Richtlijn 1968/414 - Verplichting voor de lidstaten van de E.E.G. om minimumvoorraden ruwe aardolie en/of aardolieprodukten in opslag te houden

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 31968L0414

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

31968L0414

Richtlijn 68/414/EEG van de Raad van 20 december 1968 houdende verplichting voor de Lid-Staten van de E.E.G. om minimumvoorraden ruwe aardolie en/of aardolieprodukten in opslag te houden

Publicatieblad Nr. L 308 van 23/12/1968 blz. 0014 - 0016

Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 12 Deel 1 blz. 0028

Bijzondere uitgave in het Deens: Serie I Hoofdstuk 1968(II) blz. 0575

Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 12 Deel 1 blz. 0028

Bijzondere uitgave in het Engels: Serie I Hoofdstuk 1968(II) blz. 0586

Bijzondere uitgave in het Grieks: Hoofdstuk 12 Deel 1 blz. 0039

Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 12 Deel 1 blz. 0125

Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 12 Deel 1 blz. 0125

++++

( 1 ) PB nr . 20 van 6 . 2 . 1965 , blz . 330/65 .

RICHTLIJN VAN DE RAAD

van 20 december 1968

houdende verplichting voor de Lid-Staten van de Europese Economische Gemeenschap om minimumvoorraden ruwe aardolie en / of aardolieprodukten in opslag te houden

( 68/414/EEG )

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN ,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap , inzonderheid op artikel 103 ,

Gezien het voorstel van de Commissie ,

Gezien het advies van het Europese Parlement ( 1 ) ,

Overwegende dat ingevoerde ruwe aardolie en aardolieprodukten een steeds belangrijker plaats innemen bij de bevoorrading van de Gemeenschap met energieprodukten ; dat elke , zelfs tijdelijke moeilijkheid waardoor de leveranties van deze produkten uit derde landen worden verminderd , ernstige verstoringen in de economische activiteit van de Gemeenschap kan veroorzaken en dat het derhalve van belang is de schadelijke gevolgen van een dergelijke gebeurtenis te kunnen ondervangen of althans verzachten ;

Overwegende dat een crisis in de voorziening onverhoeds kan ontstaan en dat het derhalve onontbeerlijk is thans reeds te voorzien in de nodige middelen om aan een eventuele schaarste het hoofd te bieden ;

Overwegende dat het daartoe nodig is de voorziening met ruwe aardolie en aardolieprodukten in de Lid-Staten beter veilig te stellen door het aanleggen en in stand houden van een minimumvoorraad van de belangrijkste aardolieprodukten ;

Overwegende dat de nationale produktie als zodanig tot de veiligstelling van de voorziening bijdraagt ; dat de produktievoorwaarden in de Gemeenschap en de hiermee verbonden grotere veiligheid van de voorziening voor de Lid-Staten de mogelijkheid rechtvaardigen om de verplichting tot opslag ten laste van de import te laten komen ,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD :

Artikel 1

De Lid-Staten nemen alle passende wettelijke en bestuursrechtelijke maatregelen om , behoudens het bepaalde in artikel 2 en artikel 7 , permanent een niveau voor de voorraden aardolieprodukten te handhaven gelijk aan ten minste 65 dagen gemiddeld binnenlands verbruik per dag in het voorafgaande kalenderjaar van elk der in artikel 3 bedoelde categorieën aardolieprodukten .

Het gedeelte van het binnenlandse verbruik dat wordt gedekt door produkten vervaardigd van uit de bodem van de desbetreffende Lid-Staat gewonnen aardolie kan tot een maximum van 15 % van bedoeld verbruik worden afgetrokken .

Bunkervoorraden voor de zeevaart zijn niet in het binnenlands verbruik begrepen .

Artikel 2

Onverminderd het bepaalde in artikel 1 kunnen de Lid-Staten de ondernemingen ontheffen van de hen opgelegde verplichting tot opslag , voor de hoeveelheid produkten die deze ondernemingen vervaardigen op basis van uit de nationale bodem gewonnen ruwe aardolie .

Artikel 3

Voor de berekening van het binnenlands verbruik worden de volgende categorieën produkten in aanmerking genomen :

_ autobenzines en brandstoffen voor vliegtuigen ( vliegtuigbenzine , brandstoffen voor straalvliegtuigen van het benzinetype ) ,

_ gasoliën , dieseloliën , kerosine ( lamppetroleum of lampolie ) en brandstoffen voor straalvliegtuigen van het kerosinetype ,

_ stookoliën .

Artikel 4

De Lid-Staten verstrekken aan de Commissie een overeenkomstig de artikelen 5 en 6 opgesteld statistisch overzicht van de aan het einde van ieder kwartaal aanwezige voorraden , onder nauwkeurige opgave van het aantal dagen gemiddeld verbruik van het voorafgaande kalenderjaar dat die voorraden vertegenwoordigen . Deze mededeling moet binnen 90 dagen na het einde van het kwartaal worden gedaan .

Artikel 5

In het in artikel 4 bedoelde statistische overzicht van de voorraden worden eindprodukten opgenomen voor de werkelijke hoeveelheid ; ruwe aardolie en halffabrikaten ( feedstocks ) worden opgenomen :

_ ofwel in verhouding tot de hoeveelheden van elk der categorieën van in de raffinaderijen van de desbetreffende Staat gedurende het voorafgaande kalenderjaar verkregen produkten ;

_ ofwel op basis van de produktieprogramma's van de raffinaderijen van de betrokken Staat voor het lopende jaar ;

_ ofwel volgens de verhouding tussen enerzijds de totale hoeveelheid van de aan de opslagverplichting onderworpen produkten die gedurende het voorafgaande kalenderjaar in de desbetreffende Staat zijn vervaardigd , en anderzijds de hoeveelheid ruwe aardolie die gedurende hetzelfde jaar is gebruikt ; dit kan slechts gelden voor 40 % van de totale verplichting voor de eerste en de tweede categorie ( benzines en gasoliën ) en voor 50 % voor de derde categorie ( stookoliën ) .

Indien mengprodukten zijn bestemd voor de vervaardiging van in artikel 3 genoemde eindprodukten , kunnen zij de produkten waarvoor zij bestemd zijn , vervangen .

Artikel 6

1 . Voor de berekening van het in artikel 1 bedoelde minimumniveau worden als in het in artikel 4 genoemde statistische overzicht op te nemen voorraden alleen beschouwd , de hoeveelheden waarover een Lid-Staat volledig kan beschikken ingeval zich bij de aardolievoorziening moeilijkheden voordoen .

Behoudens het bepaalde in lid 2 moeten deze voorraden zich op het grondgebied van de desbetreffende Staat bevinden .

2 . Voor de toepassing van de onderhavige richtlijn kunnen , in het kader van speciale intergouvernementele overeenkomsten , voorraden worden aangelegd op het grondgebied van een Lid-Staat voor rekening van in een andere Lid-Staat gevestigde ondernemingen .

In dit geval mag de Lid-Staat op het grondgebied waarvan die voorraden zijn opgeslagen , zich niet tegen overbrenging daarvan naar de andere Lid-Staat verzetten ; hij oefent zoveel mogelijk toezicht op deze voorraden uit maar neemt ze niet op in zijn statistisch overzicht . De Lid-Staat waarvoor deze voorraden zijn bestemd , mag ze in zijn eigen statistisch overzicht opnemen .

De in de eerste alinea genoemde ontwerp-overeenkomsten worden aan de Commissie medegedeeld ; deze kan aan de betrokken Regeringen haar opmerkingen kenbaar maken . Wanneer de overeenkomsten eenmaal gesloten zijn , worden zij medegedeeld aan de Commissie die ze ter kennis van de overige Lid-Staten brengt .

Deze overeenkomsten moeten aan de volgende voorwaarden voldoen :

_ betrekking hebben op ruwe aardolie en alle in de onderhavige richtlijn bedoelde aardolieprodukten ;

_ de procedure aangeven , om het toezicht op en de identificatie van de voorgeschreven voorraden te verzekeren ;

_ in beginsel voor onbeperkte duur worden gesloten ;

_ nader bepalen dat , indien wordt voorzien in de mogelijkheid tot unilaterale opzegging , hiervan geen gebruik mag worden gemaakt in geval van een crisis in de voorziening en dat de Commissie in ieder geval vooraf van iedere opzegging op de hoogte moet worden gesteld .

3 . Met inachtneming van de in lid 1 aangeduide voorwaarden kunnen in de voorraden worden begrepen :

_ hoeveelheden aan boord van olietankschepen die zich in een haven bevinden om aldaar na vervulling van de havenformaliteiten te worden gelost ;

_ hoeveelheden die zijn opgeslagen in loshavens ;

_ hoeveelheden in tanks bij het beginpunt van oliepijpleidingen ;

_ hoeveelheden in tanks van raffinaderijen , met uitsluiting van zich in leidingen en verwerkingsinstallaties bevindende hoeveelheden ;

_ hoeveelheden in opslagplaatsen van raffinaderijen en van ondernemingen die zich bezighouden met invoer , opslag of groothandel ;

_ hoeveelheden in opslagplaatsen van bedrijven met een groot verbruik , welke beantwoorden aan de nationale bepalingen betreffende de verplichting tot permanente opslag ;

_ hoeveelheden in lichters en kustvaarders , die binnen de landsgrenzen onderweg zijn en waarop door de verantwoordelijke autoriteiten toezicht kan worden uitgeoefend , indien deze hoeveelheden onverwijld ter beschikking kunnen worden gesteld .

Bijgevolg moeten met name van opneming in het statistisch overzicht worden uitgesloten : ruwe aardolie welke voorkomt in bodemlagen , hoeveelheden die bestemd zijn voor bunkervoorraden voor de zeevaart , hoeveelheden welke zich in rechtstreeks transitoverkeer bevinden , met uitzondering van de voorraden bedoeld in lid 2 , en hoeveelheden welke in oliepijpleidingen , tankauto's , tankwagons , reservoirs van distributiestations en bij kleine verbruikers aanwezig zijn . Voorts moeten van het statistisch overzicht worden uitgesloten , de hoeveelheden die door de strijdkrachten worden aangehouden , alsmede die welke bij de aardoliemaatschappijen voor hen zijn gereserveerd .

Artikel 7

In geval van moeilijkheden bij de aardolievoorziening in de Gemeenschap belegt de Commissie op verzoek van een Lid-Staat of op eigen initiatief een bijeenkomst van de Lid-Staten voor onderling overleg .

Behalve in geval van bijzondere dringende noodzaak of voor het voldoen aan geringe lokale behoeften , onthouden de Lid-Staten zich ervan om , v}}r het genoemde overleg , zoveel aan de voorraden te onttrekken dat deze beneden het verplichte minimum komen .

De Lid-Staten stellen de Commissie op de hoogte van alle onttrekkingen aan de reservevoorraden en doen zo spoedig mogelijk mededeling van :

_ de datum waarop de voorraden beneden het verplichte minimum zijn gekomen ;

_ de redenen van deze onttrekkingen ;

_ de eventueel getroffen maatregelen om de voorraden weer op peil te brengen ;

_ zo mogelijk , de vermoedelijke ontwikkeling van de voorraden in de periode dat deze beneden het verplichte minimum blijven .

Artikel 8

De voorraadvorming overeenkomstig de bepalingen van de onderhavige richtlijn moet binnen een zo kort mogelijke termijn na de kennisgeving van deze richtlijn , en uiterlijk op 1 januari 1971 , haar beslag hebben gekregen .

De Lid-Staten stellen de Commissie op de hoogte van de daartoe getroffen maatregelen .

Artikel 9

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten .

Gedaan te Brussel , 20 december 1968 .

Voor de Raad

De Voorzitter

V . LATTANZIO

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.