 73/132/EEG moeten worden gepreciseerd of aangevuld , ten einde de onderlinge aanpassing van de enquêtemethoden en de harmonisatie van de statistieken in de rundveesector te bevorderen ;

Overwegende dat Italië verlenging wenst van de afwijking bepaald in artikel 4 van Richtlijn 73/132/EEG , aangezien dit land gedurende de door deze richtlijn bestreken periode om technische redenen niet heeft kunnen zorgen voor bijwerking van de steekproefbasis ten einde de communautaire foutenmarges in acht te nemen ;

Overwegende dat een jaarlijks in december te houden enquête ontoereikend is gebleken om de ramingen van het potentiële aanbod van slachtrunderen op korte termijn periodiek aan te kunnen passen ;

Overwegende dat sommige bepalingen van Richtlijn 73/132/EEG op de uitvoering van een tussentijdse enquête kunnen worden toegepast en dat in dit verband bijzondere voorschriften met betrekking tot de termijnen voor toezending van de resultaten en de periode voor opstelling van de ramingen dienen te worden vastgesteld ;

Overwegende dat de financiële bijdrage van de Gemeenschap in de uitgaven van de Lid-Staten in het kader van de enquêtes waarin deze richtlijn voorziet , dient te worden bepaald ,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD :

Artikel 1

1 . De in artikel 4 , lid 3 , van Richtlijn 73/132/EEG opgenomen afwijkende bepaling wordt voor Italië tot in 1980 verlengd .

2 . Artikel 4 , lid 4 , van Richtlijn 73/132/EEG wordt als volgt gelezen :

" 4 . De Lid-Staten treffen , indien nodig , passende maatregelen voor het ramen van de waarnemingsfouten . " .

3 . Artikel 5 , lid 4 , van Richtlijn 73/132/EEG wordt als volgt gelezen :

" 4 . De resultaten van de enquêtes die overeenkomstig de leden 2 en 3 moeten worden gebruikt , kunnen worden verkregen door één van de twee communautaire enquêtes die tijdens het referentiejaar worden gehouden . " .

4 . Artikel 6 , lid 1 , van Richtlijn 73/132/EEG wordt als volgt gelezen :

" 1 . De Lid-Staten ramen op grond van de resultaten der enquêtes en andere ter beschikking staande gegevens de bruto eigen runderproduktie voor de twee periodes van 6 maanden die onderscheidenlijk aanvangen op 1 januari en 1 juli .

De bruto eigen produktie omvat het totale aantal geslachte runderen van binnenlandse en buitenlandse herkomst plus het buitenlandsehandelssaldo aan levende runderen . " .

5 . Artikel 6 , lid 2 , aanhef , van Richtlijn 73/132/EEG wordt als volgt gelezen :

" 2 . De raming van de bruto eigen runderproduktie dient voor onderstaande categorieën plaats te vinden : " .

Artikel 2

1 . De Lid-Staten houden ieder jaar een tussentijdse enquête over de rundveestapel en nemen daarbij een van de dagen van mei-juni als referentiedag .

2 . De eerste tussentijdse enquête zal in 1978 plaatsvinden .

3 . De bepalingen van Richtlijn 73/132/EEG betreffende de enquête van december zijn van toepassing op de tussentijdse enquête , met uitzondering van artikel 5 , leden 1 en 2 , van genoemde richtlijn .

De Lid-Staten die moeilijkheden ondervinden om alle in artikel 3 van Richtlijn 73/132/EEG bedoelde categorieën in de vragenlijst van de tussentijdse enquête op te nemen , kunnen evenwel aan de hand van de resultaten van hun nationale enquêtes een raming opgeven zowel van de aantallen van de categorieën slachtrunderen als van de vaarzen van één jaar en ouder .

Bovengenoemde afwijking geldt tot in 1980 , tenzij de Raad op voorstel van de Commissie tot verlenging besluit .

4 . De Lid-Staten doen uiterlijk op 30 september de voorlopige resultaten van de tussentijdse enquête aan de Commissie toekomen , zulks zonder regionale onderverdeling . De definitieve resultaten moeten zo spoedig mogelijk worden toegezonden .

Artikel 3

De voor de uitvoering van de in de onderhavige richtlijn bedoelde enquêtes gedurende de jaren 1978 , 1979 en 1980 noodzakelijke uitgaven komen voor een vast te stellen forfaitair bedrag voor rekening van de begroting van de Europese Gemeenschappen .

Artikel 4

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten .

Gedaan te Brussel , 19 december 1977 .

Voor de Raad

De Voorzitter

H . SIMONET

( 1 ) PB nr . L 153 van 9 . 6 . 1973 , blz . 25 .

( 2 ) PB nr . C 163 van 11 . 7 . 1977 , blz . 73 .

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.