Verordening 2021/557 - Wijziging van Verordening (EU) 2017/2402 tot vaststelling van een algemeen kader voor securitisatie en tot instelling van een specifiek kader voor eenvoudige, transparante en gestandaardiseerde securitisatie om bij te dragen aan het herstel van de COVID-19-crisis

1.

Wettekst

6.4.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 116/1

 

VERORDENING (EU) 2021/557 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 31 maart 2021

tot wijziging van Verordening (EU) 2017/2402 tot vaststelling van een algemeen kader voor securitisatie en tot instelling van een specifiek kader voor eenvoudige, transparante en gestandaardiseerde securitisatie om bij te dragen aan het herstel van de COVID-19-crisis

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van de Europese Centrale Bank (1),

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (3),

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Mensen, bedrijven, gezondheidszorgstelsels en economieën in de lidstaten worden zwaar getroffen door de COVID-19-crisis. In haar mededeling van 27 mei 2020 getiteld “Het moment van Europa: herstel en voorbereiding voor de volgende generatie” heeft de Commissie benadrukt dat liquiditeit en toegang tot financiering in de komende maanden een uitdaging blijven. Het is daarom van cruciaal belang dat het herstel van de zware economische schok die door de COVID-19-pandemie is veroorzaakt, wordt ondersteund door in bestaande financiële wetgeving gerichte wijzigingen aan te brengen.

 

(2)

De zware economische schok die door de COVID-19-pandemie wordt veroorzaakt en de uitzonderlijke inperkingsmaatregelen hebben een verregaand effect op de economie. Bedrijven krijgen te maken met verstoringen van de toeleveringsketens, tijdelijke sluitingen en een daling van de vraag, terwijl huishoudens worden geconfronteerd met werkloosheid en hun inkomen zien teruglopen. Op Unieniveau en op lidstaatniveau hebben overheden krachtdadige maatregelen genomen om huishoudens en solvabele ondernemingen te ondersteunen zodat zij het hoofd kunnen bieden aan deze ernstige, doch tijdelijke vertraging van de economische activiteit en de daaruit voortvloeiende liquiditeitskrapte.

 

(3)

Het is belangrijk dat kredietinstellingen en beleggingsondernemingen (“instellingen”) hun kapitaal inzetten waar dat het meest nodig is en dat het regelgevingskader van de Unie dit faciliteert en er tegelijkertijd voor zorgt dat de instellingen prudent handelen. Bovenop de flexibiliteit die in de bestaande regels wordt geboden, zouden gerichte wijzigingen van Verordening (EU) 2017/2402 van het Europees Parlement en de Raad (4) ervoor zorgen dat het securitisatiekader van de Unie voorziet in een aanvullend instrument om het economisch herstel te bevorderen in de nasleep van de COVID-19-crisis.

 

(4)

De uitzonderlijke omstandigheden van de COVID-19-crisis en de daarmee gepaard gaande uitdagingen van een omvang zonder weerga vereisten onmiddellijke actie om ervoor te zorgen dat instellingen voldoende financiële middelen bij de bedrijven kunnen krijgen en op die manier bijdragen aan het opvangen van de door de COVID-19-pandemie veroorzaakte economische schok.

 

(5)

Door de COVID-19-crisis dreigt het aantal niet-renderende blootstellingen (“non performing exposures” - NPE’s) toe te nemen en wordt de noodzaak voor instellingen vergroot om hun NPE’s te beheren en aan te pakken. Eén instrument hiervoor is het op de markt verhandelen door de instellingen van hun NPE’s door middel van securitisatie. Daarnaast is het in de huidige situatie van vitaal belang is dat risico’s worden weggehouden van de systemisch belangrijke onderdelen van het financiële stelsel en dat kredietverstrekkers hun kapitaalposities versterken. Synthetische securitisatie is een manier om dit te realiseren, naast bijvoorbeeld het verwerven van nieuw eigen vermogen.

 

(6)

Special purpose entities voor securitisatiedoeleinden (securitisation special purpose entities - SSPE’s) mogen alleen gevestigd zijn in derde landen die door de Unie niet worden vermeld (5) op de EU-lijst van jurisdicties die niet-coöperatief zijn op belastinggebied, en op updates daarvan (bijlage I), of in de lijst van derde landen met een hoog risico die strategische tekortkomingen vertonen in hun regelgeving ter bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering. Bijlage II over de stand van zaken van de samenwerking met de EU in verband met de gedane toezeggingen van coöperatieve jurisdicties inzake de toepassing van de beginselen van goed fiscaal bestuur rapporteert over de stand van zaken van de besprekingen met bepaalde coöperatieve derde landen, waarvan sommige nog steeds schadelijke belastingmaatregelen in stand houden. Dergelijke besprekingen moeten leiden tot een tijdige beëindiging van dergelijke schadelijke belastingmaatregelen teneinde toekomstige beperkingen op de vestiging van SSPE’s te vermijden.

 

(7)

Om de capaciteit van nationale autoriteiten bij het bestrijden van belastingontwijking te versterken moet een belegger de bevoegde belastingautoriteiten van de lidstaat waarin hij verblijfhouder voor belastingdoeleinden is, erover informeren telkens wanneer hij voornemens is te beleggen in een SSPE die, na de toepassingsdatum van deze verordening, gevestigd is in een jurisdictie die wordt vermeld in bijlage II om de reden dat er een schadelijk belastingregime bestaat. Die informatie mag worden gebruikt om te beoordelen of de belegger er een belastingvoordeel uithaalt.

 

(8)

Zoals aangegeven door de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit - EBA) opgericht bij Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad (6) in haar advies over de regelgevingsbehandeling van de securitisatie van niet-renderende blootstellingen (7), onderscheiden de risico’s die gepaard gaan met de activa die NPE-securitisaties dekken, zich op economisch vlak van de risico’s van securitisaties van renderende activa. NPE’s worden gesecuritiseerd met een korting op hun nominale of uitstaande waarde en weerspiegelen de beoordeling van de markt van onder meer de kans dat de schuldherschikking voldoende kasstromen en terugvorderingen van activa zal genereren. Voor beleggers bestaat dan ook het risico dat de schuldherschikking voor activa onvoldoende kasstromen en terugvorderingen van activa genereert om de nettowaarde waartegen die NPE’s zijn gekocht, te dekken. Het werkelijke risico van verlies voor beleggers vertegenwoordigt daarom niet de nominale waarde van de portefeuille, maar de gedisconteerde waarde, dat wil zeggen zonder de korting op de aankoopprijs waarmee de onderliggende activa worden overgedragen. In het geval van NPE-securitisaties is het derhalve passend het bedrag van het risicobehoud te berekenen op basis van die gedisconteerde waarde.

 

(9)

De risicobehoudvereiste verenigt de belangen van initiators, sponsors en oorspronkelijke kredietverstrekkers die bij een securitisatie zijn betrokken met die van beleggers. Bij securitisaties van renderende activa is het prevalente belang aan de verkoopzijde typisch dat van de initiator, die vaak ook de oorspronkelijke kredietverstrekker is. Bij NPE-securitisaties streven de initiators er echter naar de activa in wanbetaling van hun balansen af te voeren, omdat zij mogelijk op geen enkele manier nog geassocieerd willen worden met die activa. In die gevallen heeft de servicer van de activa een groter belang bij de herschikking voor de activa en bij terugvordering van waarde.

 

(10)

Vóór de financiële crisis van 2008 volgden sommige securitisatieactiviteiten een “originate to distribute”-model. In dat model werden activa van inferieure kwaliteit geselecteerd voor securitisatie ten nadele van beleggers, die uiteindelijk meer risico liepen dan zij mogelijk van plan waren te nemen. Het vereiste tot controle van de kredietverleningsnormen die bij het ontstaan van gesecuritiseerde activa worden gebruikt, werd ingevoerd om dergelijke praktijken in de toekomst te voorkomen. Voor NPE-securitisaties zijn de kredietverleningsnormen die gelden bij de creatie van de gesecuritiseerde activa echter minder belangrijk als gevolg van de specifieke omstandigheden, waaronder de aankoop van die niet-renderende activa en het soort securitisatie. In plaats daarvan is de toepassing van deugdelijke normen bij de selectie en prijsstelling van de blootstellingen een belangrijkere factor met betrekking tot beleggingen in NPE-securitisaties. Daarom moet de controle van de kredietverleningsnormen worden gewijzigd om de belegger in staat te stellen due diligence voor de kwaliteit en prestaties van de niet-renderende activa te verrichten om met kennis van zaken een verstandige beleggingsbeslissing te nemen, waarbij tegelijkertijd ervoor gezorgd moet worden dat de vrijstelling niet wordt misbruikt. Daarom moeten de bevoegde autoriteiten, voor NPE-securitisaties, de toepassing van deugdelijke normen voor de selectie en prijsstelling van de blootstellingen evalueren.

 

(11)

Synthetische securitisaties behelzen het overdragen van het kredietrisico van een reeks leningen, meestal grote bedrijfsleningen of leningen aan kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s), door middel van een kredietprotectieovereenkomst waarbij de initiator kredietprotectie koopt van de belegger. Dergelijke kredietprotectie wordt bereikt door gebruik te maken van financiële garanties of kredietderivaten terwijl de eigendom van de activa bij de initiator blijft en niet wordt overgedragen aan een SSPE, zoals het geval is bij traditionele securitisaties. De initiator, als protectienemer, verbindt zich ertoe een kredietprotectiepremie te betalen, die het beleggingsrendement genereert. Op zijn beurt zegt de belegger, als protectiegever, een gespecificeerde kredietprotectiebetaling toe wanneer een vooraf bepaalde kredietgebeurtenis zich voordoet.

 

(12)

De algehele complexiteit van de securitisatiestructuren en bijbehorende risico’s moet naar behoren worden beperkt en de regelgeving mag initiators niet stimuleren waardoor zij synthetische securitisaties boven traditionele securitisaties zouden verkiezen. De vereisten voor eenvoudige, transparante en gestandaardiseerde (simple, transparent and standardised – STS) on-balance-sheet securitisaties moeten daarom volledig stroken met de STS-criteria voor traditionele “true sale”-securitisaties.

 

(13)

Er zijn bepaalde vereisten voor eenvoudige, transparante en gestandaardiseerde traditionele securitisaties die niet geschikt zijn voor eenvoudige, transparante en gestandaardiseerde on-balance-sheet securitisaties; dat komt door inherente verschillen tussen beide soorten securitisatie, voornamelijk doordat, bij synthetische securitisaties, de risico-overdracht wordt bereikt via een kredietprotectieovereenkomst in plaats van door een verkoop van de onderliggende activa. De STS-criteria moeten dan ook waar nodig worden aangepast om met deze verschillen rekening te houden. Verder moet een reeks nieuwe vereisten worden ingevoerd, specifiek voor synthetische securitisaties, om ervoor te zorgen dat het STS-kader alleen gericht is op on-balance-sheet synthetische securitisaties en dat de kredietprotectieovereenkomst gestructureerd is om de positie van zowel de initiator als de belegger afdoende te beschermen. Met deze nieuwe reeks vereisten moet worden getracht het tegenpartijkredietrisico aan te pakken voor zowel de initiator als de belegger.

 

(14)

Het voorwerp van een kredietrisico-overdracht moeten blootstellingen zijn die zijn geïnitieerd of gekocht door een door de Unie gereglementeerde instelling binnen haar kernactiviteit van lenen aan bedrijven, en die worden aangehouden op haar balans of, in het geval van een groepsstructuur, op haar geconsolideerde balans op de datum van afsluiting van de transactie. De vereiste voor een initiator om de gesecuritiseerde blootstellingen op de balans aan te houden, moet arbitragesecuritisaties uitsluiten van het toepassingsgebied van het STS-label.

 

(15)

Het is belangrijk dat de belangen van initiators, sponsors en oorspronkelijke kredietverstrekkers die bij een securitisatie betrokken zijn, met elkaar in overeenstemming worden gebracht. De risicobehoudvereiste van Verordening (EU) 2017/2402, die van toepassing is op alle soorten securitisaties, draagt ertoe bij deze belangen met elkaar in overeenstemming te brengen. Een dergelijk vereiste moet ook gelden voor eenvoudige, transparante en gestandaardiseerde on-balance-sheet securitisaties. Ten minste moet de initiator, sponsor of oorspronkelijke kredietverstrekker doorlopend een materieel netto economisch belang in de securitisatie behouden van niet minder dan 5 %. Hogere risicobehoudpercentages kunnen gerechtvaardigd zijn en zijn reeds op de markt waargenomen.

 

(16)

De initiator moet ervoor zorgen dat hij hetzelfde kredietrisico niet meer dan één maal afdekt door kredietprotectie te verkrijgen bovenop de kredietprotectie die door de eenvoudige, transparante en gestandaardiseerde on-balance-sheet securitisatie wordt verschaft. Om de robuustheid van de kredietprotectieovereenkomst te verzekeren, moet deze voldoen aan de vereisten voor kredietrisicolimitering die in artikel 249 van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad (8) zijn vastgelegd, waaraan moet worden voldaan door instellingen die streven naar een significante risico-overdracht door middel van een synthetische securitisatie.

 

(17)

Bij eenvoudige, transparante en gestandaardiseerde on-balance-sheet securitisaties mag niet-sequentiële betaling worden toegepast om onevenredige kosten voor de bescherming van de onderliggende blootstellingen en de ontwikkeling van de portefeuille te vermijden. Bepaalde prestatiegerelateerde triggers moeten de toepassing van sequentiële betaling bepalen om ervoor te zorgen dat tranches die kredietprotectie bieden, niet reeds zijn betaald wanneer aanzienlijke verliezen optreden aan het einde van de transactie, en er daardoor dus uiteindelijk voor zorgen dat de significante risico-overdracht niet wordt ondermijnd.

 

(18)

Om conflicten tussen de initiator en de belegger te vermijden en rechtszekerheid te waarborgen in termen van het toepassingsgebied van de kredietprotectie die voor onderliggende blootstellingen is gekocht, moet die kredietprotectie verwijzen naar duidelijk geïdentificeerde referentieverplichtingen, die tot de onderliggende blootstellingen leiden, van duidelijk geïdentificeerde entiteiten of debiteuren. Daarom moeten de referentieverplichtingen waarop protectie wordt gekocht, te allen tijde door middel van een referentieregister duidelijk geïdentificeerd en bijgewerkt worden. Deze vereiste moet ook indirect deel uitmaken van de criteria die de eenvoudige, transparante en gestandaardiseerde on-balance-sheet securitisatie definiëren en arbitragesecuritisatie uitsluiten van het STS-kader.

 

(19)

Kredietgebeurtenissen die een trigger zijn voor betalingen uit hoofde van de kredietprotectieovereenkomst moeten ten minste de gebeurtenissen omvatten bedoeld in deel drie, titel II, hoofdstuk 4, van Verordening (EU) nr. 575/2013. Dergelijke gebeurtenissen zijn goed bekend en herkenbaar vanuit een marktperspectief en moeten zorgen voor consistentie met het prudentiële kader. Respijtmaatregelen, die bestaan in concessies ten aanzien van een debiteur die moeilijkheden ondervindt of binnenkort zal ondervinden om zijn financiële verplichtingen na te komen, mogen niet uitsluiten dat de kredietgebeurtenis wordt getriggerd.

 

(20)

Het recht van de initiator, als protectienemer, om tijdige betalingen op werkelijk geleden verliezen te ontvangen moet afdoende worden beschermd. Om te vermijden dat de initiator te weinig wordt betaald, moet de transactiedocumentatie bijgevolg voorzien in een degelijk en transparant verrekeningsproces voor de bepaling van werkelijk geleden verliezen in de referentieportefeuille. Omdat de herschikking van de verliezen een langdurig proces kan zijn en om tijdige betalingen aan de initiator te verzekeren, moeten er ten laatste zes maanden nadat een kredietgebeurtenis zich heeft voorgedaan tussentijdse betalingen worden gedaan. Verder moet er een definitief aanpassingsmechanisme zijn om ervoor te zorgen dat tussentijdse betalingen de werkelijk geleden verliezen dekken en om tussentijdse verliezen ingevolge te hoge betalingen te voorkomen, hetgeen nadelig zou zijn voor beleggers. Het verliesverrekeningsmechanisme moet ook duidelijk de maximale verlengingsperiode specificeren die moet gelden voor het herschikkingproces voor die blootstellingen en die verlengingsperiode mag niet langer zijn dan twee jaar. Dat verliesverrekeningsmechanisme moet zorgen voor de doeltreffendheid van de kredietprotectieovereenkomst vanuit het perspectief van de initiator, en beleggers rechtszekerheid geven over de beëindigingsdatum van hun verplichting om betalingen te doen, en zodoende bijdragen aan een goed functionerende markt.

 

(21)

Een beroep op een externe verificatieagent is een wijdverspreide marktpraktijk die de rechtszekerheid voor alle in de transactie betrokken partijen vergroot, waardoor de kans op geschillen en rechtszaken ingevolge het proces van toewijzing van verliezen verkleint. Om het verliesverrekeningsmechanisme van de transactie degelijker te maken, moet een externe verificatieagent worden aangewezen om een beoordeling van de juistheid en nauwkeurigheid van bepaalde aspecten van de kredietprotectie te verrichten wanneer een kredietgebeurtenis zich heeft voorgedaan.

 

(22)

Kredietprotectiepremies mogen alleen afhankelijk zijn van de uitstaande omvang en het kredietrisico van de beschermde tranche. Niet-voorwaardelijke premies mogen niet worden toegestaan in eenvoudige, transparante en gestandaardiseerde on-balance-sheet securitisaties omdat ze kunnen worden gebruikt om de effectieve risico-overdracht van de initiator als protectienemer aan de protectiegevers te ondermijnen. Ook andere regelingen, zoals premiebetalingen vooraf, kortingsmechanismen of al te complexe premiestructuren, moeten verboden zijn voor eenvoudige, transparante en gestandaardiseerde on-balance-sheet securitisaties.

 

(23)

Om de stabiliteit en continuïteit van de kredietprotectie te verzekeren, mag de vervroegde beëindiging van een eenvoudige, transparante en gestandaardiseerde on-balance-sheet securitisatie door de initiator alleen mogelijk zijn in bepaalde beperkte, welomschreven omstandigheden. Hoewel de initiator het recht moet hebben de kredietprotectie vervroegd af te sluiten als zich bepaalde gespecificeerde regelgevingsgebeurtenissen voordoen, moeten die gebeurtenissen werkelijke veranderingen in de wetgeving of belastingheffing vormen die op het moment dat zij de transactie sloten redelijkerwijs niet konden worden verwacht en die een wezenlijk nadelig effect hebben op de kapitaalvereisten van de initiator of de economische aspecten van de transactie met betrekking tot de verwachting van de partijen op dat moment. Eenvoudige, transparante en gestandaardiseerde on-balance-sheet securitisaties mogen geen complexe call-clausules bevatten voor de initiator, met name zeer kortlopende “timecalls” die bedoeld zijn om de voorstelling van de kapitaalpositie tijdelijk te wijzigen per geval.

 

(24)

Synthetische overgebleven rentemarge is algemeen aanwezig in bepaalde soorten transacties en het is een nuttig mechanisme voor zowel beleggers als initiators, om respectievelijk de kostprijs van kredietprotectie en de blootstelling aan risico te verminderen. In dat opzicht is de synthetische overgebleven rentemarge essentieel voor sommige specifieke activaklassen, zoals kmo’sen consumentenkrediet, die zowel hoger rendement als hogere kredietverliezen laten zien dan andere activaklassen, en waarvoor de gesecuritiseerde blootstellingen overgebleven rentemarge genereren om die verliezen te dekken. Als het bedrag van synthetische overgebleven rentemarge achtergesteld aan de beleggerspositie echter te hoog is, kan het zijn dat er geen realistisch scenario is waarin de belegger in de securitisatieposities verlies zal lijden, met als gevolg dat een effectieve risico-overdracht uitblijft. Om de bezorgdheden uit toezichtsoogpunt weg te nemen en dit structurele kenmerk verder te standaardiseren, is het belangrijk strenge criteria voor eenvoudige, transparante en gestandaardiseerde on-balance-sheet securitisaties vast te stellen en volledige openbaarmaking over het gebruik van synthetische overgebleven rentemarge te garanderen.

 

(25)

Alleen kredietprotectieovereenkomsten van hoge kwaliteit mogen in aanmerking komen voor eenvoudige, transparante en gestandaardiseerde on-balance-sheet securitisaties. Niet-volgestorte kredietprotectie moet worden verzekerd door de kring van in aanmerking komende protectiegevers te beperken tot die entiteiten die in aanmerking komende protectiegevers zijn overeenkomstig Verordening (EU) nr. 575/2013 en erkend zijn als tegenpartijen met een risicogewicht van 0 % overeenkomstig deel drie, titel II, hoofdstuk 2, van die verordening. In geval van volgestorte kredietprotectie moeten de initiator als protectienemer en de beleggers als protectiegevers een beroep doen op zekerheid van hoge kwaliteit, wat moet verwijzen naar ongeacht welke vorm van zekerheid waaraan, met inachtneming van passende deposito- of bewaarregelingen, een risicogewicht van 0 % kan worden toegekend op grond van dat hoofdstuk. Wanneer de verstrekte zekerheid de vorm heeft van contanten, moet deze worden aangehouden bij ofwel een externe kredietinstelling ofwel in deposito bij de protectienemer, in beide gevallen onderworpen aan een minimale kredietwaardigheidsklasse.

 

(26)

De lidstaten moeten de bevoegde autoriteiten aanwijzen die verantwoordelijk zijn voor het toezicht op de vereisten waaraan on-balance-sheet synthetische securitisaties moeten voldoen om in aanmerking te komen voor de aanduiding “STS”. De bevoegde autoriteit kan dezelfde zijn als de autoriteit die wordt aangewezen om toezicht te houden op de naleving door initiators, sponsors en SSPE’s van de vereisten waaraan traditionele securitisaties moeten voldoen om de aanduiding “STS” te verkrijgen. Zoals in het geval van traditionele securitisaties kan die bevoegde autoriteit een andere zijn dan de bevoegde autoriteit die verantwoordelijk is voor het toezicht op de naleving door initiators, oorspronkelijke kredietverstrekkers, SSPE’s, sponsors en beleggers van de prudentiële verplichtingen van de artikelen 5 tot en met 9 van Verordening (EU) 2017/2402, waarvan de naleving, gezien de prudentiële dimensie van die verplichtingen, specifiek werd toevertrouwd aan de bevoegde autoriteiten die belast zijn met het prudentiële toezicht op de desbetreffende financiële instellingen.

 

(27)

Ter voorkoming van negatieve gevolgen voor de financiële stabiliteit moet de invoering van een specifiek kader voor eenvoudige, transparante en gestandaardiseerde on-balance-sheet securitisaties gepaard gaan met een passend macroprudentieel toezicht. Met name moet het Europees Comité voor systeemrisico’s (European Systemic Risk Board, ESRB) ingesteld bij Verordening (EU) nr. 1092/2010 van het Europees Parlement en de Raad (9) toezicht uitoefenen op de macroprudentiële risico’s die verbonden zijn met synthetische securitisatie en beoordelen of de risico’s voldoende uit het systemische deel van het financiële stelsel worden geweerd.

 

(28)

Met het oog op de integratie van transparantievereisten inzake duurzaamheid in Verordening (EU) 2017/2402 moet de EBA, in nauwe samenwerking met de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten - ESMA), opgericht bij Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad (10), en de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen - Eiopa), opgericht bij Verordening (EU) nr. 1094/2010 van het Europees Parlement en de Raad (11), worden gemachtigd om een verslag te publiceren over de ontwikkeling van een specifiek kader voor duurzame securitisatie. In dat verslag moeten met name de invoering van duurzaamheidsfactoren, de uitvoering van evenredige voorschriften inzake openbaarmaking en due diligencevereisten, de inhoud, methoden en presentatie van informatie met betrekking tot ongunstige milieu-, sociale en governancegerelateerde effecten, evenals eventuele effecten op de financiële stabiliteit en op de opschaling van de securitisatiemarkt van de Unie en van de bancaire leencapaciteit terdege worden beoordeeld. Op basis van dit verslag moet de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag indienen over de instelling van een specifiek kader voor duurzame securitisatie, in voorkomend geval vergezeld van een wetgevingsvoorstel.

 

(29)

Informatieverschaffing over de integratie van duurzaamheidsrisico's en het in aanmerking nemen van ongunstige effecten op de duurzaamheid van beleggingsbeslissingen aan beleggers worden onvoldoende ontwikkeld, omdat dergelijke informatieverschaffing nog niet aan geharmoniseerde vereisten onderworpen is. Op grond van Verordening (EU) 2019/2088 van het Europees Parlement en de Raad (12) zijn ontwikkelaars van financiële producten en financieel adviseurs van eindbeleggers verplicht de belangrijkste ongunstige effecten van beleggingsbeslissingen op duurzaamheidsfactoren in aanmerking te nemen en bekend te maken hoe in hun duediligencebeleid met deze belangrijkste ongunstige effecten rekening wordt gehouden. De informatieverschaffing over ongunstige duurzaamheidseffecten gaat vergezeld van technische reguleringsnormen, die gezamenlijk door de EBA, de ESMA en de EIOPA (gezamenlijk de “Europese toezichthoudende autoriteiten”) worden ontwikkeld met betrekking tot de inhoud, methodologieën en presentatie van de relevante informatie die op grond van Verordening (EU) 2019/2088 moet worden verschaft. Initiators van eenvoudige, transparante en gestandaardiseerde securitisaties moeten ook de mogelijkheid hebben om specifieke informatie te verschaffen over de inaanmerkingneming van ongunstige effecten op duurzaamheidsfactoren, met bijzondere aandacht voor klimaat- en andere milieu-, sociale en governancegerelateerde effecten. Om de verschaffing van informatie te harmoniseren en de consistentie tussen Verordening (EU) 2019/2088 en Verordening (EU) 2017/2402 te waarborgen, moet het Gemengd Comité van de Europese toezichthoudende autoriteiten technische reguleringsnormen ontwikkelen, waarbij zoveel mogelijk wordt voortgebouwd op hun werkzaamheden in het kader van Verordening (EU) 2019/2088 en deze waar nodig en relevant worden aangepast aan de specifieke kenmerken van securitisaties.

 

(30)

Daar de doelstellingen van deze verordening, namelijk het uitbreiden van het STS-securitisatiekader naar synthetische securitisatie en het wegnemen van regelgevingsbelemmeringen voor de securitisatie van NPE’s om de leencapaciteit te vergroten zonder de prudentiële normen voor bancaire kredietverlening te verlagen, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar vanwege hun schaal en effecten beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

 

(31)

Verordening (EU) 2017/2402 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

 

(32)

Gezien de noodzaak gerichte maatregelen in te voeren om een zo snel mogelijk economisch herstel van de COVID-19-crisis te ondersteunen, moet deze verordening met spoed in werking treden op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijzigingen van Verordening (EU) 2017/2402

Verordening (EU) 2017/2402 wordt als volgt gewijzigd:

 

1)

Aan artikel 2 worden de volgende punten toegevoegd:

 

“24.

“niet-renderende blootstelling” (non-performing exposure — NPE): een blootstelling die voldoet aan een van de voorwaarden van artikel 47 bis, lid 3, van Verordening (EU) nr. 575/2013;

 

25.

“NPE-securitisatie”: een securitisatie die wordt gedekt door een pool van niet-renderende blootstellingen waarvan de nominale waarde niet minder dan 90 % bedraagt van de nominale waarde van de volledige pool op het moment van initiëring en op enig later tijdstip waarop activa worden toegevoegd aan of verwijderd uit de onderliggende pool als gevolg van aanvulling, herstructurering of om een andere reden;

 

26.

“kredietprotectieovereenkomst”: een overeenkomst die wordt gesloten tussen de initiator en de belegger om het kredietrisico van gesecuritiseerde blootstellingen over te dragen van de initiator naar de belegger door middel van kredietderivaten of garanties, waarbij de initiator zich ertoe verbindt een bedrag, bekend als een kredietprotectiebetaling, te betalen aan de belegger en de belegger zich ertoe verbindt een kredietprotectiebetaling te doen aan de initiator in het geval een van de contractueel gedefinieerde kredietgebeurtenissen zich voordoet;

 

27.

“kredietprotectiepremie”: het bedrag dat de initiator heeft toegezegd aan de belegger te betalen uit hoofde van de kredietprotectieovereenkomst voor de door de belegger in het vooruitzicht gestelde kredietprotectie;

 

28.

“kredietprotectiebetaling”: het bedrag dat de belegger heeft toegezegd aan de initiator te betalen uit hoofde van de kredietprotectieovereenkomst in het geval een contractueel gedefinieerde kredietgebeurtenis die in de kredietprotectieovereenkomst gedefinieerd is, zich voordoet;

 

29.

“synthetische overgebleven rentemarge”: het bedrag dat, overeenkomstig de documentatie van een synthetische securitisatie, door de initiator contractueel is vastgesteld om verliezen van de gesecuritiseerde blootstellingen op te vangen die zich voor de vervaldatum van de transactie kunnen voordoen;

 

30.

“duurzaamheidsfactoren”: duurzaamheidsfactoren zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 24, van Verordening (EU) 2019/2088 van het Europees Parlement en de Raad (*);

 

31.

“niet-restitueerbare korting op de aankoopprijs ”: het verschil tussen het uitstaande saldo van de blootstellingen in de onderliggende pool en de prijs waartegen die blootstellingen door de initiator aan de SSPE worden verkocht, waarbij noch de initiator noch de oorspronkelijke kredietverstrekker voor dat verschil wordt terugbetaald.

(*)  Verordening (EU) 2019/2088 van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2019 betreffende informatieverschaffing over duurzaamheid in de financiëledienstensector (PB L 317 van 9.12.2019, blz. 1).”."

 

2)

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

 

a)

punt a) wordt vervangen door:

 

“a)

“het derde land is opgenomen in de lijst van derde landen met een hoog risico die strategische tekortkomingen vertonen in hun regelgeving ter bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering, overeenkomstig artikel 9 van Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad (*);

(*)  Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 2006/70/EG van de Commissie (PB L 141 van 5.6.2015, blz. 73).”;"

 

b)

het volgende punt wordt ingevoegd:

 

“a bis)

“het derde land is opgenomen in bijlage I bij de EU-lijst van jurisdicties die niet-coöperatief zijn op belastinggebied;”;

 

c)

de volgende alinea wordt toegevoegd:

“Voor een SSPE die, na 9 april 2021, gevestigd is in een jurisdictie die wordt vermeld in bijlage II om de reden dat er een schadelijk belastingregime bestaat, informeert de belegger de bevoegde belastingautoriteiten van de lidstaat waarin hij verblijfhouder voor belastingdoeleinden is, over de belegging in effecten die zijn uitgegeven door die SSPE.”.

 

3)

Aan artikel 5, lid 1, wordt het volgende punt toegevoegd:

 

“f)

in het geval van niet-renderende blootstellingen bij de selectie en prijsstelling van de blootstellingen deugdelijke normen zijn toegepast.”.

 

4)

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

 

a)

aan lid 1 wordt de volgende alinea toegevoegd:

“Bij het meten van het materieel netto economisch belang houdt de riscobehouder rekening met eventuele vergoedingen die in de praktijk kunnen worden gebruikt om het effectieve materieel netto economische belang te verminderen.

In geval van traditionele NPE-securitisaties kan aan de vereiste van dit lid ook worden voldaan door de servicer, op voorwaarde dat de servicer kan aantonen dat hij beschikt over expertise in de servicing van blootstellingen die vergelijkbaar zijn met de gesecuritiseerde blootstellingen en dat zijn beleid, procedures en risicobeheercontroles voor de servicing van blootstellingen goed gedocumenteerd en adequaat zijn.”;

 

b)

het volgende lid wordt ingevoegd:

“3 bis.   In afwijking van lid 3 is, in het geval van NPE-securitisaties, als een niet-restitueerbare korting op de aankoopprijs overeengekomen is, het behoud van een materieel netto economisch belang voor de toepassing van dat lid niet minder dan 5 % van de som van de nettowaarde van de gesecuritiseerde blootstellingen die wordt aangemerkt als niet-renderende blootstellingen en, indien van toepassing, de nominale waarde van alle renderende gesecuritiseerde blootstellingen.

De nettowaarde van een niet-renderende blootstelling wordt berekend door het aftrekken van de niet-restitueerbare korting op de aankoopprijs die op het moment van initiëring overeengekomen is op het niveau van de afzonderlijke gesecuritiseerde blootstelling of, in voorkomend geval, een overeenkomstig aandeel van de niet-restitueerbare korting op de aankoopprijs die op het moment van initiëring overeengekomen is op het niveau van de pool van onderliggende blootstellingen, van de nominale waarde van de blootstelling of, in voorkomend geval, de uitstaande waarde ervan op het moment van initiëring. Voor de bepaling van de nettowaarde van de gesecuritiseerde niet-renderende blootstellingen kan de niet-restitueerbare korting op de aankoopprijs bovendien het verschil omvatten tussen het nominale bedrag van de tranches van de NPE-securitisatie die door de initiator zijn overgenomen voor latere verkoop en de prijs waartegen deze tranches voor het eerst aan niet-verbonden derden worden verkocht.”;

 

c)

lid 7 wordt als volgt gewijzigd:

 

i)

in de eerste alinea worden de volgende punten toegevoegd:

 

“f)

“de nadere regels voor risicobehoud op grond van de leden 3 en 3 bis in het geval van NPE-securitisaties;

 

g)

het effect van de aan de risicobehouder betaalde vergoedingen op het effectieve materieel netto economisch belang in de zin van lid 1.”;

 

ii)

de tweede alinea wordt vervangen door:

“De EBA dient die ontwerpen van technische reguleringsnormen bij de Commissie in uiterlijk op 10 oktober 2021.”.

 

5)

In artikel 9, lid 1, wordt de volgende alinea toegevoegd:

“In afwijking van de eerste alinea worden met betrekking tot onderliggende blootstellingen die niet-renderende blootstellingen waren op het moment dat de initiator ze van de desbetreffende derde partij kocht, bij de selectie en prijsstelling van de blootstellingen deugdelijke normen toegepast.”.

 

6)

In artikel 18 wordt punt a) vervangen door:

 

“a)

de securitisatie voldoet aan alle vereisten van afdeling 1, 2 of 2 bis van dit hoofdstuk, en er aan de ESMA kennis van is gedaan krachtens artikel 27, lid 1, en”.

 

7)

De titel van afdeling 1 van hoofdstuk 4 wordt vervangen door:

“Vereisten voor eenvoudige, transparante en gestandaardiseerde niet-ABCP traditionele securitisatie”.

 

8)

Artikel 19 wordt als volgt gewijzigd:

 

a)

de titel van het artikel wordt vervangen door:

“Eenvoudige, transparante en gestandaardiseerde niet-ABCP traditionele securitisatie”;

 

b)

lid 1 worédt vervangen door:

“1.   Traditionele securitisaties, met uitzondering van ABCP-programma’s en -transacties, die voldoen aan de vereisten van de artikelen 20, 21 en 22, worden als STS beschouwd.”.

 

9)

Artikel 22 wordt als volgt gewijzigd:

 

a)

aan lid 4 wordt de volgende alinea toegevoegd:

“In afwijking van de eerste alinea, kunnen de initiators vanaf 1 juni 2021 besluiten de beschikbare informatie bekend te maken over de belangrijkste ongunstige effecten van de activa die met de onderliggende blootstellingen worden gefinancierd, op de duurzaamheidsfactoren.”;

 

b)

het volgende lid wordt toegevoegd:

“6.   Uiterlijk op 10 juli 2021 ontwikkelen de ETA’s, via het Gemengd Comité van de Europese toezichthoudende autoriteiten, ontwerpen van technische reguleringsnormen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van de Verordeningen (EU) nr. 1093/2010, (EU) nr. 1094/2010 en (EU) nr. 1095/2010, wat betreft inhoud, methoden en presentatie van de informatie als bedoeld in lid 4, tweede alinea, van dit artikel, met betrekking tot duurzaamheidsindicatoren in verband met ongunstige effecten op het klimaat en andere ongunstige milieu-, sociale en governance-gerelateerde effecten.

In voorkomend geval zijn de in de eerste alinea bedoelde ontwerpen van technische reguleringsnormen een weerspiegeling van of gebaseerd op de technische reguleringsnormen die zijn ontwikkeld krachtens de bevoegdheid die de ETA’s hebben gekregen in Verordening (EU) 2019/2088, met name artikel 2 bis, en artikel 4, leden 6 en 7, daarvan.

De Commissie is bevoegd deze verordening aan te vullen door de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van de Verordeningen (EU) nr. 1093/2010, (EU) nr. 1094/2010 en (EU) nr. 1095/2010 vast te stellen.”.

 

10)

De volgende afdeling wordt ingevoegd:

“AFDELING 2 bis

Vereisten voor eenvoudige, transparante en gestandaardiseerde on-balance-sheet securitisaties

Artikel 26 bis

Eenvoudige, transparante en gestandaardiseerde on-balance-sheet securitisatie

  • 1. 
    Synthetische securitisaties die voldoen aan de vereisten die vastgesteld zijn in de artikelen 26 ter tot en met 26 sexies worden beschouwd als eenvoudige, transparante en gestandaardiseerde on-balance-sheet securitisaties.
  • 2. 
    De EBA kan, in nauwe samenwerking met de ESMA en de Eiopa, overeenkomstig artikel 16 van Verordening (EU) nr. 1093/2010 richtsnoeren en aanbevelingen vaststellen voor een geharmoniseerde interpretatie en toepassing van de vereisten van de artikelen 26 ter tot en met 26 sexies van deze verordening.

Artikel 26 ter

Vereisten met betrekking tot eenvoud

  • 1. 
    Een initiator is een entiteit met een vergunning of licentie in de Unie.

Een initiator die blootstellingen van een derde partij voor eigen rekening koopt en ze vervolgens securitiseert, past een beleid toe met betrekking tot op deze blootstellingen toegepast(e) krediet, inning, schuldherschikking en servicing dat niet minder streng is dan het beleid dat de initiator toepast op vergelijkbare blootstellingen die niet zijn gekocht.

  • 2. 
    Onderliggende blootstellingen worden geïnitieerd in het kader van de normale bedrijfsuitoefening van de initiator.
  • 3. 
    Bij de afsluiting van een transactie worden de onderliggende blootstellingen aangehouden op de balans van de initiator of van een entiteit van de groep waartoe de initiator behoort.

Voor de toepassing van dit lid is een groep:

 

a)

hetzij een groep rechtspersonen die onderworpen is aan prudentiële consolidatie overeenkomstig hoofdstuk 2 van titel II van deel een van Verordening (EU) nr. 575/2013;

 

b)

hetzij een groep in de zin van artikel 212, lid 1, onder c), van Richtlijn 2009/138/EG.

  • 4. 
    De initiator mag zijn blootstelling aan het kredietrisico van de onderliggende blootstellingen van de securitisatie niet verder afdekken dan de protectie die via de kredietprotectieovereenkomst is verkregen.
  • 5. 
    De kredietprotectieovereenkomst voldoet aan de kredietrisicolimiteringsregels die zijn vastgelegd in artikel 249 van Verordening (EU) nr. 575/2013, of als dat artikel niet van toepassing is, aan vereisten die niet minder streng zijn dan de vereisten van dat artikel.
  • 6. 
    De initiator verstrekt verklaringen en garanties dat aan de volgende vereisten is voldaan:
 

a)

de initiator of een entiteit van de groep waartoe de initiator behoort, heeft de volledige wettelijke en geldige eigendom van de onderliggende blootstellingen en hun verbonden afgeleide rechten;

 

b)

wanneer de initiator een kredietinstelling is in de zin van punt 1 van artikel 4, lid 1, van Verordening (EU) nr. 575/2013, of een verzekeringsonderneming in de zin van punt 1 van artikel 13 van Richtlijn 2009/138/EG, behoudt de initiator of een entiteit die onder het toezicht op geconsolideerde basis valt, het kredietrisico van de onderliggende blootstellingen op zijn balans;

 

c)

elke onderliggende blootstelling voldoet, op de datum waarop deze in de gesecuritiseerde portefeuille wordt opgenomen, aan de toelaatbaarheidscriteria en aan alle voorwaarden, andere dan het zich voordoen van een kredietgebeurtenis als bedoeld in artikel 26 sexies, lid 1, voor een kredietprotectiebetaling overeenkomstig de kredietprotectieovereenkomst vervat in de securitisatiedocumentatie;

 

d)

voor zover de initiator bekend, bevat het contract voor elke onderliggende blootstelling een wettelijke, geldige, bindende en afdwingbare verplichting voor de debiteur om de in dat contract gespecificeerde bedragen te betalen;

 

e)

de onderliggende blootstellingen voldoen aan afsluitcriteria die niet minder streng zijn dan de standaardafsluitcriteria die de initiator toepast op vergelijkbare blootstellingen die niet gesecuritiseerd zijn;

 

f)

voor zover de initiator bekend, maakt geen van de debiteuren zich schuldig aan een materiële inbreuk op of de niet-nakoming van hun verplichtingen met betrekking tot een onderliggende blootstelling op de datum waarop die onderliggende blootstelling in de gesecuritiseerde portefeuille wordt opgenomen;

 

g)

voor zover de initiator bekend, bevat de transactiedocumentatie geen onjuiste informatie over de details van de onderliggende blootstellingen;

 

h)

bij de afsluiting van de transactie of wanneer een onderliggende blootstelling in de gesecuritiseerde portefeuille wordt opgenomen, is het contract tussen de debiteur en de oorspronkelijke kredietverstrekker met betrekking tot die onderliggende blootstelling niet zodanig gewijzigd dat de afdwingbaarheid of inbaarheid van die onderliggende blootstellingen werd beïnvloed.

  • 7. 
    Onderliggende blootstellingen voldoen aan vooraf vastgestelde, duidelijke en gedocumenteerde toelaatbaarheidscriteria die geen ruimte laten voor actief portefeuillebeheer van die blootstellingen op discretionaire basis.

Voor de toepassing van dit lid wordt de vervanging van blootstellingen die de verklaringen of garanties schenden of, wanneer de securitisatie een aanvullingsperiode omvat, de toevoeging van blootstellingen die voldoen aan de vastgestelde aanvullingsvoorwaarden, niet als actief portefeuillebeheer beschouwd.

Elke blootstelling die na de datum van afsluiting van de transactie wordt toegevoegd, voldoet aan toelaatbaarheidscriteria die niet minder streng zijn dan de criteria die worden toegepast in de initiële selectie van de onderliggende blootstellingen.

Een onderliggende blootstelling kan uit de transactie worden verwijderd wanneer die onderliggende blootstelling:

 

a)

volledig terugbetaald of op andere wijze verstreken is;

 

b)

tijdens de normale bedrijfsuitoefening van de initiator verkocht is, op voorwaarde dat die verkoop geen impliciete steun inhoudt als bedoeld in artikel 250 van Verordening (EU) nr. 575/2013;

 

c)

het voorwerp is van een wijziging die niet door krediet aangedreven is, zoals schuldherfinanciering of -herstructurering, en die plaatsvindt tijdens de normale uitoefening van servicing van die onderliggende blootstelling, of

 

d)

niet voldeed aan de toelaatbaarheidscriteria op het moment waarop zij in de transactie werd opgenomen.

  • 8. 
    De securitisatie wordt gedekt door een pool van onderliggende blootstellingen die homogeen zijn qua type activa, rekening houdend met de specifieke kenmerken die verband houden met de kasstromen van het type activa, waaronder de contractuele, kredietrisico- en vervroegdeaflossingskenmerken ervan. Een pool van onderliggende blootstellingen omvat slechts één type activa.

De in de eerste alinea bedoelde onderliggende blootstellingen bevatten verplichtingen die contractueel bindend en afdwingbaar zijn, met volledig verhaalsrecht op debiteuren en, in voorkomend geval, garantiegevers.

De in de eerste alinea bedoelde onderliggende blootstellingen hebben vastgelegde periodieke betalingsstromen, waarvan het bedrag van de betalingstranches kan verschillen, in verband met huur, hoofdsom of rentebetalingen, of met een ander recht om baten te ontvangen uit hoofde van activa die dergelijke betalingen voortbrengen. De onderliggende blootstellingen kunnen ook opbrengsten genereren uit de verkoop van gefinancierde of geleasede activa.

De in de eerste alinea van dit lid bedoelde onderliggende blootstellingen bevatten geen andere effecten, als gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt 44, van Richtlijn 2014/65/EU, dan bedrijfsobligaties die niet op een handelsplatform zijn genoteerd.

  • 9. 
    Onderliggende blootstellingen bevatten geen securitisatieposities.
  • 10. 
    Aan potentiële beleggers wordt onverwijld alle informatie verschaft over de afsluitstandaarden krachtens welke onderliggende blootstellingen zijn geïnitieerd, alsmede over materiële wijzigingen van eerdere afsluitstandaarden. De onderliggende blootstellingen worden overgenomen met volledig verhaalsrecht op een debiteur die geen SSPE is. Bij de krediet- of overnamebeslissingen betreffende de onderliggende blootstellingen zijn geen derden betrokken.

Bij securitisaties waarvan de onderliggende blootstellingen woonkredieten zijn, bevat de pool van kredieten geen kredieten die op de markt zijn gebracht en overgenomen op basis van de veronderstelling dat de kredietaanvrager of, in voorkomend geval, intermediairs ervan in kennis zijn gesteld dat de verstrekte informatie door de kredietverlener misschien niet zou worden gecontroleerd.

De beoordeling van de kredietwaardigheid van de kredietnemer voldoet aan de vereisten van artikel 8 van Richtlijn 2008/48/EG of van artikel 18, leden 1 tot en met 4, artikel 18, lid 5, onder a), en artikel 18, lid 6, van Richtlijn 2014/17/EU of, indien van toepassing, aan gelijkwaardige vereisten in derde landen.

De initiator of de oorspronkelijke kredietverstrekker beschikt over expertise in het initiëren van blootstellingen die vergelijkbaar zijn met die welke worden gesecuritiseerd.

  • 11. 
    Onderliggende blootstellingen bevatten, op het moment van de selectie, geen blootstellingen waarbij sprake is van wanbetaling in de zin van artikel 178, lid 1, van Verordening (EU) nr. 575/2013 of blootstellingen met betrekking tot een debiteur of garantiegever met aangetaste kredietwaardigheid die, voor zover de initiator of oorspronkelijke kredietverstrekker bekend:
 

a)

binnen drie jaar vóór de datum van initiëring insolvent is verklaard of ten aanzien van wie een rechtbank de crediteuren als gevolg van wanbetaling een definitief, niet voor beroep vatbaar recht van afdwinging van naleving van contract of materiële schadevergoeding heeft toegekend, of die in de drie jaar voorafgaand aan de datum van selectie van de onderliggende blootstellingen een schuldherstructureringsproces met betrekking tot zijn niet-renderende blootstellingen heeft ondergaan, tenzij:

 

i)

een geherstructureerde onderliggende blootstelling geen nieuwe betalingsachterstand heeft vertoond sinds de datum van de herstructurering, die ten minste één jaar vóór de datum van selectie van de onderliggende blootstellingen moet hebben plaatsgevonden, en

 

ii)

in de informatie die overeenkomstig artikel 7, lid 1, eerste alinea, onder a) en onder e), i), door de initiator is verstrekt, uitdrukkelijk het aandeel geherstructureerde onderliggende blootstellingen, het tijdstip en de details van de herstructurering en het rendement ervan sinds het tijdstip van de herstructurering zijn vermeld;

 

b)

op het moment van initiëring van de onderliggende blootstelling, in voorkomend geval, vermeld stond in een openbaar kredietregister van personen met een ongunstig kredietverleden of, als er geen dergelijk openbaar kredietregister is, in een ander kredietregister dat voor de initiator of de oorspronkelijke kredietverstrekker toegankelijk is, of

 

c)

een kredietbeoordeling of een kredietscore heeft waaruit blijkt dat het risico dat contractueel overeengekomen betalingen niet worden gedaan significant hoger is dan voor vergelijkbare, niet-gesecuritiseerde blootstellingen in het bezit van de initiator.

  • 12. 
    Debiteuren hebben op het moment van de opneming van de onderliggende blootstellingen ten minste één betaling gedaan, behalve wanneer:
 

a)

de securitisatie een revolverende securitisatie is, die gedekt wordt door blootstellingen die in één termijn te betalen zijn of een looptijd van minder dan één jaar hebben, inclusief, zonder beperking, maandelijkse betalingen voor doorlopende kredieten, of

 

b)

de blootstelling de herfinanciering vertegenwoordigt van een blootstelling die reeds in de transactie is opgenomen.

  • 13. 
    De EBA ontwikkelt, in nauwe samenwerking met de ESMA en de Eiopa, ontwerpen van technische reguleringsnormen waarin nader wordt bepaald welke in lid 8 bedoelde onderliggende blootstellingen homogeen worden geacht.

De EBA dient die ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 10 oktober 2021 bij de Commissie in.

De Commissie is bevoegd deze verordening aan te vullen door de in eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1093/2010 vast te stellen.

Artikel 26 quarter

Vereisten met betrekking tot standaardisatie

  • 1. 
    De initiator of de oorspronkelijke kredietverstrekker voldoet aan de risicobehoudvereiste in overeenstemming met artikel 6.
  • 2. 
    Het rente- en valutarisico uit hoofde van een securitisatie en de mogelijke gevolgen daarvan voor de betalingen aan de initiator en de beleggers staan beschreven in de transactiedocumentatie. Die risico’s worden naar behoren gelimiteerd en alle daartoe genomen maatregelen worden openbaar gemaakt. Zekerheden die de verplichtingen van de belegger uit hoofde van de kredietprotectieovereenkomst veiligstellen, worden uitgedrukt in dezelfde munt als waarin de kredietprotectiebetaling wordt uitgedrukt.

In geval van een securitisatie door middel van een SSPE is het bedrag van de verplichtingen van de SSPE betreffende de rentebetalingen aan de beleggers, op elke betalingsdatum, gelijk aan of minder dan het bedrag van het inkomen van de SSPE van de initiator en alle zekerheidsovereenkomsten.

Tenzij voor het afdekken van rente- of valutarisico van de onderliggende blootstellingen, omvat de pool van onderliggende blootstellingen geen derivaten. Deze derivaten worden volgens de in de internationale financiering gebruikelijke normen overgenomen en gedocumenteerd.

  • 3. 
    Referentierentebetalingen in verband met de transactie zijn gebaseerd op:
 

a)

hetzij algemeen gebruikelijke marktrentevoeten, of in de sector doorgaans gehanteerde rentevoeten die een weerspiegeling van de financieringskosten vormen, zonder te verwijzen naar complexe formules of derivaten;

 

b)

hetzij inkomsten die worden gegenereerd door de zekerheid die de verplichtingen van de belegger uit hoofde van de protectieovereenkomst veiligstelt.

Referentierentebetalingen die verschuldigd zijn uit hoofde van de onderliggende blootstellingen zijn gebaseerd op algemeen gebruikelijke marktrentevoeten, of op in de sector doorgaans gehanteerde rentevoeten die een weerspiegeling van de financieringskosten vormen, maar verwijzen niet naar complexe formules of derivaten.

  • 4. 
    Als met betrekking tot de initiator een afdwingingsgrond zich voordoet, mag de belegger maatregelen met het oog op nakoming nemen.

Als in het geval van een securitisatie door middel van een SSPE een sommatie tot nakoming of tot beëindiging van de kredietprotectieovereenkomst is betekend, blijft maximaal het bedrag aan contanten in de SSPE vastzitten dat benodigd is om het operationeel functioneren van die SSPE te waarborgen, om de protectiebetalingen te kunnen doen voor onderliggende blootstellingen ten aanzien waarvan wanbetaling heeft plaatsgevonden en die op het moment van de beëindiging nog steeds worden herschikt, of om beleggers ordentelijk overeenkomstig de contractvoorwaarden van de securitisatie te kunnen terugbetalen.

  • 5. 
    Verliezen worden toegewezen aan de houders van een securitisatiepositie volgens de rangorde van de tranches, te beginnen met de tranche met de laagste rang.

Sequentiële betaling wordt op alle tranches toegepast om het uitstaande bedrag van de tranches op elke betalingsdatum te bepalen, te beginnen bij de tranche met de hoogste rang.

In afwijking van de tweede alinea bevatten transacties waarbij in een niet-sequentiële rangorde van betalingen is voorzien, triggers die verbonden zijn aan de prestaties van de onderliggende blootstellingen waardoor de rangorde van de betalingen terugvalt in sequentiële betalingen volgens hun rangorde. Dergelijke prestatiegerelateerde triggers omvatten ten minste:

 

a)

hetzij de toename van het cumulatieve bedrag aan blootstellingen ten aanzien waarvan wanbetaling heeft plaatsgevonden, hetzij de toename van de cumulatieve verliezen die groter zijn dan een bepaald percentage van het uitstaande bedrag van de onderliggende portefeuille;

 

b)

één extra retrospectieve trigger, en

 

c)

één prospectieve trigger.

De EBA ontwikkelt ontwerpen van technische reguleringsnormen voor de specificatie en, in voorkomend geval, voor de kalibratie van de prestatiegerelateerde triggers.

De EBA dient die ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 30 juni 2021 bij de Commissie in.

De Commissie is bevoegd deze verordening aan te vullen door de in de vierde alinea bedoelde technische reguleringsnormen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1093/2010 vast te stellen.

Naarmate tranches worden afgelost, wordt aan de beleggers het bedrag van de zekerheid dat gelijk is aan het bedrag van de aflossing van die tranches gerestitueerd, op voorwaarde dat de beleggers die tranches van zekerheid hebben voorzien.

Als een kredietgebeurtenis als bedoeld in artikel 26 sexies zich heeft voorgedaan in verband met onderliggende blootstellingen en de schuldherschikking voor die blootstellingen niet voltooid is, is het bedrag van kredietprotectie dat overblijft op ongeacht welke betalingsdatum ten minste gelijk aan het uitstaande nominale bedrag van die onderliggende blootstellingen, min het bedrag van alle tussentijdse betalingen die in verband met die onderliggende blootstellingen zijn gedaan.

  • 6. 
    De transactiedocumentatie bevat passende bepalingen voor vervroegde aflossing of triggers voor beëindiging van de doorroltermijn indien het om een revolverende securitisatie gaat, waaronder ten minste de volgende:
 

a)

een verslechtering van de kredietkwaliteit van de onderliggende blootstellingen tot of beneden een vooraf bepaalde drempel;

 

b)

een toename van de verliezen boven een vooraf bepaalde drempel;

 

c)

een niet-genereren van voldoende nieuwe onderliggende blootstellingen die voldoen aan de vooraf bepaalde kredietkwaliteit tijdens een specifieke periode.

  • 7. 
    De transactiedocumentatie vermeldt duidelijk:
 

a)

de contractuele verplichtingen, taken en verantwoordelijkheden van de servicer, de trustee en andere aanbieders van verwante diensten, naargelang het geval, en de in artikel 26 sexies, lid 4, bedoelde externe verificatieagent;

 

b)

de bepalingen die zorgen voor de vervanging van de servicer, de trustee, andere aanbieders van verwante diensten of de in artikel 26 sexies, lid 4, bedoelde externe verificatieagent in geval van wanbetaling of insolventie van een van die dienstverleners, indien deze dienstverleners verschillen van de initiator, op zodanige wijze dat dit niet leidt tot de beëindiging van de verlening van die diensten;

 

c)

de servicingprocedures die gelden voor de onderliggende blootstellingen op de datum van afsluiting van de transactie en daarna en de omstandigheden waaronder die procedures kunnen worden gewijzigd;

 

d)

de servicingnormen die de servicer moet naleven bij de servicing van de onderliggende blootstellingen binnen de gehele looptijd van de securitisatie.

  • 8. 
    De servicer beschikt over expertise in de servicing van blootstellingen die vergelijkbaar zijn met de gesecuritiseerde blootstellingen en zijn beleid, procedures en risicobeheercontroles voor de servicing van blootstellingen zijn goed gedocumenteerd en adequaat.

De servicer past servicingprocedures toe op de onderliggende blootstellingen die ten minste even streng zijn als de procedures die door de initiator worden toegepast op vergelijkbare blootstellingen die niet gesecuritiseerd zijn.

  • 9. 
    De initiator houdt een actueel referentieregister bij om de onderliggende blootstellingen te allen tijde te identificeren. In dat register worden de referentiedebiteuren geïdentificeerd, de referentieverplichtingen waaruit de onderliggende blootstellingen voortvloeien en, voor elke onderliggende blootstelling, het nominale bedrag dat is beschermd en dat uitstaand is.
  • 10. 
    De transactiedocumentatie bevat duidelijke voorwaarden die de tijdige oplossing van conflicten tussen verschillende klassen beleggers vergemakkelijken. In het geval van een securitisatie door middel van een SSPE worden de stemrechten duidelijk omschreven en toegewezen aan obligatiehouders en worden de verantwoordelijkheden van de trustee en andere entiteiten met fiduciaire verplichtingen duidelijk bepaald.

Artikel 26 quinquies

Vereisten met betrekking tot transparantie

  • 1. 
    De initiator stelt potentiële beleggers vóór de prijsstelling gegevens ter beschikking over statische en dynamische historische wanbetalings- en verliesprestaties, zoals gegevens over achterstalligheid en wanbetaling met betrekking tot blootstellingen die substantieel vergelijkbaar zijn met die welke zijn gesecuritiseerd, alsook de bronnen van die gegevens en de basis voor het claimen van vergelijkbaarheid. Deze gegevens bestrijken een periode van ten minste vijf jaar.
  • 2. 
    Een steekproef van de onderliggende blootstellingen wordt vóór de afsluiting van de transactie onderworpen aan externe verificatie door een passende en onafhankelijke partij, met inbegrip van verificatie of de onderliggende blootstellingen in aanmerking komen voor kredietprotectie uit hoofde van de kredietprotectieovereenkomst.
  • 3. 
    De initiator stelt potentiële beleggers vóór de prijsstelling van de securitisatie een model van de kasstroom van de passiva ter beschikking dat de contractuele relatie tussen de onderliggende blootstellingen en de betalingsstromen tussen de initiator, de beleggers, andere derden en, in voorkomend geval, de SSPE nauwkeurig weergeeft, en stelt dit model na de prijsstelling doorlopend ter beschikking aan beleggers en op verzoek aan potentiële beleggers.
  • 4. 
    In het geval van een securitisatie waarvan de onderliggende blootstellingen woonkredieten of autoleningen of -leases zijn, maakt de initiator de beschikbare informatie over de milieuprestatie van de met dergelijke woonkredieten, autoleningen of -leases gefinancierde activa bekend, als onderdeel van de informatie die krachtens artikel 7, lid 1, eerste alinea, onder a), wordt verschaft.

In afwijking van de eerste alinea, kunnen initiators, vanaf 1 juni 2021, besluiten de beschikbare informatie bekend te maken over de belangrijkste ongunstige effecten van de activa die met de onderliggende blootstellingen worden gefinancierd, op de duurzaamheidsfactoren.

  • 5. 
    De initiator is verantwoordelijk voor de naleving van artikel 7. De krachtens artikel 7, lid 1, eerste alinea, onder a), verplichte informatie wordt vóór de prijsstelling aan potentiële beleggers, op hun verzoek, ter beschikking gesteld. De krachtens artikel 7, lid 1, eerste alinea, onder b) tot en met d), verplichte informatie wordt vóór de prijsstelling ten minste in ontwerp- of initiële vorm ter beschikking gesteld. De definitieve documentatie wordt uiterlijk 15 dagen na het afsluiten van de transactie ter beschikking gesteld aan beleggers.
  • 6. 
    Uiterlijk op 10 juli 2021 ontwikkelen de ETA’s, via het Gemengd Comité van de Europese toezichthoudende autoriteiten, ontwerpen van technische reguleringsnormen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van de Verordeningen (EU) nr. 1093/2010, (EU) nr. 1094/2010 en (EU) nr. 1095/2010, wat betreft inhoud, methoden en presentatie van de informatie als bedoeld in lid 4, tweede alinea, van dit artikel, met betrekking tot duurzaamheidsindicatoren in verband met ongunstige effecten op het klimaat en andere ongunstige milieu-, sociale en governance-gerelateerde effecten.

In voorkomend geval zijn de in de eerste alinea van dit lid bedoelde ontwerpen van technische reguleringsnormen een weerspiegeling van of gebaseerd op de technische reguleringsnormen die zijn ontwikkeld overeenkomstig de bevoegdheid die de ETA’s hebben gekregen in Verordening (EU) 2019/2088, met name artikel 2 bis, en de artikelen 4, lid 6 en 7, daarvan.

De Commissie is bevoegd deze verordening aan te vullen door de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van de Verordeningen (EU) nr. 1093/2010, (EU) nr. 1094/2010 en (EU) nr. 1095/2010 vast te stellen.

Artikel 26 sexies

Vereisten met betrekking tot de kredietprotectieovereenkomst, de externe verificatieagent en de synthetische overgebleven rentemarge

  • 1. 
    De kredietprotectieovereenkomst heeft op zijn minst betrekking op de volgende kredietgebeurtenissen:
 

a)

als de overdracht van risico geschiedt door middel van garanties, de kredietgebeurtenissen bedoeld in artikel 215, lid 1, onder a), van Verordening (EU) nr. 575/2013;

 

b)

als de overdracht van risico geschiedt door middel van kredietderivaten, de kredietgebeurtenissen bedoeld in artikel 216, lid 1, onder a), van Verordening (EU) nr. 575/2013.

Alle kredietgebeurtenissen worden gedocumenteerd.

Respijtmaatregelen in de zin van artikel 47 ter van Verordening (EU) nr. 575/2013 die op de onderliggende blootstellingen worden toegepast, sluiten niet uit dat in aanmerking komende kredietgebeurtenissen worden getriggerd.

  • 2. 
    De kredietprotectiebetaling na het zich voordoen van een kredietgebeurtenis wordt berekend op basis van het werkelijk door de initiator of de oorspronkelijke kredietverstrekker geleden gerealiseerd verlies, zoals herschikt in overeenstemming met hun standaardterugvorderingsbeleid en -procedures voor de desbetreffende soorten blootstellingen en opgenomen in hun financiële overzichten op het moment waarop de betaling wordt gedaan. De definitieve kredietprotectiebetaling is te betalen binnen een opgegeven periode na het einde van de schuldherschikking voor de desbetreffende onderliggende blootstelling wanneer de schuldherschikking is voltooid vóór de geplande wettelijke vervaldatum of vervroegde beëindiging van de kredietprotectieovereenkomst.

Een tussentijdse kredietprotectiebetaling wordt uiterlijk zes maanden nadat een kredietgebeurtenis als bedoeld in lid 1 zich heeft voorgedaan, gedaan in gevallen waarin de schuldherschikking van de verliezen voor de desbetreffende onderliggende blootstelling niet voltooid is tegen het einde van die periode van zes maanden. De tussentijdse kredietprotectiebetaling is ten minste het hoogste van:

 

a)

de verwachte verliespost die gelijk is aan de waardevermindering die door de initiator is opgenomen in zijn financiële overzichten overeenkomstig het toepasselijke boekhoudkundige kader op het moment waarop de tussentijdse betaling wordt gedaan, in de veronderstelling dat de kredietprotectieovereenkomst niet bestaat en geen verliezen dekt;

 

b)

indien van toepassing, de verwachte verliespost zoals bepaald overeenkomstig deel drie, titel II, hoofdstuk 3, van Verordening (EU) nr. 575/2013.

Wanneer een tussentijdse kredietprotectiebetaling wordt gedaan, wordt de in de eerste alinea bedoelde definitieve kredietprotectiebetaling gedaan om de tussentijdse verliesverrekening aan te passen aan het werkelijk geleden verlies.

De methode voor de berekening van tussentijdse en definitieve kredietprotectiebetalingen wordt gespecificeerd in de kredietprotectieovereenkomst.

De kredietprotectiebetaling staat in verhouding tot het aandeel van het uitstaande nominale bedrag van de overeenkomstige onderliggende blootstelling die door de kredietprotectieovereenkomst gedekt wordt.

Het recht van de initiator om de kredietprotectiebetaling te ontvangen is afdwingbaar. De bedragen die uit hoofde van de kredietprotectieovereenkomst door de beleggers moeten worden betaald, worden in de kredietprotectieovereenkomst duidelijk vastgelegd en beperkt. Die bedragen kunnen in alle omstandigheden worden berekend. In de kredietprotectieovereenkomst worden duidelijk de omstandigheden vastgelegd waarin de beleggers betalingen moeten doen. De in lid 4 bedoelde externe verificatieagent beoordeelt of die omstandigheden zich hebben voorgedaan.

Het bedrag van de kredietprotectiebetaling wordt berekend op het niveau van de afzonderlijke onderliggende blootstelling waarvoor een kredietgebeurtenis zich heeft voorgedaan.

  • 3. 
    In de kredietprotectieovereenkomst wordt de maximale verlengingsperiode vermeld die geldt voor de schuldherschikking voor de onderliggende blootstellingen in verband waarmee een kredietgebeurtenis als bedoeld in lid 1 zich heeft voorgedaan, maar waarbij de schuldherschikking niet was voltooid op de geplande wettelijke vervaldatum of vervroegde beëindiging van de kredietprotectieovereenkomst. Een dergelijke verlengingsperiode mag niet langer dan twee jaar duren. De kredietprotectieovereenkomst voorziet erin dat tegen het einde van die verlengingsperiode een definitieve kredietprotectiebetaling wordt gedaan op basis van de definitieve raming van het verlies van de initiator die door de initiator moet worden opgenomen in zijn financiële overzichten op dat moment in de veronderstelling dat de kredietprotectieovereenkomst niet bestaat en geen verliezen dekt.

In geval van een beëindiging van de kredietprotectieovereenkomst wordt de schuldherschikking voortgezet met betrekking tot alle uitstaande kredietgebeurtenissen die zich vóór die beëindiging hebben voorgedaan op dezelfde wijze als de wijze beschreven in de eerste alinea.

De kredietprotectiepremies die uit hoofde van de kredietprotectieovereenkomst moeten worden betaald, zijn gestructureerd als afhankelijk van het uitstaande nominale bedrag van de renderende gesecuritiseerde blootstellingen op het moment van de betaling en weerspiegelen het risico van de beschermde tranche. Hiertoe bepaalt de kredietprotectieovereenkomst geen gewaarborgde premies, premiebetalingen vooraf, kortingsmechanismen of andere mechanismen waardoor de werkelijke toewijzing van verliezen aan de beleggers kan worden vermeden of verminderd of waardoor een deel van de betaalde premies aan de initiator wordt gerestitueerd na de looptijd van de transactie.

In afwijking van de derde alinea van dit lid zijn, mits de staatssteunregels worden nageleefd, premiebetalingen vooraf toegestaan als de garantieregeling specifiek is voorzien in het nationale recht van een lidstaat en een tegengarantie geniet van een van de entiteiten opgesomd in artikel 214, lid 2, onder a) tot en met d), van Verordening (EU) nr. 575/2013.

In de transactiedocumentatie wordt beschreven hoe de kredietprotectiepremie en eventuele obligatiecoupons worden berekend met betrekking tot elke betaaldatum gedurende de volledige looptijd van de securitisatie.

De rechten van de beleggers om kredietprotectiepremies te ontvangen, zijn afdwingbaar.

  • 4. 
    De initiator wijst vóór de datum van afsluiting van de transactie een externe verificatieagent aan. De externe verificatieagent verifieert voor elk van de onderliggende blootstellingen waarvoor een kennisgeving van kredietgebeurtenis wordt gegeven, op zijn minst alle volgende elementen:
 

a)

dat de kredietgebeurtenis bedoeld in de kennisgeving van kredietgebeurtenis een kredietgebeurtenis is zoals gespecificeerd in de voorwaarden van de kredietprotectieovereenkomst;

 

b)

dat de onderliggende blootstelling in de referentieportefeuille was opgenomen op het moment dat de desbetreffende kredietgebeurtenis zich heeft voorgedaan;

 

c)

dat de onderliggende blootstelling aan de toelaatbaarheidscriteria voldeed op het moment dat deze in de referentieportefeuille werd opgenomen;

 

d)

dat, wanneer een onderliggende blootstelling aan de securitisatie werd toegevoegd als gevolg van een aanvulling, dergelijke aanvulling aan de aanvullingsvoorwaarden voldeed;

 

e)

dat het definitieve bedrag van het verlies overeenstemt met de verliezen die door de initiator zijn opgenomen in zijn winst- en verliesrekening;

 

f)

dat, op het moment dat de definitieve kredietprotectiebetaling wordt verricht, de verliezen in verband met de onderliggende blootstellingen correct zijn toegewezen aan de beleggers.

De externe verificatieagent is onafhankelijk van de initiator en beleggers en, in voorkomend geval, van de SSPE en heeft de aanstelling als externe verificatieagent uiterlijk op de datum van afsluiting van de transactie aanvaard.

De externe verificatieagent kan de verificatie op basis van een steekproef verrichten in plaats van op basis van elke afzonderlijke blootstelling waarvoor kredietprotectiebetaling wordt gevraagd. Indien beleggers niet tevreden zijn over de verificatie op basis van een steekproef, kunnen zij echter verzoeken om de verificatie van de toelaatbaarheid van een bepaalde onderliggende blootstelling.

De initiator neemt in de transactiedocumentatie een verbintenis op om de externe verificatieagent alle informatie te verstrekken die nodig is om de in de eerste alinea vastgestelde vereisten te verifiëren.

  • 5. 
    De initiator kan een transactie alleen vóór de geplande vervaldatum ervan beëindigen bij een van de volgende gebeurtenissen:
 

a)

de insolventie van de belegger;

 

b)

de niet-betaling door de belegger van bedragen die verschuldigd zijn op grond van de kredietprotectieovereenkomst of een schending door de belegger van een materiële verplichting die in de transactiedocumenten is vastgelegd;

 

c)

relevante regelgevingsgebeurtenissen, waaronder:

 

i)

relevante wijzigingen in het Unierecht of het nationaal recht, relevante wijzigingen door bevoegde autoriteiten van officieel gepubliceerde interpretaties van het Unierecht of het nationaal recht, in voorkomend geval, of relevante wijzigingen in de fiscale of boekhoudkundige behandeling van de transactie die een wezenlijk nadelig effect hebben op de economische efficiëntie van een transactie, in elk geval vergeleken met het bedrag dat was verwacht op het moment dat de transactie werd gesloten en die op dat moment redelijkerwijs niet konden worden verwacht;

 

ii)

een vaststelling door een bevoegde autoriteit dat de initiator of een met initiator verbonden onderneming geen aanzienlijke kredietrisico-overdracht in aanmerking mag nemen, of dat niet langer mag doen, overeenkomstig artikel 245, lid 2 of lid 3, van Verordening (EU) nr. 575/2013 met betrekking tot de securitisatie;

 

d)

de uitoefening van een optie om de transactie op een gegeven moment af te handelen (“time call”), wanneer de periode, gemeten vanaf de datum van afsluiting van de transactie, is gelijk aan of langer dan de gewogen gemiddelde levensduur van de initiële referentieportefeuille op de datum van afsluiting van de transactie;

 

e)

de uitoefening van een opschoon-calloptie zoals gedefinieerd in punt 1 van artikel 242 van Verordening (EU) nr. 575/2013;

 

f)

de belegger heeft, in het geval van niet-volgestorte kredietprotectie, niet langer de hoedanigheid van een in aanmerking komende protectiegever overeenkomstig de vereisten van lid 8.

In de transactiedocumentatie wordt vermeld of in de betrokken transactie callrechten als bedoeld onder d) en e) zijn opgenomen en hoe deze callrechten gestructureerd zijn.

Voor de toepassing van punt d) wordt de timecall niet gestructureerd om te vermijden dat verliezen worden toegewezen aan kredietverbeteringsposities of andere posities die door beleggers worden aangehouden, en niet anders gestructureerd om voor kredietverbetering te zorgen.

Als de timecall wordt uitgeoefend, delen initiators aan de bevoegde autoriteiten mee hoe er aan de in de tweede en de derde alinea bedoelde vereisten wordt voldaan en verstrekken een motivering voor het gebruik van de timecall en een aannemelijke uiteenzetting waaruit blijkt dat verslechtering van de kwaliteit van de onderliggende activa niet de reden is om de call uit te oefenen.

In het geval van volgestorte kredietprotectie worden bij beëindiging van de kredietprotectieovereenkomst zekerheden aan beleggers teruggegeven volgens de rangorde van de tranches, met inachtneming van de bepalingen van het toepasselijke insolventierecht, zoals van toepassing op de initiator.

  • 6. 
    Beleggers mogen een transactie vóór de geplande vervaldatum ervan niet beëindigen voor een andere reden dan niet-betaling van de kredietbeschermingspremie of een andere materiële inbreuk op de contractuele verplichtingen door de initiator.
  • 7. 
    De initiator kan synthetische overgebleven rentemarge toezeggen, die beschikbaar is als kredietverbetering voor de beleggers, wanneer aan alle volgende voorwaarden is voldaan:
 

a)

het bedrag van de synthetische overgebleven rentemarge dat de initiator toezegt te zullen gebruiken als kredietverbetering bij elke betalingsperiode is in de transactiedocumentatie vermeld en is uitgedrukt als een vast percentage van de totale uitstaande portefeuillebalans aan het begin van de desbetreffende betalingsperiode (vaste synthetische overgebleven rentemarge);

 

b)

de synthetische overgebleven rentemarge die niet wordt gebruikt om kredietverliezen te dekken die zich tijdens elke betalingsperiode voordoen, wordt aan de initiator gerestitueerd;

 

c)

voor initiators die gebruikmaken van de IRB-benadering bedoeld in artikel 143 van Verordening (EU) nr. 575/2013 is het totale gecommitteerde bedrag per jaar niet hoger dan de uit hoofde van de regelgeving verwachte verliesposten op één jaar op alle onderliggende blootstellingen voor dat jaar, berekend overeenkomstig artikel 158 van die verordening;

 

d)

voor initiators die geen gebruik maken van de IRB-benadering bedoeld in artikel 143 van Verordening (EU) nr. 575/2013 is de berekening van de verwachte verliesposten op één jaar van de onderliggende portefeuille duidelijk bepaald in de transactiedocumentatie;

 

e)

de transactiedocumentatie vermeldt de in dit lid vastgestelde voorwaarden.

  • 8. 
    Een kredietprotectieovereenkomst neemt de vorm aan van:
 

a)

een garantie die voldoet aan de vereisten vastgelegd in deel drie, titel II, hoofdstuk 4, van Verordening (EU) nr. 575/2013, op basis waarvan het kredietrisico wordt overgedragen aan een van de entiteiten opgenomen in artikel 214, lid 2, onder a) tot en met d), van Verordening (EU) nr. 575/2013, op voorwaarde dat de blootstellingen aan de belegger in aanmerking komen voor een risicogewicht van 0 % op grond van hoofdstuk 2 van titel II van deel drie van die verordening;

 

b)

een garantie die voldoet aan de vereisten vastgelegd in deel drie, titel II, hoofdstuk 4, van Verordening (EU) nr. 575/2013, die een tegengarantie geniet van een van de entiteiten bedoeld in punt a) van dit lid, of

 

c)

andere niet in punt a) en b) bedoelde kredietprotectie in de vorm van een garantie, een kredietderivaat of een credit linked note die voldoet aan de vereisten vastgelegd in artikel 249 van Verordening (EU) nr. 575/2013, op voorwaarde dat de verplichtingen van de belegger zijn veiliggesteld door een zekerheid die voldoet aan de vereisten van de leden 9 en 10 van dit artikel.

  • 9. 
    Een in lid 8, onder c), bedoelde andere kredietprotectie voldoet aan de volgende vereisten:
 

a)

het recht van de initiator om de zekerheid te gebruiken om aan de protectiebetalingsverplichtingen van de beleggers te voldoen, is afdwingbaar en de afdwingbaarheid van dat recht is verzekerd door middel van passende zekerheidsregelingen;

 

b)

het recht van de beleggers tot restitutie van zekerheden die niet zijn gebruikt om aan de protectiebetalingsverplichtingen te voldoen, is, wanneer de securitisatie afgewikkeld is of naarmate de tranches worden afgelost, afdwingbaar;

 

c)

in de transactiedocumentatie worden, als de zekerheid in effecten wordt belegd, de toelaatbaarheidscriteria en bewaarregeling voor die effecten vermeld.

In de transactiedocumentatie wordt vermeld of beleggers blootgesteld blijven aan het kredietrisico van de initiator.

De initiator verkrijgt een advies van een gekwalificeerde juridisch adviseur waarin de afdwingbaarheid van de kredietprotectie in alle relevante rechtsgebieden wordt bevestigd.

  • 10. 
    Wanneer een andere kredietprotectie wordt verstrekt overeenkomstig lid 8, onder c), van dit artikel, doen de initiator en de belegger een beroep op een zekerheid van hoge kwaliteit, die een van de volgende zekerheden is:
 

a)

zekerheid in de vorm van 0 % risicogewogen schuldtitels bedoeld in hoofdstuk 2 van titel II van deel drie van Verordening (EU) nr. 575/2013 die aan alle volgende voorwaarden voldoen:

 

i)

die schuldtitels hebben een resterende maximale looptijd van drie maanden die niet langer is dan de resterende tijd tot de volgende betalingsdatum;

 

ii)

die schuldtitels kunnen in contanten worden afgelost voor een bedrag dat gelijk is aan het uitstaande saldo van de beschermde tranche;

 

iii)

die schuldtitels worden aangehouden door een bewaarnemer die onafhankelijk van de initiator en de beleggers is;

 

b)

zekerheid in de vorm van contanten die worden aangehouden bij een derde kredietinstelling met een kredietkwaliteitscategorie 3 of hoger in lijn met de mapping bepaald in artikel 136 van Verordening (EU) nr. 575/2013 wordt vereist.

In afwijking van de eerste alinea van dit lid kan, onder voorbehoud van de uitdrukkelijke toestemming van de belegger in de definitieve transactiedocumentatie nadat hij zijn due diligence volgens artikel 5 van deze Verordening heeft uitgevoerd met inbegrip van een beoordeling van elke relevante blootstelling aan tegenpartijkredietrisico, alleen de initiator een beroep doen op zekerheden van hoge kwaliteit in de vorm van contanten in deposito bij de initiator, of een met de initiator verbonden onderneming, indien de initiator of een van de met de initiator verbonden ondernemingen in aanmerking komt als minimum voor kredietkwaliteitscategorie 2 in lijn de met de mapping bepaald in artikel 136 van Verordening (EU) nr. 575/2013 wordt vereist.

De op grond van artikel 29, lid 5, aangewezen bevoegde autoriteiten kunnen, na raadpleging van de EBA, zekerheden toestaan in de vorm van contanten in deposito bij de initiator, of een met de initiator verbonden onderneming, indien de initiator of een van de met de initiator verbonden ondernemingen in aanmerking komt voor kredietkwaliteitscategorie 3, op voorwaarde dat marktproblemen, objectieve belemmeringen in verband met de kredietkwaliteitscategorie die aan de lidstaat van de instelling is toegekend of significante potentiële concentratieproblemen in de betrokken lidstaat als gevolg van de toepassing van de in de tweede alinea bedoelde minimumvereiste van kredietkwaliteitscategorie 2 kunnen worden gedocumenteerd.

Wanneer de derde kredietinstelling, de initiator of een van de met de initiator verbonden ondernemingen niet langer in aanmerking komt voor de minimale kredietkwaliteitscategorie, wordt de zekerheid binnen negen maanden overgedragen aan een derde kredietinstelling met kredietkwaliteitscategorie 3 of hoger, of belegd in schuldtitels die voldoen aan de criteria van punt a) van de eerste alinea.

De in dit lid vastgelegde vereisten worden geacht te zijn vervuld in geval van beleggingen in credit linked notes die door de initiator zijn uitgegeven, overeenkomstig artikel 218 van Verordening (EU) nr. 575/2013.

De EBA monitort de toepassing van de praktijken inzake zekerheidsstelling uit hoofde van dit artikel, met bijzondere aandacht voor het tegenpartijkredietrisico en andere economische en financiële risico’s voor beleggers die uit dergelijke zekerheidsstellingspraktijken voortvloeien.

De EBA dient uiterlijk op 10 april 2023 een verslag over haar bevindingen in bij de Commissie.

Uiterlijk op 10 oktober 2023 dient de Commissie op basis van dat EBA-verslag bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de toepassing van dit artikel, met bijzondere aandacht voor het risico van een buitensporige opbouw van tegenpartijkredietrisico in het financiële stelsel, in voorkomend geval vergezeld van een wetgevingsvoorstel tot wijziging van dit artikel.”.

 

11)

Artikel 27 wordt als volgt gewijzigd:

 

a)

in lid 1 worden de eerste en tweede alinea vervangen door:

“De initiators en sponsors stellen de ESMA door middel van de in lid 7 van dit artikel bedoelde template gezamenlijk ervan in kennis of een securitisatie voldoet aan de vereisten van de artikelen 19 tot en met 22, de artikelen 23 tot en met 26 of de artikelen 26 bis tot en met 26 sexies (“STS-kennisgeving”). In geval van een ABCP-programma is alleen de sponsor verantwoordelijk voor de kennisgeving van dat programma en, binnen dat programma, voor de ABCP-transacties die voldoen aan artikel 24. In geval van synthetische securitisatie is alleen de initiator verantwoordelijk voor de kennisgeving.

De STS-kennisgeving omvat uitleg van de initiator en de sponsor over de wijze waarop er is voldaan aan elk van de STS-criteria in de artikelen 20 tot en met 22, in de artikelen 24 tot en met 26 of in de artikelen 26 ter tot en met 26 sexies.”;

 

b)

lid 2 wordt als volgt gewijzigd:

 

i)

in de eerste alinea wordt de eerste zin vervangen door:

“De initiator, sponsor of SSPE kan gebruikmaken van de diensten van een derde partij waaraan krachtens artikel 28 vergunning is verleend om te beoordelen of een securitisatie aan de artikelen 19 tot en met 22, aan de artikelen 23 tot en met 26 of aan de artikelen 26 bis tot en met 26 sexies voldoet.”;

 

ii)

in de tweede alinea wordt de eerste zin vervangen door:

“Indien de initiator, de sponsor of de SSPE gebruikmaakt van de diensten van een derde partij waaraan krachtens artikel 28 vergunning is verleend om te beoordelen of een securitisatie aan de artikelen 19 tot en met 22, aan de artikelen 23 tot en met 26 of aan de artikelen 26 bis tot en met 26 sexies voldoet, omvat de STS-kennisgeving een verklaring dat vervulling van de STS-criteria is bevestigd door die derde partij waaraan vergunning is verleend.”;

 

c)

lid 4 wordt vervangen door:

“4.   De initiator en, in voorkomend geval, de sponsor stellen de ESMA onmiddellijk in kennis en informeren hun bevoegde autoriteit onmiddellijk wanneer een securitisatie niet langer aan de vereisten van de artikelen 19 tot en met 22, de artikelen 23 tot en met 26 of de artikelen 26 bis tot en met 26 sexies voldoet.”;

 

d)

in lid 5 wordt de eerste zin vervangen door:

“De ESMA houdt op haar officiële website een lijst bij van alle securitisaties waarvoor de initiators en de sponsors aan haar kennisgeving hebben gedaan dat ze aan de vereisten van de artikelen 19 tot en met 22, de artikelen 23 tot en met 26 of de artikelen 26 bis tot en met 26 sexies voldoen.”;

 

e)

in lid 6 wordt de tweede alinea vervangen door:

“De ESMA dient die ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 10 oktober 2021 bij de Commissie in.”;

 

f)

in lid 7 wordt de tweede alinea vervangen door:

“De ESMA dient die ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 10 oktober 2021 bij de Commissie in.”.

 

12)

In artikel 28, lid 1, wordt de eerste zin vervangen door:

“1.   Aan een derde partij als bedoeld in artikel 27, lid 2, wordt door de bevoegde autoriteit vergunning verleend om te beoordelen of securitisaties aan de STS-criteria van de artikelen 19 tot en met 22, van de artikelen 23 tot en met 26 of van de artikelen 26 bis tot en met 26 sexies voldoen.”.

 

13)

In artikel 29, lid 5, wordt de tweede zin vervangen door:

“De lidstaten brengen de Commissie en de ESMA uiterlijk op 10 oktober 2021 op de hoogte van de aanwijzing van bevoegde autoriteiten krachtens dit lid. Totdat een bevoegde autoriteit is aangewezen om toezicht te houden op de naleving van de vereisten van de artikelen 26 bis tot en met 26 sexies, houdt de bevoegde autoriteit die is aangewezen om toezicht te houden op de naleving van de vereisten van de artikelen 18 tot en met 27 van toepassing op 8 april 2021 ook toezicht op de naleving van de vereisten van de artikelen 26 bis tot en met 26 sexies.”.

 

14)

Artikel 30, lid 2, wordt als volgt gewijzigd:

 

a)

punt a) wordt vervangen door:

 

“a)

de processen en mechanismen om het materieel netto economisch belang doorlopend correct te meten en te handhaven overeenkomstig artikel 6, lid 1, en de verzameling en tijdige openbaarmaking van alle informatie die beschikbaar moet worden gesteld overeenkomstig artikel 7;”;

 

b)

het volgende punt wordt ingevoegd:

 

“a bis)

voor blootstellingen die geen deel zijn van een NPE-securitisatie:

 

i)

de kredietverleningscriteria die op renderende blootstellingen worden toegepast overeenkomstig artikel 9;

 

ii)

de deugdelijke selectie- en prijsstellingsnormen die worden toegepast op onderliggende blootstellingen die niet-renderende blootstellingen zijn als bedoeld in artikel 9, lid 1, tweede alinea;”;

 

c)

de volgende punten worden toegevoegd:

 

“d)

voor NPE-securitisaties, de processen en mechanismen om de naleving te waarborgen van artikel 9, lid 1, ter voorkoming van misbruik van de in artikel 9, lid 1, tweede alinea, bedoelde afwijking;

 

e)

voor eenvoudige, transparante en gestandaardiseerde on-balance-sheet securitisaties, de processen en mechanismen om de naleving te waarborgen van de artikelen 26 ter tot en met 26 sexies;”.

 

15)

Artikel 31 wordt vervangen door:

“Artikel 31

Macroprudentieel toezicht op de securitisatiemarkt

  • 1. 
    Binnen de grenzen van zijn mandaat is het ESRB verantwoordelijk voor het macroprudentieel toezicht op de securitisatiemarkt van de Unie.
  • 2. 
    Teneinde bij te dragen aan de voorkoming of beperking van systeemrisico’s voor de financiële stabiliteit in de Unie welke voortkomen uit ontwikkelingen binnen het financiële stelsel houdt het ESRB, rekening houdend met de macro-economische ontwikkelingen, om aldus perioden van wijdverbreide financiële onrust te voorkomen, voortdurend toezicht op de ontwikkelingen in de securitisatiemarkten. Indien het ESRB dat noodzakelijk acht, en ten minste om de drie jaar, brengt het in samenwerking met de EBA een verslag uit over de implicaties van de securitisatiemarkt voor de financiële stabiliteit, dit om risico’s voor de financiële stabiliteit onder de aandacht te brengen.
  • 3. 
    Onverminderd lid 2 van dit artikel en het in artikel 44 bedoelde verslag, publiceert het ESRB, in nauwe samenwerking met de ETA's, uiterlijk op 31 december 2022 een verslag waarin de effecten van de introductie van eenvoudige, transparante en gestandaardiseerde on-balance-sheet securitisaties op de financiële stabiliteit worden beoordeeld, alsmede de potentiële systeemrisico’s, bijvoorbeeld risico’s als gevolg van concentraties en onderlinge verbondenheid van niet-publieke kredietprotectiegevers.

In het in de eerste alinea bedoelde ESRB-verslag wordt rekening gehouden met de specifieke kenmerken van synthetische securitisaties, met name het feit dat deze op de financiële markten doorgaans op maat worden gemaakt en particulier van aard zijn, en wordt onderzocht of de behandeling van eenvoudige, transparante en gestandaardiseerde on-balance-sheet securitisaties echt bijdraagt tot een algemene risicoverlaging in het financiële stelsel en een betere financiering van de reële economie.

Bij de opstelling van dit verslag maakt het ESRB gebruik van diverse relevante gegevensbronnen, zoals:

 

a)

door de bevoegde instanties verzamelde data overeenkomstig artikel 7, lid 1;

 

b)

het resultaat van toetsingen die zijn verricht door de bevoegde autoriteiten overeenkomstig artikel 30, lid 2, en

 

c)

gegevens die worden bewaard in securitisatieregisters overeenkomstig artikel 10.

  • 4. 
    Overeenkomstig artikel 16 van Verordening (EU) nr. 1092/2010 geeft het ESRB waarschuwingen en doet het, waar passend, aanbevelingen voor het nemen van corrigerende maatregelen ten aanzien van de in leden 2 en 3 van dit artikel bedoelde risico’s, mede in verband met de vraag of het passend is om de risicobehoudsniveaus te wijzigen, of in verband met andere macroprudentiële maatregelen.

Binnen drie maanden na de datum van toezending van de aanbeveling deelt de geadresseerde van de aanbeveling overeenkomstig artikel 17 van Verordening (EU) nr. 1092/2010, aan het Europees Parlement, de Raad, de Commissie en het ESRB mee welke maatregelen er in respons op de aanbevelingen zijn genomen, en verstrekt hij een passende motivering ingeval geen actie is ondernomen.”.

 

16)

Artikel 32 wordt als volgt gewijzigd:

 

a)

in lid 1 wordt punt e) vervangen door:

 

“e)

“een securitisatie als STS is aangemerkt en een initiator, een sponsor of een SSPE van die securitisatie niet hebben voldaan aan de vereisten van de artikelen 19 tot en met 22, van de artikelen 23 tot en met 26 of van de artikelen 26 bis tot en met 26 sexies;”;

 

b)

lid 2 wordt als volgt gewijzigd:

 

i)

punt d) wordt vervangen door:

 

“d)

in geval van een inbreuk als bedoeld in lid 1, eerste alinea, onder e) of f), van dit artikel, een tijdelijk verbod om de initiator en de sponsor te beletten er op grond van artikel 27, lid 1, kennisgeving van te doen dat een securitisatie voldoet aan de vereisten van de artikelen 19 tot en met 22, van de artikelen 23 tot en met 26 of van de artikelen 26 bis tot en met 26 sexies;”;

 

ii)

punt h) wordt vervangen door:

 

“h)

in geval van een in lid 1, eerste alinea, onder h), van dit artikel bedoelde inbreuk, een tijdelijke intrekking van de in artikel 28 bedoelde vergunning van de derde partij om te beoordelen of een securitisatie voldoet aan de artikelen 19 tot en met 22, aan de artikelen 23 tot en met 26 of aan de artikelen 26 bis tot en met 26 sexies.”.

 

17)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

“Artikel 43 bis

Overgangsbepalingen voor eenvoudige, transparante en gestandaardiseerde on-balance-sheet securitisaties

  • 1. 
    Met betrekking tot synthetische securitisaties waarvoor de kredietprotectieovereenkomst van kracht is geworden vóór 9 april 2021, mogen initiators en SSPE’s de aanduiding “STS” of “eenvoudig, transparant en gestandaardiseerd”, of een aanduiding die direct of indirect hiernaar verwijst, alleen gebruiken indien aan de vereisten van artikel 18 en aan de voorwaarden van lid 3 van dit artikel wordt voldaan op het moment van de in artikel 27, lid 1, bedoelde kennisgeving.
  • 2. 
    Tot de datum waarop de in artikel 27, lid 6, bedoelde technische reguleringsnormen van toepassing worden, stellen de initiators, met het oog op de in artikel 27, lid 1, vastgelegde verplichting, de noodzakelijke informatie schriftelijk ter beschikking van de ESMA.
  • 3. 
    Securitisaties waarvan de initiële securitisatieposities worden gecreëerd vóór 9 april 2021, worden beschouwd als “STS”, mits zij:
 

a)

op het tijdstip van de creatie van de initiële securitisatieposities voldeden aan de vereisten van artikel 26 ter, leden 1 tot en met 5, 7 tot en met 9, en 11 en 12, artikel 26 quater, leden 1 en 3, artikel 26 sexies, lid 1, artikel 26 sexies, lid 2, eerste alinea, artikel 26 sexies, lid 3, derde en vierde alinea, en artikel 26 sexies, leden 6 tot en met 9, en

 

b)

op het tijdstip van de kennisgeving op grond van artikel 27, lid 1, voldoen aan de vereisten van artikel 26 ter, leden 6 en 10, artikel 26 quater, leden 2 en 4 tot en met 10, artikel 26 quinquies, leden 1 tot en met 5, en artikel 26 sexies, lid 2, tweede tot en met zevende alinea, artikel 26 sexies, lid 3, eerste, tweede en vijfde alinea, en artikel 26 sexies, leden 4 en 5.

  • 4. 
    Voor de toepassing van lid 3, onder b), van dit artikel geldt het volgende:
 

a)

in artikel 26 quinquies, lid 2, wordt “vóór de afsluiting van de transactie” gelezen als “vóór kennisgeving op grond van artikel 27, lid 1”;

 

b)

in artikel 26 quinquies, lid 3, wordt “vóór de prijsstelling van de securitisatie” gelezen als “vóór kennisgeving op grond van artikel 27, lid 1”;

 

c)

in artikel 26 quinquies, lid 5:

 

i)

wordt in de tweede zin “vóór de prijsstelling” gelezen als “vóór kennisgeving op grond van artikel 27, lid 1”;

 

ii)

wordt “vóór de prijsstelling ten minste in ontwerp- of initiële vorm” gelezen als “vóór kennisgeving op grond van artikel 27, lid 1”;

 

iii)

is de vereiste in de vierde zin niet van toepassing;

 

iv)

worden verwijzingen naar de naleving van artikel 7 zo geïnterpreteerd dat artikel 7, niettegenstaande artikel 43, lid 1, op deze securitisaties van toepassing is.”.

 

18)

Artikel 44 wordt als volgt gewijzigd:

 

a)

aan het eerste lid wordt het volgende punt toegevoegd:

 

“e)

de geografische locatie van SSPE’s.”;

 

b)

het volgend lid wordt toegevoegd:

“Op basis van de informatie die om de drie jaar aan haar wordt verstrekt op grond van punt e), verstrekt de Commissie een beoordeling van de redenen voor de locatiekeuze, waarbij ook wordt onderzocht, onder voorbehoud van de beschikbaarheid en toegankelijkheid van informatie, in welke mate het bestaan van een gunstig belastingstelsel en gunstige regelgeving een cruciale rol heeft gespeeld.”.

 

19)

Artikel 45 wordt geschrapt.

 

20)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

“Artikel 45 bis

Ontwikkeling van een duurzaam securitisatiekader

  • 1. 
    Uiterlijk op 1 november 2021 publiceert de EBA, in nauwe samenwerking met de ESMA en de Eiopa, een verslag over de ontwikkeling van een specifiek duurzaam securitisatiekader met het oog op de integratie van duurzaamheidsgerelateerde transparantievereisten in deze verordening. In dat verslag wordt met name het volgende terdege beoordeeld:
 

a)

de tenuitvoerlegging van evenredige openbaarmakings- en duediligencevereisten met betrekking tot mogelijke gunstige en ongunstige effecten van de door onderliggende blootstellingen gefinancierde activa op duurzaamheidsfactoren;

 

b)

de inhoud, methoden en presentatie van de informatie met betrekking tot duurzaamheidsfactoren in verband met gunstige en ongunstige effecten op milieu-, sociale en governance-gerelateerde kwesties;

 

c)

hoe een specifiek duurzaam securitisatiekader invoeren dat een weerspiegeling is van of gebaseerd is op financiële producten die vallen onder de artikelen 8 en 9 van Verordening (EU) 2019/2088, en in voorkomend geval rekening houdt met Verordening (EU) 2020/852 van het Europees Parlement en de Raad (*);

 

d)

mogelijke effecten van een duurzaam securitisatiekader op de financiële stabiliteit, de opschaling van de securitisatiemarkt van de Unie en van de kredietverleningscapaciteit van banken.

  • 2. 
    Bij de opstelling van het in lid 1 van dit artikel bedoelde verslag, spiegelt de EBA zich aan, of baseert zij zich op, indien van toepassing, de transparantievereisten van de artikelen 3, 4, 7, 8, en 9, van Verordening (EU) 2019/2088 en verzoekt het Europees Milieuagentschap en het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek van de Europese Commissie om bijdragen.
  • 3. 
    In samenhang met het beoordelingsverslag krachtens artikel 46, dient de Commissie, op basis van het in lid 1 van dit artikel genoemde verslag van de EBA, bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de instelling van een specifiek kader voor duurzame securitisatie. Het verslag van de Commissie is, in voorkomend geval, vergezeld van een wetgevingsvoorstel.

(*)  Verordening (EU) 2020/852 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2020 betreffende de totstandbrenging van een kader ter bevordering van duurzame beleggingen en tot wijziging van Verordening (EU) 2019/2088 (PB L 198 van 22.6.2020, blz. 13).”."

 

21)

In artikel 46 wordt de tweede alinea als volgt gewijzigd:

 

a)

punt f) wordt vervangen door:

 

“f)

de uitvoering van de vereisten van artikel 22, lid 4, en artikel 26 quinquies, lid 4, en of deze kunnen worden uitgebreid tot securitisaties waarvan de onderliggende blootstellingen geen woonkredieten of autoleningen of -leases zijn, met het oog op de integratie van de openbaarmaking van ecologische, sociale en governanceaspecten;”;

 

b)

het volgende punt wordt toegevoegd:

 

“i)

de mogelijkheden voor verdere standaardiserings- en openbaarmakingsvereisten in het licht van de evoluerende marktpraktijken, namelijk door het gebruik van templates, zowel voor traditionele als voor synthetische securitisaties, inclusief voor op maat gesneden, particuliere securitisaties waarvoor geen prospectus moet worden opgesteld in naleving van Verordening (EU) 2017/1129 van het Europees Parlement en de Raad (*).

(*)  Verordening (EU) 2017/1129 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2017 betreffende het prospectus dat moet worden gepubliceerd wanneer effecten aan het publiek worden aangeboden of tot de handel op een gereglementeerde markt worden toegelaten en tot intrekking van Richtlijn 2003/71/EG (PB L 168 van 30.6.2017, blz. 12).”."

Artikel 2

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 31 maart 20210

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

D.M. SASSOLI

Voor de Raad

De voorzitter

A.P. ZACARIAS

 

  • (3) 
    Standpunt van het Europees Parlement van 25 maart 2021 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 30 maart 2021.
  • (4) 
    Verordening (EU) 2017/2402 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 tot vaststelling van een algemeen kader voor securitisatie en tot instelling van een specifiek kader voor eenvoudige, transparante en gestandaardiseerde securitisatie, en tot wijziging van de Richtlijnen 2009/65/EG, 2009/138/EG en 2011/61/EU en de Verordeningen (EG) nr. 1060/2009 en (EU) nr. 648/2012 (PB L 347 van 28.12.2017, blz. 35).
  • (5) 
    Zie in het bijzonder de Conclusies van de Raad van 8 november 2016 inzake de criteria en het proces voor de opstelling van de EU-lijst van niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden en met name de Bijlage (PB C 461 van 10.12.2016, blz. 2) en de Conclusies van de Raad over de herziene EU-lijst van jurisdicties die niet-coöperatief zijn op belastinggebied (PB C 66 van 26.2.2021, blz. 40).
  • (6) 
    Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/78/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 12).
  • (7) 
    Advies van de Europese Bankautoriteit aan de Europese Commissie over de regelgevingsbehandeling van de securitisatie van niet-renderende blootstellingen, EBA-OP-2019-13, van 23 oktober 2019.
  • (8) 
    Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 1).
  • (9) 
    Verordening (EU) nr. 1092/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 betreffende macroprudentieel toezicht van de Europese Unie op het financiële stelsel en tot oprichting van een Europees Comité voor systeemrisico’s (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 1).
  • Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/77/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 84).
  • Verordening (EU) nr. 1094/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/79/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 48).
  • Verordening (EU) 2019/2088 van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2019 betreffende informatieverschaffing over duurzaamheid in de financiëledienstensector (PB L 317 van 9.12.2019, blz. 1).
 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.