Besluit 2022/1024 - Standpunt EU op de Conferentie van de partijen bij het Verdrag van Rotterdam inzake de procedure met betrekking tot voorafgaande geïnformeerde toestemming ten aanzien van bepaalde gevaarlijke chemische stoffen en pesticiden in de internationale handel, wat betreft wijzigingen van bijlage III van dat verdrag

1.

Wettekst

29.6.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 172/9

 

BESLUIT (EU) 2022/1024 VAN DE RAAD

van 7 april 2022

betreffende het namens de Europese Unie in te nemen standpunt op de Conferentie van de partijen bij het Verdrag van Rotterdam inzake de procedure met betrekking tot voorafgaande geïnformeerde toestemming ten aanzien van bepaalde gevaarlijke chemische stoffen en pesticiden in de internationale handel, wat betreft wijzigingen van bijlage III van dat verdrag

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 192, lid 1, artikel 207, lid 3, en artikel 207, lid 4, eerste alinea, juncto artikel 218, lid 9,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Het Verdrag van Rotterdam inzake de procedure met betrekking tot voorafgaande geïnformeerde toestemming ten aanzien van bepaalde gevaarlijke chemische stoffen en pesticiden in de internationale handel (het “verdrag”) is op 24 februari 2004 in werking getreden en namens de Unie bij Besluit 2006/730/EG van de Raad (1) gesloten.

 

(2)

Het verdrag wordt in de Unie uitgevoerd bij Verordening (EU) nr. 649/2012 van het Europees Parlement en de Raad (2).

 

(3)

Krachtens artikel 7 van het verdrag kan de Conferentie van de partijen bij het verdrag chemische stoffen opnemen in bijlage III bij het verdrag.

 

(4)

Tijdens haar tiende vergadering zal de Conferentie van de partijen bij het verdrag naar verwachting besluiten om nog meer chemische stoffen in bijlage III bij het verdrag op te nemen.

 

(5)

Om ervoor te zorgen dat invoerende partijen de bescherming genieten waarin het verdrag voorziet, en aangezien aan alle relevante criteria van dat verdrag is voldaan, is het noodzakelijk en passend de aanbeveling van de Commissie ter beoordeling van chemische stoffen uit hoofde van het verdrag te steunen en acetochloor, carbosulfan, wit asbest (chrysotiel), decabroomdifenylether, fenthion, bepaalde vloeibare formuleringen die paraquatdichloride bevatten, en perfluoroctaanzuur (PFOA), zouten daarvan en aan PFOA aanverwante verbindingen op te nemen in bijlage III bij het verdrag. Het gebruik van die chemische stoffen is binnen de Unie reeds verboden of strikt beperkt, en op grond van Verordening (EU) nr. 649/2012 gelden voor de uitvoer van de meeste ervan strengere voorschriften dan die waarin het verdrag voorziet.

 

(6)

Het is passend te bepalen welk standpunt ten aanzien van de wijziging van bijlage III bij het verdrag er op de tiende vergadering van de Conferentie van de partijen namens de Unie moet worden ingenomen, aangezien de besluiten voor de Unie bindend zullen zijn,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het standpunt dat op de tiende vergadering van de Conferentie van de partijen bij het Verdrag van Rotterdam inzake de procedure met betrekking tot voorafgaande geïnformeerde toestemming ten aanzien van bepaalde gevaarlijke chemische stoffen en pesticiden in de internationale handel namens de Unie moet worden ingenomen, luidt dat de Unie de wijziging van bijlage III bij het verdrag steunt wat betreft het daarin opnemen van acetochloor, carbosulfan, wit asbest (chrysotiel), decabroomdifenylether, fenthion (ULV-formuleringen (Ultra Low Volume) met 640 g werkzame stof/liter of meer), vloeibare formuleringen (emulgeerbaar concentraat en oplosbaar concentraat) die paraquatdichloride in een concentratie van 276 g/liter of meer bevatten, wat overeenkomt met een concentratie van paraquat-ion van 200 g/liter of meer, en perfluoroctaanzuur (PFOA), zouten daarvan en aan PFOA verwante verbindingen.

Artikel 2

De vertegenwoordigers van de Unie mogen het in artikel 1 bedoelde standpunt in het licht van de ontwikkelingen op de 10e vergadering van de Conferentie van de partijen en in overleg met de lidstaten nader bijstellen, tijdens coördinatievergaderingen ter plaatse zonder een nader besluit van de Raad.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de datum van de vaststelling ervan.

Gedaan te Brussel, 7 april 2022.

Voor de Raad

De voorzitter

  • J. 
    DENORMANDIE
 

  • (1) 
    Besluit 2006/730/EG van de Raad van 25 september 2006 betreffende de sluiting, namens de Europese Gemeenschap, van het Verdrag van Rotterdam inzake de procedure met betrekking tot voorafgaande geïnformeerde toestemming ten aanzien van bepaalde gevaarlijke chemische stoffen en pesticiden in de internationale handel (PB L 299 van 28.10.2006, blz. 23).
  • (2) 
    Verordening (EU) nr. 649/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende de in- en uitvoer van gevaarlijke chemische stoffen (PB L 201 van 27.7.2012, blz. 60).
 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.