Besluit 2020/2186 - Standpunt EU in het Gemengd Comité dat is ingesteld bij het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de EU en Euratom, wat betreft praktische werkafspraken voor de uitoefening van de rechten van vertegenwoordigers van de Unie

1.

Wettekst

23.12.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 435/65

 

BESLUIT (EU) 2020/2186 VAN DE RAAD

van 17 december 2020

over het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in het Gemengd Comité dat is ingesteld bij het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, wat betreft praktische werkafspraken voor de uitoefening van de rechten van vertegenwoordigers van de Unie

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 50, lid 2,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 218, lid 9,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (“het terugtrekkingsakkoord”) is op 30 januari 2020 door de Unie gesloten bij Besluit (EU) 2020/135 van de Raad (1) en is op 1 februari 2020 in werking getreden.

 

(2)

Artikel 166 van het terugtrekkingsakkoord geeft het bij artikel 164 van het terugtrekkingsakkoord ingestelde Gemengd Comité (“het Gemengd Comité”) de bevoegdheid om besluiten vast te stellen over alle aangelegenheden waarvoor het terugtrekkingsakkoord daarin voorziet. Het Protocol inzake Ierland/Noord-Ierland (“het protocol”) maakt integraal deel uit van het terugtrekkingsakkoord.

 

(3)

Artikel 12, lid 2, bepaalt dat de Unie het recht heeft aanwezig te zijn tijdens alle activiteiten van de autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot de uitvoering en toepassing van bepalingen van het recht van de Unie die krachtens dit protocol van toepassing zijn geworden alsmede activiteiten in verband met de uitvoering en toepassing van artikel 5 van het protocol. Het voorziet in het bijzonder in het recht om de autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk te vragen informatie over dergelijke activiteiten te geven en controlemaatregelen uit te voeren.

 

(4)

Artikel 12, lid 3, van het protocol voorziet in een besluit van het Gemengd Comité tot vaststelling van de praktische werkafspraken voor de uitoefening van de uit hoofde van het protocol in dit verband verleende rechten. Deze werkafspraken moeten ervoor zorgen dat de vertegenwoordigers van de Unie de in artikel 12, lid 2, van het protocol vastgelegde rechten daadwerkelijk kunnen uitoefenen.

 

(5)

Bij de aanwezigheid van de Unie waarin het protocol voorziet, dient rekening te worden gehouden met de unieke omstandigheden op het eiland Ierland en de vertegenwoordigers van de Unie moeten bij de uitoefening van hun rechten voldoende oog hebben voor de eerbiediging van de buitenlandse soevereiniteit en in het bijzonder ook voor het Goede Vrijdagakkoord of akkoord van Belfast van 10 april 1998.

 

(6)

Het is passend het standpunt te bepalen dat namens de Unie moet worden ingenomen in het Gemengd Comité,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het standpunt dat namens de Unie in het bij artikel 164 van het terugtrekkingsakkoord ingestelde Gemengd Comité moet worden ingenomen met betrekking tot de praktische werkafspraken voor de uitoefening van de rechten van vertegenwoordigers van de Unie als bedoeld in artikel 12, lid 2, van het protocol, wordt gebaseerd op het bij dit voorstel gevoegde ontwerpbesluit van het Gemengd Comité.

Artikel 2

Het besluit van het gemengd comité wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 17 december 2020.

Voor de Raad

De voorzitter

  • S. 
    SCHULZE
 

  • (1) 
    Besluit (EU) 2020/135 van de Raad van 30 januari 2020 betreffende de sluiting van het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (PB L 29 van 31.1.2020, blz. 1).
 

ONTWERP

BESLUIT Nr. …/2020 VAN HET BIJ HET AKKOORD INZAKE DE TERUGTREKKING VAN HET VERENIGD KONINKRIJK VAN GROOT-BRITTANNIË EN NOORD-IERLAND UIT DE EUROPESE UNIE EN DE EUROPESE GEMEENSCHAP VOOR ATOOMENERGIE INGESTELDE GEMENGD COMITÉ

van …

tot vaststelling van de praktische werkafspraken voor de uitoefening van de rechten van vertegenwoordigers van de Unie als bedoeld in artikel 12, lid 2, van het Protocol inzake Ierland/Noord-Ierland

HET GEMENGD COMITÉ

Gezien het bij het Akkoord over de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie gevoegde Protocol inzake Ierland/Noord-Ierland en met name artikel 12, lid 3,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp

  • 1. 
    Bij dit besluit worden de praktische werkafspraken voor de uitoefening van de rechten van de Unie, via haar vertegenwoordigers, als bedoeld in artikel 12, lid 2, van het Protocol inzake Ierland/Noord-Ierland (“het protocol”) vastgesteld.
  • 2. 
    In dit besluit wordt onder “onder dit besluit vallende activiteiten” verstaan alle activiteiten van de autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot de uitvoering en toepassing van bepalingen van het recht van de Unie die krachtens het protocol van toepassing zijn geworden, alsmede activiteiten in verband met de uitvoering en toepassing van artikel 5 van het protocol, inclusief op grond daarvan door het Gemengd Comité vastgestelde besluiten, overeenkomstig artikel 12, lid 2, van het protocol.

Artikel 2

Vertegenwoordigers van de Unie

  • 1. 
    De Unie ziet erop toe dat haar vertegenwoordigers die de rechten uit hoofde van artikel 12, lid 2, van het protocol uitoefenen, te goeder trouw handelen en nauw samenwerken met de autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk die onder dit besluit vallende activiteiten uitvoeren, en dat zij nauw met hen communiceren.
  • 2. 
    Vertegenwoordigers van de Unie die de rechten uit hoofde van artikel 12, lid 2, van het protocol uitoefenen, mogen geen activiteiten ontplooien die geen verband houden met de uitoefening van die rechten.
  • 3. 
    Vertegenwoordigers van de Unie houden bij de uitoefening van hun recht om aanwezig te zijn rekening met de richtsnoeren die hun door de autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk zijn meegedeeld met betrekking tot hun veiligheid en de veiligheid van anderen. Zij nemen alle vereisten in acht die wettelijk zijn opgelegd door de voor rechtshandhaving bevoegde autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk krachtens titel XII en titel XIII (artikelen 120 en 121) van deel drie van het terugtrekkingsakkoord.
  • 4. 
    De Unie ziet erop toe dat haar vertegenwoordigers informatie waarvan zij kennis hebben door de uitoefening van de rechten uit hoofde van artikel 12, lid 2, van het protocol, niet delen met anderen dan de instellingen, organen en instanties van de Unie en de autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk, tenzij een bevoegde instelling, orgaan of instantie van de Unie hiervoor toestemming heeft verleend.
  • 5. 
    Vertegenwoordigers van de Unie hebben het recht om bij de onder dit besluit vallende activiteiten in het Verenigd Koninkrijk aanwezig te zijn, inclusief op alle plaatsen waar goederen of dieren Noord-Ierland via havens of luchthavens binnenkomen of verlaten. Vertegenwoordigers van de Unie mogen alleen in artikel 3, lid 1, bedoelde faciliteiten betreden wanneer de vertegenwoordigers van het Verenigd Koninkrijk aanwezig zijn en deze gebruiken voor de uitvoering van onder dit besluit vallende activiteiten, of als een faciliteit anderszins operationeel moet zijn voor dat doel. Vertegenwoordigers van de Unie mogen elke vertegenwoordiger van het Verenigd Koninkrijk vergezellen wanneer deze een onder dit besluit vallende activiteit uitvoert, inclusief bij inspecties van andere dan de in de vorige zin bedoelde locaties.
  • 6. 
    Het Verenigd Koninkrijk faciliteert de aanwezigheid van vertegenwoordigers van de Unie die de onder artikel 12, lid 2, van het protocol bedoelde rechten uitoefenen en stelt alle uitrusting, infrastructuur en andere faciliteiten ter beschikking die nodig zijn voor de uitvoering van hun taken, zoals goed uitgeruste werkstations en adequate IT-verbindingen.
  • 7. 
    De archieven van de Unie met informatie over alle onder dit besluit vallende activiteiten zijn onschendbaar.
  • 8. 
    In het Verenigd Koninkrijk aanwezige vertegenwoordigers van de Unie mogen niet worden verhinderd zich vrij in het Verenigd Koninkrijk te verplaatsen voor de uitoefening van de rechten uit hoofde van artikel 12, lid 2, van het protocol.
  • 9. 
    Bij de uitoefening van de rechten uit hoofde van artikel 12, lid 2, van het protocol dragen vertegenwoordigers van de Unie een identiteitsbewijs bij zich met hun foto, naam, functie en instelling, orgaan of instantie van de Unie. De Unie geeft dergelijke identiteitskaarten af op basis van een model dat de Unie uiterlijk een maand na de inwerkingtreding van dit besluit met het Verenigd Koninkrijk deelt.
  • 10. 
    Na aankomst op een plaats waar rechten uit hoofde van artikel 12, lid 2, van het protocol worden uitgeoefend, vertoont elke vertegenwoordiger van de Unie het in lid 9 bedoelde identiteitsbewijs. Met inachtneming van lid 3 wordt die vertegenwoordiger van de Unie, zodra diens identiteit naar behoren is vastgesteld, onmiddellijk toegang tot de faciliteit verleend.
  • 11. 
    Vertegenwoordigers van de Unie hebben het recht zonder voorafgaande kennisgeving of goedkeuring naar het Verenigd Koninkrijk te reizen met het oog op de uitoefening van de rechten van artikel 12, lid 2, van het protocol. Zij mogen naar het Verenigd Koninkrijk reizen met behulp van het door de Unie afgegeven laissez-passer.
  • 12. 
    Voor de uitoefening van de rechten uit hoofde van artikel 12, lid 2, van het protocol zijn vertegenwoordigers van de Unie in het Verenigd Koninkrijk en hun echtgenoten en gezinsleden te hunnen laste niet onderworpen aan immigratiebeperkingen of formaliteiten voor de registratie van vreemdelingen.
  • 13. 
    Zolang zij voor de uitoefening van de rechten uit hoofde van artikel 12, lid 2, van het protocol in het Verenigd Koninkrijk verblijven, hebben vertegenwoordigers van de Unie dezelfde faciliteiten met betrekking tot deviezen- of wisselkoersvoorschriften als die welke gewoonlijk gelden voor ambtenaren van internationale organisaties die in het Verenigd Koninkrijk verblijven, en zijn zij vrijgesteld van nationale belasting op hun door de Unie of de lidstaten betaalde salarissen, lonen en emolumenten. Deze fiscale voorrechten en immuniteiten zijn niet van toepassing op vertegenwoordigers van de Unie die Brits onderdaan zijn (met uitzondering van Britse onderdanen die ook onderdaan zijn van een lidstaat van de Unie en op het moment van aanstelling niet in het Verenigd Koninkrijk woonachtig zijn) of die hun vaste woonplaats in het Verenigd Koninkrijk hebben.
  • 14. 
    Zolang zij voor de uitoefening van de rechten uit hoofde van artikel 12, lid 2, van het protocol in het Verenigd Koninkrijk verblijven, hebben vertegenwoordigers van de Unie het recht hun meubels en andere bezittingen, met inbegrip van motorvoertuigen, vrij van rechten in te voeren en opnieuw uit te voeren.
  • 15. 
    De activiteiten van vertegenwoordigers van de Unie in het Verenigd Koninkrijk uit hoofde van artikel 12, lid 2, van het protocol worden voor de toepassing van titel XII en titel XIII (artikelen 120 en 121) van deel drie van het terugtrekkingsakkoord beschouwd als activiteiten van de Unie in het kader van het terugtrekkingsakkoord.

Artikel 3

Contactpunten

  • 1. 
    Het Verenigd Koninkrijk verstrekt de Unie een lijst van autoriteiten die onder dit besluit vallende activiteiten uitvoeren, en van hun faciliteiten.

Het Verenigd Koninkrijk wijst voor elke van de in de eerste alinea bedoelde autoriteiten een contactpunt aan en verstrekt de Unie de nodige contactgegevens.

  • 2. 
    Het Verenigd Koninkrijk stelt de Unie onverwijld in kennis van elke wijziging van de in lid 1, eerste alinea, bedoelde lijst, en van elke wijziging van het contactpunt of de contactgegevens.
  • 3. 
    Voor de toepassing van lid 2 wijst de Unie een contactpunt aan.

Artikel 4

Modaliteiten voor het opvragen van informatie

  • 1. 
    De vertegenwoordiger c.q. het contactpunt van het Verenigd Koninkrijk beantwoordt elk verzoek om informatie snel en geeft de vertegenwoordiger van de Unie voldoende tijd om de informatie te beoordelen voor het doel van de uitoefening van de rechten uit hoofde van artikel 12, lid 2, van het protocol.
  • 2. 
    Zijn de autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk van oordeel dat een verzoek om informatie of de relevantie van zo'n verzoek onduidelijk is, of dat de omvang van de gevraagde informatie de inwilliging van zo'n verzoek te belastend zou maken, mogen zij de vertegenwoordiger van de Unie die het verzoek heeft ingediend, vragen het verzoek te verduidelijken of te beperken.
  • 3. 
    Bij de uitoefening van de rechten uit hoofde van artikel 12, lid 2, van het protocol en met inachtneming van hun verplichtingen op grond van artikel 2, lid 1, van dit besluit, hebben de vertegenwoordigers van de Unie het recht om documenten en bescheiden die in het bezit zijn van de autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk en die informatie bevatten over de onder dit besluit vallende activiteiten, te onderzoeken en indien nodig te kopiëren. De Unie beschermt deze informatie overeenkomstig artikel 2, lid 4.
  • 4. 
    Vertegenwoordigers van de Unie mogen autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk die onder dit besluit vallende activiteiten uitvoeren, verzoeken relevante informatie over die activiteiten te verstrekken.

Artikel 5

Elektronische toegang tot relevante informatiesystemen, databanken en netwerken

  • 1. 
    Op verzoek van de Unie verleent het Verenigd Koninkrijk vertegenwoordigers van de Unie doorlopend en continu elektronische toegang in realtime tot relevante informatie in de netwerken, informatiesystemen en databanken van het Verenigd Koninkrijk en tot nationale modules van het VK in systemen van de Unie (hierna “IT-systemen”) genoemd in bijlage 1, voor zover dat nodig is voor de vertegenwoordigers van de Unie om hun rechten uit hoofde van artikel 12, lid 2, van het protocol uit te oefenen. De Unie ziet erop toe dat haar vertegenwoordigers deze informatie overeenkomstig de leden 3 en 4 beschermen.
  • 2. 
    Op verzoek van de Unie verleent het Verenigd Koninkrijk vertegenwoordigers van de Unie ook toegang tot relevante informatie in de in bijlage 2 genoemde IT-systemen, voor zover dat nodig is voor de vertegenwoordigers van de Unie om hun rechten uit hoofde van artikel 12, lid 2, van het protocol uit te oefenen. De Unie ziet erop toe dat haar vertegenwoordigers deze informatie overeenkomstig de leden 3 en 4 beschermen.
  • 3. 
    Bij de toegang die hun, eventueel op afstand, wordt verleend, zijn vertegenwoordigers van de Unie gehouden tot naleving van alle veiligheids- en overige gebruikersvoorwaarden van elk van deze IT-systemen.
  • 4. 
    De Unie ziet erop toe dat haar vertegenwoordigers de in de leden 1 en 2 bedoelde informatie alleen gebruiken voor de uitoefening van de rechten uit hoofde van artikel 12, lid 2, van het protocol. De Unie ziet erop toe dat haar vertegenwoordigers informatie waarvan zij kennis hebben op grond van de leden 1 en 2, niet delen met anderen dan de instellingen, organen en instanties van de Unie en de autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk, tenzij de douaneautoriteiten van het Verenigd Koninkrijk en een bevoegde instelling, orgaan of instantie van de Unie hiervoor toestemming heeft verleend. De douaneautoriteiten van het Verenigd Koninkrijk mogen het delen van dergelijke kennis uitsluitend om naar behoren gemotiveerde redenen weigeren.
  • 5. 
    Het Verenigd Koninkrijk deelt elke wijziging betreffende het bestaan, de reikwijdte of de werking van de in de bijlagen 1 en 2 vermelde IT-systemen tijdig vóór de inwerkingtreding van die wijziging aan de Unie mee.

Artikel 6

Modaliteiten voor verzoeken om controlemaatregelen

  • 1. 
    Vertegenwoordigers van de Unie mogen in individuele gevallen zowel mondeling als schriftelijk om controlemaatregelen verzoeken. Dergelijke verzoeken om specifieke controlemaatregelen dienen naar behoren te worden gemotiveerd. Verzoeken worden gewoonlijk gericht aan de bevoegde contactpersoon van het Verenigd Koninkrijk, maar mondelinge verzoeken mogen ook worden gericht aan een vertegenwoordiger van de autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk.
  • 2. 
    Het Verenigd Koninkrijk voert de gevraagde controlemaatregel onverwijld uit.
  • 3. 
    Zijn de autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk van oordeel dat het verzoek van de vertegenwoordigers van de Unie onduidelijk of onvoldoende gemotiveerd is, dan mogen de autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk de vertegenwoordigers van de Unie vragen hun verzoek te verduidelijken of zorgvuldiger te motiveren.

Artikel 7

Het Gemengd Comité herziet dit besluit uiterlijk [drie] jaar na de inwerkingtreding op verzoek van de Unie of van het Verenigd Koninkrijk.

Artikel 8

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2021.

Gedaan te …,

Voor het Gemengd Comité

De medevoorzitters

 

BIJLAGE 1

IT-systemen die gegevens bevatten die nodig zijn voor de uitvoering van Uniewetgeving als bedoeld in de eerste zin van artikel 5, lid 3, van het protocol en artikel 5, leden 1 en 2, van het protocol

 

Customs Declarations Service (CDS), met inbegrip van risicoprofielen en informatie over de aanbrenging en tijdelijke opslag van goederen, indien beschikbaar

 

Goods Vehicle Movement Service (GVMS)

 

Freight Targeting System, met inbegrip van informatie die op alternatieve wijze is verzameld in verband met aangiften tot uitvoer van het VK

 

Nationale module voor Noord-Ierland van het invoercontrolesysteem (ICS), met inbegrip van risicoprofielen

 

Nationale module voor Noord-Ierland van het nieuw geautomatiseerd systeem voor douanevervoer (NCTS)

Andere systemen die door de autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk worden gebruikt voor de uitvoering van artikel 5, leden 2 en 4, en artikel 6, lid 1, van het protocol, met inbegrip van informatie over vergunningen (voor het DW en het protocol relevante vergunningen en besluiten).

 

BIJLAGE 2

Overige IT-systemen met informatie die nodig is voor de uitvoering van de onder dit besluit vallende activiteiten

 

Nationale module van het systeem voor toezicht op het verkeer van accijnsgoederen (EMCS)

 

Nationale module van het btw-informatie-uitwisselingssysteem (VIES) en alle Britse databanken die rechtstreeks relevant zijn voor de raadpleging van registratiegegevens van Noord-Ierse handelaren en van door die handelaren aan de belastingdienst van het Verenigd Koninkrijk verstrekte gegevens over belastbare transacties met betrekking tot intra-EU-verwervingen van goederen binnen Noord-Ierland die door Noord-Ierse handelaren aangegeven moeten worden.

 

Nationaal eenloketsysteem (voor invoer) (IOSS en OSS)

 

Nationaal systeem voor btw-teruggave

 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.