Besluit 2020/1829 - Indiening, namens de EU, van voorstellen tot wijziging van bijlage IV en bepaalde rubrieken in de bijlagen II en IX bij het Verdrag van Bazel inzake de beheersing van de grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen en de verwijdering ervan, voor behandeling op de vijftiende vergadering van de Conferentie van de Partijen, en betreffende het namens de EU vast te stellen standpunt op die vergadering over voorstellen van andere verdragspartijen tot wijziging van bijlage IV en bepaalde rubrieken in de bijlagen II, VIII en IX bij het Verdrag

1.

Wettekst

4.12.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 409/28

 

BESLUIT (EU) 2020/1829 VAN DE RAAD

van 24 november 2020

betreffende de indiening, namens de Europese Unie, van voorstellen tot wijziging van bijlage IV en bepaalde rubrieken in de bijlagen II en IX bij het Verdrag van Bazel inzake de beheersing van de grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen en de verwijdering ervan, voor behandeling op de vijftiende vergadering van de Conferentie van de Partijen, en betreffende het namens de Europese Unie vast te stellen standpunt op die vergadering over voorstellen van andere verdragspartijen tot wijziging van bijlage IV en bepaalde rubrieken in de bijlagen II, VIII en IX bij het Verdrag

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 192, lid 1, in samenhang met artikel 218, lid 9,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Het Verdrag van Bazel inzake de beheersing van de grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen en de verwijdering ervan (“het Verdrag”) is in 1992 in werking getreden en werd door de Unie gesloten bij Besluit 93/98/EEG van de Raad (1).

 

(2)

Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad (2) geeft uitvoering aan het Verdrag en aan Besluit C(2001)107 FINAL van de Raad van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) betreffende de herziening van Besluit C(92)39 FINAL inzake het toezicht op de grensoverschrijdende overbrenging van afvalstoffen bestemd voor handelingen ter nuttige toepassing binnen de Unie (“het OESO-besluit”). De in bijlage IV bij het Verdrag vermelde verwijderingshandelingen komen voor in verschillende wetgevingshandelingen van de Unie, zoals Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad (3).

 

(3)

Op grond van het Verdrag moet de Conferentie van de Partijen zich indien nodig over wijzigingen van het Verdrag beraden en deze aannemen. Wijzigingen van het Verdrag moeten worden aangenomen op een vergadering van de Conferentie van de Partijen.

 

(4)

Op haar vijftiende vergadering, die voor juli 2021 is gepland, kan de Conferentie van de Partijen, overeenkomstig de procedure van artikel 18 van het Verdrag, zich beraden over voorstellen die door de Unie of door een andere verdragspartij worden ingediend tot wijziging van de bijlagen II, IV, VIII en IX bij het Verdrag.

 

(5)

Namens de Unie moet een voorstel worden ingediend om een algemene inleiding in bijlage IV bij het Verdrag op te nemen, waarin het volgende duidelijk wordt gemaakt: het onderscheid tussen de begrippen “niet-nuttige toepassing” en “nuttige toepassing”; het feit dat alle verwijderingshandelingen die zich in de praktijk voordoen of kunnen voordoen, onder het Verdrag vallen, ongeacht hun juridische status en ongeacht of zij als milieuhygiënisch verantwoord worden beschouwd; handelingen die plaatsvinden vóór de verrichting van andere handelingen, moeten ook onder het Verdrag vallen; bijschriften en inleidende teksten moeten uitleggen wat wordt verstaan onder handelingen tot “niet-nuttige toepassing” (bijlage IV, afdeling A), en handelingen tot “nuttige toepassing” (bijlage IV, afdeling B); de beschrijvingen van de handelingen moeten worden bijgewerkt en verduidelijkt aan de hand van de wetenschappelijke, technische en andere ontwikkelingen die zich sinds de aanneming van het Verdrag in 1989 hebben voorgedaan; en door het opnemen van zogenoemde vangnetbepalingen moet bewerkstelligd worden dat ook alle handelingen die niet specifiek worden genoemd, onder de voorschriften van het Verdrag vallen.

 

(6)

De beschrijvingen van de “verwijderingshandelingen” in bijlage IV bij het Verdrag zijn algemeen en vatbaar voor verduidelijking. De Unie moet daarom voorstellen dat de Conferentie van Partijen toelichtingen en richtsnoeren ontwikkelt ter verduidelijking van de inhoud van dergelijke handelingen. Een andere mogelijkheid is dat de Unie een voorstel van deze strekking van andere verdragspartijen steunt. Dergelijke toelichtingen of richtsnoeren moeten verduidelijkingen bevatten en voorbeelden van de handelingen die onder het Verdrag vallen. De toelichtingen en voorbeelden moeten niet in de tekst van het Verdrag zelf worden opgenomen. Deze toelichtingen en richtsnoeren moeten bij voorkeur worden aangenomen voordat eventuele wijzigingen van bijlage IV bij het Verdrag van kracht worden.

 

(7)

De doelstellingen van de voorstellen met betrekking tot bijlage IV bij het Verdrag zijn: ervoor zorgen dat de correcte controlemechanismen van het Verdrag volledig van toepassing zijn, en zouden dus, indien zij worden aangenomen, de controles op de overbrenging van afvalstoffen verbeteren, het voorkomen van illegale overbrengingen vergemakkelijken, de juridische duidelijkheid verbeteren en een gemeenschappelijk begrip en uitlegging tussen de verdragspartijen van verwijderingshandelingen tot stand brengen, alsmede het milieuverantwoord beheer van afval op mondiaal niveau ondersteunen, en bijdragen tot de overgang naar een mondiale circulaire economie.

 

(8)

Als gevolg van het voorstel tot wijziging van bijlage IV bij het Verdrag moeten namens de Unie voorstellen worden ingediend tot wijziging van de rubrieken betreffende kunststofafval in de bijlagen II en IX bij het Verdrag, aangezien deze rubrieken betrekking hebben op een bepaalde verwijderingshandeling die in bijlage IV bij het Verdrag wordt vermeld.

 

(9)

De Unie moet in beginsel wijzigingen steunen die in een later stadium door andere verdragspartijen worden voorgesteld inzake de lijst van verwijderingshandelingen in bijlage IV bij het Verdrag, inzake de rubrieken voor afgedankte elektrische en elektronische apparaten die momenteel zijn vermeld in de bijlagen VIII en IX bij het Verdrag, en inzake nieuwe rubrieken voor deze afgedankte apparaten in bijlage II (Categorieën afvalstoffen die bijzondere aandacht vereisen) bij het Verdrag — mits die voorstellen dezelfde doelen nastreven als die welke aan het voorstel van de Unie met betrekking tot bijlage IV bij het Verdrag ten grondslag liggen.

 

(10)

Het is passend het standpunt te bepalen dat namens de Unie moet worden vastgesteld op de vijftiende vergadering van de Conferentie van de Partijen met betrekking tot voorstellen van andere verdragspartijen tot wijziging van bijlage IV en bepaalde rubrieken in de bijlagen II, VIII en IX bij het Verdrag, aangezien de beoogde rechtshandeling (wijzigingen van de bijlagen bij het Verdrag) voor de Unie bindend zal zijn en van invloed zal zijn op het toepassingsgebied en de inhoud van het Unierecht, in het bijzonder Verordening (EG) nr. 1013/2006 en Richtlijn 2008/98/EG.

 

(11)

Het is wenselijk, de huidige situatie voor de overbrenging van niet-gevaarlijke afgedankte elektrische en elektronische apparaten binnen de Unie en de Europese Economische Ruimte (EER) te handhaven, en dus geen gebruik te maken van het controlesysteem dat voortvloeit uit de mogelijke toevoeging van rubrieken voor dergelijke overbrengingen aan bijlage II bij het Verdrag. Daartoe moet de Unie, voor zover nodig, de procedures van het OESO-besluit benutten, onverminderd de kennisgeving die uit hoofde van artikel 11 van het Verdrag moet worden overgelegd, teneinde ervoor te zorgen dat er geen aanvullende controle wordt opgelegd op overbrengingen van ongevaarlijke afgedankte elektrische en elektronische apparaten binnen de Unie en de EER, zulks ten gevolge van het aannemen van wijzigingen van bijlage II bij het Verdrag,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

  • 1. 
    Met betrekking tot voorstellen tot wijziging van bijlage IV en van bepaalde rubrieken in de bijlagen II en IX bij het Verdrag van Bazel inzake de beheersing van de grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen en de verwijdering ervan (“het Verdrag”), en voorstellen tot wijziging van de bijlagen II, VIII en IX bij het Verdrag betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur die op de vijftiende vergadering van de Conferentie van de Partijen worden gedaan, streeft de Unie de volgende doelstellingen na:
 

a)

het waarborgen dat de correcte controlemechanismen van het Verdrag volledig van toepassing zijn, het verbeteren van het toezicht op de overbrenging van afvalstoffen, en het gemakkelijker voorkómen van illegale overbrenging van afvalstoffen;

 

b)

het ondersteunen van het milieuhygiënisch verantwoord beheer van afvalstoffen op mondiaal niveau en het bijdragen aan de overgang naar een mondiale circulaire economie, en

 

c)

het vergroten van de juridische duidelijkheid omtrent en het vaststellen van een gemeenschappelijke begrip en uitlegging tussen de verdragspartijen van de in bijlage IV bij het Verdrag vermelde verwijderingshandelingen.

  • 2. 
    Teneinde de in lid 1 genoemde doelstellingen na te streven, dient de Unie, voor behandeling op de vijftiende vergadering van de Conferentie van de Partijen, een voorstel tot wijziging van bijlage IV bij het Verdrag in, om:
 

a)

in bijlage IV een algemene inleiding op te nemen waarin ten eerste duidelijk onderscheid wordt gemaakt tussen de begrippen “niet-nuttige toepassing” en “nuttige toepassing”, ten tweede verduidelijkt wordt dat alle verwijderingshandelingen die zich in de praktijk voordoen of kunnen voordoen, onder het Verdrag vallen, ongeacht hun juridische status en ongeacht of zij als milieuhygiënisch verantwoord worden beschouwd, en ten derde duidelijk wordt gemaakt dat handelingen die vóór de verrichting van andere handelingen plaatsvinden, ook onder het Verdrag vallen;

 

b)

in bijlage IV bijschriften en inleidende teksten op te nemen waarin wordt uitgelegd wat wordt verstaan onder handelingen tot “niet-nuttige toepassing” (bijlage IV, afdeling A) en onder handelingen tot “nuttige toepassing” (bijlage IV, afdeling B), en

 

c)

de beschrijvingen van de handelingen in bijlage IV bij te werken en te verduidelijken aan de hand van de wetenschappelijke, technische en andere ontwikkelingen die zich sinds de aanneming van het Verdrag in 1989 hebben voorgedaan, en er door het opnemen van zogenoemde vangnetbepalingen in bijlage IV voor te zorgen dat ook alle handelingen die niet specifiek worden genoemd, onder de voorschriften van het Verdrag vallen.

Een gedetailleerd voorstel tot wijziging van bijlage IV bij het Verdrag is in Deel I van de bijlage bij dit besluit vervat.

  • 3. 
    De unie dient voor behandeling op de vijftiende vergadering van de Conferentie van de Partijen bij het Verdrag voorstellen tot wijziging van de rubrieken betreffende kunststofafval in de bijlagen II en IX bij het Verdrag in. Deel II van de bijlage bij dit besluit bevat gedetailleerde voorstellen betreffende die wijzigingen.
  • 4. 
    De Commissie stelt namens de Unie het secretariaat van het Verdrag in kennis van de in de leden 2 en 3 bedoelde voorstellen.
  • 5. 
    De Unie stelt voor dat de Conferentie van de Partijen bij het Verdrag toelichtingen en richtsnoeren ontwikkelt, die niet in het Verdrag zelf behoren te worden opgenomen, die verduidelijkingen en voorbeelden verschaffen betreffende de door bijlage IV bij het Verdrag bestreken verwijderingshandelingen, dan wel steunt zij voorstellen van dergelijke strekking die door andere verdragspartijen worden ingediend.

Artikel 2

Het standpunt dat namens de Unie op de vijftiende vergadering van de Conferentie van Partijen moet worden vastgesteld met betrekking tot voorstellen van andere verdragspartijen tot wijziging van bijlage IV en bepaalde rubrieken in de bijlagen II, VIII en IX bij het Verdrag is dat de Unie wijzigingen die door andere verdragspartijen worden voorgesteld kan steunen, mits die voorstellen bijdragen tot de verwezenlijking van de in artikel 1, lid 1, genoemde doelstellingen van de Unie, betreffende:

 

a)

in bijlage IV bij het Verdrag vermelde verwijderingshandelingen;

 

b)

nieuwe rubrieken voor afgedankte elektrische en elektronische apparaten in bijlage II (Categorieën afvalstoffen die bijzondere aandacht vereisen) bij het Verdrag, en

 

c)

de rubrieken voor afgedankte elektrische en elektronische apparaten, die momenteel in de bijlagen VIII en IX bij het Verdrag staan vermeld.

Artikel 3

De vertegenwoordigers van de Unie mogen in coördinatievergaderingen ter plaatse en zonder een nader besluit van de Raad het in de artikelen 1 en 2 bedoelde standpunt van de Unie aanpassen in het licht van ontwikkelingen tijdens de vijftiende vergadering van de Conferentie van de Partijen en in overleg met de lidstaten.

Artikel 4

Indien de nieuwe rubrieken voor niet-gevaarlijke afgedankte elektrische en elektronische apparaten in bijlage II bij het Verdrag worden goedgekeurd op de vijftiende vergadering van de Conferentie van de Partijen, neemt de Unie, voor zover nodig, en onverminderd de kennisgeving die uit hoofde van artikel 11 van het Verdrag moet worden gedaan, maatregelen die vereist zijn uit hoofde van het OESO-besluit om ervoor te zorgen dat de huidige controles op de overbrenging van niet-gevaarlijke afgedankte elektrische en elektronische apparaten binnen de Unie en de EER ongewijzigd blijven.

Artikel 5

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 24 november 2020.

Voor de Raad

De voorzitter

  • M. 
    ROTH
 

  • (1) 
    Besluit 93/98/EEG van de Raad van 1 februari 1993 betreffende de sluiting namens de Gemeenschap van het Verdrag inzake de beheersing van de grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen en de verwijdering ervan (Verdrag van Bazel) (PB L 39 van 16.2.1993, blz. 1).
  • (2) 
    Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen (PB L 190 van 12.7.2006, blz. 1).
  • (3) 
    Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen en tot intrekking van een aantal richtlijnen (PB L 312 van 22.11.2008, blz. 3).
 

BIJLAGE

DEEL I

Voorstel namens de Europese Unie tot wijziging van bijlage IV bij het Verdrag van Bazel inzake de beheersing van de grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen en de verwijdering ervan

(voorstel voor een nieuwe tekst van bijlage IV)

BIJLAGE IV (1)

Verwijderingshandelingen

Er zijn twee categorieën verwijderingshandelingen: handelingen tot nuttige toepassing en handelingen tot niet-nuttige toepassing. In deel A zijn de handelingen tot niet-nuttige toepassing opgenomen en in deel B de handelingen tot nuttige toepassing.

In deze bijlage zijn ook, zowel in afdeling A als in deel B, verwijderingshandelingen opgenomen die worden verricht voordat een van de in afdeling A of B genoemde handelingen wordt verricht (2).

Deze bijlage heeft betrekking op alle verwijderingshandelingen, ongeacht hun juridische status en ongeacht of zij als milieuhygiënisch verantwoord worden beschouwd.

  • A. 
    Handelingen tot niet-nuttige toepassing

Onder een handeling tot niet-nuttige toepassing wordt verstaan elke handeling die geen handeling tot nuttige toepassing is, ook indien de handeling er in tweede instantie toe leidt dat stoffen of energie worden teruggewonnen.

 

D20

Storting in een bovengrondse aangelegde en van de omringende omgeving gescheiden stortplaats

 

D21

Opslag in waterbekkens (bv. plaatsing van vloeistoffen of slib in putten, bassins of residubekkens)

 

D22

Bovengrondse storting anders dan bedoeld in D20 en D21 (bv. permanente bovengrondse opslag)

 

D23

Permanente ondergrondse opslag (bv. plaatsing van containers in een mijn)

 

D24

Bovengrondse storting anders dan bedoeld in D23 (bv. injectie in putten, zoutkoepels of natuurlijk gevormde holten)

 

D25

Behandeling van de bodem in situ (bv. biologische afbraak of biologische of chemische behandeling)

 

D26

Lozing in een watermassa, met uitzondering van zeeën en oceanen

 

D27

Lozing in zeeën en oceanen, waaronder het ingraven in de zeebodem

 

D28

Lozing in de atmosfeer (bv. de ontluchting van gecomprimeerde of vloeibare gassen)

 

D29

Thermische behandeling anders dan bedoeld in R24 in afdeling B (bv. verbranding)

 

D30

Niet-nuttige toepassing anders dan bedoeld in D 20 tot en met D 29

 

D31

Biologische behandeling voorafgaand aan de verrichting van een van de in afdeling A bedoelde handelingen

 

D32

Mengen, waaronder blending, voorafgaand aan de verrichting van een van de in afdeling A bedoelde handelingen

 

D33

Manuele behandeling (bv. scheiding), fysieke/mechanische behandeling anders dan bedoeld in D32 (bv. scheiding, verkleining, verdamping, droging, behandeling in een autoclaaf), fysische/chemische behandeling (bv. extractie van oplosmiddelen), chemische behandeling (bv. neutralisatie, chemische precipitatie) of immobilisatie (bv. stabilisatie, verharding), voorafgaand aan de verrichting van een van de in afdeling A bedoelde handelingen

 

D34

Herverpakking, voorafgaand aan de verrichting van een van de in afdeling A bedoelde handelingen

 

D35

Behandeling anders dan bedoeld in D31 tot en met D34, voorafgaand aan de verrichting van een van de in afdeling A bedoelde handelingen

 

D36

Tijdelijke opslag, voorafgaand aan de verrichting van een van de in afdeling A bedoelde handelingen

  • B. 
    Handelingen tot nuttige toepassing

Onder een handeling tot nuttige toepassing wordt verstaan elke handeling met als voornaamste resultaat dat afvalstoffen een nuttig doel dienen door hetzij in de betrokken installatie, hetzij in de ruimere economie andere materialen te vervangen die anders voor een specifieke functie zouden zijn gebruikt, of een handeling waardoor de afvalstof voor die functie wordt klaargemaakt.

 

R20

Voorbereiding voor hergebruik (bv. controleren, reinigen, repareren, opknappen)

 

R21

Recycling van organische stoffen (bv. fysieke/mechanische behandeling, chemische behandeling)

 

R22

Recycling van metalen en metaalverbindingen (bv. smelten, hydrometallurgie, fysieke/mechanische behandeling)

 

R23

Recycling van andere anorganische materialen dan bedoeld in R22 (bv. fysieke/mechanische behandeling, chemische behandeling)

 

R24

Thermische behandeling met als belangrijkste resultaat het opwekken van energie (bv. verbranding)

 

R25

Nuttige toepassing anders dan bedoeld in R20 tot en met R24

 

R26

Biologische behandeling voorafgaand aan de verrichting van een van de in afdeling B bedoelde handelingen

 

R27

Mengen, waaronder blending, van stoffen voorafgaand aan de verrichting van een van de in afdeling B bedoelde handelingen

 

R28

Manuele behandeling (bv. scheiding), fysieke/mechanische behandeling anders dan bedoeld in R27 (bv. scheiding, verkleining, verdamping, droging, behandeling in een autoclaaf), fysische/chemische behandeling (bv. extractie van oplosmiddelen) of chemische behandeling (bv. neutralisatie, precipitatie), voorafgaand aan de verrichting van een van de in afdeling B bedoelde handelingen

 

R29

Herverpakking, voorafgaand aan de verrichting van een van de in afdeling B bedoelde handelingen

 

R30

Behandeling anders dan bedoeld in R26 tot en met R29, voorafgaand aan de verrichting van een van de in afdeling B bedoelde handelingen

 

R31

Tijdelijke opslag, voorafgaand aan de verrichting van een van de in afdeling B bedoelde handelingen

DEEL II

Voorstellen namens de Europese Unie tot wijziging van de bijlagen II en IX bij het Verdrag van Bazel inzake de beheersing van de grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen en de verwijdering ervan

In twee voetnoten bij rubriek Y48 in bijlage II bij het Verdrag en in twee voetnoten bij rubriek B3011 in bijlage IX bij het Verdrag moet de zinsnede “Recycling/terugwinning van organische stoffen die niet als oplosmiddel worden gebruikt (R21 in bijlage IV, afdeling B)” worden vervangen door “Recycling van organische stoffen (bv. fysieke/mechanische behandeling, chemische behandeling) (R21 in bijlage IV, afdeling B)”, en moet de zinsnede “methode R3” worden vervangen door “methode R21”.

Die wijzigingen worden van kracht zodra de wijzigingen van bijlage IV bij het Verdrag van kracht worden.

 

  • (1) 
    De wijzigingen in deze bijlage worden van kracht met ingang van [betreffende datum [drie] [vier] jaar na de aanneming door de Conferentie van de Partijen].
  • (2) 
    Zie de handelingen D31 tot en met D36 in afdeling A en de handelingen R26 tot en met R31 in afdeling B.
 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.