Uitvoeringsbesluit 2020/1105 - Wijziging van Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/784 waarbij Italië wordt gemachtigd af te wijken van de artikelen 206 en 226 van de btw-richtlijn

1.

Wettekst

28.7.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 242/4

 

UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2020/1105 VAN DE RAAD

van 24 juli 2020

tot wijziging van Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/784 waarbij de Italiaanse Republiek wordt gemachtigd een bijzondere maatregel in te voeren die afwijkt van de artikelen 206 en 226 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (1), en met name artikel 395, lid 1,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/1401 (2) van de Raad werd Italië tot en met 31 december 2017 gemachtigd te bepalen dat de belasting over de toegevoegde waarde (btw) die is verschuldigd over prestaties aan overheden, door deze overheden op een aparte en geblokkeerde bankrekening van de belastingautoriteiten moest worden betaald. Deze bijzondere maatregel vormde een afwijking van de artikelen 206 en 226 van Richtlijn 2006/112/EG met betrekking tot de betaling en de facturering van de btw.

 

(2)

Bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/784 (3) van de Raad werd Italië gemachtigd de bijzondere maatregel toe te passen tot en met 30 juni 2020 en het toepassingsgebied van die bijzondere maatregel werd daarbij uitgebreid tot leveringen van goederen en diensten aan bepaalde ondernemingen die onder de zeggenschap van een overheid staan, en aan beursgenoteerde ondernemingen die zijn opgenomen in de Financial Times Stock Exchange Milano Indice di Borsa-index (FTSE-MIB-index).

 

(3)

Bij brief, ingekomen bij de Commissie op 4 december 2019, heeft Italië verzocht om de machtiging tot toepassing van de bijzondere maatregel te verlengen tot en met 31 december 2023 en om het toepassingsgebied van de bijzondere maatregel te beperken tot leveringen van goederen en diensten alleen aan overheden. Bij brief, ingekomen bij de Commissie op 27 maart 2020, heeft Italië zijn verzoek gewijzigd zodat de gevraagde verlenging hetzelfde toepassingsgebied zou krijgen als de machtiging die bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/784 werd verleend.

 

(4)

Bij brief van 5 mei 2020 heeft de Commissie de overige lidstaten van het verzoek van Italië in kennis gesteld. Bij brief van 6 mei 2020 heeft de Commissie Italië meegedeeld dat zij over alle gegevens beschikte die zij nodig achtte voor de beoordeling van het verzoek.

 

(5)

De bijzondere maatregel maakt deel uit van een pakket maatregelen dat Italië heeft ingevoerd om belastingfraude en -ontduiking tegen te gaan. Dit pakket maatregelen, waaronder een verplichting tot elektronische facturering waarvoor bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/593 van de Raad (4) machtiging was verleend, is in de plaats gekomen van andere controlemaatregelen en stelt de Italiaanse belastingautoriteiten in staat om de verschillende, door de marktdeelnemers aangegeven transacties kruislings te controleren en toezicht uit te oefenen op hun btw-betalingen.

 

(6)

Italië is van mening dat in het kader van het pakket maatregelen dat ten uitvoer is gelegd de tijd die de belastingdienst nodig heeft om een potentieel geval van belastingfraude of ontduiking op het spoor te komen, wordt verkort door de verplichte elektronische facturering. Italië is echter eveneens van mening dat het zonder het mechanisme van gesplitste betaling dat door de bijzondere maatregel is ingevoerd, kan gebeuren dat de btw, nadat de kruiscontrole is verricht, bij belastingfraudeurs of -ontduikers niet kan worden geïnd als zij insolvabel zijn. Het mechanisme van gesplitste betaling is in dat opzicht, als een maatregel ex ante, veel doeltreffender gebleken dan de verplichte elektronische facturering, die een ex post maatregel is. De definitieve gegevens over de doeltreffendheid van de bijzondere maatregel tonen aan dat de doeltreffendheid zelfs de verwachtingen overstegen heeft.

 

(7)

Een van de gevolgen van de maatregel is dat belastingplichtige leveranciers van goederen en diensten de btw die zij zelf hebben betaald op de goederen en diensten die ze inkopen, niet kunnen verrekenen met de btw die zij ontvangen voor de door hen verrichte prestaties. Het is mogelijk dat dergelijke leveranciers daardoor constant in een crediteurpositie zullen verkeren en de belastingdienst de facto zullen moeten vragen om teruggaaf van de btw die zij hebben betaald op de goederen en diensten die zij inkopen. Volgens de door Italië verstrekte informatie kunnen belastingplichtigen die transacties verrichten die onder het mechanisme van de gesplitste betaling vallen, bij voorrang aanspraak maken op de betaling van de desbetreffende btw-kredieten, binnen de grenzen van het krediet dat met die transacties is opgebouwd. Deze praktijk houdt in dat teruggaafverzoeken die betrekking hebben op transacties die onder de gesplitste betaling vallen, met voorrang worden afgewikkeld, zowel tijdens het vooronderzoek als bij de betaling van de verschuldigde bedragen in verband met niet-prioritaire teruggaven.

 

(8)

Overeenkomstig overweging 7 van Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/784 zou het, zodra het systeem met de door Italië beoogde controlemaatregelen volledig ten uitvoer was gelegd, niet langer nodig zijn om nog af te wijken van Richtlijn 2006/112/EG om de maatregel van gesplitste betaling toe te passen. Italië had daarom verzekerd dat het geen verlenging zou vragen van de derogatie voor de toepassing van het mechanisme van gesplitste betaling. Aangezien het evenwel nog te vroeg is om de doeltreffendheid van de maatregelen ten volle te kunnen beoordelen, en gelet op de moeilijkheden waarmee Italië als gevolg van de COVID-19-pandemie te kampen heeft, waardoor het lastiger is voor belastingplichtigen om de noodzakelijke wijzigingen in hun factureringssystemen aan te brengen en ook voor de belastingdiensten om hun controle- en IT-systemen aan te passen, zou de opheffing van de maatregel in de huidige omstandigheden een belangrijke negatieve weerslag kunnen hebben op de bestrijding van belastingontduiking en de inning van de btw en op de administratieve kosten voor de belastingplichtigen. Het is daarom passend de machtiging tot derogatie van Richtlijn 2006/112/EG te verlengen

 

(9)

De gevraagde derogatie moet beperkt zijn in de tijd om nadien te kunnen evalueren of de bijzondere maatregel passend en doeltreffend was. De machtiging moet derhalve tot 30 juni 2023 worden verlengd, wat voldoende tijd zou moeten geven voor een evaluatie van de doeltreffendheid van de maatregelen die door Italië zijn uitgevoerd om de belastingontduiking in de betrokken sectoren te beperken.

 

(10)

Teneinde de nodige follow-up in het kader van de gevraagde derogatie te waarborgen, en met name het effect op de btw-teruggaaf aan de onder deze derogatie vallende belastingplichtigen te kunnen beoordelen, moet Italië worden verplicht uiterlijk in september 2021 bij de Commissie een verslag in te dienen over de algemene situatie in verband met de btw-teruggaaf aan belastingplichtigen, en met name de tijd die daarvoor gemiddeld nodig is, en over de doeltreffendheid van de bijzondere maatregel en van eventuele andere maatregelen die door Italië ten uitvoer zijn gelegd om de belastingontduiking in de betrokken sectoren te beperken. In dat verslag moet een lijst worden opgenomen van alle maatregelen die ten uitvoer zijn gelegd, samen met de datum van inwerkingtreding.

 

(11)

De bijzondere maatregel staat in verhouding tot de nagestreefde doelen, omdat hij beperkt is in de tijd en uitsluitend geldt voor sectoren waarin belastingontduiking voor aanzienlijke problemen zorgt. De bijzondere maatregel houdt ook niet het risico in dat de belastingontduiking zal verschuiven naar andere sectoren of andere lidstaten.

 

(12)

Door de moeilijkheden die zijn veroorzaakt door de COVID-19-pandemie heeft het proces van verlenging van de derogatie meer tijd gekost van verwacht en was dit pas afgerond op 30 juni 2020. Zonder terugwerkende kracht van dit besluit zouden bedrijven die het systeem van gesplitste betaling toepassen hun factureringssystemen van de ene dag op de andere moeten aanpassen om de veranderingen te verwerken. De belastingdienst zou vergelijkbare wijzingingen aan haar systemen moeten aanbrengen. Gezien deze moeilijkheden lijkt het niet passend om van bedrijven en de belastingdienst te vragen deze veranderingen op dit moment door te voeren. Het is daarom passend dit besluit met terugwerkende kracht toe te passen om de juridische continuiteit van de maatregel te verzekeren.

 

(13)

De derogatie zal geen nadelige invloed hebben op de totale belastingopbrengst in het stadium van het eindverbruik en ook geen negatieve gevolgen voor de eigen middelen van de Unie uit de btw.

 

(14)

Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/784 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/784 wordt als volgt gewijzigd:

 

1)

In artikel 3 wordt de tweede alinea vervangen door:

“Uiterlijk 30 september 2021 dient Italië bij de Commissie een verslag in over de algemene situatie in verband met de btw-teruggaaf aan de belastingplichtigen op wie de in de artikelen 1 en 2 bedoelde maatregelen zien, en met name over de tijd die de teruggaafprocedure gemiddeld in beslag neemt, en over de doeltreffendheid van deze maatregelen en van eventuele andere maatregelen die door Italië ten uitvoer zijn gelegd om de belastingontduiking in de betrokken sectoren te verminderen. In dat verslag wordt een lijst opgenomen van alle maatregelen die ten uitvoer zijn gelegd, samen met de datum van inwerkingtreding.”.

 

2)

In artikel 5 wordt de datum “30 juni 2020” vervangen door de datum “30 juni 2023”.

Artikel 2

Dit besluit is van toepassing met ingang van 1 juli 2020.

Artikel 3

Dit besluit is gericht tot de Italiaanse Republiek.

Gedaan te Brussel, 24 juli 2020.

Voor de Raad

De voorzitter

  • M. 
    ROTH
 

  • (2) 
    Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/1401 van de Raad van 14 juli 2015 waarbij Italië wordt gemachtigd een bijzondere maatregel toe te passen die afwijkt van de artikelen 206 en 226 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 217 van 18.8.2015, blz. 7).
  • (3) 
    Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/784 van de Raad van 25 april 2017 waarbij de Italiaanse Republiek wordt gemachtigd een bijzondere maatregel toe te passen die afwijkt van de artikelen 206 en 226 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde en tot intrekking van Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/1401 (PB L 118 van 6.5.2017, blz. 17).
  • (4) 
    Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/593 van de Raad van 16 april 2018 waarbij de Italiaanse Republiek wordt gemachtigd een bijzondere maatregel in te voeren die afwijkt van de artikelen 218 en 232 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 99 van 19.4.2018, blz. 14).
 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.