Besluit 2015/355 - Reglement van orde van het Comité van het Europees Ontwikkelingsfonds

1.

Wettekst

5.3.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 61/17

 

BESLUIT (EU) 2015/355 VAN DE RAAD

van 2 maart 2015

tot vaststelling van het reglement van orde van het Comité van het Europees Ontwikkelingsfonds

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien het Intern Akkoord tussen de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten van de Europese Unie, in het kader van de Raad bijeen, betreffende de financiering van de steun van de Europese Unie binnen het meerjarig financieel kader voor de periode 2014-2020, overeenkomstig de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst, en betreffende de toewijzing van financiële bijstand ten behoeve van de landen en gebieden overzee waarop de bepalingen van het vierde deel van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie van toepassing zijn (1) (hierna het „intern akkoord” genoemd), en met name artikel 8, lid 5,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

De Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, ondertekend te Cotonou op 23 juni 2000 (2), voor de eerste maal gewijzigd te Luxemburg op 25 juni 2005 (3) en voor de tweede maal gewijzigd op 22 juni 2010 in Ouagadougou (4) (de „ACS-EU-partnerschapsovereenkomst”), voorziet in de goedkeuring van financiële protocollen voor elke periode van vijf jaar.

 

(2)

Op 26 juni 2013 hebben de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, een intern akkoord vastgesteld overeenkomstig de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst, waarbij, het Comité van het Europees Ontwikkelingsfonds, dat is samengesteld uit vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, werd ingesteld.

 

(3)

Het reglement van orde van het Comité van het Europees Ontwikkelingsfonds dient de relevante bepalingen van Besluit 2013/755/EU van de Raad (5) en Verordening (EU) 2015/322 van de Raad (6) te omvatten,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het reglement van orde van het Comité van het Europees Ontwikkelingsfonds, als opgenomen in de bijlage, wordt vastgesteld.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 2 maart 2015.

Voor de Raad

De voorzitter

  • D. 
    REIZNIECE-OZOLA
 

  • (5) 
    Besluit 2013/755/EU van de Raad van 25 november 2013 betreffende de associatie van de landen en gebieden overzee met de Europese Unie („LGO-besluit”) (PB L 344 van 19.12.2013, blz. 1).
 

BIJLAGE

REGLEMENT VAN ORDE VAN HET COMITÉ VAN HET EUROPEES ONTWIKKELINGSFONDS

Artikel 1

Samenstelling

Het Comité van het Europees Ontwikkelingsfonds (het „comité”) bestaat uit de delegaties van de lidstaten (de „delegaties”) en wordt voorgezeten door een vertegenwoordiger van de Commissie.

Een waarnemer van de Europese Investeringsbank (EIB) neemt deel aan de werkzaamheden van het comité, wat betreft kwesties die betrekking hebben op de EIB.

Een vertegenwoordiger van het secretariaat-generaal van de Raad woont als waarnemer de vergaderingen van het comité bij.

Artikel 2

Raadpleging van het comité

  • 1. 
    Het comité wordt geraadpleegd in de gevallen en volgens de procedures waarin is voorzien bij Verordening (EU) 2015/322 van de Raad (1) („de uitvoeringsverordening van het elfde EOF”), en met name de artikelen 7, 9 en 14 daarvan, en, in voorkomend geval, bij Besluit 2013/755/EU van de Raad (2) („het LGO-besluit”). Voor de taken die krachtens het LGO-besluit bij het comité berusten, wordt het comité het „EOF-LGO-comité” genoemd.
  • 2. 
    Naast de in lid 1 bedoelde gevallen waarin het comité wordt geraadpleegd:
 

a)

maakt de Commissie op haar website tijdig de besluiten bekend die op grond van de artikelen 14 en 15 van de uitvoeringsverordening van het elfde EOF zijn vastgesteld en brengt zij het comité daarvan door middel van de snelste en meest betrouwbare elektronische middelen op de hoogte;

 

b)

stelt de Commissie het comité in kennis van eventuele vertragingen bij of moeilijkheden met de uitvoering van jaarlijkse actieprogramma's, alsook van individuele en speciale maatregelen, waaronder informatie over het opschorten of het hervatten van programma's voor begrotingssteun, die kunnen leiden tot aanzienlijke bijkomende vastleggingen of aanmerkelijke wijzigingen waarvoor uit hoofde van de uitvoeringsverordening van het elfde EOF wellicht verplichte raadpleging nodig is.

Artikel 3

Bijeenroeping van vergaderingen

  • 1. 
    Het comité wordt bijeengeroepen door de voorzitter, hetzij op diens initiatief, hetzij op verzoek van een lidstaat.
  • 2. 
    Voor vraagstukken die tevens onder de bevoegdheid van andere comités vallen, kunnen gezamenlijke vergaderingen met die comités worden bijeengeroepen.

Artikel 4

Agenda

  • 1. 
    De voorzitter stelt de ontwerpagenda op en legt deze aan het comité voor.
  • 2. 
    In de agenda wordt een onderscheid gemaakt tussen:
 

a)

door de Commissie aan te nemen ontwerpmaatregelen waarover volgens de onderzoeksprocedure, bedoeld in artikel 14 van de uitvoeringsverordening van het elfde EOF een advies van het comité wordt gevraagd;

 

b)

andere vraagstukken die ter informatie of met het oog op een gedachtewisseling aan het comité worden voorgelegd, hetzij op initiatief van de voorzitter, hetzij op schriftelijk verzoek van een lid van het comité.

  • 3. 
    Elke delegatie kan verzoeken om een bepaald punt op de agenda van de vergadering van het comité te plaatsen. Relevante informatie over die punten kan mondeling dan wel, waar passend, achteraf schriftelijk worden verstrekt.
  • 4. 
    De goedkeuring van de notulen van de vorige vergadering moet op de agenda staan.
  • 5. 
    Ten minste om de drie maanden, en telkens wanneer bijgewerkte informatie voorhanden is, wordt een indicatieve langetermijnplanning voor komende vergaderingen bij de agenda gevoegd. Die planning vermeldt de punten die voor advies moeten worden voorgelegd en de strategische, EOF-brede kwesties die ter informatie en/of met het oog op een gedachtewisseling moeten worden voorgelegd. De planning bevat punten die in de loop van de komende zes maanden aan het comité moeten worden voorgelegd. Voor zover mogelijk vermeldt de planning eveneens punten die wellicht in de loop van de komende zes maanden aan het comité zullen worden voorgelegd.

Artikel 5

Toezending van stukken aan de leden van het comité

  • 1. 
    De voorzitter zendt geruime tijd vóór de vergadering, rekening houdend met de urgentie en de complexiteit van het onderwerp, doch in elk geval uiterlijk 21 kalenderdagen vóór de datum van de vergadering, de convocatie, de ontwerpagenda van de vergadering, alsmede eventuele ontwerpmaatregelen waarover het advies van het comité wordt gevraagd, aan de leden van het comité toe. Andere vergaderstukken, meer bepaald stukken ter informatie en met het oog op een gedachtewisseling, worden voor zover mogelijk binnen dezelfde termijn toegezonden.

De stukken worden toegezonden met inachtneming van artikel 15, leden 2 en 3.

  • 2. 
    In urgente gevallen, en wanneer de aan te nemen maatregel onmiddellijk moet worden uitgevoerd, kan de voorzitter op eigen initiatief of op verzoek van een lid van het comité de in lid 1 bedoelde termijn voor toezending van stukken verkorten. Die termijn is niet korter dan zeven kalenderdagen. Het urgente karakter wordt door de Commissie naar behoren schriftelijk gemotiveerd.
  • 3. 
    In uiterst urgente gevallen in een partnerland of een partnerregio (bijvoorbeeld ernstige economische, sociale en politieke omstandigheden, natuurrampen in het ontvangende land, en humanitaire crises of andere gelijkaardige externe omstandigheden die een zeer snelle reactie vereisen) kan de voorzitter bij wijze van uitzondering, op verzoek van een lid van het comité of op eigen initiatief, afwijken van de in de leden 1 en 2 gestelde termijnen. Het uiterst urgente karakter wordt door de Commissie naar behoren schriftelijk gemotiveerd.
  • 4. 
    De leden 2 en 3 zijn niet van toepassing op strategiedocumenten en indicatieve meerjarenprogramma's en op de aanpassing daarvan die plaatsvindt naar aanleiding van de tussentijdse en eindevaluaties, bedoeld in artikel 7, lid 2, van de uitvoeringsverordening van het elfde EOF.
  • 5. 
    Wat de ontwerpmaatregelen betreft die het comité volgens een mondelinge procedure voor advies worden voorgelegd, doen de delegaties het secretariaat van het comité ten minste drie werkdagen vóór de vergaderdatum schriftelijk mededeling van:
 

a)

de punten die zij in beginsel al kunnen goedkeuren en die zij voorstellen om (al dan niet met opmerkingen of een verzoek om nadere inlichtingen) als A-punt op te nemen, en van

 

b)

de punten die naar hun oordeel moeten worden besproken en die zij als B-punt voorstellen,

op de in artikel 4, lid 1, bedoelde agenda.

Op verzoek van een lidstaat kan ieder A-punt ter bespreking worden voorgelegd en zo snel als mogelijk vóór of, bij uitzondering, tijdens de vergadering naar de lijst van B-punten worden overgeheveld.

De delegaties formuleren eveneens — en indien mogelijk — binnen ten minste drie werkdagen voor de datum van de vergadering schriftelijk hun opmerkingen en hun verzoeken om nadere inlichtingen.

Nadere inlichtingen en antwoorden op de opmerkingen worden, voor zover mogelijk, ten minste één dag vóór de vergadering schriftelijk door de Commissie verstrekt.

  • 6. 
    In naar behoren gemotiveerde urgente gevallen kan de Commissie ook gebruikmaken van de procedure van artikel 14, lid 4, van de uitvoeringsverordening van het elfde EOF. In dergelijke gevallen legt de voorzitter de maatregelen uiterlijk binnen veertien dagen na vaststelling ter advies aan het comité voor.

Artikel 6

Doorzending van programmeringsdocumenten naar de paritaire parlementaire vergadering

Overeenkomstig artikel 7, lid 1, van de uitvoeringsverordening van het elfde EOF zendt het secretariaat van het comité de programmeringsdocumenten ter informatie tegelijkertijd naar de paritaire parlementaire vergadering en de delegaties in het comité.

Artikel 7

Advies van het comité

  • 1. 
    Een voor advies aan het comité voorgelegde zaak wordt besproken onder de voorwaarden en volgens de procedure bepaald in artikel 14, respectievelijk leden 3 en 4, van de uitvoeringsverordening van het elfde EOF en artikel 8, leden 2 en 3, van het Intern Akkoord tussen de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten van de Europese Unie, in het kader van de Raad bijeen, betreffende de financiering van de steun van de Europese Unie binnen het meerjarig financieel kader voor de periode 2014-2020, overeenkomstig de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst, en betreffende de toewijzing van financiële bijstand ten behoeve van de landen en gebieden overzee waarop de bepalingen van het vierde deel van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie van toepassing zijn (3) („het intern akkoord”).
  • 2. 
    Tenzij een lid van het comité daartegen bezwaar maakt, kan de voorzitter, zonder tot een formele stemming over te gaan, vaststellen dat het comité bij consensus een positief advies heeft uitgebracht over een ontwerpmaatregel.
  • 3. 
    Indien gebruik wordt gemaakt van de mondelinge procedure en er tijdens de vergadering aanmerkelijke wijzigingen worden aangebracht in of nieuwe feitelijke elementen worden toegevoegd aan de ontwerpmaatregelen, kan de voorzitter op eigen initiatief of op verzoek van een lidstaat de stemming over een bepaald punt van de agenda naar het einde van de vergadering of naar een volgende vergadering verschuiven.
  • 4. 
    Indien ingevolge lid 3 de voorzitter besluit de stemming niet uit te stellen ondanks het verzoek van een of meer delegaties, kunnen de verzoekende delegatie(s) een voorbehoud indienen dat binnen drie werkdagen, met ingang van de dag die volgt op de vergadering, kan worden ingetrokken. Na afloop van deze termijn wordt het advies van het comité als definitief beschouwd. De Commissie stelt de lidstaten in kennis van het definitieve standpunt van de lidstaten waarvan de delegatie een voorbehoud bij het comité heeft ingediend.
  • 5. 
    Behoudens de tweede alinea van dit lid, indien de documenten met betrekking tot een specifiek agendapunt niet binnen de in artikel 5, leden 1 en 2, gestelde termijnen zijn toegezonden aan de leden van het comité, wordt de desbetreffende stemming uitgesteld naar de volgende vergadering.

Op voorstel van de voorzitter of op verzoek van een lid van het comité kan het comité niettemin, gelet op de urgentie van het onderwerp, met gewone meerderheid van de stemmen besluiten dit punt op de agenda te laten staan. Zo nodig kan de schriftelijke procedure van artikel 11 worden toegepast.

  • 6. 
    In het kader van de evaluatie van een jaarlijks of meerjarig actieprogramma kan elke delegatie om intrekking van een project of programma uit het actieprogramma verzoeken. Indien dat verzoek wordt gesteund door een blokkerende minderheid van de delegaties, in de zin van artikel 8, lid 3, in samenhang met artikel 8, lid 2, van het intern akkoord, wordt het actieprogramma door de Commissie zonder het betwiste project of programma aangenomen. Tenzij de Commissie, overeenkomstig de zienswijze van de delegaties in het comité, het ingetrokken project of programma niet wenst voort te zetten, wordt het buiten het actieprogramma om opnieuw bij het comité ingediend in de vorm van een individuele maatregel, die door de Commissie wordt aangenomen volgens de procedure van artikel 14 van de uitvoeringsverordening van het elfde EOF.

Artikel 8

Gedachtewisseling

  • 1. 
    Elke delegatie kan te allen tijde de Commissie verzoeken het comité informatie te verstrekken en van gedachten te wisselen over aangelegenheden die verband houden met de taken bedoeld in artikel 3, lid 3, artikel 7, lid 2, en artikel 14, lid 2, van de uitvoeringsverordening van het elfde EOF. Evaluaties, inclusief aanbevelingen en vervolgacties, kunnen ook in het comité worden besproken op verzoek van een lidstaat, overeenkomstig artikel 18, lid 2, van de uitvoeringsverordening van het elfde EOF. Overeenkomstig artikel 18, lid 4, van de uitvoeringsverordening van het elfde EOF, evalueert de Commissie de vooruitgang die wordt geboekt met de tenuitvoerlegging van het elfde EOF, waaronder de nationale indicatieve programma's, en legt zij de Raad met ingang van 2015 jaarlijks een uitvoeringsrapport voor. Dit rapport kan op verzoek van een lidstaat ook in het comité worden besproken.
  • 2. 
    Na de gedachtewisseling kunnen de delegaties aanbevelingen doen, waarmee de Commissie rekening dient te houden. De besprekingen worden in de notulen van het comité weergegeven. Opvattingen en standpunten die worden gesteund door een gekwalificeerde meerderheid van delegaties in de zin van artikel 8, lid 3, in samenhang met artikel 8, lid 2, van het intern akkoord, worden als aanbeveling genoteerd.

Artikel 9

Vertegenwoordiging en quorum

  • 1. 
    Elke delegatie wordt als één lid van het comité aangemerkt. Elke lidstaat beslist zelf over de samenstelling van zijn delegatie en stelt de voorzitter hiervan in kennis.
  • 2. 
    Met toestemming van de voorzitter kunnen de delegaties zich op kosten van de betrokken lidstaat door niet-gouvernementele deskundigen laten vergezellen.

Binnen een redelijke termijn, doch in elk geval uiterlijk vijf kalenderdagen vóór de datum van een vergadering van het comité, worden de volgende gegevens aan de voorzitter meegedeeld:

 

a)

de samenstelling van elke delegatie, behalve wanneer de voorzitter daarvan al op de hoogte is;

 

b)

de namen en functies van eventuele deskundigen die de delegaties vergezellen en de redenen waarom hun aanwezigheid vereist is.

Indien de voorzitter vóór het begin van de betrokken vergadering van het comité geen bezwaar maakt tegen de deelname van een deskundige, wordt de toestemming geacht te zijn verleend.

Vóór de vergadering deelt de voorzitter de delegaties mee dat een niet-gouvernementele deskundige aan de vergadering zal deelnemen, met opgave van de naam van de organisatie die de deskundige vertegenwoordigt.

  • 3. 
    De delegatie van een lidstaat kan, indien nodig, één andere lidstaat vertegenwoordigen. De delegatie die zich laat vertegenwoordigen, stelt de voorzitter hiervan vóór het begin van de vergadering schriftelijk in kennis.
  • 4. 
    Het quorum in het comité wordt gevormd door het aantal leden dat op grond van artikel 14, leden 3 en 4, van de uitvoeringsverordening van het elfde EOF nodig is voor het uitbrengen van een advies met gekwalificeerde meerderheid.

Artikel 10

Derde partijen en deskundigen

  • 1. 
    De vertegenwoordigers van toetredingslanden worden uitgenodigd de vergaderingen van het comité bij te wonen vanaf de datum van ondertekening van het Toetredingsverdrag.
  • 2. 
    De voorzitter kan op eigen initiatief of op verzoek van een lid van het comité beslissen vertegenwoordigers van andere derde partijen of andere deskundigen te horen over een specifiek agendapunt. Een gewone meerderheid van de lidstaten kan zich echter verzetten tegen hun deelname aan de vergadering.
  • 3. 
    De in de leden 1 en 2 en in artikel 9, lid 2, bedoelde vertegenwoordigers van derde partijen en deskundigen zijn niet aanwezig bij en nemen niet deel aan de stemmingen van het comité.

Artikel 11

Schriftelijke procedure

  • 1. 
    In naar behoren gemotiveerde gevallen kan de voorzitter het advies van het comité via een schriftelijke procedure verkrijgen. De voorzitter deelt de ontwerpmaatregelen mee aan de leden van het comité en legt naargelang van de urgentie van de aangelegenheid een termijn vast voor het uitbrengen van een advies.

De delegaties kunnen binnen 21 kalenderdagen na verzending van de voorstellen een standpunt innemen. Delegaties in het comité die niet binnen de in de brief gestelde termijn hebben laten weten bezwaar te hebben tegen of geen standpunt te willen innemen inzake de mededeling, worden geacht ermee in te stemmen.

In urgente of uiterst urgente gevallen in een partnerland of partnerregio gelden de in artikel 5, leden 2 en 3, gestelde termijnen. Een dergelijk urgent of uiterst urgent karakter wordt door de Commissie naar behoren schriftelijk gemotiveerd.

  • 2. 
    Indien een lid van het comité echter verzoekt om bespreking van de ontwerpmaatregelen tijdens een vergadering, wordt de schriftelijke procedure beëindigd en wordt de bespreking van de voorgestelde maatregelen naar de volgende vergadering verschoven.
  • 3. 
    De Commissie stelt de leden van het comité onverwijld, doch in elk geval uiterlijk zeven kalenderdagen na het verstrijken van de termijn, schriftelijk in kennis van het resultaat van een schriftelijke procedure.

Artikel 12

Secretariaat

Het secretariaat van het comité wordt door de Commissie waargenomen.

Artikel 13

Notulen en beknopt verslag van de vergaderingen

Van elke vergadering worden onder toezicht van de voorzitter notulen opgesteld, waarin de tijdens de vergadering uitgesproken opvattingen over de voorgestelde maatregelen en de standpunten worden weergegeven. De notulen worden zo snel mogelijk en in ieder geval binnen 14 kalenderdagen na de vergadering, aan de leden van het comité toegezonden. Indien tussen opeenvolgende vergaderingen vier of minder weken liggen, worden de notulen ten minste zeven kalenderdagen vóór de volgende vergadering toegezonden.

De delegaties stellen de voorzitter schriftelijk in kennis van hun opmerkingen over de notulen. Het comité wordt hiervan op de hoogte gebracht; indien er verschil van mening bestaat, wordt de voorgestelde wijziging door het comité besproken. Wordt dan nog geen overeenstemming bereikt, dan wordt de voorgestelde wijziging als bijlage bij de notulen gevoegd.

Artikel 14

Presentielijst

  • 1. 
    Bij elke vergadering stelt de voorzitter een presentielijst op waarop wordt vermeld onder welke autoriteiten of organen de deelnemers ressorteren en deze wordt tijdens die vergadering aan de deelnemers uitgedeeld.
  • 2. 
    Aan het begin van elke vergadering stelt iedere delegatie waarvan de deelname aan de werkzaamheden voor een bepaald agendapunt een belangenconflict doet ontstaan, de voorzitter hiervan in kennis. Daarenboven stellen alle door de lidstaten aangewezen personen alsmede de deskundigen die door de voorzitter overeenkomstig artikel 9, lid 2, en artikel 10, lid 2, zijn gemachtigd om aan de vergadering deel te nemen en de vertegenwoordigers van derde partijen die overeenkomstig artikel 10 zijn uitgenodigd om aan de vergadering deel te nemen, de voorzitter in kennis van elk belangenconflict met betrekking tot een bepaald agendapunt.

Bij een eventueel belangenconflict trekt de betrokken persoon, indien de voorzitter daarom verzoekt, zich terug uit de vergadering wanneer de desbetreffende agendapunten worden besproken.

Artikel 15

Correspondentie

  • 1. 
    De correspondentie betreffende het comité wordt aan de Commissie gericht, ter attentie van het secretariaat van het comité.
  • 2. 
    De door het secretariaat aan de delegaties gerichte correspondentie wordt door middel van de snelste en betrouwbaarste elektronische middelen aan de permanente vertegenwoordiger van de betrokken lidstaat toegezonden. Indien een permanente vertegenwoordiging een specifiek centraal elektronisch adres opgeeft voor correspondentie in verband met de werkzaamheden van de comités, wordt dit adres daarvoor gebruikt. Bovendien kan correspondentie rechtstreeks worden toegezonden aan de personen die door de lidstaten zijn aangewezen om hen in het comité te vertegenwoordigen.
  • 3. 
    Behalve in uitzonderingsgevallen verloopt de correspondentie tussen de Commissie en de delegaties via het daarvoor bestemde elektronische middelen van de Commissie.

Artikel 16

Toegang tot documenten en vertrouwelijkheid

  • 1. 
    Verzoeken om toegang tot documenten van het comité worden behandeld overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad (4). De Commissie beslist over verzoeken om toegang tot deze documenten overeenkomstig haar reglement van orde (5). Indien het verzoek tot een lidstaat is gericht, past die lidstaat artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 toe.
  • 2. 
    De beraadslagingen van het comité zijn vertrouwelijk.
  • 3. 
    Documenten die worden toegezonden aan leden van het comité, deskundigen en vertegenwoordigers van derde partijen, zijn vertrouwelijk, tenzij overeenkomstig lid 1 toegang is verleend tot deze documenten of deze documenten op andere wijze door de Commissie zijn bekendgemaakt.
  • 4. 
    De leden van het comité alsmede de deskundigen en de vertegenwoordigers van derde partijen zijn verplicht de in dit artikel vastgestelde vertrouwelijkheidseisen in acht te nemen. De voorzitter zorgt ervoor dat de deskundigen en de vertegenwoordigers van derde partijen in kennis worden gesteld van de op hen rustende vertrouwelijkheidseisen.

Artikel 17

Bescherming van persoonsgegevens

De verwerking van persoonsgegevens door het comité en zijn werkgroepen geschiedt in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad (6), onder de verantwoordelijkheid van de voorzitter die de verantwoordelijke voor de verwerking is in de zin van artikel 2, onder d), van die verordening.

Artikel 18

Huishoudelijke uitgaven

  • 1. 
    De huishoudelijke uitgaven van het comité, met inbegrip van de reiskosten voor één deelnemer per lidstaat, zijn voor rekening van de Commissie.

Indien en voor zover de financiële toewijzing zulks toestaat, draagt de Commissie de reiskosten van twee leden van de delegaties die daarom verzoeken.

  • 2. 
    De Commissie stelt het comité de voor zijn werkzaamheden benodigde ruimten en materiële middelen ter beschikking.
 

  • (2) 
    Besluit 2013/755/EU van de Raad van 25 november 2013 betreffende de associatie van de landen en gebieden overzee met de Europese Unie („LGO-besluit”) (PB L 344 van 19.12.2013, blz. 1).
  • (4) 
    Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43).
  • (6) 
    Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1).
 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.