Verordening 2014/661 - Wijziging van Verordening 2012/2002 tot oprichting van het Solidariteitsfonds van de EU

1.

Wettekst

27.6.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 189/143

 

VERORDENING (EU) Nr. 661/2014 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 15 mei 2014

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2012/2002 van de Raad tot oprichting van het Solidariteitsfonds van de Europese Unie

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 175, derde alinea, en artikel 212, lid 2,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Gezien het advies van het Comité van de Regio’s (2),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (3),

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 2012/2002 van de Raad (4) is het Solidariteitsfonds van de Europese Unie („het Fonds”) opgericht.

 

(2)

Het is belangrijk dat de Unie kan beschikken over een solide en flexibel instrument om uitdrukking te geven aan haar solidariteit, een ondubbelzinnig politiek signaal af te geven en daadwerkelijke bijstand te verlenen aan burgers die zijn getroffen door grote natuurrampen die ernstige gevolgen hebben voor de economische en sociale ontwikkeling.

 

(3)

Het vaste voornemen van de Unie om de kandidaat-lidstaten bij te staan op hun weg naar stabiliteit en duurzame economische en politieke ontwikkeling door hun een duidelijk Europees perspectief te bieden, mag niet worden doorkruist door de negatieve effecten van grote natuurrampen. De Unie moet derhalve solidariteit blijven betonen ten aanzien van de derde landen die deelnemen aan toetredingsonderhandelingen met de Unie en waarmee een intergouvernementele toetredingsconferentie is geopend. Om deze verordening toe te kunnen passen op die landen, is artikel 212 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) derhalve nodig als aanvullende rechtsgrondslag.

 

(4)

De Commissie moet snel kunnen besluiten specifieke financiële middelen zo spoedig mogelijk toe te zeggen en beschikbaar te stellen. Administratieve procedures dienen dienovereenkomstig te worden aangepast en tot het noodzakelijke minimum te worden beperkt. Daartoe hebben het Europees Parlement, de Raad en de Commissie het Interinstitutioneel Akkoord van 2 december 2013 betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheergesloten (5).

 

(5)

De terminologie gebruikt in en procedures vastgelegd in Verordening (EG) nr. 2012/2002 dienen te worden aangepast aan de bepalingen van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad (6).

 

(6)

De definitie van een natuurramp, die het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 2012/2002 bepaalt, moet ondubbelzinnig zijn.

 

(7)

Voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 2012/2002 moet schade die veroorzaakt is door andere rampen welke door cascade-effecten rechtstreeks ontstaan uit een natuurramp, worden beschouwd als deel van de directe schade van die natuurramp.

 

(8)

Om de gevestigde praktijk te codificeren en de gelijke behandeling van de aanvragen te waarborgen, dienen financiële bijdragen uit het Fonds alleen in verband met directe schade worden verleend.

 

(9)

Een „grote natuurramp” in de zin van Verordening (EG) nr. 2012/2002 is een ramp die directe schade heeft veroorzaakt boven een drempel die in financiële termen wordt uitgedrukt. Zulke schade moet worden uitgedrukt in de prijzen van een referentiejaar of als percentage van het bruto nationaal inkomen (bni) van de betrokken staat.

 

(10)

Teneinde beter rekening te houden met de specifieke aard van natuurrampen die weliswaar ernstige gevolgen hebben voor de economische en sociale ontwikkeling van de betrokken regio’s maar niet voldoen aan de minimumvoorwaarden om in aanmerking te komen voor een financiële bijdrage uit het Fonds, dienen de criteria voor regionale natuurrampen te worden bepaald volgens de berekenbare schade ten opzichte van het regionale bruto binnenlandse product (bbp), waarbij de specifieke structurele sociale en economische situatie van Guadeloupe, Frans-Guyana, Martinique, Réunion, Mayotte, Saint-Martin, de Azoren, Madeira en de Canarische Eilanden als ultraperifere gebieden in de zin van artikel 349 VWEU, die wordt bemoeilijkt door hun bijzondere kenmerken, het rechtvaardigt dat voor deze gebieden een bijzondere afwijkende drempelwaarde van 1 % van het bbp wordt vastgesteld. Die criteria moeten op duidelijke en eenvoudige wijze worden bepaald om de kans op aanvragen die niet voldoen aan de voorschriften van Verordening (EG) nr. 2012/2002, te beperken.

 

(11)

Voor de bepaling van directe schade dienen door Eurostat verstrekte gegevens in een geharmoniseerde vorm te worden gebruikt, om een billijke behandeling van de aanvragen mogelijk te maken.

 

(12)

Het Fonds dient bij te dragen tot het herstel van de infrastructuur, tot de reiniging van door rampen getroffen gebieden en in de kosten van hulpdiensten en voorlopige huisvesting voor de betrokken bevolking tijdens de gehele uitvoeringsperiode. Er dient te worden omschreven wat mag worden begrepen onder herstel van de infrastructuurvoorzieningen en te worden verduidelijkt in welke mate het Fonds zal kunnen bijdragen tot de desbetreffende kosten. Voorts dient te worden gedefinieerd hoe lang de huisvesting van de door de natuurramp dakloos geworden bevolking mag duren om nog als voorlopig te kunnen worden aangemerkt.

 

(13)

De bepalingen van Verordening (EG) nr. 2012/2002 dienen te worden aangepast aan het algemene financieringsbeleid van de Unie met betrekking tot belasting over de toegevoegde waarde.

 

(14)

Verder dient te worden gespecificeerd in welke mate uitgaven voor technische bijstand onder subsidiabele acties kunnen vallen.

 

(15)

Om uit te sluiten dat begunstigde staten netto winst maken op de interventie van het Fonds, dient te worden gespecificeerd onder welke voorwaarden de door het Fonds gefinancierde acties inkomsten kunnen genereren.

 

(16)

Bepaalde soorten natuurrampen, zoals onder meer droogte, voltrekken zich over een langere periode voordat de gevolgen merkbaar worden. Er moet worden voorzien in de mogelijkheid om in die gevallen een beroep te doen op het Fonds.

 

(17)

Het is belangrijk te waarborgen dat subsidiabele staten de benodigde inspanningen leveren om natuurrampen te voorkomen c.q. de gevolgen ervan te beperken, onder meer door middel van de volledige uitvoering van de desbetreffende Uniewetgeving inzake rampenpreventie en -beheersing en de benutting van beschikbare Uniemiddelen voor relevante investeringen. Daarom moet worden bepaald dat door een definitieve uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie vastgestelde nalatigheid door een lidstaat bij het naleven van de relevante Uniewetgeving inzake rampenpreventie en -beheersing die na een eerdere natuurramp een bijdrage uit het Fonds heeft ontvangen, aanleiding kan zijn voor afwijzing van de aanvraag of verlaging van de financiële bijdrage wanneer die lidstaat met betrekking tot een natuurramp van dezelfde aard opnieuw een aanvraag indient.

 

(18)

Het is mogelijk dat een door een natuurramp getroffen lidstaat financiële steun sneller nodig heeft dan mogelijk is via de normale procedure. Daarom is het zaak te voorzien in de mogelijkheid om op verzoek van de lidstaat een voorschot te betalen kort nadat de aanvraag voor een financiële bijdrage uit het Fonds is ingediend bij de Commissie. Het voorschot is gebonden aan een bepaald maximum en moet verrekend worden met het definitieve bedrag van de financiële bijdrage. Onterecht betaalde voorschotten dienen binnen een vastgestelde afzienbare termijn te worden terugbetaald. Betaling van een voorschot mag geen invloed hebben op de uitkomst van de definitieve beslissing over de beschikbaarstelling van middelen uit het Fonds.

 

(19)

Administratieve procedures voor de betaling van een financiële bijdrage, dienen zo eenvoudig en zo weinig tijdrovend als mogelijk te zijn. Daarom dienen er voor de lidstaten gedetailleerde bepalingen over de implementatie van de financiële bijdrage uit het Fonds te worden opgenomen in de uitvoeringshandelingen voor de toewijzing van die financiële bijdrage. Om juridische redenen dienen echter voor begunstigde staten die nog geen lidstaten zijn, aparte uitvoeringsovereenkomsten gehandhaafd te blijven.

 

(20)

De Commissie dient richtsnoeren op te stellen om de lidstaten te helpen op een doeltreffende wijze toegang te hebben tot het Fonds en er gebruik van te maken en op de eenvoudigst mogelijke wijze een verzoek om bijstand uit het Fonds in te dienen.

 

(21)

Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 heeft veranderingen ingevoerd in gedeeld en indirect beheer, waaronder bepaalde verslagleggingsvereisten waarmee rekening moet worden gehouden. Verslagleggingsverplichtingen dienen de korte uitvoeringsperiode van de fondsacties te weerspiegelen. De procedures voor het aanwijzen van de organen die zijn belast met het beheren en controleren van Uniemiddelen moeten recht doen aan de aard van het instrument en mogen de betaling van de financiële bijdrage uit het Fonds niet vertragen. Derhalve is afwijking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 noodzakelijk.

 

(22)

Ter vermijding van dubbele financiering dient er te worden bepaald dat concrete acties die worden gefinancierd door het Fonds niet tevens worden gefinancierd met andere financieringsinstrumenten van de Unie of internationale rechtsinstrumenten in verband met de vergoeding van bepaalde schade.

 

(23)

Het declareren van de uitgaven van landen uit een financiële bijdrage uit het Fonds moet zo eenvoudig mogelijk zijn. Daarom moet tijdens de gehele uitvoering van de financiële bijdrage voor landen die geen lid zijn van de eurozone slechts één wisselkoers worden gehanteerd.

 

(24)

Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 2012/2002 te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend met betrekking tot besluiten over concrete financiële bijdragen of over enige betaling van een voorschot uit het Fonds aan subsidiabele staten.

 

(25)

De bepalingen vastgelegd in Verordening (EG) nr. 2012/2002, inzake de bescherming van de financiële belangen van de Unie dienen specifieker te worden geformuleerd om maatregelen voor het voorkomen, opsporen en onderzoeken van onregelmatigheden, en voor het terugvorderen van verloren gegane, ten onrechte betaalde of slecht bestede middelen, duidelijk vast te stellen.

 

(26)

Daar de doelstellingen van deze verordening, namelijk zorgen voor solidaire actie van de hele Unie om door een natuurramp getroffen staten te helpen, onvoldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt op ad-hocbasis, maar, door middel van de toepassing van een stelselmatige, regelmatige en billijke methode van toewijzing van financiële steun waaraan alle lidstaten naar vermogen bijdragen, beter kunnen worden verwezenlijkt op Unieniveau, kan de Unie maatregelen vaststellen overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel als bedoeld in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan hetgeen nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

 

(27)

Verordening (EG) nr. 2012/2002 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijzigingen

Verordening (EG) nr. 2012/2002 wordt als volgt gewijzigd:

 

1)

Artikel 2 wordt vervangen door:

„Artikel 2

  • 1. 
    Op verzoek van een lidstaat of van een land dat toetredingsonderhandelingen met de Europese Unie voert (hierna „subsidiabele staat” genoemd), kan steun uit het Fonds worden verleend wanneer de levensomstandigheden, het natuurlijk milieu of de economie van een of meer regio’s van die subsidiabele staat ernstige gevolgen ondervinden van een grote of regionale natuurramp op het grondgebied van die subsidiabele staat of van een aangrenzende subsidiabele staat. Directe schade die het directe gevolg is van een natuurramp wordt beschouwd als deel van de door die natuurramp veroorzaakte schade.
  • 2. 
    In deze verordening wordt onder een „grote natuurramp” verstaan een natuurramp die in een subsidiabele staat, tot directe schade leidt, die geraamd wordt op meer dan 3 000 000 000 EUR in prijzen van 2011 of meer dan 0,6 % van het bni van die staat of dat land.
  • 3. 
    In deze verordening wordt onder een „regionale natuurramp” verstaan een natuurramp die in een regio op NUTS-niveau 2 van een subsidiabele staat, tot directe schade leidt van meer dan 1,5 % van het bruto binnenlands product (bbp) van die regio.

Bij wijze van afwijking van de eerste alinea wordt, indien de betrokken regio waarin zich een natuurramp heeft voorgedaan, een ultraperifeer gebied is in de zin van artikel 349 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, onder „regionale natuurramp” verstaan een natuurramp die leidt tot directe schade van meer dan 1 % van het bbp van die regio.

Indien de natuurramp diverse regio’s op NUTS-niveau 2 treft, wordt de drempel toegepast op het gemiddelde bbp van die regio’s, gewogen naar het aandeel van de totale schade in elke regio.

  • 4. 
    Bijdragen uit het Fonds kunnen ook worden verleend in het geval van een natuurramp in een subsidiabele staat die tevens een grote natuurramp in een aangrenzende subsidiabele staat is.
  • 5. 
    Voor toepassing van dit artikel wordt gebruikgemaakt van door Eurostat verstrekte, geharmoniseerde statistische gegevens.”.
 

2)

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

 

a)

de leden 1, 2 en 3 worden vervangen door:

„1.   De steun geschiedt in de vorm van een financiële bijdrage uit het Fonds. Voor een elke natuurramp wordt aan een subsidiabele staat één enkele financiële bijdrage toegekend.

  • 2. 
    Het Fonds heeft tot doel een aanvulling te vormen op de inspanningen van de betrokken staten en dient een deel van hun overheidsuitgaven te dekken om de subsidiabele staat te helpen om, naar gelang van de aard van de natuurramp, de volgende noodacties inzake eerste levensbehoeften en herstel te treffen:
 

a)

herstel van de infrastructuurvoorzieningen en uitrustingen op het gebied van energie, water en afvalwater, telecommunicatie, vervoer, gezondheidszorg en onderwijs;

 

b)

uitvoering van voorlopige huisvestingsmaatregelen en inzet van hulpdiensten die zich op de behoeften van de bevolking richten;

 

c)

veiligstelling van de infrastructurele preventievoorzieningen en op bescherming van het culturele erfgoed gerichte maatregelen;

 

d)

reiniging van de door een ramp getroffen gebieden, inclusief natuurgebieden, in voorkomend geval volgens een ecosysteemaanpak, alsmede onverwijld herstel van getroffen natuurgebieden teneinde onmiddellijke effecten van bodemerosie te voorkomen.

Voor de toepassing van punt a) wordt onder „herstel” verstaan het herstellen van infrastructuurvoorzieningen en uitrustingen in de toestand waarin zij zich vóór de natuurramp bevonden. Indien het juridisch onmogelijk of economisch niet verantwoord is om de toestand van vóór de natuurramp te herstellen, of indien de begunstigde staat besluit de getroffen infrastructuurvoorzieningen of uitrustingen te verplaatsen of de functionaliteit ervan te verbeteren, teneinde de bestendigheid ervan tegen toekomstige natuurrampen te versterken, is de bijdrage van het Fonds aan de herstelkosten beperkt tot de geraamde kosten van de terugkeer naar de status quo ante.

De kosten die het in de tweede alinea bedoelde kostenniveau overstijgen, worden door de begunstigde staat uit eigen middelen of, indien mogelijk, uit andere fondsen van de Unie betaald.

Voor de toepassing van punt b) wordt onder „voorlopige huisvesting” verstaan de huisvesting waar de betrokken bevolking is ondergebracht totdat zij kan terugkeren naar de eigen woning nadat deze is hersteld of herbouwd.

  • 3. 
    Betalingen uit het Fonds zijn beperkt tot de financiering van maatregelen om niet-verzekerbare schade te herstellen en worden overeenkomstig artikel 8, lid 4, teruggevorderd indien de herstelkosten later door een derde worden vergoed.”;
 

b)

de volgende leden worden toegevoegd:

„4.   Belasting over de toegevoegde waarde (btw) is geen subsidiabele uitgave van een actie, tenzij zij niet terugvorderbaar is volgens de nationale btw-wetgeving.

  • 5. 
    Technische bijstand voor beheer, toezicht, voorlichting en communicatie, klachtenafhandeling en controle en audit, komt niet in aanmerking voor een financiële bijdrage uit het Fonds.

Kosten die samenhangen met de voorbereiding en uitvoering van in lid 2 bedoelde acties, waaronder de kosten die samenhangen met onmisbare technische expertise, zijn subsidiabel als onderdeel van de projectkosten.

  • 6. 
    Indien winst wordt gemaakt met in lid 2 bedoelde acties waarvoor een financiële bijdrage uit het Fonds is ontvangen, bedraagt de totale financiële bijdrage uit het Fonds niet meer dan de totale nettokosten van de nood- en herstelacties die de begunstigde staat heeft gemaakt. De begunstigde staat moet een verklaring van die strekking opnemen in het verslag over de uitvoering van de financiële bijdrage uit het Fonds volgens artikel 8, lid 3.
  • 7. 
    Op 1 oktober van elk jaar moet ten minste een vierde van het jaarlijkse bedrag van het Fonds nog beschikbaar zijn om de behoeften te dekken die tot het einde van het begrotingsjaar ontstaan.”.
 

3)

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

 

a)

lid 1 wordt vervangen door:

„1.   Zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk twaalf weken na de datum waarop de eerste als gevolg van een natuurramp ontstane schade zich heeft voorgedaan, kunnen de verantwoordelijke nationale autoriteiten van een subsidiabele staat een aanvraag voor een financiële bijdrage uit het Fonds indienen bij de Commissie, onder verstrekking van alle beschikbare informatie over ten minste:

 

a)

de totale directe schade die door de natuurramp is teweeggebracht en de gevolgen voor de bevolking, de economie en het milieu;

 

b)

de schatting van de kosten van de in artikel 3, lid 2, bedoelde acties;

 

c)

eventuele andere financieringsbronnen op Unieniveau;

 

d)

eventuele andere nationale en internationale financieringsbronnen, met inbegrip van publieke en particuliere verzekeringen, die zouden kunnen bijdragen tot herstel van de schade;

 

e)

een korte beschrijving van de uitvoering van Uniewetgeving inzake rampenpreventie en -beheersing in verband met de aard van de natuurramp.”;

 

b)

de volgende leden worden ingevoegd:

„1 bis.   In naar behoren gemotiveerde gevallen kunnen de verantwoordelijke nationale autoriteiten na het verstrijken van de in lid 1 bedoelde termijn aanvullende informatie verstrekken teneinde hun aanvraag te vervolledigen of te actualiseren.

1 ter.   De Commissie stelt richtsnoeren op betreffende de doeltreffende toegang tot en de doeltreffende uitvoering van het Fonds. Deze richtsnoeren zijn uiterlijk 30 september 2014 beschikbaar en bevatten gedetailleerde informatie over de procedures voor het opstellen van de aanvraag, met inbegrip van de vereisten voor de aan de Commissie te verstrekken informatie. De richtsnoeren worden bekendgemaakt op de websites van de desbetreffende directoraten-generaal van de Commissie en de Commissie zorgt voor de ruimere verspreiding ervan onder subsidiabele staten.

1 quater.   In het geval van een natuurramp die geleidelijk in omvang toeneemt, gaat de in lid 1 bedoelde termijn in op de datum waarop de overheid van de subsidiabele staat voor het eerst officieel maatregelen treft tegen de gevolgen van de natuurrampramp of op de datum waarop zij de noodtoestand afgekondigt.”;

 

c)

de leden 2 tot en met 5 worden vervangen door:

„2.   Op basis van de in lid 1 bedoelde informatie en van eventueel door de subsidiabele staat te verstrekken preciseringen gaat de Commissie na of aan de voorwaarden voor het inzetten van het Fonds is voldaan, en bepaalt zij het bedrag van een eventuele financiële bijdrage uit het Fonds zo spoedig mogelijk en uiterlijk zes weken na ontvangst van de aanvraag, te rekenen vanaf de datum van ontvangst van de volledige aanvraag, exclusief de met de vertaling gemoeide tijd, en binnen de grenzen van de beschikbare financiële middelen.

Indien de Commissie een financiële bijdrage uit het Fonds heeft toegekend op basis van een na 28 juni 2014 ontvangen aanvraag betreffende een natuurramp die onder de werkingssfeer van deze verordening valt, kan zij een volgende aanvraag voor een financiële bijdrage in verband met een natuurramp van dezelfde aard afwijzen of het beschikbaar te stellen bedrag verlagen, indien tegen de betrokken lidstaat een inbreukprocedure is ingeleid en het Hof van Justitie van de Europese Unie een definitieve uitspraak heeft gedaan luidende dat de betrokken lidstaat de Uniewetgeving inzake rampenpreventie en -beheersing die rechtstreeks verband houdt met de aard van de betrokken natuurramp, niet heeft uitgevoerd.

De Commissie behandelt alle aanvragen van een financiële bijdrage uit het Fonds op billijke wijze.

  • 3. 
    Wanneer de Commissie heeft geconcludeerd dat de voorwaarden voor het toekennen van een financiële bijdrage uit het Fonds zijn vervuld, dient zij onverwijld bij het Europees Parlement en de Raad de voorstellen in die nodig zijn om middelen uit het Fonds beschikbaar te stellen en de betrokken kredieten toe te staan. Deze voorstellen bevatten:
 

a)

alle in lid 1 bedoelde beschikbare informatie;

 

b)

alle andere nuttige informatie waarover de Commissie beschikt;

 

c)

een bewijs dat aan de voorwaarden van artikel 2 is voldaan, en

 

d)

een motivering van de voorgestelde bedragen.

Het besluit om middelen uit het Fonds beschikbaar te stellen, wordt gezamenlijk door het Europees Parlement en de Raad genomen zo spoedig mogelijk nadat de Commissie het voorstel heeft ingediend.

De Commissie, enerzijds, en het Europees Parlement en de Raad, anderzijds, spannen zich in om de periode die nodig is om middelen uit het Fonds beschikbaar te stellen, zo kort mogelijk te maken.

  • 4. 
    Zodra het Europees Parlement en de Raad de kredieten beschikbaar hebben gesteld, stelt de Commissie door middel van een uitvoeringshandeling een besluit betreffende de toekenning van de financiële bijdrage uit het Fonds vast en verstrekt zij deze financiële bijdrage onmiddellijk en in één tranche aan de begunstigde staat. Als er een voorschot is betaald ingevolge artikel 4 bis, wordt alleen het saldo betaald.
  • 5. 
    De subsidiabiliteitsperiode voor uitgaven begint op de datum van het eerste schadevoorval als bedoeld in lid 1. In het geval van een natuurramp die geleidelijk in omvang toeneemt, begint de subsidiabiliteitsperiode voor uitgaven op de datum waarop de autoriteiten van de subsidiabele staat voor het eerst maatregelen treffen of vanaf de datum waarop zij de noodtoestand afgekondigen, als bedoeld in lid 1 quater.”.
 

4)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

„Artikel 4 bis

  • 1. 
    De lidstaat kan bij indiening van een aanvraag voor een financiële bijdrage uit het Fonds bij de Commissie verzoeken om de betaling van een voorschot. Daarop voert de Commissie een voorafgaande beoordeling uit om vast te stellen of de aanvraag voldoet aan de voorwaarden van artikel 4, lid 1, en gaat zij na of er begrotingsmiddelen beschikbaar zijn. Als de aanvraag voldoet aan die voorwaarden en er voldoende middelen zijn, kan de Commissie door middel van een uitvoeringshandeling besluiten tot toekenning van het voorschot, dat zij vervolgens onverwijld betaalt, voordat het in artikel 4, lid 4, bedoelde besluit is genomen. Betaling van een voorschot mag geen invloed hebben op de definitieve beslissing over de beschikbaarstelling van middelen uit het Fonds.
  • 2. 
    Het voorschot mag niet meer bedragen dan 10 % van de verwachte financiële bijdrage en mag in geen geval meer bedragen dan 30 000 000 EUR. Na vaststelling van het definitieve bedrag van de financiële bijdrage verrekent de Commissie het voorschot met de uit te keren financiële bijdrage. De Commissie vordert ten onrechte betaalde voorschotten terug.
  • 3. 
    De aan de algemene begroting van de Unie te verrichten terugbetaling geschiedt vóór de vervaldag die is vermeld in de invorderingsopdracht die is opgesteld overeenkomstig artikel 78 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad (7). Deze vervaldatum is de laatste dag van de tweede maand die volgt op de maand waarin de invorderingsopdracht is gegeven.
  • 4. 
    Telkens als het nodig is om de tijdige beschikbaarheid van begrotingsmiddelen te waarborgen, stelt de Commissie, wanneer zij het ontwerp van algemene begroting van de Unie voor een bepaald begrotingsjaar aanneemt, aan het Europees Parlement en de Raad voor om tot een maximum van 50 000 000 EUR uit het Fonds beschikbaar te stellen voor de betaling van voorschotten, alsook om de betrokken kredieten in de algemene begroting van de Unie op te nemen.

De begrotingsregelingen voldoen aan de maxima bedoeld in artikel 10, lid 1, van Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van de Raad (8).

  • (7) 
    Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1)."
  • (8) 
    Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van de Raad van 2 december 2013 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-2020 (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 884).”."
 

5)

Artikel 5 wordt vervangen door:

„Artikel 5

  • 1. 
    De bijlage van een op grond van artikel 4, lid 4, vastgestelde uitvoeringshandeling bevat gedetailleerde bepalingen over de uitvoering van de financiële bijdrage uit het Fonds.

Die bepalingen dienen met name de aard en de locatie van de op voorstel van de subsidiabele staat door het Fonds te financieren acties te beschrijven.

  • 2. 
    Alvorens een subsidiabele staat die geen lidstaat is een financiële bijdrage uit het Fonds te betalen, sluit de Commissie met die staat een delegatieovereenkomst met nadere bepalingen voor de in lid 1 bedoelde uitvoering van de financiële bijdrage uit het Fonds overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 en Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1268/2012 van de Commissie (9), en de verplichtingen inzake natuurrampenpreventie en -beheersing.
  • 3. 
    De verantwoordelijkheid voor de keuze van individuele acties en voor de uitvoering van de financiële bijdrage uit het Fonds berust bij de begunstigde staat, overeenkomstig deze verordening, met name artikel 3, leden 2 en 3, de in artikel 4, lid 4, bedoelde uitvoeringshandeling en, in voorkomend geval, de in lid 2 van dit artikel bedoelde delegatieovereenkomst.
  • 4. 
    De financiële bijdrage uit het Fonds aan een lidstaat wordt uitgevoerd in het kader van gedeeld beheer overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012. De financiële bijdrage uit het Fonds aan een subsidiabele staat die geen lidstaat is, wordt uitgevoerd in het kader van indirect beheer overeenkomstig die verordening.
  • 5. 
    Onverminderd de verantwoordelijkheid van de Commissie voor de uitvoering van de algemene begroting van de Unie, zijn de begunstigde staten verantwoordelijk voor het beheer en de financiële controle van de door het Fonds gefinancierde acties. Dat houdt in dat zij:
 

a)

verifiëren dat de nodige beheers- en controleregelingen zijn getroffen en dat deze zodanig worden toegepast dat de middelen van de Unie op efficiënte en correcte wijze worden gebruikt en dat de beginselen van goed financieel beheer worden nageleefd;

 

b)

verifiëren dat de gefinancierde acties naar behoren zijn uitgevoerd;

 

c)

ervoor zorgen dat de gefinancierde uitgaven worden onderbouwd door verifieerbare bewijsstukken, correct zijn en geen onregelmatigheden vertonen;

 

d)

onregelmatigheden voorkomen, opsporen en corrigeren, en onterecht betaalde bedragen terugvorderen, in voorkomend geval verhoogd met rente wegens laattijdige betaling. Zij stellen de Commissie van deze onregelmatigheden in kennis en houden haar op de hoogte van het verloop van administratieve en gerechtelijke procedures.

  • 6. 
    Overeenkomstig de artikelen 59 en 60 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 wijzen de begunstigde staten organen aan die bevoegd zijn om de door het Fonds gesteunde acties te beheren en te controleren. Daarbij houden zij rekening met criteria betreffende interne opzet, controleactiviteiten, voorlichting en communicatie, en toezicht. De lidstaten kunnen organen aanwijzen die al zijn aangewezen krachtens de Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad (10).

Bij indiening van het verslag en de verklaring bedoeld in artikel 8, lid 3, van deze verordening verstrekken deze aangewezen organen aan de Commissie de in artikel 59, lid 5, of artikel 60, lid 5, van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 beschreven informatie voor de gehele uitvoeringsperiode.

  • 7. 
    Bij vaststelling van een onregelmatigheid gaat de begunstigde staat over tot de nodige financiële correcties. De correcties door de begunstigde staat houden in dat de financiële bijdrage uit het Fonds geheel of gedeeltelijk wordt ingetrokken. Bedragen die door een vastgestelde onregelmatigheid verloren zijn gegaan, worden door de begunstigde staat teruggevorderd.
  • 8. 
    Onverminderd de bevoegdheden van de Rekenkamer en de controles door de begunstigde staat overeenkomstig de nationale wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen, mag de Commissie de door het Fonds gefinancierde acties ter plaatse controleren. De Commissie stelt de begunstigde staat in kennis van de controle teneinde de volledige medewerking te verkrijgen. Aan deze controles mogen ambtenaren of andere functionarissen van de betrokken lidstaat deelnemen.
  • 9. 
    De begunstigde staat zorgt ervoor dat alle bewijsstukken met betrekking tot uitgaven gedurende een periode van drie jaar na de afsluiting van de bijdrage uit het Fonds ter beschikking van de Commissie en de Rekenkamer worden gehouden.
  • (9) 
    Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1268/2012 van de Commissie van 29 oktober 2012 houdende uitvoeringsvoorschriften voor Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie (PB L 362 van 31.12.2012, blz. 1)."
  • Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320).”."
 

6)

Artikel 6 wordt vervangen door:

„Artikel 6

  • 1. 
    De begunstigde staat draagt zorg voor de coördinatie tussen de financiële bijdrage van het Fonds voor de in artikel 3 genoemde acties enerzijds, en de bijstandsverlening van de Europese structuur- en investeringsfondsen, de Europese Investeringsbank en andere financieringsinstrumenten van de Unie anderzijds.
  • 2. 
    De begunstigde staat zorgt ervoor dat ingevolge deze verordening vergoede uitgaven niet worden vergoed via andere financieringsinstrumenten van de Unie, in het bijzonder die in het kader van het cohesie-, landbouw- of visserijbeleid.
  • 3. 
    Schade die is hersteld uit Unie- of internationale instrumenten voor de vergoeding van specifieke schade, komt niet in aanmerking voor een bijdrage uit het Fonds voor hetzelfde doel.”.
 

7)

Artikel 7 wordt vervangen door:

„Artikel 7

De uit het Fonds gefinancierde acties moeten in overeenstemming zijn met de bepalingen van het Verdrag en de op grond daarvan goedgekeurde instrumenten, met beleidsinitiatieven en maatregelen van de Unie, in het bijzonder op het gebied van financieel beheer, overheidsopdrachten, milieubescherming, natuurrampenpreventie en -beheersing, aanpassing aan de klimaatverandering en, waar van toepassing, een ecosysteemaanpak, alsmede met instrumenten voor pretoetredingshulp. Waar mogelijk moet de uit het Fonds gefinancierde actie bijdragen tot de doelstellingen van het Uniebeleid op deze gebieden.”.

 

8)

De artikelen 8 en 9 worden vervangen door:

„Artikel 8

  • 1. 
    De financiële bijdrage uit het Fonds wordt gebruikt binnen achttien maanden na de datum waarop de Commissie het volledige steunbedrag heeft betaald. Het deel van de financiële bijdrage dat aan het eind van deze termijn niet is gebruikt of waarvan blijkt dat het is gebruikt voor niet-subsidiabele acties, wordt door de Commissie ten laste van de begunstigde staat teruggevorderd.
  • 2. 
    Begunstigde staten dienen te streven naar alle mogelijke vergoedingen door derden.
  • 3. 
    Uiterlijk zes maanden na afloop van de in lid 1 genoemde termijn van achttien maanden presenteert de begunstigde staat een verslag over de uitvoering van de financiële bijdrage van het Fonds, met een verantwoordingsstaat van de uitgaven waarin eventuele andere bronnen van voor de betrokken acties ontvangen financiering worden vermeld, met inbegrip van de verzekeringsuitkeringen en de van derden ontvangen schadevergoedingen.

Het verslag over de uitvoering vermeldt:

 

a)

de door de begunstigde staat getroffen of voorgestelde preventiemaatregelen om toekomstige schade te beperken en voor zover mogelijk herhaling van dergelijke natuurrampen te voorkomen, zoals het gebruik van daartoe opgezette structuur- en investeringsfondsen van de Unie;

 

b)

de stand van uitvoering van de desbetreffende Uniewetgeving inzake rampenpreventie en -beheersing;

 

c)

de ervaring die is opgedaan met de natuurramp en de getroffen of voorgestelde maatregelen ter bescherming van het milieu en ter waarborging van de veerkracht ten aanzien van klimaatverandering en natuurrampen, en

 

d)

eventuele overige relevante informatie over maatregelen die genomen zijn om de desbetreffende natuurramp te voorkomen en de gevolgen ervan te lenigen.

Overeenkomstig artikel 59, lid 5, en artikel 60, lid 5, van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 gaat het uitvoeringsverslag vergezeld van een volgens internationaal aanvaarde auditnormen opgesteld advies van een onafhankelijk auditorgaan waarin staat dat de verantwoordingsstaat van de uitgaven een juist en getrouw beeld geeft en dat de financiële bijdrage uit het Fonds wettig en regelmatig is. Aan het einde van de in de eerste alinea bedoelde procedure gaat de Commissie over tot afsluiting van de steun van het Fonds.

  • 4. 
    Indien de kosten van herstel van de schade later door derden worden gedekt, eist de Commissie dat de begunstigde staat een dienovereenkomstig deel van de financiële bijdrage uit het Fonds terugbetaalt.

Artikel 9

Aanvragen voor een financiële bijdrage uit het Fonds en de in artikel 4, lid 4, bedoelde uitvoeringshandelingen luiden in euro, evenals de delegatieovereenkomst, de verslagen en alle andere betrokken documenten.

Uitgaven in nationale munteenheden moeten worden omgezet in euro tegen de in het Publicatieblad van de Europese Unie, C-serie, gepubliceerde koersen van de dag waarop de Commissie de betrokken uitvoeringshandeling heeft vastgesteld. Als het Publicatieblad van de Europese Unie de koers niet publiceert voor de dag waarop de Commissie de betrokken uitvoeringshandeling heeft vastgesteld, vindt de omzetting plaats tegen het gemiddelde van de door de Commissie vastgestelde maandelijkse boekhoudkundige koersen over die periode. Deze enkele wisselkoers wordt tijdens de gehele uitvoeringsperiode van de financiële bijdrage uit het Fonds gehanteerd en dient als basis voor het eindverslag over de uitvoering en de uitvoeringsstaat en de in artikel 59, lid 5, of artikel 60, lid 5, van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 voorgeschreven onderdelen van de financiële bijdrage.”.

 

9)

Artikel 10, lid 2, wordt vervangen door:

„2.   Indien uit nieuwe elementen blijkt dat de opgelopen schade aanzienlijk kleiner is, betaalt de begunstigde staat het overeenkomstige bedrag van de financiële bijdrage uit het Fonds terug aan de Commissie.”.

 

10)

Artikel 11 wordt vervangen door:

„Artikel 11

  • 1. 
    De Commissie neemt passende maatregelen om ervoor te zorgen dat bij de uitvoering van uit hoofde van deze verordening gefinancierde acties, de financiële belangen van de Unie worden beschermd door middel van preventieve maatregelen tegen fraude, corruptie en andere onwettige activiteiten, doeltreffende controles en, bij ontdekking van onregelmatigheden, door middel van terugvordering van de ten onrechte betaalde bedragen alsmede, in voorkomend geval, doeltreffende, evenredige en afschrikkende administratieve en financiële sancties.
  • 2. 
    De Commissie of haar vertegenwoordigers en de Rekenkamer hebben de bevoegdheid om audits uit te voeren, op basis van documenten en ter plaatse, bij alle begunstigden, contractanten en subcontractanten die uit hoofde van deze verordening middelen van de Unie hebben ontvangen.
  • 3. 
    Overeenkomstig de bepalingen en procedures van Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad (11) en Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad (12) kan het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) onderzoeken, waaronder controles en inspecties ter plaatse, uitvoeren om vast te stellen of er sprake is geweest van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten waardoor de financiële belangen van de Unie zijn geschaad in verband met een contract inzake financiering door de Unie.
  • 4. 
    Onverminderd de leden 1, 2 en 3 moeten in uit de uitvoering van deze verordening voortvloeiende delegatieovereenkomsten met derde landen, contracten en besluiten tot toewijzing van een financiële bijdrage uit het Fonds bepalingen worden opgenomen die de Commissie, de Rekenkamer en OLAF uitdrukkelijk de bevoegdheid verlenen dergelijke audits en onderzoeken te verrichten overeenkomstig hun respectieve bevoegdheden.
  • Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (Euratom) nr. 1074/1999 van de Raad (PB L 248 van 18.9.2013, blz. 1)."
  • Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2).”."
 

11)

De artikelen 13 en 14 worden geschrapt.

Artikel 2

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 15 mei 2014.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

  • M. 
    SCHULZ

Voor de Raad

De voorzitter

  • D. 
    KOURKOULAS
 

  • (1) 
    Advies van 10 december 2013 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
  • (2) 
    Advies van 28 november 2013 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
  • (3) 
    Standpunt van het Europees Parlement van 16 april 2014 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 6 mei 2014.
  • (5) 
    Interinstitutioneel Akkoord van 2 december 2013 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer (PB C 373 van 20.12.2013, blz. 1).
  • (6) 
    Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1).
 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.