Richtlijn 2021/2167 - Kredietservicers en kredietkopers

1.

Wettekst

8.12.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 438/1

 

RICHTLIJN (EU) 2021/2167 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 24 november 2021

inzake kredietservicers en kredietkopers en tot wijziging van de Richtlijnen 2008/48/EG en 2014/17/EU

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name de artikelen 53 en 114,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van de Europese Centrale Bank (1),

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (3),

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

De uitwerking van een alomvattende strategie voor het aanpakken van niet-renderende leningen (non-performing loans, NPL’s) is een prioriteit voor de Unie. Hoewel het aanpakken van NPL’s in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van kredietinstellingen en lidstaten is, heeft de vermindering van de huidige NPL-volumes ook een duidelijke Uniedimensie, en dat geldt ook voor de preventie van buitensporige opeenhoping van NPL’s in de toekomst. Gezien de onderlinge verwevenheid van de bancaire en financiële stelsels in de Unie, waar kredietinstellingen in verschillende rechtsgebieden en lidstaten actief zijn, is er aanzienlijk potentieel voor overloopeffecten tussen de lidstaten en de Unie als geheel qua economische groei en financiële stabiliteit.

 

(2)

Een geïntegreerd financieel stelsel zal de economische en monetaire unie beter bestand maken tegen negatieve schokken door grensoverschrijdende particuliere risicodeling te vergemakkelijken, en zal tegelijkertijd de behoefte aan publieke risicodeling verminderen. Om die doelstellingen te bereiken, moet de Unie de bankenunie voltooien en de kapitaalmarktenunie (KMU) verder ontwikkelen. Het aanpakken van de hoge niveaus van NPL’s en de mogelijke toekomstige opeenhoping ervan is essentieel voor de versterking van de bankenunie, aangezien het onontbeerlijk is voor de waarborging van de concurrentie in de banksector, het behoud van de financiële stabiliteit en het stimuleren van kredietverlening met het oog op het scheppen van banen en groei in de Unie.

 

(3)

In de conclusies van de Raad van 11 juli 2017 over het “Actieplan inzake niet-renderende leningen in Europa” (het “actieplan”) werden diverse instellingen opgeroepen passende maatregelen te nemen om het grote aantal NPL’s in de Unie verder aan te pakken en de mogelijke opeenhoping ervan in de toekomst te voorkomen. Het actieplan ontvouwt een brede aanpak die gericht is op een combinatie van elkaar aanvullende beleidsmaatregelen op vier gebieden: i) bankentoezicht en -regulering, ii) hervorming van de kaders voor herstructurering, insolventie en schuldinvordering, iii) ontwikkeling van secundaire markten voor noodlijdende activa, en iv) bevordering van de herstructurering van het bankstelsel. Maatregelen op die gebieden moeten worden genomen op nationaal niveau en, waar passend, op het niveau van de Unie. De Commissie heeft een soortgelijk voornemen aangekondigd in haar “Mededeling over de voltooiing van de bankenunie” van 11 oktober 2017, waarin werd gepleit voor een uitgebreid pakket maatregelen om NPL’s in de Unie aan te pakken.

 

(4)

Deze richtlijn zal, in combinatie met andere maatregelen die de Commissie voorstelt en de maatregelen van de Europese Centrale Bank (ECB) in de context van het bankentoezicht via het gemeenschappelijk toezichtmechanisme en van de Europese toezichthoudende autoriteit (de Europese Bankautoriteit) (EBA), opgericht bij Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad (4), de juiste omgeving voor kredietinstellingen creëren om de NPL’s op hun balans aan te pakken, en zal het risico van opeenhoping van NPL’s in de toekomst verminderen.

 

(5)

Bij de ontwikkeling van macroprudentiële benaderingen ter voorkoming van het ontstaan van systeembrede risico’s die samenhangen met NPL’s, is het vereist dat het Europees Comité voor systeemrisico’s, opgericht bij Verordening (EU) nr. 1092/2010 van het Europees Parlement en de Raad (5), waar passend, macroprudentiële waarschuwingen en aanbevelingen geeft met betrekking tot de secundaire markt voor NPL’s.

 

(6)

Verordening (EU) 2019/630 van het Europees Parlement en de Raad (6) voerde in Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad (7) nieuwe regels in die kredietinstellingen verplichten voldoende middelen te reserveren wanneer nieuwe leningen niet-renderend worden, waarmee passende stimulansen moeten worden gecreëerd om NPL’s vroegtijdig aan te pakken en een te grote opeenhoping van NPL’s te vermijden. Wanneer leningen niet-renderend worden, zouden efficiëntere uitwinningsmechanismen voor gedekte leningen kredietinstellingen in staat stellen een holistische strategie toe te passen om de naleving van NPL’s af te dwingen, met inachtneming van sterke en doeltreffende waarborgen voor kredietnemers. Mochten de NPL-volumes desondanks te hoog worden, moeten kredietinstellingen ze op efficiënte, concurrerende en transparante secundaire markten aan andere marktdeelnemers kunnen verkopen. De bevoegde autoriteiten van kredietinstellingen begeleiden hen daarbij op basis van hun bestaande bankspecifieke, zogenaamde pijler 2-bevoegdheden krachtens Verordening (EU) nr. 575/2013. Wanneer NPL’s een aanzienlijk en algemeen probleem worden, zijn de lidstaten in staat nationale vermogensbeheerders in te stellen of andere alternatieve maatregelen te treffen in het kader van de huidige staatssteun- en bankafwikkelingsregels.

 

(7)

Deze richtlijn moet kredietinstellingen in staat stellen leningen die niet-renderend worden beter aan te pakken, door de voorwaarden te verbeteren voor het verkopen van het krediet aan derden. Wanneer kredietinstellingen worden geconfronteerd met een grote opeenhoping van NPL’s en niet over het personeel of de deskundigheid beschikken om die naar behoren te servicen, moeten zij in staat zijn de servicing van die leningen aan een gespecialiseerde kredietservicer uit te besteden of de kredietovereenkomst over te dragen aan een kredietkoper met de nodige risicobereidheid en deskundigheid om die te beheren.

 

(8)

Hoewel in het openbare debat in sommige lidstaten gewoonlijk de termen “leningen” en “banken” worden gebruikt, worden hierna de termen “krediet” of “kredietovereenkomst” en “kredietinstelling” gebruikt. Bovendien heeft de richtlijn betrekking op zowel de rechten van een kredietgever krachtens een niet-renderende kredietovereenkomst als de niet-renderende kredietovereenkomst zelf.

 

(9)

Deze richtlijn moet bijdragen aan de ontwikkeling van secundaire markten voor NPL’s in de Unie door belemmeringen weg te nemen, en waarborgen vast te stellen, voor de overdracht van NPL’s door kredietinstellingen aan kredietkopers en tegelijkertijd de rechten van kredietnemers te beschermen. Vastgestelde maatregelen moeten de vergunningsvereisten voor kredietservicers harmoniseren. Deze richtlijn moet derhalve een Uniebreed kader tot stand brengen voor zowel kopers als servicers van niet-renderende, door kredietinstellingen afgesloten kredietovereenkomsten, waarbij kredietservicers een vergunning moeten aanvragen bij en onder het toezicht vallen van de bevoegde autoriteiten van de lidstaat.

 

(10)

Momenteel kunnen kredietkopers en kredietservicers niet van de voordelen van de interne markt profiteren als gevolg van barrières die zijn opgeworpen door uiteenlopende nationale regimes door het ontbreken van een specifiek en coherent regelgevings- en toezichtstelsel. Momenteel zijn er geen gemeenschappelijke Unienormen voor de regulering van kredietservicers. Er zijn met name geen gemeenschappelijke normen vastgesteld voor de regulering van schuldinvordering. De lidstaten hebben zeer uiteenlopende regels voor de wijze waarop kredietkopers kredietovereenkomsten van kredietinstellingen mogen verwerven. Kredietkopers die door kredietinstellingen verleend krediet kopen, zijn in sommige lidstaten niet gereguleerd, terwijl zij in andere lidstaten aan verschillende eisen moeten voldoen, die soms neerkomen op het verkrijgen van een volledige vergunning als kredietinstelling. Die verschillen in regelgevingsvereisten hebben geleid tot aanzienlijke belemmeringen voor de legale grensoverschrijdende aankoop van krediet in de Unie, vooral door de hogere nalevingskosten wanneer wordt getracht kredietportefeuilles te kopen. Als gevolg daarvan zijn kredietkopers in een beperkt aantal lidstaten actief, wat heeft geresulteerd in zwakke concurrentie op de interne markt, aangezien het aantal geïnteresseerde kredietkopers gering blijft. Dat heeft vervolgens geleid tot een inefficiënte secundaire markt voor NPL’s. Voorts blijven de voornamelijk nationale markten voor NPL’s qua omvang beperkt.

 

(11)

De beperkte deelname van kredietkopers heeft geleid tot geringe vraag, zwakke concurrentie en lage biedprijzen voor portefeuilles van kredietovereenkomsten op secundaire markten, hetgeen kredietinstellingen ontmoedigt om niet-renderende kredietovereenkomsten te verkopen. De ontwikkeling van markten voor door kredietinstellingen verleende kredieten die aan kredietkopers worden verkocht, heeft dus een duidelijke Uniedimensie. Enerzijds moet het mogelijk zijn voor kredietinstellingen om niet-renderende kredietovereenkomsten in de gehele Unie op efficiënte, concurrerende en transparante secundaire markten te verkopen. Anderzijds maken de voltooiing van de bankenunie en de KMU het noodzakelijk op te treden om de opeenhoping van niet-renderende kredietovereenkomsten op de balans van kredietinstellingen te voorkomen, zodat zij hun rol bij de financiering van de economie kunnen blijven vervullen. Daarom vallen kredietkopers die in het kader van de uitoefening van hun handels-, bedrijfs-, of beroepsactiviteiten een kredietovereenkomst verwerven alleen dan onder deze richtlijn wanneer er sprake is van een niet-renderende kredietovereenkomst.

 

(12)

Niet-renderend krediet dat oorspronkelijk door kredietinstellingen is verleend, kan tijdens de servicing van het krediet renderend worden. In dat geval moeten kredietservicers hun activiteiten op grond van hun kredietservicingvergunning overeenkomstig deze richtlijn kunnen voortzetten.

 

(13)

Sommige lidstaten reguleren kredietservicingactiviteiten, maar in verschillende mate. Ten eerste reguleren slechts enkele lidstaten die activiteiten, en zij hanteren daarbij zeer verschillende definities. De hogere kosten voor naleving van de regelgeving vormen een barrière voor de ontwikkeling van groeistrategieën via secundaire vestiging of grensoverschrijdende dienstverlening. Ten tweede zijn in een aanzienlijk aantal lidstaten vergunningen vereist voor sommige van de activiteiten die die kredietservicers verrichten. Voor die vergunningen moet aan verschillende vereisten worden voldaan, en zij voorzien niet in de mogelijkheid van grensoverschrijdende opschaling, wat weer een belemmering vormt voor grensoverschrijdende dienstverlening. Ten slotte is in sommige gevallen een plaatselijke vestiging wettelijk verplicht, hetgeen de uitoefening van de vrijheid van het verrichten van grensoverschrijdende diensten bemoeilijkt.

 

(14)

Hoewel kredietservicers hun diensten kunnen verlenen aan kredietinstellingen en kredietkopers die geen kredietinstelling zijn, houdt een concurrerende en geïntegreerde markt voor kredietservicers verband met de ontwikkeling van een concurrerende en geïntegreerde markt voor kredietkopers. Kredietkopers besluiten vaak kredietservicingactiviteiten aan andere entiteiten uit te besteden, aangezien zij niet de capaciteit hebben om zelf krediet te servicen, en zijn bijgevolg wellicht niet geneigd krediet van kredietinstellingen te kopen als zij bepaalde diensten niet kunnen uitbesteden.

 

(15)

Het gebrek aan concurrentiedruk op de markt voor kredietkopen en voor kredietservicingactiviteiten leidt ertoe dat kredietservicingfirma’s kredietkopers hoge vergoedingen vragen voor hun diensten en dat de prijzen op secundaire markten voor krediet laag zijn. Dat vermindert de prikkels voor kredietinstellingen om hun NPL’s van de hand te doen.

 

(16)

Optreden op Unieniveau is dus noodzakelijk om de positie van kredietkopers en kredietservicers met betrekking tot oorspronkelijk door kredietinstellingen verleend niet-renderend krediet te regelen. Deze richtlijn laat de regels van het Unierecht en het nationale recht inzake de initiëring van krediet echter onverlet, ook in gevallen waarin kan worden geoordeeld dat kredietservicers zich bezighouden met kredietbemiddeling. Deze richtlijn laat ook de nationale regels onverlet die bijkomende vereisten opleggen ten aanzien van een kredietkoper of een kredietservicer wat betreft de heronderhandeling van de voorwaarden van een kredietovereenkomst.

 

(17)

Het staat de lidstaten vrij om kredietservicingactiviteiten te reguleren die niet binnen het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen, zoals diensten die worden aangeboden voor kredietovereenkomsten die worden verleend door niet-kredietinstellingen of kredietservicingactiviteiten die worden verricht door natuurlijke personen, onder meer door vereisten op te leggen die gelijkwaardig zijn aan de vereisten uit hoofde van deze richtlijn. Die entiteiten en natuurlijke personen kunnen echter geen gebruikmaken van paspoortrechten om dergelijke diensten in andere lidstaten aan te bieden.

 

(18)

Deze richtlijn mag geen afbreuk doen aan de beperkingen uit hoofde van het nationale recht met betrekking tot de overdracht van de rechten van kredietgevers krachtens een niet-renderende kredietovereenkomst, of een overdracht van de niet-renderende kredietovereenkomst zelf, die niet is beëindigd overeenkomstig het nationale burgerlijk recht, met als gevolg dat alle bedragen die krachtens de kredietovereenkomst verschuldigd zijn, onmiddellijk opeisbaar worden, wanneer dat vereist is voor de overdracht aan een entiteit buiten het bankstelsel. Daardoor zullen er lidstaten zijn waarin de overname door niet-gereguleerde kredietgevers van niet-renderende kredietovereenkomsten die niet achterstallig zijn of minder dan 90 dagen achterstallig zijn of niet zijn beëindigd overeenkomstig het nationaal burgerlijk recht, gezien de nationale regels beperkt blijft. De lidstaten mogen zelf beslissen of ze de overdracht van renderende kredietovereenkomsten willen reguleren, onder meer door eisen op te leggen die vergelijkbaar zijn met de eisen uit hoofde van deze richtlijn.

 

(19)

Deze richtlijn mag geen afbreuk doen aan het Unierecht inzake justitiële samenwerking in burgerlijke zaken, en met name de bepalingen betreffende het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst en betreffende de rechterlijke bevoegdheid, met inbegrip van de toepassing van dat recht en die bepalingen in individuele gevallen krachtens Verordeningen (EG) nr. 593/2008 (8) en (EU) nr. 1215/2012 (9) van het Europees Parlement en de Raad. Alle kredietgevers en personen die hen vertegenwoordigen, zijn in hun contacten met consumenten en nationale autoriteiten gebonden aan de inachtneming van dat Unierecht om de bescherming van de consumentenrechten te waarborgen.

 

(20)

Kredietservicers en kredietkopers moeten altijd te goeder trouw handelen, kredietnemers eerlijk behandelen en hun privacy eerbiedigen. Ze mogen geen misleidende informatie verstrekken aan kredietnemers of hen intimideren. Voorafgaand aan de eerste schuldinvordering en wanneer kredietnemers daarom verzoeken, moeten zij kredietnemers informatie verstrekken over onder meer de overdracht die heeft plaatsgevonden, de identificatie en de contactgegevens van de kredietkoper en van de kredietservicer, indien er één is aangewezen, alsmede informatie over de door de kredietnemer verschuldigde bedragen en een verklaring dat al het relevante Unierecht en nationale recht van toepassing blijft.

 

(21)

Voorts houdt deze richtlijn geen beperking in van het toepassingsgebied van de Unieregels inzake consumentenbescherming en, voor zover kredietkopers als kredietgever in de zin van Richtlijnen 2008/48/EG (10) en 2014/17/EU (11) van het Europees Parlement en de Raad kunnen worden aangemerkt, moeten voor hen de specifieke verplichtingen van artikel 20 van Richtlijn 2008/48/EG respectievelijk artikel 35 van Richtlijn 2014/17/EU gelden. Bovendien doet deze richtlijn geen afbreuk aan de bescherming van de consument die wordt gegarandeerd op grond van Richtlijn 2005/29/EG van het Europees Parlement en de Raad (12), waarin oneerlijke handelspraktijken worden verboden, onder meer die welke worden toegepast tijdens het afdwingen van de naleving van een overeenkomst waarbij een consument wordt misleid met betrekking tot de consumentenrechten of -plichten, of te maken krijgt met intimidatie, dwang of ongepaste beïnvloeding, onder meer als gevolg van de timing, locatie, aard of opdringerigheid van de handelingen om naleving af te dwingen, door dreigend of beledigend taalgebruik of gedrag, of door dreigementen met betrekking tot het nemen van maatregelen die wettelijk niet kunnen worden genomen.

 

(22)

Artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie waarborgt het recht op een eerlijke en openbare behandeling van zijn zaak door een onafhankelijk en onpartijdig gerecht en de mogelijkheid zich te laten adviseren, verdedigen en vertegenwoordigen door een advocaat. Dat kan van bijzonder belang zijn voor het begrip van alle aan de orde zijnde kwesties en naar voren gebrachte juridische argumenten en waarborgt dat in het desbetreffende geschil de vertegenwoordiging in rechte grondig wordt voorbereid. Kredietnemers die niet over voldoende middelen beschikken, moeten een beroep kunnen doen op rechtsbijstand, indien dat nodig is om de daadwerkelijke toegang tot de rechter te waarborgen en onder de voorwaarden die zijn vastgelegd in het toepasselijke nationale recht.

 

(23)

Kredietinstellingen in de Unie verrichten kredietservicingactiviteiten als onderdeel van hun normale werkzaamheden. Zij hebben dezelfde verplichtingen ten aanzien van kredietovereenkomsten die zij zelf hebben verleend als ten aanzien van kredietovereenkomsten die zij van een andere kredietinstelling hebben gekocht. Aangezien zij reeds aan regulering en toezicht onderworpen zijn, zou toepassing van deze richtlijn op hun kredietservicing- of kredietkoopactiviteiten onnodige duplicatie van vergunningverlening en nalevingskosten meebrengen; zij vallen dan ook niet onder deze richtlijn. Daarnaast valt de uitbesteding van kredietservicingactiviteiten door kredietinstellingen, met betrekking tot zowel renderende als niet-renderende kredietovereenkomsten, aan kredietservicers of andere derden, buiten het toepassingsgebied van deze richtlijn omdat de kredietinstellingen zich al moeten houden aan de toepasselijke uitbestedingsregels. Bovendien heeft deze richtlijn geen betrekking op kredietgevers die geen kredietinstellingen zijn maar die toch onder toezicht staan van een bevoegde autoriteit van een lidstaat in overeenstemming met Richtlijn 2008/48/EG of Richtlijn 2014/17/EU en die als onderdeel van hun normale werkzaamheden kredietservicingactiviteiten verrichten voor kredieten aan consumenten, wanneer zij in die lidstaat kredietservicingactiviteiten verrichten. Voorts mogen beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen, beheermaatschappijen en beleggingsmaatschappijen (mits een beleggingsmaatschappij geen beheermaatschappij heeft aangewezen) waaraan een vergunning of erkenning is verleend krachtens Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad (13) of Richtlijn 2011/61/EU van het Europees Parlement en de Raad (14) ook niet binnen het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen. Ten slotte zijn er ook enkele beroepen die als onderdeel van hun beroep nevenactiviteiten verrichten die vergelijkbaar zijn met kredietservicingactiviteiten, namelijk notarissen, advocaten en deurwaarders die hun beroepsactiviteiten uitoefenen uit hoofde van nationaal recht en toezien op de handhaving van bindende maatregelen; om die redenen moeten lidstaten de mogelijkheid hebben om die beroepen uit te zonderen van de toepassing van deze richtlijn.

 

(24)

Om bestaande kredietkopers en kredietservicers in staat te stellen zich aan te passen aan de vereisten van de nationale bepalingen tot omzetting van deze richtlijn en met name kredietservicers in staat te stellen een vergunning te verkrijgen, is het uit hoofde van deze richtlijn mogelijk dat entiteiten die momenteel volgens nationaal recht kredietservicingactiviteiten verrichten die activiteiten gedurende zes maanden na de omzettingstermijn van deze richtlijn blijven verrichten in hun lidstaat van herkomst. Na het verstrijken van die periode van zes maanden moet het uitsluitend aan kredietservicers die een vergunning hebben op grond van het nationale recht tot omzetting van deze richtlijn, toegestaan zijn op de markt te opereren.

 

(25)

De lidstaten die al regels voor kredietservicingactiviteiten hebben ingevoerd die gelijkwaardig aan of strikter zijn dan de in deze richtlijn vastgestelde regels, moeten in hun nationale recht tot omzetting van deze richtlijn in de mogelijkheid kunnen voorzien dat bestaande entiteiten die kredietservicingactiviteiten verrichten automatisch worden erkend als kredietservicer met een vergunning.

 

(26)

De verlening van een vergunning aan een kredietservicer om in de gehele Unie kredietservicingactiviteiten te verrichten moet onderworpen zijn aan een uniforme en geharmoniseerde reeks voorwaarden die op evenredige wijze door de bevoegde autoriteiten worden toegepast.

 

(27)

Om een vermindering van de bescherming van kredietnemers te vermijden en het vertrouwen te bevorderen, moeten de voorwaarden voor het verkrijgen en behouden van een vergunning als kredietservicer waarborgen dat kredietservicers, personen die een gekwalificeerde deelneming in de kredietservicer hebben en leden van het leidinggevende of bestuursorgaan een blanco strafblad hebben ten aanzien van relevante strafbare feiten in verband met onder meer vermogensdelicten, met financiële activiteiten verband houdende delicten, witwassen van geld, fraude en delicten tegen de lichamelijke integriteit, alsmede niet aan een insolventieprocedure onderworpen zijn of voorheen failliet zijn verklaard, tenzij zij overeenkomstig het nationale recht zijn gerehabiliteerd. In hoeverre wordt voldaan aan het vereiste dat leden van het leidinggevende of bestuursorgaan van kredietservicers in hun vroegere zakelijke betrekkingen met toezichthoudende en regulerende instanties transparant, open en coöperatief zijn geweest, moet worden beoordeeld op basis van de informatie die de bevoegde autoriteit ter beschikking staat, of die haar bekend is, op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend. Aan het vereiste wordt geacht te zijn voldaan indien er geen informatie beschikbaar of bekend is, of indien er tot dat tijdstip geen interactie met toezichthoudende en regelgevende autoriteiten heeft plaatsgevonden.

 

(28)

De lidstaten moeten ervoor zorgen dat het leidinggevende orgaan van een kredietservicer als geheel over voldoende kennis en ervaring beschikt om het bedrijf op competente en verantwoorde wijze te leiden, in overeenstemming met de activiteit die moet worden verricht. Het is aan de lidstaten zelf de vereisten inzake de goede naam, voldoende kennis en ervaring vast te stellen, maar die vereisten mogen het vrije verkeer van kredietservicers met een vergunning binnen de Unie niet belemmeren. Daartoe moet de EBA richtsnoeren ontwikkelen om het risico op uiteenlopende interpretaties van de vereisten wat betreft voldoende kennis en ervaring te voorkomen. Voorts moeten, om de naleving van de regels inzake bescherming van schuldenaren en persoonsgegevens te waarborgen, passende governanceregelingen, internecontrolemechanismen alsook passende procedures voor de registratie en afhandeling van klachten worden vastgesteld die aan toezicht worden onderworpen. Voorts moeten kredietservicers over adequate procedures tegen het witwassen van geld en terrorismefinanciering beschikken wanneer in nationale bepalingen tot omzetting van Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad (15) kredietservicers worden aangewezen als meldingsplichtige entiteiten voor het voorkomen en bestrijden van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme. Bovendien moeten kredietservicers verplicht zijn eerlijk en met inachtneming van de financiële situatie van kredietnemers te handelen. Wanneer op nationaal niveau schuldadviesdiensten beschikbaar zijn die de terugbetaling van schuld vergemakkelijken, moeten kredietservicers overwegen om kredietnemers naar dergelijke diensten te verwijzen.

 

(29)

De lidstaten moeten in hun nationale bepalingen tot omzetting van deze richtlijn bepalen of het kredietservicers op hun grondgebied toegestaan is al dan niet gelden van kredietnemers te ontvangen en aan te houden bij het verrichten van kredietservicingactiviteiten. In gevallen waarin het ontvangen en aanhouden van gelden van kredietnemers in een lidstaat is toegestaan en kredietservicers voornemens zijn dat te doen als onderdeel van hun bedrijfsmodel, moeten voor die kredietservicers aanvullende vereisten gelden om het hoofd te bieden aan de risico’s die zich kunnen voordoen in geval van insolventie, namelijk scheiding van rekeningen en gelden, alsook in gevallen van kwijting van de kredietnemer. Wanneer de lidstaat van herkomst van een kredietservicer kredietservicers verbiedt gelden van kredietnemers te ontvangen en aan te houden, kan een kredietservicer die activiteit noch in zijn lidstaat van herkomst noch in een lidstaat van ontvangst verrichten, zelfs niet wanneer een lidstaat van ontvangst het ontvangen en aanhouden van gelden toestaat, juist omdat de kredietservicer daarvoor geen vergunning door zijn lidstaat van herkomst was verleend. Wanneer daarentegen een lidstaat van herkomst kredietservicers wel toestaat gelden van kredietnemers te ontvangen en aan te houden en de relevante vereisten in zijn nationale recht heeft opgenomen, moet een kredietservicer in zijn lidstaat van herkomst, alsmede in elke lidstaat van ontvangst die het ontvangen en aanhouden van gelden van kredietnemers ook toestaat, de mogelijkheid hebben gelden van kredietnemers te ontvangen en aan te houden.

 

(30)

Om langdurige procedures en onzekerheid te voorkomen, moeten vereisten worden vastgesteld voor de informatie die aanvragers van een vergunning voor kredietservicing moeten indienen, alsmede redelijke termijnen voor de afgifte van een vergunning en omstandigheden voor de intrekking daarvan. Wanneer bevoegde autoriteiten een vergunning intrekken van een kredietservicer die kredietservicingactiviteiten in andere lidstaten verricht, moeten de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst en ook van de lidstaat waar het krediet is verleend, indien die verschilt van de lidstaten van herkomst en ontvangst, daarvan in kennis worden gesteld. In de lidstaten van herkomst en ontvangst moeten voorts bijgewerkte openbare registers of lijsten worden samengesteld en openbaar worden gemaakt op de websites van de bevoegde autoriteiten om te zorgen voor transparantie met betrekking tot het aantal en de identiteit van kredietservicers met een vergunning.

 

(31)

De contractuele verhouding tussen de kredietservicer en de kredietkoper en de verplichtingen van de kredietservicer tegenover de kredietkoper mogen niet worden gewijzigd door de uitbesteding van kredietservicingactiviteiten aan kredietservicingaanbieders. Kredietservicers moeten ervoor verantwoordelijk zijn dat de uitbesteding van hun kredietservicingactiviteiten aan kredietservicingaanbieders niet leidt tot overmatig operationeel risico, niet-naleving door de kredietservicingaanbieder van voorschriften van Unierecht of nationaal recht, of beperking van het vermogen van een toezichthouder om zijn taak uit te voeren en de rechten van kredietnemers te beschermen.

 

(32)

Wanneer een kredietkoper het beheer en de afdwinging van de naleving van een kredietovereenkomst aan een kredietservicer toevertrouwt, delegeert de kredietkoper zijn rechten en verplichtingen en zijn directe contacten met de kredietnemer aan de kredietservicer maar blijft hij uiteindelijk wel verantwoordelijk. Bijgevolg moet de relatie tussen kredietkoper en kredietservicer duidelijk in een schriftelijke kredietservicingovereenkomst worden vastgelegd en moet het voor de bevoegde autoriteiten mogelijk zijn de aard van de relatie te verifiëren. Bovendien moeten kredietservicers eerlijk en met inachtneming van de financiële situatie van kredietnemers handelen. Voor zover een kredietkoper de servicing van de verworven kredietovereenkomsten niet zelf uitvoert, moeten de lidstaten in staat zijn om ervoor te zorgen dat de kredietservicer en de kredietkoper verplicht zijn om in de kredietservicingovereenkomst overeen te komen dat de kredietservicer de kredietkoper van de uitbesteding van kredietservicingactiviteiten vooraf in kennis stelt.

 

(33)

Om het recht van een kredietservicer om grensoverschrijdende activiteiten te ontplooien te waarborgen en te voorzien in toezicht daarop, stelt deze richtlijn een procedure vast voor de uitoefening van het recht van een kredietservicer met een vergunning om grensoverschrijdende activiteiten te verrichten. De communicatie tussen bevoegde autoriteiten van de lidstaten van herkomst en ontvangst en met een kredietservicer moet binnen redelijke termijnen plaatsvinden. De bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar het krediet is verleend, moeten van de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst ook informatie over grensoverschrijdende activiteiten ontvangen.

 

(34)

Een kredietservicer die activiteiten verricht in een lidstaat van ontvangst, moet onderworpen zijn aan de beperkingen en vereisten die in het nationale recht van die lidstaat van ontvangst zijn vastgesteld overeenkomstig deze richtlijn, met inbegrip van, indien van toepassing, het verbod op het ontvangen en aanhouden van gelden van kredietnemers, en die geen verband houden met andere vergunningsvereisten voor kredietservicers. Indien krachtens de nationale bepalingen van een lidstaat van ontvangst tot omzetting van deze richtlijn aanvullende vereisten voor verlening van een kredietservicingvergunning worden opgelegd, mogen dergelijke aanvullende vereisten niet van toepassing te zijn op kredietservicers die in die lidstaat van ontvangst grensoverschrijdende kredietservicingactiviteiten verrichten.

 

(35)

Ten einde een doeltreffend en doelmatig toezicht op grensoverschrijdende kredietservicers te waarborgen moet een specifiek kader worden gecreëerd voor samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten van herkomst en ontvangst en, waar passend, de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar het krediet is verleend. Dat kader moet de uitwisseling van informatie, met behoud van de vertrouwelijkheid ervan, het beroepsgeheim, de bescherming van individuele en zakelijke rechten, inspecties al dan niet ter plaatse, het verlenen van bijstand en de kennisgeving van de resultaten van controles en inspecties en van genomen maatregelen mogelijk maken.

 

(36)

Een belangrijke voorwaarde voor het verrichten van de werkzaamheden van kredietkopers en kredietservicers moet zijn dat zij de mogelijkheid hebben toegang te krijgen tot alle relevante informatie en de lidstaten moeten ervoor zorgen dat dit mogelijk is, met inachtneming van de Unieregels en nationale regels inzake gegevensbescherming. In dat verband is het van essentieel belang dat kredietinstellingen gedetailleerde informatie verstrekken aan potentiële kredietkopers om hen in staat te stellen hun eigen beoordeling te verrichten van de waarde van de rechten van een kredietgever krachtens een niet-renderende kredietovereenkomst, of van de niet-renderende kredietovereenkomst zelf. Kredietinstellingen moeten die informatie slechts eenmaal tijdens het proces verstrekken, hetzij tijdens de initiële fase, hetzij tijdens de daaropvolgende fasen, maar in elk geval vóór de sluiting van de overeenkomst tot overdracht. Die informatieplicht is noodzakelijk en gerechtvaardigd om potentiële kredietkopers in staat te stellen geïnformeerde keuzes te maken voordat zij een transactie aangaan en daarom is het legitiem dat kredietinstellingen de persoonsgegevens van kredietnemers delen met potentiële kredietkopers. Dergelijke informatie moet strikt beperkt blijven tot hetgeen noodzakelijk is om potentiële kredietkopers in staat te stellen de waarde te beoordelen van de rechten van een kredietgever krachtens een niet-renderende kredietovereenkomst, of van de niet-renderende kredietovereenkomst zelf, en de kans op inning van de waarde van die overeenkomst. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat het verstrekken van informatie aan potentiële kredietkopers en het daaropvolgende gebruik ervan in overeenstemming zijn met het toepasselijke gegevensbeschermingskader van de Unie.

 

(37)

Wanneer een kredietinstelling een niet-renderende kredietovereenkomst overdraagt, moet het voor haar verplicht zijn haar bevoegde autoriteit en de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst halfjaarlijks in kennis te stellen van ten minste het totale uitstaande saldo van de overgedragen kredietportefeuilles, evenals van het aantal en het volume van de daarin opgenomen kredieten, en of er kredietovereenkomsten met consumenten in zijn opgenomen. Voor elke kredietportefeuille die in één enkele transactie wordt overgedragen moet de informatie de identificatiecode voor juridische entiteiten (legal entity identifier, LEI) van de kredietkoper omvatten, of, in voorkomend geval, zijn vertegenwoordiger, of, wanneer die niet beschikbaar is, de identiteit en het adres van de kredietkoper en, in voorkomend geval, zijn vertegenwoordiger in de Unie. De bevoegde autoriteiten moeten kunnen eisen dat de informatie op kwartaalbasis wordt verstrekt wanneer zij dat nodig achten, onder meer vanwege het grote aantal transacties tijdens een crisisperiode. De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst moeten verplicht zijn om die informatie door te geven aan de autoriteiten die bevoegd zijn voor het toezicht op de kredietkoper. Dergelijke transparantievereisten zorgen voor een geharmoniseerde en doeltreffende monitoring van de overdracht van kredietovereenkomsten binnen de Unie. Om aan het evenredigheidsbeginsel te voldoen, moeten de bevoegde autoriteiten, teneinde duplicatie te voorkomen, rekening houden met de informatie waarover zij reeds langs andere kanalen kunnen beschikken, met name wat betreft kredietinstellingen. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat de kredietservicer verantwoordelijk blijft voor de kennisgeving aan de bevoegde nationale autoriteiten nadat een kredietportefeuille aan een kredietkoper is overgedragen.

 

(38)

In het actieplan wordt vastgesteld dat de data-infrastructuur van kredietinstellingen wordt versterkt door uniforme en gestandaardiseerde gegevens voor niet-renderende kredietovereenkomsten in te voeren. De EBA heeft gegevenstemplates ontwikkeld die informatie verstrekken over kredietblootstellingen in de bankportefeuille en die potentiële kopers in staat stellen de waarde van de kredietovereenkomsten te beoordelen en hun boekenonderzoek (due diligence) uit te voeren. Enerzijds zou de toepassing van zulke gegevenstemplates op kredietovereenkomsten de informatieasymmetrieën tussen potentiële kopers en verkopers van kredietovereenkomsten verminderen en zo bijdragen tot de ontwikkeling van een goed werkende secundaire markt in de Unie. Anderzijds kunnen dergelijke gegevenstemplates, wanneer zij te gedetailleerd zijn, voor kredietinstellingen een buitensporige last vormen zonder dat er sprake is van aanzienlijke informatievoordelen. Daarom moet de EBA een evaluatie van de gegevenstemplates uitvoeren met het oog op de verdere ontwikkeling van de gegevenstemplates tot technische uitvoeringsnormen voor kredietinstellingen. Kredietinstellingen moeten worden verplicht de gegevenstemplates te gebruiken voor overdrachten van niet-renderende kredietovereenkomsten, met inbegrip van overdrachten aan andere kredietinstellingen. Die verplichting moet alleen van toepassing zijn op overdrachten van niet-renderende kredietovereenkomsten en heeft geen betrekking op complexe transacties waarbij niet-renderende kredietovereenkomsten deel uitmaken van een dergelijke transactie, met inbegrip van verkopen van bijkantoren, verkopen van bedrijfsonderdelen of verkopen van portefeuilles van cliënten die niet beperkt zijn tot niet-renderende kredietovereenkomsten en overdrachten als onderdeel van een lopende herstructureringsoperatie van de verkopende kredietinstelling in insolventie-, afwikkelings- of liquidatieprocedures. Om aan het evenredigheidsbeginsel te voldoen, moeten die informatievereisten op kredietinstellingen worden toegepast op een manier die in verhouding staat tot de aard en de omvang van de kredieten. Tegelijkertijd moet bij het bepalen van de omvang van de verplichting van kredietinstellingen om te voldoen aan gegevenstemplates rekening worden gehouden met de datum van sluiting van de niet-renderende kredietovereenkomsten. Andere verkopers van kredietovereenkomsten moeten de mogelijkheid hebben die normen te gebruiken om de waardebepaling van kredietovereenkomsten voor verkoop te vergemakkelijken. Bovendien moet in het geval van securitisatietransacties, waarbij voorzien wordt in verplichte transparantietemplates, dubbele rapportage als gevolg van deze richtlijn worden vermeden.

 

(39)

De Commissie moet de bevoegdheid krijgen om door de EBA ontwikkelde technische uitvoeringsnormen vast te stellen om te specificeren welke templates kredietinstellingen moeten gebruiken voor het verstrekken van krachtens deze richtlijn vereiste informatie. De Commissie dient die technische uitvoeringsnormen vast te stellen door middel van uitvoeringshandelingen op grond van artikel 291 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en volgens artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1093/2010.

 

(40)

Aangezien kredietkopers geen nieuw krediet creëren, maar, zoals is bepaald in deze richtlijn, slechts voor eigen risico bestaande niet-renderende kredietovereenkomsten kopen, geven zij geen aanleiding tot prudentiële bezwaren en is hun potentiële bijdrage aan het systeemrisico verwaarloosbaar. Het is derhalve niet gerechtvaardigd kredietkopers te verplichten een vergunning aan te vragen, maar het is belangrijk dat de consumentenbeschermingsregels van de Unie en de lidstaten van toepassing blijven en dat de uit de oorspronkelijke kredietovereenkomst voortvloeiende rechten van kredietnemers onverlet blijven.

 

(41)

Kredietkopers uit derde landen maken het misschien moeilijker voor kredietnemers uit de Unie om hun rechten krachtens het Unierecht te doen gelden en voor de nationale autoriteiten om het toezicht op de naleving van niet-renderende kredietovereenkomsten uit te oefenen. Kredietinstellingen kunnen ook worden ontmoedigd dergelijke niet-renderende kredietovereenkomsten aan kredietkopers uit derde landen over te dragen door de reputatieschade die dat kan meebrengen. Voor zover de vertegenwoordiger van een koper uit een derde land van kredieten die aan natuurlijke personen, met inbegrip van consumenten en zelfstandigen, of aan kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (kmo’s) zijn verleend, geen kredietinstelling is, of een niet-kredietinstelling die onder toezicht staat van een bevoegde autoriteit van een lidstaat overeenkomstig Richtlijn 2008/48/EG of Richtlijn 2014/17/EU, of een kredietservicer waaraan in de Unie een vergunning is verleend, dient die vertegenwoordiger een dergelijke entiteit aan te wijzen om ervoor te zorgen dat na de overdracht van de niet-renderende kredietovereenkomst dezelfde normen inzake de rechten van kredietnemers gewaarborgd blijven.

 

(42)

Om er bovendien beter voor te zorgen dat na de overdracht van een niet-renderende kredietovereenkomst dezelfde normen inzake consumentenrechten worden gewaarborgd, moet van een kredietkoper die in de Unie woont, of die zijn statutaire zetel of, indien hij op grond van zijn nationale recht geen statutaire zetel heeft, hoofdkantoor in de Unie heeft, ook worden vereist dat hij een kredietinstelling, of een niet-kredietinstelling die onder toezicht staat van een bevoegde autoriteit van een lidstaat overeenkomstig Richtlijn 2008/48/EG of Richtlijn 2014/17/EU, dan wel een kredietservicer aanwijst om kredietservicingactiviteiten uit te voeren met betrekking tot niet-renderende kredietovereenkomsten die met consumenten zijn gesloten.

 

(43)

Lidstaten van ontvangst moeten de verplichting tot aanwijzing van een kredietservicer kunnen uitbreiden tot andere kredietovereenkomsten. In gevallen waarin de overdracht van een kredietportefeuille zowel kredietovereenkomsten met consumenten, andere natuurlijke personen of kmo’s omvat waarvoor de aanwijzing van een kredietinstelling, of van een niet-kredietinstelling die onder toezicht staat van een bevoegde autoriteit van een lidstaat overeenkomstig Richtlijn 2008/48/EG of Richtlijn 2014/17/EU, dan wel van een kredietservicer vereist is en tegelijkertijd ook andere kredietovereenkomsten omvat waarvoor een dergelijke aanwijzing niet vereist is, moet de kredietkoper of, in voorkomend geval, zijn vertegenwoordiger voldoen aan de aanwijzingsverplichting met betrekking tot kredietovereenkomsten met consumenten, andere natuurlijke personen of kmo’s. De kredietservicer en de kredietkoper moeten voldoen aan het toepasselijke Unierecht en nationale recht, en de nationale autoriteiten in de afzonderlijke lidstaten moeten de nodige bevoegdheden krijgen om doeltreffend toezicht te kunnen houden op hun activiteiten.

 

(44)

Wanneer een kredietkoper, of zijn overeenkomstig deze richtlijn aangewezen vertegenwoordiger, verplicht is een kredietservicer, een kredietinstelling of een niet-kredietinstelling die onder toezicht staat van een bevoegde autoriteit van een lidstaat overeenkomstig Richtlijn 2008/48/EG of Richtlijn 2014/17/EU, aan te wijzen en ervoor kiest de rechten en verplichtingen in verband met de rechten van een kredietgever krachtens een niet-renderende kredietovereenkomst, of met de niet-renderende kredietovereenkomst zelf, te beheren en de nakoming ervan af te dwingen, wordt de kredietkoper, of zijn overeenkomstig deze richtlijn aangewezen vertegenwoordiger, beschouwd als kredietservicer en moet hij daarom krachtens deze richtlijn een vergunning hebben.

 

(45)

Kredietkopers die gebruikmaken van de diensten van kredietservicers, van kredietinstellingen, of van niet-kredietinstellingen die onder toezicht staan van een bevoegde autoriteit van een lidstaat overeenkomstig Richtlijn 2008/48/EG of Richtlijn 2014/17/EU, moeten de bevoegde autoriteiten van hun lidstaat van herkomst daarvan in kennis stellen, zodat de relevante bevoegde autoriteiten hun toezichtbevoegdheden kunnen uitoefenen ten aanzien van het gedrag van de kredietservicer, de kredietinstelling, of de niet-kredietinstelling die overeenkomstig Richtlijn 2008/48/EG of Richtlijn 2014/17/EU onder toezicht staat van een bevoegde autoriteit van een lidstaat, jegens de kredietnemer. Kredietkopers moeten ook hun bevoegde toezichthoudende autoriteiten tijdig in kennis stellen wanneer zij een beroep doen op een andere kredietservicer, kredietinstelling, of niet-kredietinstelling die onder toezicht staan van een bevoegde autoriteit van een lidstaat overeenkomstig Richtlijn 2008/48/EG of Richtlijn 2014/17/EU.

 

(46)

Kredietkopers die de naleving van de gekochte kredietovereenkomst rechtstreeks afdwingen, moeten daarbij het op de kredietovereenkomst toepasselijke recht in acht nemen, inclusief de voor de kredietnemer geldende consumentenbeschermingsregels. Nationale regels inzake met name de afdwinging van de naleving van overeenkomsten, het consumentenbeschermings- en het strafrecht blijven van toepassing, en de bevoegde autoriteiten moeten ervoor zorgen dat die regels op het grondgebied van de lidstaten door die kredietkopers worden nageleefd.

 

(47)

Om de afdwinging van de nakoming van de in deze richtlijn opgenomen verplichtingen te vergemakkelijken, indien een kredietkoper niet in de Unie woont, of zijn statutaire zetel of, indien hij op grond van zijn nationale recht geen statutaire zetel heeft, hoofdkantoor niet in de Unie heeft, moet het nationale recht tot omzetting van deze richtlijn bepalen dat een kredietkoper uit een derde land bij de overdracht van een kredietovereenkomst een vertegenwoordiger die in de Unie woont, of die wel zijn statutaire zetel of, indien hij op grond van zijn nationale recht geen statutaire zetel heeft, hoofdkantoor in de Unie heeft, aanwijst die naast of in plaats van de kredietkoper door de bevoegde autoriteiten kan worden aangesproken. Die vertegenwoordiger is verantwoordelijk voor de naleving van de verplichtingen die deze richtlijn aan kredietkopers oplegt, onverminderd de aan kredietservicers opgelegde verplichtingen. Kredietkopers die niet-renderende kredietovereenkomsten overdragen, moeten de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst elk half jaar en op geaggregeerd niveau in kennis stellen van ten minste het totale uitstaande saldo van de overgedragen kredietportefeuilles, evenals van het aantal en het volume van de daarin opgenomen kredieten, en of er kredietovereenkomsten met consumenten in zijn opgenomen. Voor elke portefeuille die in één enkele transactie wordt overgedragen moet de informatie de identificatiecode voor juridische entiteiten (LEI) van de kredietkoper omvatten, of, in voorkomend geval, zijn vertegenwoordiger in de Unie, of, wanneer die niet beschikbaar is, de identiteit en het adres van de kredietkoper en, in voorkomend geval, zijn vertegenwoordiger in de Unie. De bevoegde autoriteiten moeten kunnen vereisen dat de informatie op kwartaalbasis wordt verstrekt wanneer zij dat nodig achten, onder meer vanwege het grote aantal transacties tijdens een crisisperiode.

 

(48)

Momenteel zijn verschillende autoriteiten belast met de vergunningverlening aan en het toezicht op kredietservicers en kredietkopers in de lidstaten, en daarom is het van essentieel belang dat de lidstaten de rol van dergelijke autoriteiten verduidelijken en hun voldoende bevoegdheden verlenen, te meer daar zij wellicht toezicht moeten houden op entiteiten die diensten in andere lidstaten verrichten. Om te zorgen voor efficiënt en evenredig toezicht in de hele Unie, moeten de lidstaten de bevoegde autoriteiten de nodige bevoegdheden verlenen om hun taken uit hoofde van deze richtlijn uit te voeren, inclusief de bevoegdheid om de nodige informatie te verkrijgen, mogelijke inbreuken op deze richtlijn te onderzoeken, klachten van kredietnemers te behandelen en administratieve sancties en corrigerende maatregelen op te leggen, inclusief intrekking van vergunningen. Wanneer dergelijke administratieve sancties en corrigerende maatregelen worden opgelegd, moeten de lidstaten ervoor zorgen dat de bevoegde autoriteiten dat op evenredige wijze doen en hun besluiten met redenen omkleden, en dat die besluiten bovendien door de rechter kunnen worden getoetst, ook in gevallen waarin de bevoegde autoriteiten de gestelde termijnen niet in acht nemen.

 

(49)

De bepalingen met betrekking tot inbreuken op deze richtlijn laten het recht van de lidstaten om op te treden in gevallen van inbreuken op het nationale recht, met betrekking tot bijvoorbeeld consumentenbescherming, rechten van kredietnemers of criminele activiteiten, onverlet. In dergelijke gevallen zijn de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst en de lidstaat waar het krediet is verleend, bevoegd om te besluiten of er sprake is van een schending van het nationale recht en zijn hun bevoegdheden dus niet beperkt door deze richtlijn.

 

(50)

Omdat de prestaties van secundaire markten voor krediet grotendeels afhankelijk zullen zijn van de goede reputatie van de betrokken entiteiten, moeten kredietservicers een efficiënt mechanisme voor de behandeling van klachten van kredietnemers invoeren. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat de voor het toezicht op kredietkopers en kredietservicers bevoegde autoriteiten doeltreffende en toegankelijke procedures voor de behandeling van klachten van kredietnemers hebben.

 

(51)

Zowel Verordening (EU) 2016/679 (16) als Verordening (EU) 2018/1725 (17) van het Europees Parlement en de Raad is van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens in het kader van deze richtlijn. Met name is het noodzakelijk, wanneer voor de toepassing van deze richtlijn persoonsgegevens worden verwerkt, dat het precieze doel wordt aangegeven, dat de desbetreffende rechtsgrondslag wordt vermeld, dat de relevante beveiligingsvoorschriften van Verordening (EU) 2016/679 worden nageleefd, en dat de beginselen noodzaak, evenredigheid, doelbinding, en een transparante en niet-buitensporige gegevensbewaarperiode in acht worden genomen. Daartoe wordt de voorkeur gegeven aan een sectorbrede gedragscode overeenkomstig artikel 40 van Verordening (EU) 2016/679. Ook moeten in alle gegevensverwerkingssystemen die in het kader van deze richtlijn worden ontwikkeld en gebruikt, de beginselen persoonsgegevensbescherming door ontwerp en gegevensbescherming door standaardinstellingen in acht worden genomen. Evenzo moet administratieve samenwerking en wederzijdse bijstand tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten verenigbaar zijn met de regels inzake de bescherming van persoonsgegevens zoals neergelegd in Verordening (EU) 2016/679 en in overeenstemming zijn met de nationale gegevensbeschermingsregels waarmee het Unierecht ten uitvoer wordt gelegd.

 

(52)

Om een hoog niveau van consumentenbescherming te waarborgen, voorzien het Unierecht en het nationale recht in een aantal rechten en waarborgen met betrekking tot aan een consument toegekende kredietovereenkomsten. Die rechten en waarborgen betreffen met name de onderhandeling over en sluiting van de kredietovereenkomst, het gebruik van oneerlijke handelspraktijken door ondernemingen jegens consumenten als bedoeld in Richtlijn 2005/29/EG en de naleving of niet-naleving van de kredietovereenkomst. Dat geldt met name voor langetermijnovereenkomsten voor consumentenkrediet die binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 2014/17/EU vallen met betrekking tot het recht van de consument om zich vóór het verstrijken van de kredietovereenkomst volledig of gedeeltelijk van de daaruit voortvloeiende consumentenverplichtingen te kwijten of, in voorkomend geval, door middel van het Europees gestandaardiseerd informatieblad in kennis te worden gesteld van de mogelijke overdracht van de kredietovereenkomst aan een kredietkoper. Rechten van de kredietnemer mogen evenmin worden gewijzigd indien de overdracht van de kredietovereenkomst van een kredietinstelling aan een kredietkoper de vorm van schuldnovatie aanneemt. Als algemene regel moet gewaarborgd worden dat kredietnemers niet slechter af zijn na de overdracht van hun kredietovereenkomst van een kredietinstelling naar een kredietkoper. Deze richtlijn mag de lidstaten niet beletten om strengere bepalingen toe te passen ter bescherming van kredietnemers.

 

(53)

Onverminderd de andere verplichtingen krachtens Richtlijnen 2008/48/EG en 2014/17/EU en om een hoog niveau van consumentenbescherming te waarborgen, moeten die richtlijnen worden gewijzigd om ervoor te zorgen dat de consument tijdig en voorafgaand aan eventuele wijzigingen van de voorwaarden van de kredietovereenkomst een duidelijke en volledige lijst van dergelijke wijzigingen, het tijdschema voor de tenuitvoerlegging ervan en de nodige details ontvangt, alsmede de naam en het adres van de nationale autoriteit waar de consument een klacht kan indienen.

 

(54)

De informatie over de wijziging van de voorwaarden van een kredietovereenkomst krachtens Richtlijnen 2008/48/EG en 2014/17/EU, zoals die ingevoerd worden door de in deze richtlijn vermelde wijzigingen, mag geen afbreuk doen aan de in de Richtlijnen 2008/48/EG en 2014/17/EU vastgestelde consumentenrechten, met inbegrip van de rechten op informatie.

 

(55)

Het belang dat de Uniewetgever hecht aan de bescherming van consumenten in Richtlijn 93/13/EEG van de Raad (18), en in Richtlijnen 2008/48/EG en 2014/17/EU, betekent dat de overdracht van de rechten van een kredietgever krachtens een kredietovereenkomst, of van de kredietovereenkomst zelf, aan een kredietkoper, op geen enkele wijze afbreuk mag doen aan het door het Unierecht aan consumenten toegekende niveau van bescherming. Kredietkopers en kredietservicers moeten zich derhalve houden aan het op de oorspronkelijke kredietovereenkomst toepasselijke Unierecht en nationale recht, en de kredietnemer moet hetzelfde niveau van bescherming behouden als bepaald op grond van het toepasselijke Unierecht en nationale recht of door de conflictregels van de Unie of de lidstaten. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat aan de kredietnemer geen andere kosten in verband met de overdracht van de kredietovereenkomst in rekening worden gebracht dan die welke reeds in die kredietovereenkomst zijn opgenomen. Wat de kosten voor consumenten in geval van niet-nakoming betreft, moeten wijzigingen aangebracht worden in Richtlijn 2008/48/EG, op grond waarvan de lidstaten dezelfde regels moeten volgen als in Richtlijn 2014/17/EU betreffende het instellen van bovengrenzen aan vergoedingen en boeten.

 

(56)

Ten aanzien van consumenten moeten de Richtlijnen 2008/48/EG en 2014/17/EU bij deze richtlijn worden gewijzigd om te bepalen dat de lidstaten van kredietgevers moeten eisen dat zij beschikken over adequaat beleid en procedures, zodat zij zich inspannen om waar passend een redelijke tolerantie te betrachten alvorens een procedure tot gedwongen verkoop in te leiden. De EBA-richtsnoeren van 19 augustus 2015inzake achterstallige betalingen en gedwongen verkoop, de EBA-richtsnoeren van 31 oktober 2018 inzake het beheer van niet-renderende en respijtblootstellingen en de ECB-leidraad voor banken van maart 2017 inzake niet-renderende leningen moeten in aanmerking worden genomen. Bij de beslissing welke respijtmaatregelen moeten worden genomen, moeten kredietgevers rekening houden met de individuele omstandigheden van de consument, de belangen en rechten van de consument en het vermogen van de consument om het krediet terug te betalen, met name indien de kredietovereenkomst wordt gedekt door een voor bewoning bestemd onroerend goed dat de hoofdverblijfplaats van de consument is. Respijtmaatregelen moeten kunnen bestaan uit bepaalde concessies aan de kredietnemer, zoals een volledige of gedeeltelijke herfinanciering van een kredietovereenkomst, of een wijziging van de geldende voorwaarden van een kredietovereenkomst, zoals onder meer een verlenging van de looptijd van de overeenkomst, een wijziging van het soort kredietovereenkomst, uitstel van betaling van alle of een deel van de aflossingstermijnen voor een bepaalde periode, een wijziging van de rentevoet, het aanbieden van een betalingspauze, gedeeltelijke aflossingen, valutawissel, gedeeltelijke kwijtschelding en schuldconsolidatie. De lidstaten moeten beschikken over passende respijtmaatregelen op nationaal niveau. De lijst van respijtmaatregelen bepaald in deze richtlijn, in de vorm van wijzigingen van Richtlijnen 2008/48/EG en 2014/17/EU, is niet uitputtend en het staat de lidstaten derhalve vrij om in aanvullende maatregelen te voorzien. Evenzo staat het de lidstaten vrij geen specifieke maatregel vast te stellen als dat op nationaal niveau voorzien is, zolang een redelijk aantal maatregelen beschikbaar blijft. Indien er na de gedwongen verkoop schuld blijft uitstaan, dienen de lidstaten de bescherming van minimale levensomstandigheden te waarborgen en te voorzien in maatregelen om terugbetaling te vergemakkelijken en tegelijk te hoge schulden op lange termijn te voorkomen. Ten minste in de gevallen waarin het door de voor bewoning bestemde onroerende goederen opgeleverde bedrag van invloed is op het door de consument verschuldigde bedrag, dienen de lidstaten er bij de schuldeisers op aan te dringen redelijke stappen te ondernemen opdat, in het licht van de marktomstandigheden, bij de gedwongen verkoop de optimale prijs wordt gehaald voor het voor bewoning bestemde onroerend goed. De lidstaten mogen de partijen bij een kredietovereenkomst niet beletten uitdrukkelijk overeen te komen dat de overdracht van de zekerheid aan de kredietgever volstaat om het krediet af te lossen, met name wanneer het krediet is gedekt door de hoofdwoning van de consument.

 

(57)

Om ervoor te zorgen dat geen afbreuk wordt gedaan aan het niveau van bescherming van de consument in geval van overdracht van de rechten van de kredietgever krachtens een hypotheekkredietovereenkomst of van de kredietovereenkomst zelf aan een derde, moet Richtlijn 2014/17/EU in die zin worden gewijzigd dat de consument bij overdracht van een onder die richtlijn vallend krediet jegens de kredietkoper de excepties en verweermiddelen kan opwerpen die de consument jegens de oorspronkelijke kredietgever ter beschikking stonden, en dat hij van de overdracht in kennis wordt gesteld.

 

(58)

Overeenkomstig de gezamenlijke politieke verklaring van 28 september 2011 van de lidstaten en de Commissie over toelichtende stukken (19) hebben de lidstaten zich ertoe verbonden om in gerechtvaardigde gevallen de kennisgeving van hun omzettingsmaatregelen vergezeld te doen gaan van één of meer stukken waarin het verband tussen de onderdelen van een richtlijn en de overeenkomstige delen van de nationale omzettingsinstrumenten wordt toegelicht. Met betrekking tot deze richtlijn acht de Uniewetgever de toezending van die stukken gerechtvaardigd.

 

(59)

De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming werd overeenkomstig artikel 42, lid 1, van Verordening (EU) 2018/1725 geraadpleegd en heeft op 24 januari 2019 een advies uitgebracht.

 

(60)

De Commissie moet een evaluatie uitvoeren betreffende de efficiënte werking van deze richtlijn in het licht van de vooruitgang bij de totstandbrenging van de interne secundaire markt van niet-renderende kredietovereenkomsten met een hoog niveau van consumentenbescherming. De Commissie is bij uitstek in staat om de specifieke grensoverschrijdende kwesties te analyseren die door de afzonderlijke lidstaten niet kunnen worden vastgesteld of niet naar behoren kunnen worden aangepakt, zoals de risico’s van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme die zich kunnen voordoen in verband met kredietservicing en de activiteiten van kredietkopers en de samenwerking tussen bevoegde autoriteiten van verschillende lidstaten. Het is derhalve passend dat de Commissie in het kader van haar herziening van deze richtlijn ook een grondige beoordeling moet verrichten van de risico’s van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme in verband met de door de kredietservicers en kredietkopers verrichte activiteiten, en van de administratieve samenwerking tussen bevoegde autoriteiten.

 

(61)

Daar de doelstellingen van deze richtlijn, namelijk de bevordering van de ontwikkeling van de secundaire markt voor NPL’s in de Unie, en tegelijkertijd het zorgen voor verder versterkte bescherming van kredietnemers, met name van consumenten, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang en de gevolgen ervan beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om die doelstellingen te verwezenlijken,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

TITEL I

ONDERWERP, TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES

Artikel 1

Onderwerp

Deze richtlijn stelt een gemeenschappelijk kader en vereisten vast voor:

 

a)

kredietservicers van de rechten van een kredietgever krachtens een niet-renderende kredietovereenkomst, of van de niet-renderende kredietovereenkomst zelf, die is gesloten door een in de Unie gevestigde kredietinstelling, die namens een kredietkoper optreden;

 

b)

kredietkopers van de rechten van een kredietgever krachtens een niet-renderende kredietovereenkomst, of van de niet renderende kredietovereenkomst zelf, die is gesloten door een in de Unie gevestigde kredietinstelling.

Artikel 2

Toepassingsgebied

  • 1. 
    Deze richtlijn is van toepassing op:
 

a)

kredietservicers die namens een kredietkoper optreden met betrekking tot de rechten van een kredietgever krachtens een niet-renderende kredietovereenkomst, of de niet-renderende kredietovereenkomst zelf, die is gesloten door een in de Unie gevestigde kredietinstelling overeenkomstig het toepasselijke Unierecht en nationale recht;

 

b)

kredietkopers van de rechten van een kredietgever krachtens een niet-renderende kredietovereenkomst, of van de niet-renderende kredietovereenkomst zelf, die is gesloten door een in de Unie gevestigde kredietinstelling overeenkomstig het toepasselijke Unierecht en nationale recht.

  • 2. 
    Ten aanzien van kredietovereenkomsten die binnen haar toepassingsgebied vallen doet deze richtlijn geen afbreuk aan beginselen van het contractenrecht of het burgerlijk recht die deel uitmaken van het nationale recht met betrekking tot de overdracht van de rechten van een kredietgever krachtens een kredietovereenkomst of van de kredietovereenkomst zelf, en evenmin aan de bescherming die wordt geboden aan consumenten of kredietnemers op grond van, in het bijzonder, Verordeningen (EG) nr. 593/2008 en (EU) nr. 1215/2012, en Richtlijnen 93/13/EEG, 2008/48/EG en 2014/17/EU en de nationale bepalingen tot omzetting daarvan, of andere relevante bepalingen van Unierecht en nationaal recht inzake consumentenbescherming en rechten van kredietnemers.
  • 3. 
    Deze richtlijn doet geen afbreuk aan de beperkingen in het nationale recht van de lidstaten met betrekking tot de overdracht van de rechten van een kredietgever krachtens een niet-renderende kredietovereenkomst, of van de niet-renderende kredietovereenkomst zelf, die niet achterstallig is of minder dan 90 dagen achterstallig is, dan wel niet is beëindigd overeenkomstig het nationaal burgerlijk recht.
  • 4. 
    Deze richtlijn doet geen afbreuk aan de vereisten in het nationale recht van de lidstaten met betrekking tot de servicing van de rechten van een kredietgever krachtens een kredietovereenkomst of van de kredietovereenkomst zelf, indien de kredietkoper een special purpose entity voor securitisatiedoeleinden is in de zin van artikel 2, punt 2), van Verordening (EU) 2017/2402 van het Europees Parlement en de Raad (20), op voorwaarde dat dat nationale recht:
 

a)

geen afbreuk doet aan het door deze richtlijn geboden niveau van consumentenbescherming;

 

b)

waarborgt dat de bevoegde autoriteiten de nodige informatie van kredietservicers ontvangen.

  • 5. 
    Deze richtlijn is niet van toepassing op:
 

a)

het servicen van de rechten van een kredietgever krachtens een kredietovereenkomst, of van de kredietovereenkomst zelf, door:

 

i)

een in de Unie gevestigde kredietinstelling;

 

ii)

een beheerder van alternatieve beleggingsinstellingen (abi-beheerder) die over een vergunning beschikt of een notificatie heeft gedaan overeenkomstig Richtlijn 2011/61/EU, of een beheermaatschappij, of een beleggingsmaatschappij die over een vergunning beschikt overeenkomstig Richtlijn 2009/65/EG op voorwaarde dat de beleggingsmaatschappij geen beheermaatschappij overeenkomstig die richtlijn heeft aangewezen, namens het fonds dat zij beheren;

 

iii)

een niet-kredietinstelling die is onderworpen aan toezicht door een bevoegde nationale autoriteit van een lidstaat overeenkomstig artikel 20 van Richtlijn 2008/48/EG of artikel 35 van Richtlijn 2014/17/EU bij het uitvoeren van activiteiten in die lidstaat;

 

b)

het servicen van de rechten van een kredietgever krachtens een kredietovereenkomst, of van de kredietovereenkomst zelf, die niet is gesloten door een in de Unie gevestigde kredietinstelling, behalve wanneer de rechten van de kredietgever krachtens de kredietovereenkomst, of de kredietovereenkomst zelf, worden vervangen door een kredietovereenkomst die door een dergelijke kredietinstelling is afgesloten;

 

c)

de aankoop van de rechten van een kredietgever krachtens een niet-renderende kredietovereenkomst, of van de niet-renderende kredietovereenkomst zelf, door een in de Unie gevestigde kredietinstelling;

 

d)

de overdracht van de rechten van een kredietgever krachtens een kredietovereenkomst, of van de kredietovereenkomst zelf, vóór de in artikel 32, lid 2, eerste alinea, bedoelde datum.

  • 6. 
    Het servicen van de rechten van de kredietgever krachtens een kredietovereenkomst, of van de kredietovereenkomst zelf, door notarissen en deurwaarders als gedefinieerd in het nationale recht of advocaten in de zin van artikel 1, lid 2, punt a), van Richtlijn 98/5/EG van het Europees Parlement en de Raad (21) mag door de lidstaten worden uitgezonderd van de toepassing van deze richtlijn wanneer zij als onderdeel van hun beroep kredietservicingactiviteiten uitvoeren.

Artikel 3

Definities

Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

 

1)

“kredietinstelling”: een kredietinstelling in de zin van artikel 4, lid 1, punt 1), van Verordening (EU) nr. 575/2013;

 

2)

“kredietgever”: een kredietinstelling die een krediet heeft verleend, of een kredietkoper;

 

3)

“kredietnemer”: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die een kredietovereenkomst heeft gesloten met een kredietinstelling, met inbegrip van zijn rechtsopvolger of rechtverkrijgende;

 

4)

“kredietovereenkomst”: een overeenkomst zoals oorspronkelijk afgesloten, gewijzigd of vervangen, waarbij een kredietinstelling een krediet verleent in de vorm van een uitgestelde betaling, een lening of een andere soortgelijke financieringsregeling;

 

5)

“kredietservicingovereenkomst”: een schriftelijk contract gesloten tussen een kredietkoper en een kredietservicer betreffende de door de kredietservicer namens de kredietkoper te verrichten diensten;

 

6)

“kredietkoper”: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die geen kredietinstelling is en die de rechten van een kredietgever krachtens een niet-renderende kredietovereenkomst, of de niet-renderende kredietovereenkomst zelf, koopt in het kader van de uitoefening van zijn handels-, bedrijfs- of beroepsactiviteiten, overeenkomstig het toepasselijke Unierecht en nationale recht;

 

7)

“kredietservicingaanbieder”: een derde partij die door een kredietservicer wordt gebruikt om een van de kredietservicingactiviteiten uit te voeren;

 

8)

“kredietservicer”: een rechtspersoon die in het kader van zijn bedrijfsactiviteiten namens een kredietkoper de rechten en verplichtingen met betrekking tot de rechten van een kredietgever krachtens een niet-renderende kredietovereenkomst, of tot de niet-renderende kredietovereenkomst zelf, beheert en de nakoming ervan afdwingt, en die ten minste één of meer kredietservicingactiviteiten verricht;

 

9)

“kredietservicingactiviteiten”: een of meer van de volgende activiteiten:

 

a)

het innen en invorderen, overeenkomstig het nationale recht, van verschuldigde betalingen van de kredietnemer in verband met de rechten van een kredietgever krachtens een kredietovereenkomst of in verband met de kredietovereenkomst zelf;

 

b)

het opnieuw onderhandelen met de kredietnemer, overeenkomstig het nationale recht, over alle voorwaarden met betrekking tot de rechten van een kredietgever krachtens een kredietovereenkomst, of de kredietovereenkomst zelf, in overeenstemming met de door de kredietkoper gegeven instructies, indien de kredietservicer geen kredietbemiddelaar is in de zin van artikel 3, punt f), van Richtlijn 2008/48/EG of artikel 4, lid 5, van Richtlijn 2014/17/EU;

 

c)

het beheren van alle klachten met betrekking tot de rechten van een kredietgever krachtens een kredietovereenkomst of tot de kredietovereenkomst zelf;

 

d)

het in kennis stellen van de kredietnemer van alle wijzigingen in rentevoeten, kosten of alle verschuldigde betalingen in verband met de rechten van een kredietgever krachtens een kredietovereenkomst of met de kredietovereenkomst zelf;

 

10)

“lidstaat van herkomst”: met betrekking tot een kredietservicer, de lidstaat waar zijn statutaire zetel is gevestigd, of, indien de kredietservicer op grond van zijn nationale recht geen statutaire zetel heeft, de lidstaat waar zijn hoofdkantoor is gevestigd of, met betrekking tot een kredietkoper, de lidstaat waar de kredietkoper of zijn vertegenwoordiger woont of zijn statutaire zetel gevestigd is of, indien hij op grond van zijn nationale recht geen statutaire zetel heeft, de lidstaat waar zijn hoofdkantoor gevestigd is;

 

11)

“lidstaat van ontvangst”: de lidstaat, die niet de lidstaat van herkomst is, waar de kredietservicer een bijkantoor heeft of kredietservicingactiviteiten verricht, en in ieder geval waar de kredietnemer woont, of zijn statutaire zetel gevestigd is of, indien hij op grond van zijn nationale recht geen statutaire zetel heeft, de lidstaat waar zijn hoofdkantoor gevestigd is;

 

12)

“consument”: een natuurlijk persoon die, bij kredietovereenkomsten in de zin van deze richtlijn, handelt voor doeleinden die buiten zijn handels-, bedrijfs- of beroepsactiviteiten vallen;

 

13)

“niet-renderende kredietovereenkomst”: een kredietovereenkomst die is aangemerkt als een niet-renderende blootstelling overeenkomstig artikel 47 bis van Verordening (EU) nr. 575/2013.

TITEL II

KREDIETSERVICERS

HOOFDSTUK I

Vergunningverlening aan kredietservicers

Artikel 4

Algemene vereisten

  • 1. 
    De lidstaten verplichten een kredietservicer ertoe om in een lidstaat van herkomst een vergunning te verkrijgen voordat hij zijn activiteiten op het grondgebied van die lidstaat aanvangt in overeenstemming met de vereisten van de nationale bepalingen tot omzetting van deze richtlijn.
  • 2. 
    De lidstaten verlenen de bevoegdheid om een vergunning als bedoeld in lid 1 van dit artikel te verlenen aan de op grond van artikel 21, lid 3, aangewezen bevoegde autoriteiten.

Artikel 5

Vereisten voor het verlenen van een vergunning

  • 1. 
    Onverminderd artikel 6 stellen de lidstaten de volgende vereisten vast voor de verlening van een vergunning als bedoeld in artikel 4, lid 1:
 

a)

de aanvrager is een rechtspersoon als bedoeld in artikel 54 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en zijn statutaire zetel of, indien hij op grond van zijn nationale recht geen statutaire zetel heeft, zijn hoofdkantoor, is gevestigd in de lidstaat waar de aanvrager een vergunning wil verkrijgen;

 

b)

de leden van het leidinggevende of bestuursorgaan staan als voldoende betrouwbaar bekend, hetgeen wordt aangetoond doordat zij bewijzen dat:

 

i)

zij een blanco strafblad of ander nationaal equivalent ten aanzien van relevante strafbare feiten hebben, met name in verband met eigendom, financiële diensten en activiteiten, witwassen van geld, woekerpraktijken, fraude, fiscale misdrijven, schending van het beroepsgeheim of de lichamelijke integriteit, en ten aanzien van alle andere strafbare feiten uit hoofde van het recht inzake ondernemingen, faillissement, insolventie of consumentenbescherming;

 

ii)

de cumulatieve effecten van kleine voorvallen geen afbreuk doen aan hun betrouwbaarheid;

 

iii)

zij altijd transparant, open en coöperatief zijn geweest in hun vroegere zakelijke betrekkingen met toezichthoudende en regelgevende autoriteiten;

 

iv)

zij niet aan een lopende insolventieprocedure zijn onderworpen of voorheen failliet zijn verklaard, tenzij zij overeenkomstig het nationale recht zijn gerehabiliteerd;

 

c)

het leidinggevende of bestuursorgaan van de aanvrager als geheel beschikt over voldoende kennis en ervaring om het bedrijf op competente en verantwoorde wijze te leiden;

 

d)

de personen die een gekwalificeerde deelneming in de aanvrager hebben in de zin van artikel 4, lid 1, punt 36), van Verordening (EU) nr. 575/2013 staan als voldoende betrouwbaar bekend doordat zij voldoen aan de vereisten die worden genoemd in punt b), i) en iv), van dit lid;

 

e)

de aanvrager beschikt over robuuste governanceregelingen en adequate internecontrolemechanismen, waaronder risicobeheer en accountingprocedures, die de inachtneming van de rechten van de kredietnemer en de naleving van het recht dat van toepassing is op de rechten van een kredietgever krachtens een kredietovereenkomst, of op de kredietovereenkomst zelf, en van Verordening (EU) 2016/679 waarborgen;

 

f)

de aanvrager voert een passend beleid dat de naleving van de regels inzake de bescherming, en de eerlijke en zorgvuldige behandeling van kredietnemers waarborgt, door onder meer rekening te houden met hun financiële situatie en door kredietnemers, in voorkomend geval, te verwijzen naar schuldadviesdiensten of sociale diensten;

 

g)

de aanvrager beschikt over passende en specifieke interne procedures die de registratie en behandeling van klachten van kredietnemers waarborgen;

 

h)

de aanvrager beschikt over adequate procedures tegen witwassen van geld en terrorismefinanciering wanneer in nationale bepalingen tot omzetting van Richtlijn (EU) 2015/849 kredietservicers worden aangewezen als meldingsplichtige entiteiten voor het voorkomen en bestrijden van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme;

 

i)

de aanvrager is op grond van het toepasselijke nationale recht onderworpen aan vereisten inzake rapportage en openbaarmaking.

  • 2. 
    De EBA verstrekt na raadpleging van alle relevante belanghebbenden en rekening houdend met alle betrokken belangen richtsnoeren overeenkomstig artikel 16 van Verordening (EU) nr. 1093/2010 voor de in lid 1, punt c), van dit artikel genoemde vereisten.
  • 3. 
    De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst weigeren een vergunning als bedoeld in artikel 4, lid 1, te verlenen wanneer de aanvrager niet voldoet aan de vereisten vastgesteld in lid 1 van dit artikel, en in voorkomend geval, in artikel 6, lid 2, punt a).

Artikel 6

Vermogen om gelden aan te houden

  • 1. 
    De lidstaten bepalen of het kredietservicers bij het verrichten van kredietservicingactiviteiten op hun grondgebied ofwel:
 

a)

toegelaten is gelden van kredietnemers te ontvangen en aan te houden om die aan kredietkopers over te maken, ofwel

 

b)

verboden is gelden van kredietnemers te ontvangen en aan te houden.

  • 2. 
    De lidstaten, in gevallen waarin kredietservicers gelden van kredietnemers mogen ontvangen en aanhouden overeenkomstig lid 1, punt a):
 

a)

stellen, in aanvulling op de in artikel 5, lid 1, gestelde vereisten voor het verlenen van een vergunning, de eis dat de aanvrager over een afzonderlijke rekening bij een kredietinstelling beschikt waarop alle van kredietnemers ontvangen gelden moeten worden gecrediteerd en bewaard totdat zij naar de respectieve kredietkoper worden doorgeleid, onder de met de kredietkoper overeengekomen voorwaarden;

 

b)

zorgen ervoor dat overeenkomstig het nationale recht die gelden in het belang van de kredietkopers worden beschermd tegen de vorderingen van de andere kredietgevers van de kredietservicers, met name in geval van insolventie;

 

c)

bepalen dat, ingeval een kredietnemer een betaling verricht aan een kredietservicer, teneinde, geheel of gedeeltelijk, de verschuldigde bedragen terug te betalen met betrekking tot de rechten van een kredietgever krachtens een niet-renderende kredietovereenkomst, of tot de niet-renderende kredietovereenkomst zelf, die betaling wordt behandeld als zijnde verricht aan de kredietkoper;

 

d)

verplichten een kredietservicer, wanneer die gelden van de kredietnemer ontvangt, een ontvangstbewijs of een kwijtingsbrief, op papier of op een andere duurzame drager, aan de kredietnemer te verstrekken waarin de ontvangst van de bedragen wordt bevestigd.

  • 3. 
    Indien een kredietservicer niet voornemens is gelden van kredietnemers te ontvangen en aan te houden als onderdeel van zijn bedrijfsmodel, vermeldt de kredietservicer dat voornemen in zijn vergunningsaanvraag als bedoeld in artikel 4, lid 1. In dergelijke gevallen zijn de overeenkomstig lid 2, punt a), van dit artikel opgenomen vereisten niet van toepassing.

Artikel 7

Procedure voor vergunningverlening aan kredietservicers

  • 1. 
    De lidstaten stellen een procedure voor vergunningverlening aan kredietservicers vast waarbij een aanvrager een aanvraag indient en de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst alle nodige informatie verstrekt om te verifiëren dat de aanvrager aan alle voorwaarden die zijn vastgelegd in de nationale bepalingen tot omzetting van artikel 5, lid 1, en, in voorkomend geval, aan artikel 6, lid 2, punt a), heeft voldaan.
  • 2. 
    De in lid 1 bedoelde vergunningaanvraag van kredietservicers gaat vergezeld van:
 

a)

bewijs van de rechtsvorm en een kopie van de oprichtingsakte van de aanvrager en van de vennootschapsstatuten;

 

b)

het adres van het hoofdkantoor of de statutaire zetel van de aanvrager;

 

c)

de identiteit van de leden van het leidinggevende of bestuursorgaan van de aanvrager en de personen die een gekwalificeerde deelneming hebben in de zin van artikel 4, lid 1, punt 36), van Verordening (EU) nr. 575/2013;

 

d)

bewijs dat de aanvrager voldoet aan de voorwaarden van artikel 5, lid 1, punten b) en c);

 

e)

bewijs dat de personen die een gekwalificeerde deelneming hebben in de zin van artikel 4, lid 1, punt 36), van Verordening (EU) nr. 575/2013, voldoen aan de voorwaarden van artikel 5, lid 1, punt d), van deze richtlijn;

 

f)

bewijs van de in artikel 5, lid 1, punt e), bedoelde governanceregelingen en internecontrolemechanismen;

 

g)

bewijs van het in artikel 5, lid 1, punt f), bedoelde beleid;

 

h)

bewijs van de in artikel 5, lid 1, punt g), bedoelde interne procedures;

 

i)

bewijs van de in artikel 5, lid 1, punt h), bedoelde procedures;

 

j)

in voorkomend geval, bewijs van het bestaan van een afzonderlijke rekening bij een kredietinstelling als bepaald in artikel 6, lid 2, punt a);

 

k)

eventuele uitbestedingsovereenkomsten als bedoeld in artikel 12, lid 1.

  • 3. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten van een lidstaat van herkomst binnen 45 dagen na ontvangst van de vergunningsaanvraag beoordelen of de aanvraag volledig is.
  • 4. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst de aanvrager binnen 90 dagen na ontvangst van een volledige aanvraag, of ingeval de aanvraag onvolledig wordt geacht, na de ontvangst van de vereiste informatie, meedelen of de vergunning wordt verleend of geweigerd, en dat zij de redenen vermelden voor een weigering.
  • 5. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat een aanvrager beroep bij de rechter kan instellen in het geval dat de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst een vergunningsaanvraag op grond van artikel 5, lid 3, besluiten af te wijzen of in het geval zij niet binnen de in lid 4 van dit artikel bepaalde termijn een besluit nemen ten aanzien van de vergunningsaanvraag.

Artikel 8

Intrekking van een vergunning

  • 1. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst overeenkomstig artikel 22 de toezichts- en onderzoeksbevoegdheden hebben, alsook de bevoegdheden om sancties op te leggen, die nodig zijn om de aan een kredietservicer verleende vergunning in te trekken, indien één van de volgende situaties van toepassing is op die kredietservicer:
 

a)

hij maakt geen gebruik van de vergunning binnen twaalf maanden na de verlening ervan;

 

b)

hij doet uitdrukkelijk afstand van de vergunning;

 

c)

hij heeft sinds meer dan twaalf maanden de activiteiten van kredietservicer gestaakt;

 

d)

hij heeft een vergunning verkregen door middel van valse verklaringen of op enige andere onregelmatige wijze;

 

e)

hij vervult de vereisten voor de verlening van een vergunning als kredietservicer zoals vastgesteld in artikel 5, lid 1, en indien van toepassing artikel 6, lid 2, punt a), niet meer;

 

f)

hij begaat een ernstige inbreuk op de toepasselijke regels, inclusief de bepalingen van nationaal recht tot omzetting van deze richtlijn, of op andere regels inzake consumentenbescherming, met inbegrip van de toepasselijke regels van de lidstaat van ontvangst en de lidstaat waar het krediet is verleend.

  • 2. 
    Wanneer overeenkomstig lid 1 van dit artikel een vergunning wordt ingetrokken, zorgen de lidstaten ervoor dat de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst daarvan onmiddellijk in kennis stellen indien de kredietservicer diensten in de zin van artikel 13 aanbiedt, evenals de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar het krediet is verleend indien die verschilt van de lidstaat van herkomst en de lidstaat van ontvangst.

Artikel 9

Lijst of register van kredietservicers met vergunning

  • 1. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten ten minste een lijst of, waar dat passender wordt geacht, een nationaal register opstellen en bijhouden van alle kredietservicers met een vergunning om op hun grondgebied diensten te verlenen, inclusief kredietservicers die diensten verrichten op grond van artikel 13 van deze richtlijn.

De EBA ontwikkelt overeenkomstig artikel 16 van Verordening (EU) nr. 1093/2010 richtsnoeren voor het opstellen en bijhouden van dergelijke lijsten of registers en met een nadere vermelding van de soort informatie die erin moet worden opgenomen om te zorgen voor een gelijk speelveld in de hele Unie en transparantie voor kredietkopers en kredietnemers.

  • 2. 
    De in lid 1 bedoelde lijst of het in lid 1 bedoelde register wordt online openbaar gemaakt op de website van de bevoegde autoriteiten en regelmatig bijgewerkt.
  • 3. 
    Indien een vergunning is ingetrokken op grond van artikel 8, werken de bevoegde autoriteiten de lijst of het register zoals bedoeld in lid 1 van dit artikel onverwijld bij.

Artikel 10

Betrekkingen met de kredietnemer, communicatie in verband met overdrachten en verdere communicatie

  • 1. 
    De lidstaten verplichten kredietkopers en kredietservicers om bij hun betrekkingen met kredietnemers:
 

a)

te goeder trouw, eerlijk en professioneel te handelen;

 

b)

informatie te verstrekken aan kredietnemers die niet misleidend, onduidelijk of onjuist is;

 

c)

de persoonlijke informatie en de privacy van kredietnemers te respecteren en te beschermen;

 

d)

met kredietnemers te communiceren op een wijze die niet kan worden aangemerkt als intimidatie, dwang of ongepaste beïnvloeding.

  • 2. 
    De lidstaten waarborgen dat de kredietkoper of, wanneer die is aangewezen om kredietservicingactiviteiten uit te voeren, de in artikel 2, lid 5, punt a), i) of iii), bedoelde entiteit, dan wel de kredietservicer na elke overdracht van de rechten van een kredietgever krachtens een niet-renderende kredietovereenkomst, of van de niet-renderende kredietovereenkomst zelf, aan een kredietkoper, en steeds vóór de eerste inning van de schuld, maar ook wanneer de kredietnemer daarom vraagt, de kredietnemer een mededeling doet toekomen, op papier of op een andere duurzame drager, die ten minste het volgende bevat:
 

a)

informatie over de overdracht die heeft plaatsgevonden, met inbegrip van de datum van de overdracht;

 

b)

de identificatie en de contactgegevens van de kredietkoper;

 

c)

de identificatie en de contactgegevens van de kredietservicer of van de in artikel 2, lid 5, punt a), i) of iii), bedoelde entiteit, indien die is aangewezen;

 

d)

bewijs met betrekking tot de op grond van artikel 7 verleende vergunning van een kredietservicer, indien die is aangewezen;

 

e)

in voorkomend geval, de identificatie en de contactgegevens van de kredietservicingaanbieder;

 

f)

een duidelijk gepresenteerd contactpunt bij de kredietkoper of, wanneer die is aangewezen om kredietservicingactiviteiten uit te voeren, bij de in artikel 2, lid 5, punt a), i) of iii), bedoelde entiteit, dan wel bij de kredietservicer en, in voorkomend geval, bij de kredietservicingaanbieder, waar indien nodig informatie kan worden gevraagd;

 

g)

informatie over de op het moment van de mededeling door de kredietnemer verschuldigde bedragen, met vermelding van wat verschuldigd is als kapitaal, rente, vergoedingen en andere toegestane kosten;

 

h)

een verklaring dat alle relevante nationale en Uniewetgeving betreffende met name de afdwinging van de naleving van overeenkomsten, consumentenbescherming, de rechten van kredietnemers en het strafrecht van toepassing blijft;

 

i)

de naam, het adres en de contactgegevens van de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar de kredietnemer woont of zijn statutaire zetel gevestigd is, of, indien hij op grond van zijn nationale recht geen statutaire zetel heeft, de lidstaat waar zijn hoofdkantoor gevestigd is en waar hij een klacht kan indienen.

De in de eerste alinea bepaalde mededeling wordt opgesteld in een duidelijke, voor het grote publiek begrijpelijke taal.

  • 3. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat de kredietkoper of, wanneer die is aangewezen om kredietservicingactiviteiten uit te voeren, de in artikel 2, lid 5, punt a), i) of iii), bedoelde entiteit, dan wel de kredietservicer in alle verdere communicatie met de kredietnemer de in lid 2, punt f), van dit artikel bedoelde informatie opneemt, behalve wanneer het gaat om de eerste communicatie na de aanwijzing van een nieuwe kredietservicer, in welk geval ook de in de lid 2, punten c) en d), van dit artikel bedoelde informatie wordt opgenomen.
  • 4. 
    De leden 2 en 3 doen geen afbreuk aan eventuele aanvullende vereisten met betrekking tot communicatie waarin in ander toepasselijk Unie- of nationaal recht wordt voorzien.

Artikel 11

Contractuele relatie tussen kredietservicer en kredietkoper

  • 1. 
    Indien een kredietkoper zelf geen kredietservicingactiviteiten uitvoert, zorgen de lidstaten ervoor dat de aangewezen kredietservicer zijn diensten met betrekking tot het beheer en de afdwinging van de naleving van de rechten van een kredietgever krachtens een niet-renderende kredietovereenkomst, of van de niet-renderende kredietovereenkomst zelf, verleent op basis van een kredietservicingovereenkomst met een kredietkoper.
  • 2. 
    De in lid 1 bedoelde kredietservicingovereenkomst omvat:
 

a)

een gedetailleerde beschrijving van de door de kredietservicer uit te voeren kredietservicingactiviteiten;

 

b)

het beloningsniveau van de kredietservicer of de wijze waarop de beloning wordt berekend;

 

c)

de mate waarin de kredietservicer de kredietkoper kan vertegenwoordigen tegenover de kredietnemer;

 

d)

een door de partijen aangegane verbintenis om het op de rechten van een kredietgever krachtens een kredietovereenkomst, of op de kredietovereenkomst zelf, toepasselijke Unierecht en nationale recht na te leven, ook ten aanzien van de consumenten- en gegevensbescherming;

 

e)

een clausule waarin de eerlijke en zorgvuldige behandeling van de kredietnemers wordt vereist.

  • 3. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat de in lid 1 bedoelde kredietservicingovereenkomst ook een vereiste omvat dat de kredietservicer, voordat hij zijn kredietservicingactiviteiten uitbesteedt, de kredietkoper daarvan in kennis stelt.
  • 4. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat voor een periode van ten minste vijf jaar na de datum waarop de in lid 1 bedoelde kredietservicingovereenkomst wordt beëindigd of voor de duur van de in de lidstaat van herkomst toepasselijke wettelijke verjaringstermijn, doch in geen geval langer dan tien jaar, de kredietservicer de volgende bescheiden bewaart:
 

a)

de relevante correspondentie met de kredietkoper en de kredietnemer, onder de krachtens het toepasselijke nationale recht vastgestelde voorwaarden;

 

b)

de relevante van de kredietkoper ontvangen instructies ten aanzien van de rechten van de kredietgever krachtens elke niet-renderende kredietovereenkomst, of de niet-renderende kredietovereenkomst zelf, die hij beheert en waarvan hij de naleving afdwingt namens die kredietkoper, onder de krachtens het toepasselijke nationale recht vastgestelde voorwaarden;

 

c)

de kredietservicingovereenkomst.

  • 5. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat de kredietservicer de in lid 4 bedoelde bescheiden op verzoek aan de bevoegde autoriteiten ter beschikking stelt.

Artikel 12

Uitbesteding door een kredietservicer

  • 1. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat de kredietservicer, wanneer hij een kredietservicingaanbieder gebruikt om een kredietservicingactiviteit uit te oefenen, volledig verantwoordelijk blijft voor de nakoming van alle verplichtingen krachtens nationale bepalingen tot omzetting van deze richtlijn. De uitbesteding van die kredietservicingactiviteiten is aan de volgende voorwaarden onderworpen:
 

a)

tussen de kredietservicer en de kredietservicingaanbieder wordt een schriftelijke uitbestedingsovereenkomst gesloten waarin wordt bepaald dat de kredietservicingaanbieder verplicht is tot naleving van de toepasselijke wettelijke bepalingen, met inbegrip van nationale bepalingen tot omzetting van deze richtlijn, en het relevante Unierecht of nationale recht dat van toepassing is op de rechten van een kredietgever krachtens een kredietovereenkomst of op de kredietovereenkomst zelf;

 

b)

het is verboden alle kredietservicingactiviteiten tegelijkertijd uit te besteden aan een kredietservicingaanbieder;

 

c)

de contractuele relatie tussen de kredietservicer en de kredietkoper en de verplichtingen van de kredietservicer jegens de kredietkoper of kredietnemers worden niet gewijzigd door de uitbestedingsovereenkomst met de kredietservicingaanbieder;

 

d)

de uitbesteding van sommige kredietservicingactiviteiten doet geen afbreuk aan de naleving door een kredietservicer van de in artikel 5, lid 1, vastgestelde vergunningsvereisten;

 

e)

de uitbesteding aan de kredietservicingaanbieder verhindert niet dat de bevoegde autoriteiten overeenkomstig de artikelen 14 en 21 toezicht uitoefenen op een kredietservicer;

 

f)

de kredietservicer heeft rechtstreeks toegang tot alle relevante informatie met betrekking tot de aan de kredietservicingaanbieder uitbestede kredietservicingactiviteiten;

 

g)

na de beëindiging van de uitbestedingsovereenkomst beschikt de kredietservicer over de deskundigheid en middelen om de uitbestede kredietservicingactiviteiten te kunnen uitoefenen.

De uitbesteding van kredietservicingactiviteiten wordt niet uitgevoerd op een manier die de kwaliteit van de interne controles van de kredietservicer of de soliditeit of continuïteit van zijn kredietservicingactiviteiten schaadt.

  • 2. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat de kredietservicer de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst en, in voorkomend geval, de lidstaat van ontvangst vóór de uitbesteding van zijn kredietservicingactiviteiten overeenkomstig lid 1 daarvan in kennis stelt.
  • 3. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat de kredietservicer bescheiden inzake relevante instructies aan de kredietservicingaanbieder, overeenkomstig de in het toepasselijke nationale recht vastgestelde voorwaarden, en inzake de in lid 1 bedoelde uitbestedingsovereenkomst bewaart voor een periode van ten minste vijf jaar na de datum waarop de uitbestedingsovereenkomst wordt beëindigd of voor de duur van de in de lidstaat toepasselijke wettelijke verjaringstermijn, doch in geen geval langer dan tien jaar.
  • 4. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat de kredietservicer en de kredietservicingaanbieder de in lid 3 bedoelde informatie op verzoek aan de bevoegde autoriteiten ter beschikking stelt.
  • 5. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat het kredietservicingaanbieders niet toegestaan is gelden van kredietnemers te ontvangen en aan te houden.

HOOFDSTUK II

Grensoverschrijdende kredietservicingactiviteiten

Artikel 13

Vrijheid om in een lidstaat van ontvangst kredietservicingactiviteiten uit te oefenen

  • 1. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat een kredietservicer die overeenkomstig artikel 4, lid 1, in een lidstaat van herkomst een vergunning heeft verkregen, het recht heeft de onder die vergunning vallende diensten in de Unie te verrichten, onverminderd eventuele in het nationale recht van de overeenkomstig deze richtlijn in de lidstaat van ontvangst vastgestelde beperkingen en vereisten, met inbegrip van, in voorkomend geval, een verbod op het ontvangen en aanhouden van gelden van kredietnemers, die geen verband houden met andere vergunningsvereisten van kredietservicers, of onverminderd beperkingen en vereisten die zijn vastgesteld met het oog op de heronderhandeling over de voorwaarden met betrekking tot de rechten van een kredietgever krachtens een kredietovereenkomst of over de kredietovereenkomst zelf.
  • 2. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat een kredietservicer die overeenkomstig artikel 4, lid 1, in een lidstaat van herkomst een vergunning heeft verkregen en die voornemens is in een lidstaat van ontvangst diensten te verrichten, aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst de volgende informatie verstrekt:
 

a)

de lidstaat van ontvangst waar de kredietservicer voornemens is diensten te verrichten en, indien de kredietservicer reeds over die informatie beschikt, de lidstaat waar het krediet is verleend indien die verschilt van de lidstaat van herkomst en de lidstaat van ontvangst;

 

b)

in voorkomend geval, het adres van het in de lidstaat van ontvangst gevestigde bijkantoor van de kredietservicer;

 

c)

in voorkomend geval, de identiteit en het adres van de kredietservicingaanbieder in de lidstaat van ontvangst;

 

d)

de identiteit van de personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer van het verrichten van kredietservicingactiviteiten in de lidstaat van ontvangst;

 

e)

in voorkomend geval, details van de maatregelen die zijn genomen om de interne procedures, governanceregelingen en internecontrolemechanismen van de kredietservicer aan te passen teneinde de naleving van de voorschriften te waarborgen die van toepassing zijn op de rechten van een kredietgever krachtens een kredietovereenkomst, of op de kredietovereenkomst zelf;

 

f)

een beschrijving van de vastgestelde procedure om te voldoen aan de regels ter bestrijding van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme, waarbij kredietservicers in het nationale recht van de lidstaat van ontvangst tot omzetting van Richtlijn (EU) 2015/849 worden aangewezen als meldingsplichtige entiteiten voor het voorkomen en bestrijden van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme;

 

g)

dat de kredietservicer over passende middelen beschikt om in de taal van de lidstaat van ontvangst of de taal van de kredietovereenkomst te communiceren;

 

h)

of de kredietservicer al dan niet over een vergunning beschikt om in zijn lidstaat van herkomst gelden van kredietnemers te ontvangen en aan te houden.

  • 3. 
    De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst delen alle in lid 2 bedoelde informatie binnen 45 dagen na ontvangst ervan mede aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst, die de ontvangst ervan onverwijld bevestigen. De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst stellen vervolgens de kredietservicer in kennis van de datum waarop de informatie aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst is meegedeeld, alsook de datum waarop die bevoegde autoriteiten de ontvangst van de informatie hebben bevestigd. De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst deelt ook alle in lid 2 bedoelde informatie mede aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar het krediet is verleend, indien die verschilt van de lidstaat van herkomst en de lidstaat van ontvangst.
  • 4. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat een kredietservicer beroep bij de rechter kan instellen wanneer de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst verzuimen de in lid 2 bedoelde informatie mede te delen.
  • 5. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat de kredietservicer in staat is te beginnen met het verrichten van diensten in de lidstaat van ontvangst vanaf de eerste van de volgende tijdstippen:
 

a)

de ontvangst van de mededeling van de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst waarbij zij de ontvangst van de in lid 3 bedoelde mededeling bevestigen;

 

b)

wanneer geen mededeling als bedoeld in punt a) van dit lid wordt ontvangen, na het verstrijken van twee maanden vanaf de datum van indiening van alle informatie als bedoeld in lid 2 bij de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst.

  • 6. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat een kredietservicer de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst in kennis stelt van eventuele latere wijzigingen van de informatie die overeenkomstig lid 2 moet worden medegedeeld. In dergelijke gevallen zorgen de lidstaten voor de naleving van de procedure van de leden 3, 4 en 5.
  • 7. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst in de lijst of het register als bedoeld in artikel 9 de kredietservicers opnemen die een vergunning hebben om op hun grondgebied kredietservicingactiviteiten te verrichten, alsmede de details van de lidstaat van herkomst.

Artikel 14

Toezicht op kredietservicers die grensoverschrijdende diensten verlenen

  • 1. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst toetsen en evalueren of een kredietservicer die kredietservicingactiviteiten verricht in een lidstaat van ontvangst, voortdurend voldoet aan de vereisten van deze richtlijn.
  • 2. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst de bevoegdheid krijgen om toezicht te houden op, onderzoek in te stellen naar en administratieve sancties en corrigerende maatregelen op te leggen aan kredietservicers ten aanzien van de vereisten van deze richtlijn bij de uitvoering van hun kredietservicingactiviteiten in een lidstaat van ontvangst.
  • 3. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst de ten aanzien van de kredietservicer genomen maatregelen mededelen aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst en, waar passend, van de lidstaat waar het krediet is verleend, indien die verschilt van de lidstaat van herkomst en de lidstaat van ontvangst.
  • 4. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat, wanneer een kredietservicer in een lidstaat van ontvangst kredietservicingactiviteiten verricht, de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst en de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst en, waar passend, van de lidstaat waar het krediet is verleend indien die verschilt van de lidstaat van herkomst en de lidstaat van ontvangst, nauw samenwerken bij de uitvoering van hun functies en taken, met name bij het uitvoeren van controles, onderzoeken en inspecties ter plaatse.
  • 5. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst bij de uitvoering van hun functies en taken bepaald in deze richtlijn de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst om bijstand verzoeken bij het uitvoeren van een inspectie ter plaatse van een bijkantoor dat gevestigd is, of een kredietservicingaanbieder die aangewezen is, in een lidstaat van ontvangst. De inspectie ter plaatse van een bijkantoor of een kredietservicingaanbieder wordt uitgevoerd in overeenstemming met het recht van de lidstaat waar de inspectie wordt uitgevoerd.
  • 6. 
    Voorts zorgen de lidstaten ervoor dat de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst in elk individueel geval het recht hebben te beslissen welke maatregelen het meest passend zijn om aan het verzoek om bijstand van de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst te voldoen.
  • 7. 
    Wanneer de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst besluiten namens de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst inspecties ter plaatse uit te voeren, stellen zij de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst onverwijld in kennis van de resultaten daarvan.
  • 8. 
    De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst mogen op eigen initiatief controles, inspecties en onderzoeken uitvoeren naar kredietservicingacitviteiten die op hun grondgebied worden verricht door een kredietservicer met een in een lidstaat van herkomst verleende vergunning. De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst delen de resultaten van die controles, inspecties en onderzoeken onverwijld mede aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst.
  • 9. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat, wanneer de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst over bewijs beschikken dat een kredietservicer die op het grondgebied van die lidstaat kredietservicingactiviteiten verricht, zoals bepaald in artikel 13, de toepasselijke regels, met inbegrip van de uit de nationale bepalingen tot omzetting van deze richtlijn voortvloeiende verplichtingen, niet nakomt, zij dat bewijs aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst toezenden met het verzoek passende maatregelen te nemen, onverminderd de toezichts- en onderzoeksbevoegdheden, en de bevoegdheden om sancties op te leggen, van de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst ten aanzien van de kredietservicer op grond van het nationale recht, met name de regels die van toepassing zijn op het krediet of de kredietovereenkomst.
  • 10. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat, wanneer de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar het krediet is verleend, indien die verschilt van de lidstaten van herkomst en ontvangst, over bewijs beschikken dat een kredietservicer een inbreuk maakt op de verplichtingen die zijn vastgesteld in deze richtlijn, of in de nationale regels die van toepassing zijn op het krediet of de kredietovereenkomst, zij dat bewijs aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst toezenden met het verzoek passende maatregelen te nemen, onverminderd de toezichts- en onderzoeksbevoegdheden, en de bevoegdheden om sancties op te leggen, van de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar het krediet is verleend, indien die verschilt van de lidstaten van herkomst en ontvangst.
  • 11. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst die het bewijs hebben toegezonden, uiterlijk twee maanden na het in lid 9 bedoelde verzoek in kennis stellen van nadere bijzonderheden over een in verband met het door de lidstaat van ontvangst verstrekte bewijs ingeleide administratieve of andere procedure, aan de kredietservicer opgelegde administratieve sancties en corrigerende maatregelen of een met redenen omkleed besluit om geen maatregelen te nemen. Indien een procedure is ingeleid, houden de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst op de hoogte van de stand van zaken.
  • 12. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat, indien een kredietservicer een inbreuk blijft maken op de toepasselijke regels, met inbegrip van zijn verplichtingen uit hoofde van deze richtlijn, en nadat de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst de lidstaat van herkomst daarvan in kennis hebben gesteld, de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst het recht hebben passende administratieve sancties en corrigerende maatregelen op te leggen om ervoor te zorgen dat deze richtlijn wordt nageleefd wanneer er sprake is van één van de volgende situaties:
 

a)

de kredietservicer heeft geen passende en doeltreffende stappen ondernomen om de inbreuk binnen een redelijke termijn recht te zetten, of

 

b)

in een dringend geval, wanneer onmiddellijke actie noodzakelijk is om een ernstige bedreiging van de collectieve belangen van de kredietnemers het hoofd te bieden.

De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst kunnen de in de eerste alinea bedoelde administratieve sancties en corrigerende maatregelen opleggen, niettegenstaande eventuele reeds door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst opgelegde administratieve sancties en corrigerende maatregelen.

Bovendien mogen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst verdere activiteiten verbieden van een kredietservicer die een inbreuk maakt op de toepasselijke regels, waaronder zijn verplichtingen uit hoofde van deze richtlijn, totdat de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst een passend besluit heeft genomen of de kredietservicer maatregelen heeft genomen om de inbreuk te verhelpen.

TITEL III

KREDIETKOPERS

Artikel 15

Recht op informatie over de rechten van de kredietgever krachtens een niet-renderende kredietovereenkomst of over de niet-renderende kredietovereenkomst zelf

  • 1. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat een kredietinstelling aan een potentiële kredietkoper de nodige informatie verstrekt met betrekking tot de rechten van de kredietgever krachtens een niet-renderende kredietovereenkomst, of tot de niet-renderende kredietovereenkomst zelf, en, in voorkomend geval, de zekerheid, om de potentiële kredietkoper in staat te stellen zijn eigen beoordeling uit te voeren van de waarde van de rechten van de kredietgever krachtens de niet-renderende kredietovereenkomst, of van de niet-renderende kredietovereenkomst zelf, en de kans op inning van de waarde van die overeenkomst voordat hij een contract tot overdracht van de rechten van die kredietgever krachtens de niet-renderende kredietovereenkomst, of van die niet-renderende kredietovereenkomst zelf, sluit, en hierbij de bescherming waarborgt van de informatie die door de kredietinstelling beschikbaar wordt gesteld, evenals de vertrouwelijkheid van de bedrijfsgegevens.
  • 2. 
    De lidstaten verplichten kredietinstellingen die de rechten van een kredietgever krachtens een niet-renderende kredietovereenkomst, of de niet-renderende kredietovereenkomst zelf, aan een kredietkoper overdragen ertoe de overeenkomstig artikel 21, lid 3, van deze richtlijn aangewezen bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst en de in artikel 4, lid 5, van Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad (22) bedoelde bevoegde autoriteiten tweemaal per jaar in kennis te stellen van ten minste:
 

a)

de identificatiecode voor juridische entiteiten (legal entity identifier, LEI) van de kredietkoper of, in voorkomend geval, van zijn overeenkomstig artikel 19 aangewezen vertegenwoordiger, of, indien een dergelijke identificatiecode niet bestaat:

 

i)

de identiteit van de kredietkoper of van de leden van het leidinggevende of bestuursorgaan van de kredietkoper en de personen die een gekwalificeerde deelneming in de kredietkoper hebben in de zin van artikel 4, lid 1, punt 36), van Verordening (EU) nr. 575/2013, en

 

ii)

het adres van de kredietkoper of, in voorkomend geval, van zijn overeenkomstig artikel 19 aangewezen vertegenwoordiger;

 

b)

het totale uitstaande saldo van de rechten van de kredietgever krachtens de niet-renderende kredietovereenkomsten, of van de niet-renderende kredietovereenkomsten, die worden overgedragen;

 

c)

het aantal en de omvang van de rechten van de kredietgever krachtens de niet-renderende kredietovereenkomsten, of van de niet-renderende kredietovereenkomsten, die worden overgedragen;

 

d)

informatie over de vraag of de rechten van de kredietgever krachtens de niet-renderende, met consumenten gesloten kredietovereenkomsten, of de niet-renderende, met consumenten gesloten kredietovereenkomsten zelf, onder de overdracht vallen en, in voorkomend geval, de soorten activa die voor de niet-renderende kredietovereenkomsten als zekerheid zijn gesteld.

  • 3. 
    De in lid 2 bedoelde bevoegde autoriteiten kunnen voorschrijven dat kredietinstellingen de in dat lid bedoelde informatie op kwartaalbasis verstrekken wanneer zij dat nodig achten, ook om beter toezicht te houden op een groot aantal overdrachten die tijdens een crisisperiode kunnen plaatsvinden.
  • 4. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst de in de leden 2 en 3 bedoelde informatie en alle andere informatie die zij nodig achten voor de uitvoering van hun functies en taken overeenkomstig deze richtlijn onverwijld mededelen aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de kredietkoper.
  • 5. 
    De leden 1 tot en met 4 worden toegepast in overeenstemming met Verordeningen (EU) 2016/679 en (EU) 2018/1725.

Artikel 16

Technische uitvoeringsnormen voor gegevenstemplates

  • 1. 
    De EBA ontwikkelt ontwerpen van technische uitvoeringsnormen die specificeren welke templates voor het verstrekken van informatie als bedoeld in artikel 15, lid 1, moeten worden gebruikt door kredietinstellingen, teneinde gedetailleerde informatie over hun kredietblootstellingen in de bankportefeuille te verstrekken aan kredietkopers voor analyse, financieel boekenonderzoek (due diligence) en taxatie van de rechten van een kredietgever krachtens een niet-renderende kredietovereenkomst, of van de niet-renderende kredietovereenkomst zelf.
  • 2. 
    De EBA specificeert in de in lid 1 van dit artikel bedoelde ontwerpen van technische uitvoeringsnormen de gegevensvelden, met inbegrip van welke gegevensvelden verplicht zijn, en de gegevensverwerking van vertrouwelijke informatie als bedoeld in artikel 15, lid 1.
  • 3. 
    De ontwerpen van technische uitvoeringsnormen staan in verhouding tot de aard en omvang van de kredieten en kredietportefeuilles.
  • 4. 
    Bij de opstelling van de in lid 1 bedoelde ontwerpen van technische uitvoeringsnormen, houdt de EBA rekening met alle volgende elementen:
 

a)

de bestaande marktpraktijken op het gebied van gegevensuitwisseling tussen kopers en verkopers;

 

b)

de van gebruikers ontvangen feedback over hun ervaring met het gebruik van de bestaande transactietemplates van de EBA voor niet-renderende leningen;

 

c)

bestaande vergelijkbare vereisten op het niveau van de lidstaten;

 

d)

het belang van het tot een minimum beperken van de verwerkingskosten voor kredietinstellingen en kredietkopers.

  • 5. 
    De EBA dient de in lid 1 bedoelde ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uiterlijk op 29 september 2022 bij de Commissie in.
  • 6. 
    Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in lid 1 bedoelde technische uitvoeringsnormen vast te stellen overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1093/2010.
  • 7. 
    De gegevenstemplates worden gebruikt voor transacties in verband met kredieten die op of na 1 juli 2018 zijn verleend en die na 28 december 2021 niet-renderend worden. Voor kredieten die ontstaan tussen 1 juli 2018 en de datum van inwerkingtreding van de in lid 1 bedoelde technische uitvoeringsnormen, vullen de kredietinstellingen de gegevenstemplate in met de informatie waarover zij reeds beschikken.
  • 8. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat kredietinstellingen de in lid 6 bedoelde technische uitvoeringsnormen ook toepassen op de overdracht van de rechten van een kredietgever krachtens een niet-renderende kredietovereenkomst, of van de niet-renderende kredietovereenkomst zelf, aan andere kredietinstellingen. De gegevenstemplates worden door kredietinstellingen gebruikt voor het verstrekken van informatie tussen kredietinstellingen in gevallen waarin er alleen een overdracht van de rechten van een kredietgever krachtens een niet-renderende kredietovereenkomst, of van de niet-renderende kredietovereenkomst zelf, is.

Artikel 17

Verplichtingen van kredietkopers

  • 1. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat:
 

a)

een kredietkoper die in de Unie woont, of die zijn statutaire zetel of, indien hij op grond van zijn nationale recht geen statutaire zetel heeft, hoofdkantoor in de Unie heeft, een entiteit zoals bedoeld in artikel 2, lid 5, punt a), i) of iii), of een kredietservicer aanwijst om kredietservicingactiviteiten te verrichten met betrekking tot de rechten van een kredietgever krachtens een niet-renderende, met consumenten gesloten kredietovereenkomst, of tot de niet-renderende, met consumenten gesloten kredietovereenkomst zelf;

 

b)

indien een kredietkoper niet in de Unie woont, of geen statutaire zetel of, indien hij op grond van zijn nationale recht geen statutaire zetel heeft, hoofdkantoor in de Unie heeft, zijn overeenkomstig artikel 19, lid 1, aangewezen vertegenwoordiger een entiteit zoals bedoeld in artikel 2, lid 5, punt a), i) of iii), of een kredietservicer aanwijst, behalve in gevallen waarbij de vertegenwoordiger zelf een entiteit zoals bedoeld in artikel 2, lid 5, punt a), i) of iii), of een kredietservicer is, om kredietservicingactiviteiten te verrichten ten aanzien van de rechten van een kredietgever krachtens een niet-renderende kredietovereenkomst, of ten aanzien van de niet-renderende kredietovereenkomst zelf, die is gesloten met:

 

i)

natuurlijke personen, met inbegrip van consumenten en zelfstandigen;

 

ii)

micro-, kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s), als gedefinieerd in artikel 2 van de bijlage bij Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie (23).

De lidstaten van ontvangst kunnen de in de eerste alinea bedoelde vereiste uitbreiden tot andere kredietovereenkomsten.

  • 2. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat een kredietkoper bij de koop van de rechten van een kredietgever krachtens een niet-renderende kredietovereenkomst, of van de niet-renderende kredietovereenkomst zelf, niet onderworpen is aan meer vereisten dan die welke in de nationale bepalingen tot omzetting van deze richtlijn dan wel in bepalingen van het toepasselijke consumentenrecht, contractenrecht, burgerlijk recht of strafrecht zijn opgenomen. De lidstaten zorgen ervoor dat het relevante Unie- en nationale recht dat betrekking heeft op in het bijzonder de afdwinging van de naleving van contracten, consumentenbescherming, de rechten van kredietnemers, de herkomst van kredieten, de regels inzake bankgeheim en het strafrecht van toepassing blijft op de kredietkoper na de overdracht van de rechten van de kredietgever krachtens de kredietovereenkomst, of van de kredietovereenkomst zelf, aan de kredietkoper. De overdracht van de rechten van de kredietgever krachtens de kredietovereenkomst, of van de kredietovereenkomst zelf, aan de kredietkoper, laat het niveau van bescherming dat uit hoofde van het Unie- en nationale recht wordt geboden aan consumenten en andere kredietnemers, alsook de insolventieregels, onverlet, onverminderd nationale en internationale regels inzake orderbriefjes en wisselbrieven.
  • 3. 
    Deze richtlijn doet geen afbreuk aan nationale bevoegdheden inzake kredietregisters, waaronder de bevoegdheid om van kredietkopers informatie te vereisen over de rechten van een kredietgever krachtens een kredietovereenkomst, of over de kredietovereenkomst zelf, en de uitvoering daarvan.
  • 4. 
    De lidstaten mogen kredietkopers toestaan natuurlijke personen te contracteren om de kredietovereenkomsten die zij hebben verworven te servicen. Die natuurlijke personen worden onderworpen aan een nationale regulerings- en toezichtregeling en maken geen gebruik van de vrijheid waarin deze richtlijn voorziet om in een andere lidstaat kredietservicingactiviteiten te verrichten.
  • 5. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat de aangewezen kredietservicer, of entiteit zoals bedoeld in artikel 2, lid 5, punt a), i) of iii), namens de kredietkoper de verplichtingen nakomt die op grond van lid 2 van dit artikel en de artikelen 18 en 20 op de kredietkoper van toepassing zijn. In gevallen waarin geen kredietservicer of in artikel 2, lid 5, punt a), i) of iii), bedoelde entiteit is aangewezen, blijft de kredietkoper of zijn vertegenwoordiger onderworpen aan die verplichtingen.

De lidstaten kunnen eisen dat de door een kredietkoper aangewezen kredietservicer, of entiteit zoals bedoeld in artikel 2, lid 5, punt a), i) of iii), namens de kredietkoper de verplichtingen nakomt die overeenkomstig het nationale recht, waaronder die in verband met lid 3 van dit artikel, op de kredietkoper van toepassing zijn.

Artikel 18

Gebruik van kredietservicers of andere entiteiten

  • 1. 
    Wanneer de kredietkoper of, in voorkomend geval, zijn overeenkomstig artikel 19 aangewezen vertegenwoordiger een in artikel 2, lid 5, punt a), i) of iii), bedoelde entiteit of een kredietservicer aanwijst om kredietservicingactiviteiten te verrichten in verband met de overgedragen rechten van de kredietgever krachtens een niet-renderende kredietovereenkomst, of met de niet-renderende kredietovereenkomst zelf, verplichten de lidstaten die kredietkoper of zijn vertegenwoordiger ertoe de bevoegde autoriteiten van zijn lidstaat van herkomst ten laatste op de datum waarop de kredietservicingactiviteiten beginnen in kennis te stellen van de identiteit en het adres van de in artikel 2, lid 5, punt a), i) of iii), bedoelde entiteit of de kredietservicer.
  • 2. 
    Wanneer de kredietkoper of, in voorkomend geval, zijn overeenkomstig artikel 19 aangewezen vertegenwoordiger een andere entiteit aanwijst dan de overeenkomstig lid 1 van dit artikel ter kennis gebrachte entiteit, stelt hij de bevoegde autoriteiten van zijn lidstaat van herkomst daarvan ten laatste op de datum van die wijziging in kennis, en hij vermeldt daarbij de identiteit en het adres van de nieuwe entiteit die hij heeft aangewezen voor het verrichten van kredietservicingactiviteiten met betrekking tot de overgedragen rechten van de kredietgever krachtens een niet-renderende kredietovereenkomst, of tot de niet-renderende kredietovereenkomst zelf.
  • 3. 
    De lidstaten verplichten de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de kredietkoper ertoe de overeenkomstig de leden 1 en 2 ontvangen informatie zonder onnodige vertraging mede te delen aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst, de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waarin het krediet is verleend en de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de nieuwe kredietservicer.

Artikel 19

Vertegenwoordiger van een kredietkoper uit een derde land

  • 1. 
    De lidstaten bepalen dat een kredietkoper die niet in de Unie woont, of die geen statutaire zetel of, indien hij op grond van zijn nationale recht geen statutaire zetel heeft, hoofdkantoor in de Unie heeft, bij overdracht van de rechten van een kredietgever krachtens een niet-renderende kredietovereenkomst, of van de niet-renderende kredietovereenkomst zelf, schriftelijk een vertegenwoordiger aanwijst die in de Unie woont, of wel zijn statutaire zetel of, indien hij op grond van zijn nationale recht geen statutaire zetel heeft, hoofdkantoor in de Unie heeft.
  • 2. 
    De in lid 1 bedoelde vertegenwoordiger kan door de bevoegde autoriteiten naast of in plaats van de kredietkoper worden aangesproken over alle aangelegenheden in verband met de naleving van deze richtlijn en is volledig verantwoordelijk voor de nakoming van de verplichtingen die de nationale bepalingen tot omzetting van deze richtlijn aan de kredietkoper opleggen.

Artikel 20

Overdracht van de rechten van een kredietgever krachtens een niet-renderende kredietovereenkomst, of van de niet-renderende kredietovereenkomst zelf, door een kredietkoper en mededeling aan de bevoegde autoriteiten

  • 1. 
    De lidstaten verplichten een kredietkoper of, in voorkomend geval, zijn overeenkomstig artikel 19 aangewezen vertegenwoordiger die de rechten van een kredietgever krachtens een niet-renderende kredietovereenkomst, of de niet-renderende kredietovereenkomst zelf, overdraagt, ertoe de bevoegde autoriteiten van zijn lidstaat van herkomst tweemaal per jaar in kennis te stellen van de identificatiecode voor juridische entiteiten (LEI) van de nieuwe kredietkoper en, in voorkomend geval, zijn overeenkomstig artikel 19 aangewezen vertegenwoordiger, of, ingeval een dergelijke identificatiecode niet bestaat:
 

a)

de identiteit van de nieuwe kredietkoper of, in voorkomend geval, van zijn overeenkomstig artikel 19 aangewezen vertegenwoordiger, dan wel van de leden van het leidinggevende of bestuursorgaan van de nieuwe kredietkoper of zijn vertegenwoordiger en de personen die een gekwalificeerde deelneming in de nieuwe kredietkoper of zijn vertegenwoordiger hebben in de zin van artikel 4, lid 1, punt 36), van Verordening (EU) nr. 575/2013, en

 

b)

het adres van de nieuwe kredietkoper of, in voorkomend geval, van zijn overeenkomstig artikel 19 aangewezen vertegenwoordiger.

Daarnaast stelt de kredietkoper of zijn vertegenwoordiger de bevoegde autoriteiten van zijn lidstaat van herkomst ten minste in kennis van het volgende:

 

a)

het totale uitstaande saldo van de rechten van de kredietgever krachtens de niet renderende kredietovereenkomsten, of van de niet-renderende kredietovereenkomsten, die worden overgedragen;

 

b)

het aantal en de omvang van de rechten van de kredietgever krachtens de niet renderende kredietovereenkomsten, of van de niet-renderende kredietovereenkomsten, die worden overgedragen;

 

c)

informatie over de vraag of de rechten van een kredietgever krachtens een niet-renderende, met consumenten gesloten kredietovereenkomst, of een niet-renderende, met consumenten gesloten kredietovereenkomst zelf, onder de overdracht vallen en, in voorkomend geval, de soorten activa die voor de niet-renderende kredietovereenkomst als zekerheid zijn gesteld.

  • 2. 
    De in lid 1 bedoelde bevoegde autoriteiten kunnen voorschrijven dat kredietkopers of, in voorkomend geval, hun overeenkomstig artikel 19 aangewezen vertegenwoordigers de in dat lid bedoelde informatie op kwartaalbasis verstrekken wanneer die bevoegde autoriteiten dat nodig achten, ook om beter toezicht te houden op een groot aantal overdrachten die tijdens een crisisperiode kunnen plaatsvinden.
  • 3. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat de in de leden 1 en 2 bedoelde bevoegde autoriteiten de overeenkomstig die leden ontvangen informatie zonder onnodige vertraging doorgeven aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst en de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de nieuwe kredietkoper.

TITEL IV

TOEZICHT

Artikel 21

Toezicht door de bevoegde autoriteiten

  • 1. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat kredietservicers en, in voorkomend geval, kredietservicingaanbieders waaraan overeenkomstig artikel 12 kredietservicingactiviteiten zijn uitbesteed, voortdurend de nationale bepalingen tot omzetting van deze richtlijn naleven en dat die activiteiten zijn onderworpen aan passend toezicht door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst om die naleving te toetsen.
  • 2. 
    De lidstaat van herkomst van een kredietkoper of, in voorkomend geval, zijn overeenkomstig artikel 19 aangewezen vertegenwoordiger zorgt ervoor dat de in lid 1 van dit artikel bedoelde bevoegde autoriteiten verantwoordelijk zijn voor het toezicht op de nakoming van de in artikel 10 en de artikelen 17 tot en met 20 opgenomen verplichtingen ten aanzien van kredietkoper of, in voorkomend geval, zijn overeenkomstig artikel 19 aangewezen vertegenwoordiger.
  • 3. 
    De lidstaten wijzen de bevoegde autoriteiten aan die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de functies en taken krachtens de nationale bepalingen tot omzetting van deze richtlijn.
  • 4. 
    Wanneer lidstaten op grond van lid 3 meer dan één bevoegde autoriteit aanwijzen, stellen zij hun respectieve taken vast en wijzen zij één van hen aan als het centrale toegangspunt voor alle noodzakelijke uitwisselingen en interacties met de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst of ontvangst.
  • 5. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat passende maatregelen worden getroffen om de op grond van lid 3 van dit artikel aangewezen bevoegde autoriteiten in staat te stellen van kredietkopers of hun overeenkomstig artikel 19 aangewezen vertegenwoordigers, kredietservicers, kredietservicingaanbieders waaraan een kredietservicer krachtens artikel 12 kredietservicingactiviteiten uitbesteedt, kredietnemers en elke andere persoon of overheidsinstantie de nodige informatie te verkrijgen om:
 

a)

de voortdurende naleving van de in de nationale bepalingen tot omzetting van deze richtlijn neergelegde vereisten te toetsen;

 

b)

mogelijke inbreuken op die vereisten te onderzoeken;

 

c)

administratieve sancties en corrigerende maatregelen op te leggen overeenkomstig de nationale bepalingen tot omzetting van artikel 23.

  • 6. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat de op grond van lid 3 aangewezen bevoegde autoriteiten de deskundigheid, middelen, operationele capaciteit en bevoegdheden hebben die nodig zijn om hun functies en taken uit hoofde van deze richtlijn uit te voeren.

Artikel 22

Toezichthoudende rol en bevoegdheden van de bevoegde autoriteiten

  • 1. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat de op grond van artikel 21, lid 3, aangewezen bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst alle toezichts- en onderzoeksbevoegdheden, en alle bevoegdheden om sancties op te leggen, krijgen die nodig zijn voor de uitvoering van hun functies en taken uit hoofde van deze richtlijn, inclusief ten minste:
 

a)

de bevoegdheid om een vergunning te verlenen of te weigeren op grond van de artikelen 5 en 6;

 

b)

de bevoegdheid om een vergunning in te trekken op grond van artikel 8;

 

c)

de bevoegdheid om om het even welke kredietservicingactiviteit te verbieden;

 

d)

de bevoegdheid om inspecties ter plaatse en elders uit te voeren;

 

e)

de bevoegdheid om administratieve sancties en corrigerende maatregelen op te leggen overeenkomstig de nationale bepalingen tot omzetting van artikel 23;

 

f)

de bevoegdheid om op grond van artikel 12, lid 1 gesloten uitbestedingsovereenkomsten tussen kredietservicers en kredietservicingaanbieders te controleren;

 

g)

de bevoegdheid om kredietservicers ertoe te verplichten leden van hun leidinggevende of bestuursorgaan te ontslaan wanneer zij niet voldoen aan de in artikel 5, lid 1, punt b), vastgestelde vereisten;

 

h)

de bevoegdheid om kredietservicers ertoe te verplichten hun interne governanceregelingen en internecontrolemechanismen aan te passen of te actualiseren om daadwerkelijk de eerbiediging van de rechten van kredietnemers te waarborgen in overeenstemming met het recht dat van toepassing is op de kredietovereenkomst;

 

i)

de bevoegdheid om kredietservicers te verplichten tot een aanpassing of actualisering van het beleid dat zij voeren om de eerlijke en zorgvuldige behandeling van de kredietnemers en de registratie en behandeling van de klachten van kredietnemers te waarborgen;

 

j)

de bevoegdheid om te verzoeken om nadere informatie over de overdracht van de rechten van een kredietgever krachtens de niet-renderende kredietovereenkomst, of over de niet-renderende kredietovereenkomst zelf.

  • 2. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat de op grond van artikel 21, lid 3, aangewezen bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst en van de lidstaat waar het krediet werd verleend, indien die verschilt van de lidstaat van herkomst en de lidstaat van ontvangst, over alle nodige bevoegdheden beschikken om hun functies en taken uit hoofde van deze richtlijn uit te voeren.
  • 3. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst de inachtneming van de in artikel 5, lid 1, punten e) tot en met h), vastgelegde vereisten door een kredietservicer evalueren door een op risicofactoren gebaseerde benadering toe te passen.
  • 4. 
    De lidstaten bepalen de reikwijdte van de in lid 3 bedoelde evaluatie, gelet op de omvang, aard, schaal en complexiteit van de activiteiten van de betrokken kredietservicer.
  • 5. 
    De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst stellen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst of van de lidstaat waar het krediet is verleend, indien die verschilt van de lidstaat van herkomst en de lidstaat van ontvangst, op verzoek van een van die bevoegde autoriteiten, of wanneer de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst dat passend achten, in kennis van de resultaten van de in lid 3 bedoelde evaluatie. De nadere bijzonderheden over opgelegde administratieve sancties of corrigerende maatregelen worden door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst altijd doorgegeven aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst en, waar passend, van de lidstaat waar het krediet is verleend, indien die verschilt van de lidstaat van herkomst en de lidstaat van ontvangst.
  • 6. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten van de lidstaten van herkomst en ontvangst, en van de lidstaat waar het krediet is verleend, indien die verschilt van de lidstaat van herkomst en de lidstaat van ontvangst, bij de uitvoering van de in lid 3 bedoelde evaluatie alle informatie uitwisselen die nodig is om hen in staat te stellen hun respectieve functies en taken uit hoofde van deze richtlijn uit te voeren.
  • 7. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst een kredietservicer, kredietservicingaanbieder of kredietkoper of diens overeenkomstig artikel 19 aangewezen vertegenwoordiger die niet aan de vereisten van de nationale bepalingen tot omzetting van deze richtlijn voldoet, ertoe kan verplichten in een vroeg stadium alle noodzakelijke maatregelen of stappen te nemen om aan die bepalingen te voldoen.

Artikel 23

Administratieve sancties en corrigerende maatregelen

  • 1. 
    Onverminderd het recht van de lidstaten om strafrechtelijke sancties op te leggen, stellen de lidstaten regels vast voor het bepalen van passende administratieve sancties en corrigerende maatregelen die ten minste in de volgende situaties van toepassing zijn:
 

a)

een kredietservicer verzuimt te voldoen aan de vereiste die is vastgelegd in de nationale bepalingen tot omzetting van artikel 11 van deze richtlijn of sluit een uitbestedingsovereenkomst in strijd met de bepalingen tot omzetting van artikel 12 of de kredietservicingaanbieder waaraan de kredietservicingactiviteiten zijn uitbesteed, maakt ernstig inbreuk op de toepasselijke wettelijke bepalingen, inclusief de nationale bepalingen tot omzetting van deze richtlijn;

 

b)

de governanceregelingen en internecontrolemechanismen van een kredietservicer zoals bepaald in artikel 5, lid 1, punt e), waarborgen niet dat de rechten van de kredietnemer worden geëerbiedigd en de regels inzake de bescherming van persoonsgegevens worden nageleefd;

 

c)

het beleid van een kredietservicer is ontoereikend voor de behoorlijke behandeling van kredietnemers als beschreven in artikel 5, lid 1, punt f);

 

d)

de interne procedures van een kredietservicer zoals bepaald in artikel 5, lid 1, punt g), voorzien niet in de registratie en behandeling van klachten van kredietnemers volgens de in de nationale bepalingen tot omzetting van deze richtlijn vastgelegde verplichtingen;

 

e)

een kredietkoper of, in voorkomend geval, zijn overeenkomstig artikel 19 aangewezen vertegenwoordiger verzuimt de informatie mede te delen overeenkomstig de nationale bepalingen tot omzetting van de artikelen 18 en 20;

 

f)

een kredietkoper of, in voorkomend geval, zijn overeenkomstig artikel 19 aangewezen vertegenwoordiger verzuimt te voldoen aan de vereiste van de nationale bepalingen tot omzetting van artikel 17;

 

g)

een kredietkoper verzuimt te voldoen aan de vereiste van de nationale bepalingen tot omzetting van artikel 19;

 

h)

een kredietinstelling verzuimt de in de nationale bepalingen tot omzetting van artikel 15 vastgestelde informatie mee te delen;

 

i)

een kredietservicer staat toe dat één of meer personen die niet voldoen aan de in artikel 5, lid 1, punt b), vastgestelde vereisten lid worden of blijven van zijn leidinggevende of bestuursorgaan;

 

j)

een kredietservicer verzuimt te voldoen aan de vereisten die zijn vastgesteld in de nationale bepalingen tot omzetting van artikel 24;

 

k)

een kredietkoper of, in voorkomend geval, een kredietservicer of een entiteit zoals bedoeld in artikel 2, lid 5, punt a), i) of iii), verzuimt te voldoen aan de nationale bepalingen tot omzetting van artikel 10;

 

l)

een kredietservicer ontvangt gelden van kredietnemers en houdt die aan, wanneer dat in een lidstaat niet is toegestaan overeenkomstig artikel 6, lid 1, punt b);

 

m)

een kredietservicer verzuimt te voldoen aan de vereisten die zijn vastgesteld in de nationale bepalingen tot omzetting van artikel 6, lid 2.

  • 2. 
    De in lid 1 bedoelde administratieve sancties en corrigerende maatregelen zijn doeltreffend, evenredig en afschrikkend en omvatten ten minste het volgende:
 

a)

intrekking van een vergunning voor het verrichten van activiteiten als kredietservicer;

 

b)

een bevel waarbij de kredietservicer of kredietkoper of, in voorkomend geval, zijn overeenkomstig artikel 19 aangewezen vertegenwoordiger wordt gelast de inbreuk te verhelpen en die gedraging te staken en niet meer te herhalen;

 

c)

administratieve geldboeten.

  • 3. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat administratieve sancties en corrigerende maatregelen daadwerkelijk ten uitvoer worden gelegd.
  • 4. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten, bij het bepalen van de aard van administratieve sancties of corrigerende maatregelen en van het bedrag van de administratieve geldboeten, relevante omstandigheden in aanmerking nemen, waaronder het volgende:
 

a)

de ernst en duur van de inbreuk;

 

b)

de mate van verantwoordelijkheid van de voor de inbreuk verantwoordelijke kredietservicer of kredietkoper of, in voorkomend geval, zijn overeenkomstig artikel 19 aangewezen vertegenwoordiger;

 

c)

de financiële draagkracht van de voor de inbreuk verantwoordelijke kredietservicer of kredietkoper, rekening houdend met onder meer de totale omzet van een rechtspersoon of het jaarinkomen van een natuurlijke persoon;

 

d)

de omvang van de door de voor de inbreuk verantwoordelijke kredietservicer of kredietkoper of, in voorkomend geval, zijn overeenkomstig artikel 19 aangewezen vertegenwoordiger als gevolg van de inbreuk behaalde winsten of vermeden verliezen, voor zover die kunnen worden bepaald;

 

e)

de verliezen die derden door de inbreuk hebben geleden, voor zover die verliezen kunnen worden bepaald;

 

f)

de mate waarin de voor de inbreuk verantwoordelijke kredietservicer of kredietkoper met de bevoegde autoriteiten meewerkt;

 

g)

eerdere inbreuken door de voor de inbreuk verantwoordelijke kredietservicer of kredietkoper of, in voorkomend geval, zijn overeenkomstig artikel 19 aangewezen vertegenwoordiger;

 

h)

alle daadwerkelijke of potentiële systemische effecten van de inbreuk.

  • 5. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten de in lid 2 genoemde administratieve sancties en corrigerende maatregelen kunnen toepassen op leden van het leidinggevende of bestuursorgaan en andere personen die op grond van het nationale recht verantwoordelijk zijn voor de inbreuk.
  • 6. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten, voordat zij een besluit tot oplegging van in lid 2 van dit artikel genoemde administratieve sancties of corrigerende maatregelen nemen, de betrokken kredietservicer, kredietkoper of, in voorkomend geval, zijn overeenkomstig artikel 19 aangewezen vertegenwoordiger in de gelegenheid stellen te worden gehoord.
  • 7. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat een besluit waarbij in lid 2 genoemde administratieve sancties of corrigerende maatregelen worden opgelegd, naar behoren gemotiveerd is en vatbaar is voor beroep.
  • 8. 
    De lidstaten kunnen besluiten geen regels voor administratieve sancties vast te stellen met betrekking tot inbreuken waarop krachtens hun nationale recht strafrechtelijke sancties gelden. In dat geval delen de lidstaten de Commissie de toepasselijke strafrechtelijke bepalingen mede.

TITEL V

WAARBORGEN EN SAMENWERKINGSPLICHT

Artikel 24

Klachten

  • 1. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat kredietservicers doeltreffende en transparante procedures voor de behandeling van klachten van kredietnemers vaststellen en in stand houden.
  • 2. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat de behandeling van klachten van kredietnemers door kredietservicers kosteloos is en dat kredietservicers de klachten en de genomen maatregelen om die aan te pakken, registreren.
  • 3. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten een procedure voor de behandeling van klachten van kredietnemers met betrekking tot kredietkopers, kredietservicers en kredietservicingaanbieders vaststellen en bekendmaken, en dat die klachten na ontvangst onverwijld worden behandeld.

Artikel 25

Bescherming van persoonsgegevens

De verwerking van persoonsgegevens voor de bij deze richtlijn beoogde doeleinden geschiedt overeenkomstig Verordeningen (EU) 2016/679 en (EU) 2018/1725.

Artikel 26

Samenwerking tussen bevoegde autoriteiten

  • 1. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat de in de artikelen 8, 13, 14, 15, 18, 20 en 22 bedoelde bevoegde autoriteiten met elkaar samenwerken wanneer dat nodig is voor de vervulling van hun functies en taken of de uitoefening van hun bevoegdheden uit hoofde van de nationale bepalingen tot omzetting van deze richtlijn. Die bevoegde autoriteiten coördineren tevens hun acties om mogelijke duplicatie en overlapping te voorkomen bij de toepassing van toezichtbevoegdheden, administratieve sancties en corrigerende maatregelen op grensoverschrijdende gevallen.
  • 2. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten elkaar op verzoek en zonder onnodige vertraging de informatie verstrekken die nodig is voor de uitoefening van hun functies en taken uit hoofde van de nationale bepalingen tot omzetting van deze richtlijn.
  • 3. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten die bij de uitoefening van hun functies en taken krachtens deze richtlijn vertrouwelijke informatie ontvangen, die informatie uitsluitend gebruiken bij de uitoefening van hun functies en taken uit hoofde van de nationale bepalingen tot omzetting van deze richtlijn. De uitwisseling van informatie tussen de bevoegde autoriteiten valt onder de in artikel 76 van Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad (24) bedoelde verplichting tot beroepsgeheim.
  • 4. 
    De lidstaten bepalen dat alle personen die werkzaam zijn of zijn geweest voor de bevoegde autoriteiten, en auditeurs of deskundigen die in opdracht van de bevoegde autoriteiten handelen, aan het beroepsgeheim gebonden zijn.
  • 5. 
    De lidstaten nemen de nodige administratieve en organisatorische maatregelen om de in dit artikel bedoelde samenwerking te vergemakkelijken.
  • 6. 
    De EBA vergemakkelijkt de uitwisseling van informatie tussen de bevoegde autoriteiten in de lidstaten en bevordert hun onderlinge samenwerking.

TITEL VI

WIJZIGING

Artikel 27

Wijzigingen van Richtlijn 2008/48/EG

Richtlijn 2008/48/EG wordt als volgt gewijzigd:

 

1)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

“Artikel 11 bis

Informatie met betrekking tot de wijziging van de voorwaarden van een kredietovereenkomst

Onverminderd de andere in deze richtlijn vastgestelde verplichtingen zorgen de lidstaten ervoor dat de kredietgever, voordat de voorwaarden van de kredietovereenkomst worden gewijzigd, de consument in kennis stelt van de volgende informatie:

 

a)

een duidelijke beschrijving van de voorgestelde wijzigingen en, in voorkomend geval, van de noodzaak van toestemming van de consument of van de wijzigingen die bij wet zijn ingevoerd;

 

b)

het tijdschema voor de tenuitvoerlegging van de in punt a) bedoelde wijzigingen;

 

c)

de middelen waarover de consument beschikt om een klacht in te dienen met betrekking tot de in punt a) bedoelde wijzigingen;

 

d)

de termijn waarbinnen een dergelijke klacht kan worden ingediend;

 

e)

de naam en het adres van de bevoegde autoriteit waarbij de consument die klacht kan indienen.”.

 

2)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

“Artikel 16 bis

Achterstallen en handhaving

  • 1. 
    De lidstaten eisen van kredietgevers dat zij beschikken over adequaat beleid en adequate procedures, zodat zij zich inspannen om waar passend een redelijke mate van tolerantie aan te houden alvorens een handhavingsprocedure in te leiden. Bij dergelijke respijtmaatregelen wordt onder andere rekening gehouden met de omstandigheden van de consument en de maatregelen kunnen onder meer bestaan uit:
 

a)

de gehele of gedeeltelijke herfinanciering van een kredietovereenkomst;

 

b)

een wijziging van de bestaande voorwaarden van een kredietovereenkomst, die onder meer het volgende kan inhouden:

 

i)

verlenging van de looptijd van de kredietovereenkomst;

 

ii)

wijziging van het soort kredietovereenkomst;

 

iii)

uitstel van betaling voor het hele of een deel van het afbetalingsplan gedurende een bepaalde periode;

 

iv)

wijziging van de rentevoet;

 

v)

aanbieden van een aflossingsvrije periode;

 

vi)

gedeeltelijke aflossingen;

 

vii)

valutaomrekeningen;

 

viii)

gedeeltelijke kwijtschelding en schuldconsolidatie.

  • 2. 
    De in lid 1, punt b), vastgestelde lijst van mogelijke respijtmaatregelen doet geen afbreuk aan in het nationale recht vastgestelde regels en de lidstaten zijn niet verplicht om al die maatregelen in hun nationale recht op te nemen.
  • 3. 
    De lidstaten kunnen vereisen dat de kosten die de kredietgever mag vaststellen en aan de consument mag aanrekenen wegens niet-nakoming, niet hoger zijn dan hetgeen nodig is ter vergoeding van de schade die de kredietgever als gevolg van de niet-nakoming heeft geleden.
  • 4. 
    De lidstaten kunnen kredietgevers toestaan om aan de consument aanvullende kosten wegens niet-nakoming aan te rekenen. In dat geval stellen de lidstaten een limiet aan die kosten vast.”.
 

3)

In artikel 22 wordt lid 1 vervangen door:

“1.   In zoverre deze richtlijn geharmoniseerde bepalingen bevat, mogen de lidstaten geen bepalingen handhaven of invoeren in hun nationale wetgeving die afwijken van die welke in deze richtlijn zijn vastgesteld. Artikel 16 bis, leden 3 en 4, beletten de lidstaten echter niet om strengere bepalingen ter bescherming van de consument te handhaven of in te voeren.”.

Artikel 28

Wijzigingen van Richtlijn 2014/17/EU

Richtlijn 2014/17/EU wordt als volgt gewijzigd:

 

1)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

“Artikel 27 bis

Informatie met betrekking tot de wijziging van de voorwaarden van een kredietovereenkomst

Onverminderd de andere in deze richtlijn vastgestelde verplichtingen zorgen de lidstaten ervoor dat de kredietgever, voordat de voorwaarden van de kredietovereenkomst worden gewijzigd, de consument in kennis stelt van de volgende informatie:

 

a)

een duidelijke beschrijving van de voorgestelde wijzigingen en, in voorkomend geval, van de noodzaak van toestemming van de consument of van de wijzigingen die bij wet zijn ingevoerd;

 

b)

het tijdschema voor de tenuitvoerlegging van de in punt a) bedoelde wijzigingen;

 

c)

de middelen waarover de consument beschikt om een klacht in te dienen met betrekking tot de in punt a) bedoelde wijzigingen;

 

d)

de termijn waarbinnen een dergelijke klacht kan worden ingediend;

 

e)

de naam en het adres van de bevoegde autoriteit waarbij de consument die klacht kan indienen.”.

 

2)

Artikel 28 wordt als volgt gewijzigd:

 

a)

lid 1 wordt vervangen door:

“1.   De lidstaten eisen van kredietgevers dat zij beschikken over adequaat beleid en adequate procedures, zodat zij zich inspannen om waar passend een redelijke mate van tolerantie aan te houden alvorens een procedure tot gedwongen verkoop in te leiden. Bij dergelijke respijtmaatregelen wordt onder andere rekening gehouden met de omstandigheden van de consument en de maatregelen kunnen onder meer bestaan uit:

 

a)

de gehele of gedeeltelijke herfinanciering van een kredietovereenkomst;

 

b)

een wijziging van de bestaande voorwaarden van een kredietovereenkomst, die onder meer het volgende kan inhouden:

 

i)

verlenging van de looptijd van de kredietovereenkomst;

 

ii)

wijziging van het soort kredietovereenkomst;

 

iii)

uitstel van betaling voor het hele of een deel van het afbetalingsplan gedurende een bepaalde periode;

 

iv)

wijziging van de rentevoet;

 

v)

aanbieden van een aflossingsvrije periode;

 

vi)

gedeeltelijke aflossingen;

 

vii)

valutaomrekeningen;

 

viii)

gedeeltelijke kwijtschelding en schuldconsolidatie.”;

 

b)

het volgende lid wordt ingevoegd:

“1 bis.   De in lid 1, punt b), vastgestelde lijst van mogelijke respijtmaatregelen doet geen afbreuk aan de in het nationale recht vastgestelde regels en de lidstaten zijn niet verplicht om al die maatregelen in hun nationale recht op te nemen.”.

 

3)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

“Artikel 28 bis

Overdracht van de rechten van de kredietgever of van de kredietovereenkomst zelf

  • 1. 
    Indien de rechten die de kredietgever op grond van een kredietovereenkomst heeft, dan wel de kredietovereenkomst zelf, aan een derde worden overgedragen, kan de consument jegens de nieuwe houder de excepties en verweermiddelen opwerpen die hem jegens de oorspronkelijke kredietgever ter beschikking stonden, met inbegrip van schuldvergelijking, mits die in de betrokken lidstaat is toegestaan.
  • 2. 
    De consument wordt van een in lid 1 bedoelde overdracht in kennis gesteld, behalve indien de oorspronkelijke kredietgever, in overleg met de nieuwe houder, het krediet blijft servicen ten aanzien van de consument”.

TITEL VII

SLOTBEPALINGEN

Artikel 29

Comité

  • 1. 
    De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (25).
  • 2. 
    Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Artikel 30

Evaluatie

  • 1. 
    Uiterlijk op 29 december 2026 verricht de Commissie een evaluatie van deze richtlijn en brengt zij aan het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité verslag uit over de belangrijkste bevindingen. De evaluatie bestaat ten minste uit het volgende:
 

a)

het aantal kredietservicers met een vergunning in de Unie en het aantal kredietservicers dat zijn diensten in een lidstaat van ontvangst verricht;

 

b)

het aantal rechten van kredietgevers krachtens niet-renderende kredietovereenkomsten of het aantal niet-renderende kredietovereenkomsten dat van kredietinstellingen is gekocht door kredietkopers die wonen, of die hun statutaire zetel of, indien zij op grond van hun nationale recht geen statutaire zetel hebben, hoofdkantoor hebben in dezelfde lidstaat als de kredietinstelling, of in een andere lidstaat dan de kredietinstelling dan wel buiten de Unie;

 

c)

een beoordeling van het bestaande risico op het witwassen van geld en terrorismefinanciering dat verbonden is aan de door kredietservicers en kredietkopers verrichte activiteiten;

 

d)

een beoordeling van de samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten uit hoofde van artikel 26.

  • 2. 
    Wanneer die evaluatie aanzienlijke problemen met het functioneren van de richtlijn aan het licht brengt, wordt in het verslag aangegeven hoe de Commissie voornemens is de vastgestelde problemen aan te pakken, met inbegrip van stappen en een tijdschema voor de mogelijke herziening.

Artikel 31

Toetsingsclausule

Onverminderd de wetgevingsbevoegdheden van het Europees Parlement en de Raad dient de Commissie uiterlijk op 29 december 2023 bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over:

 

a)

de toereikendheid van het regelgevingskader met betrekking tot de mogelijke invoering van plafonds voor kosten die voortvloeien uit gevallen van niet-nakoming die van toepassing zijn op kredietovereenkomsten die zijn gesloten met:

 

i)

natuurlijke personen voor doeleinden die verband houden met de handels-, bedrijfs- of beroepsactiviteiten van die natuurlijke personen;

 

ii)

kmo’s, zoals gedefinieerd in artikel 2 van de bijlage bij Aanbeveling 2003/361/EG;

 

iii)

een kredietnemer, op voorwaarde dat het krediet door een natuurlijke persoon wordt gegarandeerd of door activa of eigendommen van die natuurlijke persoon wordt gedekt;

 

b)

relevante aspecten, met inbegrip van mogelijke respijtmaatregelen, van kredietovereenkomsten die zijn gesloten met:

 

i)

natuurlijke personen voor doeleinden die verband houden met de handels-, bedrijfs- of beroepsactiviteiten van die natuurlijke personen;

 

ii)

kmo’s zoals gedefinieerd in artikel 2 van de bijlage bij Aanbeveling 2003/361/EG;

 

iii)

een kredietnemer, op voorwaarde dat het krediet door een natuurlijke persoon wordt gegarandeerd of door activa of eigendommen van die natuurlijke persoon wordt gedekt;

 

c)

de noodzaak en haalbaarheid van de ontwikkeling van technische uitvoerings- of reguleringsnormen of van andere passende middelen om gemeenschappelijke rapportageformats in te voeren voor mededelingen aan kredietnemers uit hoofde van artikel 10, lid 2, en over respijtmaatregelen.

Waar passend gaat het in de eerste alinea bedoelde verslag vergezeld van een wetgevingsvoorstel.

Artikel 32

Omzetting

  • 1. 
    De lidstaten stellen uiterlijk op 29 december 2023 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast om aan deze richtlijn te voldoen en maken die bekend. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onmiddellijk mee.
  • 2. 
    Zij passen de in lid 1 bedoelde bepalingen toe vanaf 30 december 2023.

In afwijking van de eerste alinea mogen entiteiten die op 30 december 2023 overeenkomstig het nationale recht reeds kredietservicingactiviteiten verrichten, die kredietservicingactiviteiten in hun lidstaat van herkomst voortzetten tot 29 juni 2024 of tot de datum waarop zij een vergunning overeenkomstig deze richtlijn verkrijgen, indien dat vroeger is.

De lidstaten die reeds beschikken over gelijkwaardige of strengere regelingen voor kredietservicingactiviteiten dan die welke in deze richtlijn zijn vastgesteld, kunnen toestaan dat entiteiten die op 30 december 2023 overeenkomstig die regelingen reeds kredietservicingactiviteiten verrichten automatisch worden erkend als kredietservicers met een vergunning uit hoofde van de nationale bepalingen tot omzetting van deze richtlijn.

  • 3. 
    Wanneer de lidstaten de in lid 1 bedoelde bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.
  • 4. 
    De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 33

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 34

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Straatsburg, 24 november 2021.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

  • D. 
    M. SASSOLI

Voor de Raad

De voorzitter

  • A. 
    LOGAR
 

  • (3) 
    Standpunt van het Europees Parlement van 19 oktober 2021 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 9 november 2021.
  • (4) 
    Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/78/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 12).
  • (5) 
    Verordening (EU) nr. 1092/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 betreffende macroprudentieel toezicht van de Europese Unie op het financiële stelsel en tot oprichting van een Europees Comité voor systeemrisico’s (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 1).
  • (6) 
    Verordening (EU) 2019/630 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 575/2013 wat betreft minimale verliesdekking voor niet-renderende blootstellingen (PB L 111 van 25.4.2019, blz. 4).
  • (7) 
    Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 1).
  • (8) 
    Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome I) (PB L 177 van 4.7.2008, blz. 6).
  • (9) 
    Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (PB L 351 van 20.12.2012, blz. 1).
  • Richtlijn 2008/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2008 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten en tot intrekking van Richtlijn 87/102/EEG van de Raad (PB L 133 van 22.5.2008, blz. 66).
  • Richtlijn 2014/17/ЕU van het Europees Parlement en de Raad van 4 februari 2014 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten met betrekking tot voor bewoning bestemde onroerende goederen en tot wijziging van de Richtlijnen 2008/48/EG en 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 1093/2010 (PB L 60 van 28.2.2014, blz. 34).
  • Richtlijn 2005/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2005 betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt en tot wijziging van Richtlijn 84/450/EEG van de Raad, Richtlijnen 97/7/EG, 98/27/EG en 2002/65/EG van het Europees Parlement en de Raad en van Verordening (EG) nr. 2006/2004 van het Europees Parlement en de Raad (“Richtlijn oneerlijke handelspraktijken”) (PB L 149 van 11.6.2005, blz. 22).
  • Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe’s) (PB L 302 van 17.11.2009, blz. 32).
  • Richtlijn 2011/61/EU van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2011 inzake beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen en tot wijziging van de Richtlijnen 2003/41/EG en 2009/65/EG en van de Verordeningen (EG) nr. 1060/2009 en (EU) nr. 1095/2010 (PB L 174 van 1.7.2011, blz. 1).
  • Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 2006/70/EG van de Commissie (PB L 141 van 5.6.2015, blz. 73).
  • Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).
  • Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).
  • Verordening (EU) 2017/2402 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 tot vaststelling van een algemeen kader voor securitisatie en tot instelling van een specifiek kader voor eenvoudige, transparante en gestandaardiseerde securitisatie, en tot wijziging van de Richtlijnen 2009/65/EG, 2009/138/EG en 2011/61/EU en de Verordeningen (EG) nr. 1060/2009 en (EU) nr. 648/2012 (PB L 347 van 28.12.2017, blz. 35).
  • Richtlijn 98/5/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 ter vergemakkelijking van de permanente uitoefening van het beroep van advocaat in een andere lidstaat dan die waar de beroepskwalificatie is verworven (PB L 77 van 14.3.1998, blz. 36).
  • Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 338).
  • Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van Richtlijn 2002/92/EG en Richtlijn 2011/61/EU (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 349).
  • Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.