Besluit 2019/400 - Ondertekening van de statusovereenkomst met Servië inzake acties die het Europees Grens- en kustwachtagentschap in Servië uitvoert

1.

Wettekst

14.3.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 72/1

 

BESLUIT (EU) 2019/400 VAN DE RAAD

van 22 januari 2019

inzake de ondertekening, namens de Unie, van de statusovereenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Servië inzake acties die het Europees Grens- en kustwachtagentschap in de Republiek Servië uitvoert

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 77, lid 2, onder b) en d), en artikel 79, lid 2, onder c), in samenhang met artikel 218, lid 5,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

In artikel 54, lid 4, van Verordening (EU) 2016/1624 van het Europees Parlement en de Raad (1) is bepaald dat in gevallen waarin de inzet wordt beoogd van Europese grens- en kustwachtteams in een derde land bij acties waarbij de teamleden uitvoerende bevoegdheden hebben, of waarin andere acties in derde landen het vereisen, de Unie een statusovereenkomst moet sluiten met het betreffende derde land. Een dergelijke statusovereenkomst moet betrekking hebben op alle aspecten die noodzakelijk zijn om de acties uit te voeren.

 

(2)

Op 21 februari 2017 heeft de Raad de Commissie machtiging verleend om met de Republiek Servië onderhandelingen te starten over een statusovereenkomst inzake acties die het Europees Grens- en kustwachtagentschap in de Republiek Servië uitvoert.

 

(3)

De onderhandelingen over een statusovereenkomst zijn op 7 april 2017 van start gegaan en zijn op 20 september 2018 met succes afgerond door de parafering van de Statusovereenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Servië inzake acties die het Europees Grens- en kustwachtagentschap in de Republiek Servië uitvoert (hierna de „overeenkomst” genoemd).

 

(4)

Dit besluit houdt een ontwikkeling in van bepalingen van het Schengenacquis waaraan het Verenigd Koninkrijk niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2000/365/EG van de Raad (2); het Verenigd Koninkrijk neemt derhalve niet deel aan de vaststelling van dit besluit en dit besluit is noch bindend voor, noch van toepassing op dit land.

 

(5)

Dit besluit houdt een ontwikkeling in van bepalingen van het Schengenacquis waaraan Ierland niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2002/192/EG van de Raad (3); Ierland neemt derhalve niet deel aan de vaststelling van dit besluit en dit besluit is noch bindend voor, noch van toepassing op dit land.

 

(6)

Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van dit besluit en is het besluit noch bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat. Aangezien dit besluit voortbouwt op het Schengenacquis, beslist Denemarken overeenkomstig artikel 4 van het bovengenoemde protocol binnen zes maanden nadat de Raad dit besluit heeft vastgesteld, of het dit besluit in zijn nationale wetgeving zal omzetten.

 

(7)

De overeenkomst moet derhalve worden ondertekend, onder voorbehoud van de sluiting ervan op een later tijdstip, en de aangehechte verklaringen moeten worden goedgekeurd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Er wordt machtiging verleend tot de ondertekening, namens de Unie, van de Statusovereenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Servië inzake acties die het Europees Grens- en kustwachtagentschap in de Republiek Servië uitvoert, onder voorbehoud van de sluiting van die overeenkomst (4).

Artikel 2

De aan dit besluit gehechte verklaringen worden namens de Unie goedgekeurd.

Artikel 3

De voorzitter van de Raad wordt gemachtigd de persoon (personen) aan te wijzen die bevoegd is (zijn) om de overeenkomst namens de Unie te ondertekenen.

Artikel 4

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 22 januari 2019.

Voor de Raad

De voorzitter

E.O. TEODOROVICI

 

  • (1) 
    Verordening (EU) 2016/1624 van het Europees Parlement en de Raad van 14 september 2016 betreffende de Europese grens- en kustwacht, tot wijziging van Verordening (EU) 2016/399 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 863/2007 van het Europees Parlement en de Raad, Verordening (EG) nr. 2007/2004 van de Raad en Besluit 2005/267/EG van de Raad (PB L 251 van 16.9.2016, blz. 1).
  • (2) 
    Besluit 2000/365/EG van de Raad van 29 mei 2000 betreffende het verzoek van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis (PB L 131 van 1.6.2000, blz. 43).
  • (3) 
    Besluit 2002/192/EG van de Raad van 28 februari 2002 betreffende het verzoek van Ierland deel te mogen nemen aan bepalingen van het Schengenacquis (PB L 64 van 7.3.2002, blz. 20).
  • (4) 
    De tekst van de overeenkomst wordt samen met het besluit betreffende de sluiting ervan bekendgemaakt.
 

BIJLAGE

GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING BETREFFENDE ARTIKEL 2, ONDER b)

De partijen nemen er nota van dat het Europees Grens- en kustwachtagentschap de Republiek Servië op andere wijze dan door de inzet van Europese grens- en kustwachtteams met uitvoerende bevoegdheden zal ondersteunen bij het efficiënte toezicht op haar grens met elk land dat geen lidstaat van de Europese Unie is.

GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING BETREFFENDE DE STATUS EN DE AFBAKENING VAN DE GRONDGEBIEDEN

De status en de afbakening op grond van het internationale recht van het grondgebied van Servië en de lidstaten van de Europese Unie worden op geen enkele wijze beïnvloed door deze overeenkomst of door enige andere handeling ter uitvoering van deze overeenkomst, door of namens de partijen, met inbegrip van de opstelling van operationele plannen of de deelname aan grensoverschrijdende operaties.

GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING BETREFFENDE IJSLAND, NOORWEGEN, ZWITSERLAND EN LIECHTENSTEIN

De partijen nemen nota van de nauwe band tussen de Europese Unie en Noorwegen, IJsland, Zwitserland en Liechtenstein, met name uit hoofde van de overeenkomsten van 18 mei 1999 en 26 oktober 2004 inzake de wijze waarop deze landen worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis.

Het is daarom wenselijk dat de autoriteiten van Noorwegen, IJsland, Zwitserland en Liechtenstein enerzijds, en de Republiek Servië anderzijds, onverwijld bilaterale overeenkomsten sluiten inzake de uitvoering van acties door het Europees Grens- en kustwachtagentschap in de Republiek Servië, die vergelijkbaar zijn met de onderhavige overeenkomst.

 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.