Besluit 1983/124 - Sluiten van de Overeenkomst tot overleg tussen de EG en COST inzake een gecoördineerde actie op het gebied van te land gestationeerde hulpsystemen voor de zeescheepvaart (actie COST 301)

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 31983D0124

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

31983D0124

83/124/EEG: Besluit van de Raad van 28 maart 1983 betreffende het sluiten van de Overeenkomst tot overleg tussen de Gemeenschap en COST inzake een gecoördineerde actie op het gebied van te land gestationeerde hulpsystemen voor de zeescheepvaart (actie COST 301)

Publicatieblad Nr. L 084 van 30/03/1983 blz. 0009

Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 07 Deel 3 blz. 0154

Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 07 Deel 3 blz. 0154

++++

BESLUIT VAN DE RAAD

van 28 maart 1983

betreffende het sluiten van de Overeenkomst tot overleg tussen de Gemeenschap en COST inzake een gecoordineerde actie op het gebied van te land gestationeerde hulpsystemen voor de zeescheepvaart ( actie COST 301 )

( 83/124/EEG )

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN ,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap ,

Gelet op Besluit 82/887/EEG van de Raad van 13 december 1982 tot vaststelling van een gecoordineerde actie van de Europese Economische Gemeenschap op het gebied van te land gestationeerde hulpsystemen voor de zeescheepvaart ( 1 ) , inzonderheid op artikel 6 ,

Gelet op het Besluit van de Raad van 4 mei 1982 waarbij de Commissie wordt gemachtigd onderhandelingen te voeren over een overeenkomst tussen de Gemeenschap en derde landen die deelnemen aan de Europese Samenwerking op het gebied van het wetenschappelijk en technisch onderzoek ( COST ) voor de uitvoering van een gecoordineerde actie inzake te land gestationeerde hulpsystemen voor de zeescheepvaart ,

Gezien het ontwerp-besluit , ingediend door de Commissie ,

Overwegende dat de Commissie de onderhandelingen over deze Overeenkomst heeft voltooid ; dat deze Overeenkomst dient te worden goedgekeurd ,

BESLUIT :

Artikel 1

De Overeenkomst tot overleg tussen de Gemeenschap en COST inzake een gecoordineerde actie op het gebied van te land gestationeerde hulpsystemen voor de zeescheepvaart ( actie COST 301 ) wordt namens de Gemeenschap goedgekeurd .

De tekst van de Overeenkomst is aan dit besluit gehecht .

Artikel 2

De Voorzitter van de Raad is gemachtigd de personen aan te wijzen die bevoegd zijn de Overeenkomst te ondertekenen ten einde daardoor de Gemeenschap te binden .

Gedaan te Brussel , 28 maart 1983 .

Voor de Raad

De Voorzitter

J . ERTL

( 1 ) PB nr . L 378 van 31 . 12 . 1982 , blz . 32 .

OVEREENKOMST TOT OVERLEG TUSSEN DE GEMEENSCHAP EN COST

inzake een gecoordineerde actie op het gebied van te land gestationeerde hulpsystemen voor de zeescheepvaart ( actie COST 301 )

DE EUROPESE ECONOMISCHE GEMEENSCHAP ,

hierna " Gemeenschap " te noemen ,

enerzijds , en

DE STATEN DIE DE ONDERHAVIGE OVEREENKOMST TEKENEN ,

hierna " deelnemende niet-Lid-Staten " te noemen ,

anderzijds ,

OVERWEGENDE dat een Europese gecoordineerde actie op het gebied van hulpsystemen voor de zeescheepvaart kan bijdragen tot een vermindering van de kans op ongelukken in kustgebieden en in havens en derhalve tot de bescherming van mensenlevens en de veiligheid van schepen en lading en tot het voorkomen van vervuiling van kust en kustwateren ;

OVERWEGENDE dat in 1979 door de Finse en de Franse delegatie een onderzoekprogramma op het gebied van hulpsystemen voor de zeescheepvaart is voorgesteld in het kader van de Europese Samenwerking op het gebied van het wetenschappelijk en technisch onderzoek ( COST ) ;

OVERWEGENDE dat de Raad van de Europese Gemeenschappen bij besluit van 13 december 1982 een gecoordineerde actie van de Gemeenschap op het gebied van te land gestationeerde hulpsystemen voor de zeescheepvaart heeft goedgekeurd ;

OVERWEGENDE dat de Lid-Staten van de Gemeenschap en de deelnemende niet-Lid-Staten , hierna " staten " te noemen , het voornemen hebben om in het kader van regelingen en procedures die van toepassing zijn op hun nationale programma's , het in bijlage A omschreven onderzoek te verrichten en bereid zijn dit onderzoek in te passen in een coordinatieproces dat naar hun mening alle betrokken partijen tot voordeel zal strekken ;

OVERWEGENDE dat door internationale organisaties projecten op dit gebied worden uitgevoerd ; dat met dergelijke projecten rekening dient te worden gehouden om overlapping te voorkomen en dat over bepaalde uitrusting en procedures in voorkomend geval binnen de bevoegde organisaties afspraken dienen te worden gemaakt ;

OVERWEGENDE dat de uitvoering van het onder de gecoordineerde actie vallende onderzoek van de staten een financiële bijdrage van ongeveer 13 miljoen Ecu zal vergen ,

ZIJN HET VOLGENDE OVEREENGEKOMEN :

Artikel 1

De Gemeenschap en de deelnemende niet-Lid-Staten , hierna te noemen " overeenkomstsluitende partijen " , nemen tot en met 31 december 1985 deel aan een gecoordineerde actie op het gebied van te land gestationeerde hulpsystemen voor de zeescheepvaart .

Deze actie bestaat uit coordinatie van het programma van de Gemeenschap met de dienovereenkomstige programma's van de deelnemende niet-Lid-Staten . De onderzoekgebieden die onder deze Overeenkomst vallen zijn vermeld in bijlage A .

De staten blijven volledig verantwoordelijk voor het onderzoek dat door hun nationale instellingen wordt verricht .

Artikel 2

Er wordt een Coordinatiecomité Gemeenschap-COST " te land gestationeerde hulpsystemen voor de zeescheepvaart " opgericht , hierna " Comité " te noemen , in het kader waarvan de coordinatie tussen de overeenkomstsluitende partijen plaatsvindt .

Het Comité stelt zijn reglement van orde vast . Het secretariaat van het Comité wordt waargenomen door de Commissie van de Europese Gemeenschappen , hierna " Commissie " te noemen .

De taakomschrijving en de samenstelling van het Comité zijn omschreven in bijlage B .

Artikel 3

Ten einde de uitvoering van dit gecoordineerde programma op de meest doelmatige wijze te doen verlopen stelt de Commissie , in overleg met afgevaardigden van de deelnemende niet-Lid-Staten in het Comité , een projectleider aan .

Artikel 4

De maximale financiële bijdrage van de overeenkomstsluitende partijen in de kosten van de coordinatie besdraagt voor het in lid 1 van artikel 1 bedoelde tijdvak :

  • 2 100 000 Ecu van de Gemeenschap ,
  • 60 000 Ecu van elk van de deelnemende niet-Lid-Staten .

Daarboven betaalt iedere deelnemende niet-Lid-Staat een bedrag dat gelijk is aan een basisbedrag van 1 500 000 Ecu , zijnde een deel van de Gemeenschapsbijdrage , vermenigvuldigd met de verhouding tussen het bruto binnenlands produkt van die deelnemende niet-Lid-Staat voor 1980 en het bruto binnenlands produkt van de Gemeenschap plus dat van die deelnemende niet-Lid-Staat voor 1980 .

De Ecu is vastgesteld in het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen en in de krachtens dat Reglement vastgestelde financiële bepalingen .

De regels voor de financiering van de Overeenkomst zijn vermeld in bijlage C .

Artikel 5

1 . De staten wisselen in het kader van het Comité regelmatig alle dienstige gegevens uit die worden verkregen als gevolg van de uitvoering van het onderzoek in het kader van de gecoordineerde actie . Bovendien streven zij ernaar om gegevens betreffende soortgelijk onderzoek te verstrekken dat door andere lichamen wordt verricht of gepland . Deze gegevens worden op verzoek van de staat die deze ter beschikking stelt vertrouwelijk behandeld .

2 . In overleg met het Comité stelt de Commissie op grond van de verstrekte gegevens jaarlijkse rapporten op betreffende de stand van de werkzaamheden die zij toezendt aan de staten .

3 . Aan het einde van de coordinatieperiode zendt de Commissie in overleg met het Comité aan de staten een algemeen rapport betreffende de uitvoering en de resultaten van de actie . De Commissie publiceert dit rapport uiterlijk zes maanden na toezending tenzij een staat hiertegen bezwaar maakt . In dit geval wordt het rapport behandeld als vertrouwelijk en uitsluitend op verzoek en met toestemming van het Comité toegezonden aan de instellingen en ondernemingen waarvan het onderzoek of de produktie de toegang tot de kennis die is verkregen bij het onderzoek in het kader van de gecoordineerde actie rechtvaardigt .

Artikel 6

1 . Deze Overeenkomst staat open voor ondertekening door de Gemeenschap en de niet-Lid-Staten die hebben deelgenomen aan de ministeriële conferentie te Brussel op 22 en 23 november 1971 .

2 . Als voorwaarde voor deelneming aan de gecoordineerde actie omschreven in artikel 1 , dient elk van de overeenkomstsluitende partijen na ondertekening van deze Overeenkomst de Secretaris-generaal van de Raad van de Europese Gemeenschappen uiterlijk 31 december 1983 kennis te geven van de voltooiing van de procedures die in het kader van zijn interne bepalingen nodig zijn voor de tenuitvoerlegging van deze Overeenkomst .

3 . Voor de overeenkomstsluitende partijen die de in lid 2 bedoelde kennisgeving hebben verricht , treedt deze Overeenkomst in werking op de eerste dag van de maand volgende op die waarin de Gemeenschap en ten minste één van de deelnemende niet-Lid-Staten deze kennisgeving hebben gedaan .

Voor de overeenkomstsluitende partijen die deze kennisgeving toezenden na de inwerkingtreding van deze Overeenkomst , treedt deze Overeenkomst in werking op de eerste dag van de tweede maand volgende op die waarin de kennisgeving werd toegezonden .

De overeenkomstsluitende partijen die deze kennisgeving niet hebben toegezonden bij de inwerkingtreding van de Overeenkomst kunnen zonder stemrecht aan de werkzaamheden van het Comité deelnemen tot en met 31 december 1983 .

4 . De Secretaris-generaal van de Raad van de Europese Gemeenschappen stelt elke overeenkomstsluitende partij in kennis van de in lid 2 bedoelde kennisgevingen en van de datum van inwerkingtreding van deze Overeenkomst .

Artikel 7

Deze Overeenkomst is van toepassing , enerzijds op het grondgebied waar het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap onder de daarin genoemde voorwaarden van toepassing is , en anderzijds op het grondgebied van de deelnemende niet-Lid-Staten .

Artikel 8

Deze Overeenkomst , opgesteld in één exemplaar in de Deense , de Duitse , de Engelse , de Franse , de Griekse , de Italiaanse en de Nederlandse taal , zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek , wordt nedergelegd in het archief van het Secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Gemeenschappen dat een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift doet toekomen aan elke overeenkomstsluitende partij .

BIJLAGE A

1 . INHOUD VAN DE GECOORDINEERDE ACTIE

1 . Studie betreffende de voorwaarden waaronder schepen in nauwe wateren en bij uiteenlopende gesteldheden van water en weer kunnen navigeren en manoeuvreren .

2 . Studie betreffende de gangbare factoren en criteria die kunnen worden gehanteerd voor de omschrijving van de problemen in verband met de scheepvaartnavigatie . In een tweede fase toepassing van deze factoren en criteria op de Europese wateren .

3 . Inventaris van de in West-Europa te land gestationeerde systemen van het scheepvaartverkeer , waarbij wordt aangegeven :

  • welk territorium wordt bestreken ,
  • welke diensten worden verstrekt ,
  • op welke wijze de dienst functioneert ,
  • wat de intensiteit is van de scheepvaart in de zone ,
  • welke vormen van scheepvaart in de zone worden aangetroffen .

4 . Studie betreffende de methoden die de identificatie van schepen mogelijk moeten maken , ten behoeve van zowel het toezicht op de scheepvaart door de verkeersleidingsstations als de communicatie tussen schepen onderling .

5 . Studie betreffende methoden die het de verkeersleidingsstations mogelijk kunnen maken plaats en route van een schip nauwkeurig te bepalen en te volgen .

6 . Methoden voor de communicatie tussen schepen onderling en tussen wal en schip ; systemen voor de uitwisseling van gegevens tussen verkeersleidingsstations en schepen .

7 . Studie betreffende de harmonisatie van de procedures van de diensten voor verkeersregeling , voorlichting en verkeersleiding van de scheepvaart in West-Europa .

II . DOOR DE OVEREENKOMST BESTREKEN ONDERZOEKWERKZAAMHEDEN

1 . Gedrag van schepen in nauwe wateren .

2 . a ) Uniforme identificatiecriteria betreffende voor het scheepvaartverkeer kritische zones .

b ) Identificatie van kritische zones voor het scheepvaartverkeer .

3 . Inventaris van de in West-Europa te land gestationeerde systemen van het scheepvaartverkeer .

4 . Scheepsidentificatie .

5 . Specificaties en normen voor nauwkeurige plaatsbepaling en toezicht op varende schepen .

6 . Methoden voor communicatie tussen aan de wal gestationeerde diensten en schepen .

7 . Harmonisatie van de procedures van de diensten voor scheepvaartverkeer .

Van de internationale organisaties die ter zake het meest bevoegd zijn en die op dit gebied onderzoek hebben verricht of daarmee bezig zijn , kunnen worden vermeld :

  • International Maritime Organisation ( IMO ) ;
  • International Association of Lighthouse Authorities ( IALA ) ;
  • International Association of Ports and Harbours ( IAPH ) .

Deze lijst is voor uitbreiding vatbaar .

BIJLAGE B

BEVOEGDHEDEN EN SAMENSTELLING VAN HET OVERLEGCOMITE GEMEENSCHAP-COST

" TE LAND GESTATIONEERDE HULPSYSTEMEN VOOR DE ZEESCHEEPVAART "

1 . Het Comité :

1.1 . geeft advies over alle aspecten van het verloop van de actie en draagt daardoor bij tot de optimale uitvoering daarvan ;

1.2 . beoordeelt de resultaten van de actie en trekt daaruit de conclusies voor de toepassing ervan ;

1.3 . draagt zorg voor de uitwisseling van informatie zoals bedoeld in artikel 5 , lid 1 ;

1.4 . volgt de nationale onderzoekactiviteiten op de gebieden die onder de actie vallen en houdt zich met name op de hoogte van wetenschappelijke en technische ontwikkelingen die van invloed kunnen zijn op de uitvoering van de actie ;

1.5 . ziet erop toe dat geen werkzaamheden worden verricht die de studies en activiteiten van de bevoegde internationale organisaties overlappen , rekening houdend met het internationale kader waarin sommige voorschriften eventueel moeten worden vastgesteld ;

1.6 . geeft richtlijnen aan de projectleider ;

1.7 . helpt de Commissie bij de selectie van de contractanten en de toewijzing van de overeenkomstige kredieten .

2 . De rapporten en adviezen van het Comité worden aan de staten toegezonden .

3 . Het Comité bestaat uit een afgevaardigde van de Commissie als coordinator van de gecoordineerde actie van de Gemeenschap , een afgevaardigde van elke deelnemende niet-Lid-Staat , een afgevaardigde van elke Lid-Staat als vertegenwoordiger van zijn nationale programma , en de projectleider .

Iedere afgevaardigde kan zich door deskundigen laten bijstaan . Het Comité kan , telkens wanneer het zulks zinvol acht , waarnemers van de ter zake bevoegde internationale organisaties voor haar vergadering uitnodigen ( zie bijlage A ) .

BIJLAGE C

FINANCIELE REGELING

Artikel 1

Bij de onderhavige bepalingen wordt de financiële regeling vastgesteld waarnaar wordt verwezen in artikel 4 van de Overeenkomst tot overleg tussen de Gemeenschap en COST .

Artikel 2

Bij de aanvang van elk begrotingsjaar zendt de Commissie aan alle deelnemende niet-Lid-Staten een oproep tot storting van de financiële bijdrage overeenkomende met hun aandeel in de jaarlijkse kosten van de coordinatie in het kader van de Overeenkomst , berekend in verhouding tot de maximale bedragen die zijn vastgesteld in artikel 4 van de Overeenkomst .

Deze bijdrage wordt uitgedrukt zowel in Ecu als in de valuta van de betrokken deelnemende niet-Lid-Staat , waarbij de waarde van de Ecu is bepaald in het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen en wordt vastgesteld op de datum van de oproep tot storting .

Naast de eigenlijke kosten van de coordinatie omvat de totale bijdrage de reis - en verblijfkosten van de afgevaardigden bij het Comité .

Elke deelnemende niet-Lid-Staat betaalt zijn jaarlijkse bijdrage in de kosten van de coordinatie in het kader van de Overeenkomst aan het begin van elk jaar en uiterlijk op 31 maart . Elke vertraging van de betaling van de jaarlijkse bijdrage geeft aanleiding tot de betaling van rente door de betrokken deelnemende niet-Lid-Staat tegen een rentevoet gelijk aan de hoogste discontovoet die op de betrokken datum in de Staten geldt . Deze rentevoet wordt verhoogd met 0,25 percent-punt per maand vertraging . De verhoogde rentevoet wordt toegepast over de volledige periode van vertraging . Een dergelijke rentevoet wordt evenwel slechts in rekening gebracht indien de betaling meer dan drie maanden na de oproep door de Commissie plaatsvindt .

Artikel 3

De door deelnemende niet-Lid-Staten overgemaakte bedragen worden als krediet geboekt voor de gecoordineerde actie als begrotingsontvangsten bestemd voor een hoofdstuk van de staat van inkomsten van de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen ( afdeling Commissie ) .

Artikel 4

Een indicatief tijschema van de kosten van coordinatie als bedoeld in artikel 4 van de Overeenkomst is opgenomen in de bijlage .

Artikel 5

Het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen geldt eveneens voor het beheer van de kredieten .

Artikel 6

Aan het eind van elk begrotingsjaar wordt een staat van de kredieten voor de gecoordineerde actie opgesteld en ter informatie aan de deelnemende niet-Lid-Staten toegezonden .

Indicatief tijdschema voor de kosten van de gecoordineerde actie " te land gestationeerde hulpsystemen voor de scheepvaart " ( actie COST 301 )

  • ( in Ecu ) *
  • 1983 * 1984 * 1985 * Totaal *

I . Aanvankelijke raming van de totale kosten : * * * * *

  • Personeel * 200 000 * 200 000 * 200 000 * 600 000 *
  • Administratiekosten * 200 000 * 200 000 * 200 000 * 600 000 *
  • Contracten * 600 000 * 800 000 * 100 000 * 1 500 000 *

Totaal * 800 000 * 1 000 000 * 300 000 * 2 100 000 *

II . Herziene raming van de uitgaven rekening houdende met de bijkomende kosten van de toetreding van deelnemende niet-Lid-Staten : * * * * *

  • Personeel * 800 000 + S i a i * 1 000 000 + S i b i * 300 000 + S i c i * 2 100 000 + S i a i + S i b i + S i c i *
  • Administratiekosten * 800 000 + S i a i * 1 000 000 + S i b i * 300 000 + S i c i * 2 100 000 + S i a i + S i b i + S i c i *
  • Contracten * 800 000 + S i a i * 1 000 000 + S i b i * 300 000 + S i c i * 2 100 000 + S i a i + S i b i + S i c i *

III . Verschil tussen I en II te dekken door de bijdrage van deelnemende niet-Lid-Staten * S i a i * S i b i * S i c i * S i a i + S i b i + S i c i *

a i = 20 000 + 600 000 BBP dns / ( BBP EG + BBP dns )

b i = 20 000 + 800 000 BBP dns / ( BBP EG + BBP dns )

c i = 20 000 + 100 000 BBP dns / ( BBP EG + BBP dns )

BBP = Bruto binnenlands produkt

dns = Deelnemende niet-Lid-Staat

EG = Europese Gemeenschap

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.