Besluit 2022/1206 - Toetreding van de EU tot het Verdrag betreffende de erkenning en de tenuitvoerlegging van buitenlandse vonnissen in burgerlijke of handelszaken

1.

Wettekst

14.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 187/1

 

BESLUIT (EU) 2022/1206 VAN DE RAAD

van 12 juli 2022

betreffende de toetreding van de Europese Unie tot het Verdrag betreffende de erkenning en de tenuitvoerlegging van buitenlandse vonnissen in burgerlijke of handelszaken

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 81, lid 2, punt a), en artikel 218, lid 6, tweede alinea, punt a), v),

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Gezien de goedkeuring door het Europees Parlement (1),

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Het Verdrag betreffende de erkenning en de tenuitvoerlegging van buitenlandse vonnissen in burgerlijke of handelszaken (“het verdrag”) is op 2 juli 2019 gesloten onder auspiciën van de Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht.

 

(2)

Het verdrag heeft tot doel de toegang tot de rechter wereldwijd te bevorderen door intensievere internationale justitiële samenwerking. Het verdrag wil met name de risico’s en kosten in verband met grensoverschrijdende rechtszaken en geschillenbeslechting verminderen en daardoor de internationale handel, investeringen en mobiliteit vergemakkelijken.

 

(3)

De Unie heeft actief deelgenomen aan de onderhandelingen die tot de aanneming van het verdrag hebben geleid, en deelt de doelstellingen ervan.

 

(4)

Momenteel hebben burgers en bedrijven van de Unie die een in de Unie gegeven vonnis willen laten erkennen en ten uitvoer leggen in een land buiten de Unie, te maken met juridische versnippering, omdat er tot dusver geen integraal internationaal kader bestaat voor de erkenning en tenuitvoerlegging van buitenlandse vonnissen in burgerlijke en handelszaken. Door de toenemende internationale handels- en investeringsstromen zijn de juridische risico’s voor burgers en bedrijven van de Unie nog groter geworden.

 

(5)

Die situatie moet derhalve aangepakt worden door een voorspelbaar systeem van grensoverschrijdende erkenning en tenuitvoerlegging van vonnissen in burgerlijke of handelszaken in te voeren. Die doelstellingen kunnen alleen bereikt worden via een stelsel van wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging van vonnissen tussen staten, zoals het stelsel dat in het verdrag is neergelegd. Tegelijkertijd zou het verdrag de erkenning en tenuitvoerlegging van in derde landen gegeven vonnissen in de Unie alleen toestaan als de grondbeginselen van het Unierecht geëerbiedigd worden.

 

(6)

Op grond van artikel 26 van het verdrag kunnen regionale organisaties voor economische integratie die bevoegd zijn voor sommige of alle in het verdrag geregelde aangelegenheden, zoals de Unie, het verdrag ondertekenen, aanvaarden, goedkeuren of ertoe toetreden.

 

(7)

Op grond van artikel 3, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) is de Unie exclusief bevoegd een internationale overeenkomst te sluiten voor zover de sluiting ervan gevolgen kan hebben voor gemeenschappelijke regels of de strekking daarvan kan wijzigen. Het verdrag heeft gevolgen voor de wetgeving van de Unie, met name voor Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad (2). Bijgevolg is de Unie exclusief bevoegd ter zake van alle aangelegenheden die in het verdrag geregeld worden.

 

(8)

Op grond van artikel 24, lid 3, en artikel 28 van het verdrag kan toetreding tot het verdrag plaatsvinden vóór de inwerkingtreding ervan.

 

(9)

De Unie moet derhalve toetreden tot het verdrag.

 

(10)

Bij toetreding tot het verdrag moet de Unie overeenkomstig artikel 27 van het verdrag verklaren dat zij de bevoegdheid uitoefent ter zake van alle in het verdrag geregelde aangelegenheden. Het verdrag zou bijgevolg bindend zijn voor de lidstaten door de toetreding van de Unie tot het verdrag.

 

(11)

Verordening (EU) nr. 1215/2012 kent in zaken betreffende huur, verhuur, pacht en verpachting voor niet-residentiële doeleinden de exclusieve bevoegdheid toe aan de rechtbanken van de lidstaat waar het onroerend goed gelegen is. Het verdrag kent geen dergelijke exclusieve bevoegdheidsregels voor huur, verhuur, pacht en verpachting voor niet-residentiële doeleinden. Daarom moet de Unie bij toetreding tot het verdrag, overeenkomstig artikel 18 ervan, verklaren dat zij het verdrag niet zal toepassen op de huur, verhuur, pacht en verpachting voor niet-residentiële doeleinden van in de Unie gelegen onroerend goed.

 

(12)

Ierland is gebonden door Verordening (EU) nr. 1215/2012 en neemt derhalve deel aan de vaststelling van dit besluit.

 

(13)

Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en aan het VWEU, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van dit besluit; dit is bijgevolg niet bindend voor, noch van toepassing op die lidstaat,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De toetreding van de Europese Unie tot het Verdrag betreffende de erkenning en de tenuitvoerlegging van buitenlandse vonnissen in burgerlijke of handelszaken wordt namens de Unie goedgekeurd (3).

Artikel 2

De voorzitter van de Raad wijst de persoon (personen) aan die gemachtigd is (zijn) om namens de Unie de in artikel 24, lid 4, van het verdrag bedoelde akte van toetreding (de “akte”) neer te leggen.

Artikel 3

Bij het neerleggen van de akte legt de Unie overeenkomstig artikel 27, lid 1, van het verdrag de volgende verklaring af:

“De Europese Unie verklaart overeenkomstig artikel 27, lid 1, van het verdrag dat zij de bevoegdheid uitoefent ter zake van alle in dit verdrag geregelde aangelegenheden. Haar lidstaten zullen het verdrag niet ondertekenen, ratificeren, aanvaarden of goedkeuren, maar het verdrag is bindend voor hen door de toetreding van de Europese Unie tot het verdrag.

Voor de toepassing van deze verklaring omvat de term “Europese Unie” niet het Koninkrijk Denemarken krachtens de artikelen 1 en 2 van het Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en aan het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.”.

Artikel 4

Bij het neerleggen van de akte legt de Unie overeenkomstig artikel 18 van het verdrag de volgende verklaring af met betrekking tot huur, verhuur, pacht en verpachting voor niet-residentiële doeleinden van onroerend goed:

“De Europese Unie verklaart overeenkomstig artikel 18 van het verdrag dat zij het verdrag niet zal toepassen op huur, verhuur, pacht en verpachting voor niet-residentiële doeleinden van in de Europese Unie gelegen onroerend goed.”.

Artikel 5

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld (4).

Gedaan te Brussel, 12 juli 2022.

Voor de Raad

De voorzitter

  • Z. 
    STANJURA
 

  • (1) 
    Goedkeuring van 23 juni 2022 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
  • (2) 
    Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (PB L 351 van 20.12.2012, blz. 1).
  • (3) 
    Zie bladzijde 4 van dit Publicatieblad.
  • (4) 
    De datum van inwerkingtreding van het verdrag zal door het secretariaat-generaal van de Raad bekendgemaakt worden in het Publicatieblad van de Europese Unie.
 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.