Besluit 2020/1638 - Standpunt EU in de Internationale Koffieraad

1.

Wettekst

6.11.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 371/1

 

BESLUIT (EU) 2020/1638 VAN DE RAAD

van 5 november 2020

betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in de Internationale Koffieraad

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 207, lid 4, eerste alinea, in samenhang met artikel 218, lid 9,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

De Internationale Koffieovereenkomst (“de overeenkomst”) is door de Unie gesloten bij Besluit 2008/579/EG van de Raad (1) en is in werking getreden op 2 februari 2011.

 

(2)

Krachtens artikel 48, lid 1, blijft de overeenkomst van kracht voor een periode van tien jaar na de voorlopige of definitieve inwerkingtreding tenzij zij overeenkomstig dat artikel wordt verlengd of beëindigd.

 

(3)

Op grond van artikel 9 van de overeenkomst is de Internationale Koffieraad, als de hoogste autoriteit van de Internationale Koffieorganisatie, de verantwoordelijke instantie voor de uitvoering van alle functies die noodzakelijk zijn voor de toepassing van de bepalingen van de overeenkomst. Krachtens artikel 48, lid 3, van de overeenkomst kan de Internationale Koffieraad besluiten de overeenkomst na haar vervaldatum voor één of meer opeenvolgende perioden te verlengen, maar niet langer dan acht jaar in totaal.

 

(4)

De Internationale Koffieraad heeft tijdens zijn 127e zitting op 11 september 2020, Resolutie 471 goedgekeurd, waarbij de overeenkomst met één jaar werd verlengd.

 

(5)

Gezien het belang van de koffiesector voor een aantal lidstaten en voor de economie van de Unie, is het in het belang van de Unie om te kunnen deelnemen aan de overeenkomst tot de voorlopige of definitieve inwerkingtreding van een nieuwe overeenkomst.

 

(6)

Het is dienstig het standpunt te bepalen dat namens de Unie moet worden ingenomen in de Internationale Koffieraad, aangezien de besluiten van de Internationale Koffieraad tot verlenging van de overeenkomst bindend zijn voor de Unie.

 

(7)

Op grond van artikel 48, lid 3, van de overeenkomst zou de Unie bezwaar kunnen maken tegen het besluit van de Internationale Koffieraad tot verlenging van de overeenkomst vóór de vervaldatum ervan,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het door de Unie in de Internationale Koffieraad in te nemen standpunt luidt als volgt:

 

a)

geen bezwaar maken tegen het besluit van de Internationale Koffieraad tot verlenging van de overeenkomst met één jaar, als vervat in de tijdens de 127e zitting van de Internationale Koffieraad goedgekeurde Resolutie 471,

 

b)

indien nodig, tijdens de volgende zittingen van de Internationale Koffieraad stemmen vóór verlenging van de overeenkomst met telkens een nieuwe periode, maar niet meer dan acht jaar in totaal na de oorspronkelijke vervaldatum van de overeenkomst of tot de voorlopige of definitieve inwerkingtreding van een nieuwe overeenkomst, als dat eerder is.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 5 november 2020.

Voor de Raad

De voorzitter

  • M. 
    ROTH
 

  • (1) 
    Besluit 2008/579/EG van de Raad van 16 juni 2008 betreffende de ondertekening en de sluiting namens de Europese Gemeenschap van de Internationale Koffieovereenkomst van 2007 (PB L 186 van 15.7.2008, blz. 12).
 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.