Bijlagen bij COM(2023)653 - Voortgangsverslag 2023 over klimaatactie in de EU

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2023)653 - Voortgangsverslag 2023 over klimaatactie in de EU.
document COM(2023)653
datum 24 oktober 2023
bijlage I, tabel 1). Ontbrekende gegevens worden vervangen door andere streefcijfers of mijlpalen die de lidstaten bij de Commissie hebben ingediend in het kader van andere verslagleggingsexercities (nationale langetermijnstrategieën, geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen of de broeikasgasprognoses voor 2021). De jaarlijkse gemiddelde emissiereductie na 2030 is gebaseerd op een lineair traject naar klimaatneutraliteit in de EU. Dit doet niet af aan het tempo dat is vereist voor het bereiken van de nieuwe doelstelling voor 2040 die de Commissie overeenkomstig de klimaatwet zal voorstellen.

20 De jaarlijkse groei van de productie van zonne-energie in de EU nam met 47 % toe vanaf 28,1 GW in 2021. De nieuw toegevoegde capaciteit van 41,4 GW aan zonne-energie in 2022 is equivalent aan de stroombehoeften van 12,4 miljoen Europese huishoudens (zie New report reveals EU solar power soars by almost 50% in 2022 — SolarPower Europe). De nieuwe capaciteit voor windenergie bedroeg in 2022 ongeveer 16 GW, een stijging met 40 % ten opzichte van 2021. The EU built only 16 GW new wind in 2022: must restore investor confidence and ramp up supply chain | WindEurope.

21 European Heat Pump Association, op basis van 21 markten. Het aantal verkochte warmtepompen heeft in 2022 ruwweg 4 miljard kubieke meter aardgas vervangen, waardoor ongeveer 8 miljoen ton aan CO2-emissies werd vermeden. (zie Market data — European Heat Pump Association (ehpa.org)).

22 Global EV Outlook 2023 (IEA).

23 Op basis van de broeikasgasinventaris van 2023 en de modelleringsresultaten van het kernbeleidsscenario ter ondersteuning van de initiatieven voor de uitvoering van de Europese Green Deal. De negatieve waarden voor de LULUCF-sector duiden op een toename van de broeikasgasverwijderingen. Opmerkingen: 1) De sector “energie” omvat elektriciteits- en warmteproductie en olieraffinage. 2) De sector “industrie” omvat de verbranding van brandstoffen in de productie en de bouw en de emissies van industriële processen en van het gebruik van producten. 3) De sector “gebouwen” omvat de emissies als gevolg van het energieverbruik in woningen en tertiaire gebouwen. 4) De sector “landbouw” omvat zowel niet-CO2-emissies als emissies ten gevolge van het energieverbruik in de landbouw en de visserij.

24 Zoals gerapporteerd in bijlage I, tabel 1, bij Uitvoeringsverordening (EU) 2022/2299 van de Commissie van 15 november 2022. Zie het werkdocument van de diensten van de Commissie over de beoordeling van de vooruitgang bij het verwezenlijken van de doelstellingen van de energie-unie en de klimaatactie bij het verslag over de staat van de energie-unie 2023.

25 Ontbrekende NEKP-waarden in de verslagen zijn vervangen door de nationale broeikasgasdoelstellingen die de lidstaten in het verleden bij de Commissie hebben ingediend (bv. voor het NEKP 2021 of de langetermijnstrategieën), indien beschikbaar. Aangezien doelstellingen kunnen worden uitgedrukt in verschillende aardopwarmingsvermogens (AR4 of AR5), zijn deze waarden slechts indicatief.

26 De emissies van de internationale zee- en luchtvaart zouden deze kloven kunnen vergroten zodra ze in het toepassingsgebied van de EU-klimaatdoelstellingen zijn opgenomen.

27 De geactualiseerde NEKP’s moeten een afspiegeling zijn van de noodzakelijke verhoogde ambitie van het “Fit for 55”-pakket, het REPowerEU-initiatief en de energiecrisismaatregelen die de EU het afgelopen jaar heeft genomen, op basis van de richtsnoeren voor het actualiseren van de NEKP’s die de Europese Commissie in december 2022 heeft gepubliceerd en in afwachting van de grondige evaluatie van de governanceverordening.

28 Waarden op basis van bijlage IX bij de door de lidstaten ingediende NEKP-voortgangsverslagen, per 31 augustus 2023. De lidstaten kunnen meer dan één sector aangeven. Dit verklaart waarom de som van de maatregelen over alle betrokken sectoren hoger is dan het huidige totale aantal afzonderlijke maatregelen.

29 Die wetgeving omvat de herziene EU-ETS-richtlijn, een nieuw ETS voor gebouwen, wegvervoer en brandstoffen, de marktstabiliteitsreserve, de verordening verdeling van de inspanningen, CO2-normen voor personenauto’s en bestelwagens, de LULUCF-verordening, het mechanisme voor koolstofgrenscorrectie (CBAM), de oprichting van het Sociaal Klimaatfonds, FuelEU Maritime, de verordening betreffende infrastructuur voor alternatieve brandstoffen (AFIR), ReFuel EU Aviation, de richtlijn energie-efficiëntie en de richtlijn hernieuwbare energie. Alleen over de voorgestelde herziene energiebelastingrichtlijn moet nog overeenstemming worden bereikt.

30 Zie hoofdstuk 2 van het werkdocument van de diensten van de Commissie — “Technische informatie”.

31 De vastgestelde wetgeving zal naar schatting leiden tot een nettovermindering van de broeikasgasemissies in de EU met 57 % tegen 2030 ten opzichte van 1990. Een overzicht van de doelstellingen is te vinden in hoofdstuk 1 van het werkdocument van de diensten van de Commissie — “Technische informatie”.

32 CO2-emissies als gevolg van de verbranding van brandstoffen in de industrie die niet onder het bestaande EU-ETS vallen.

33 Effectbeoordeling die tussen januari 2022 en april 2023 voor het eerst bij de Raad voor regelgevingstoetsing is ingediend en waarvoor uiterlijk op 23 mei 2023 een interdienstenraadpleging is gestart.

34 IPCC Sixth Assessment Report, Impacts, Adaptation and Vulnerability, februari 2022.

35 In het kader van het UNFCCC hebben de EU en haar lidstaten (met inbegrip van het VK) zich verbonden aan een gezamenlijke doelstelling, voor de hele economie, om de broeikasgasemissies vóór 2020 met 20 % te verminderen ten opzichte van 1990 (“de toezegging van Cancún”).

36 In het kader van de tweede verbintenisperiode van het Protocol van Kyoto in 2013-2020 hebben de EU, haar lidstaten, het VK en IJsland zich er gezamenlijk toe verbonden de broeikasgasemissies met gemiddeld 20 % te verminderen ten opzichte van 1990.

37 Als de nettobroeikasgasemissies die stroken met het EU-streefcijfer voor 2030 (circa 2 100 MtCO2-eq) worden gedeeld door de meest recente bevolkingsprognoses van Eurostat voor de EU-27 voor 2030 (circa 550 miljoen EU-inwoners), resulteert dat in een waarde van 4,7 ton CO2-eq per hoofd van de bevolking.

38 Met uitzondering van LULUCF-emissies en -verwijderingen.

39 Wetenschappelijk advies voor het bepalen van een EU-brede klimaatdoelstelling voor 2040 en een broeikasgasbegroting voor 2030-2050 (europa.eu).

40 Beleidsscenario’s voor het uitvoeren van de Europese Green Deal (europa.eu). Na 2030 is de verdeelsleutel constant gehouden.

41 Prognoses met bestaande maatregelen (MBM) omvatten de effecten van vastgestelde en uitgevoerde beleidslijnen en maatregelen op de broeikasgasemissies.

42 ES, SL, HR, RO, IT, BG, LU, IE, EL, AT, HU, BE, FR, PT en CY.

43 Prognoses met aanvullende maatregelen (MAM) omvatten de effecten van vastgestelde en uitgevoerde beleidslijnen en maatregelen plus die van geplande beleidslijnen en maatregelen (bv. maatregelen die worden besproken met een reële kans om te worden vastgesteld en uitgevoerd na de datum van indiening van het nationale plan) op de broeikasgasemissiereducties.

44 Niet meer dan 18 lidstaten hebben hun broeikasgasemissieprognoses in het kader van het scenario “met aanvullende maatregelen” ingediend.

45 De maatstaf vergelijkt de cumulatieve verwachte nettobroeikasgasemissies (inclusief LULUCF) met de cumulatieve emissies die ten grondslag liggen aan een lineair traject van de nettobroeikasgasemissieniveaus van 2021 van elke lidstaat naar klimaatneutraliteit in 2050.

46 CY, DK, FR, EL, IT, MT, AT, HU en SE.

47 Die aantallen kunnen een afspiegeling zijn van de granulariteit van de gerapporteerde beleidslijnen en maatregelen. Zo heeft zowel België als Frankrijk de verslaglegging over de beleidslijnen en maatregelen sterk uitgesplitst (door bijvoorbeeld veel regionale beleidslijnen en maatregelen te rapporteren), terwijl andere lidstaten hun beleidslijnen en maatregelen op een meer geaggregeerd niveau hebben aangemeld. De waarden zijn die welke beschikbaar waren op 31 augustus 2023.

48 Bijlage IX bij Uitvoeringsverordening (EU) 2022/2299 van de Commissie van 15 november 2022. Voor meer informatie, zie het werkdocument van de diensten van Commissie over de beoordeling van de vooruitgang bij het verwezenlijken van de doelstellingen van de energie-unie en de klimaatactie bij het verslag over de staat van de energie-unie 2023.

49 Waarden gebaseerd op bijlage IX van de door de lidstaten ingediende NEKP-voortgangsverslagen, per 15.08.2023. De lidstaten konden meer dan één betrokken sector aangeven, waardoor de som van alle beleidslijnen en maatregelen voor alle betrokken sectoren hoger kan zijn dan het totale aantal individuele beleidslijnen en maatregelen met een decarbonisatiedimensie.

50 Verslag 2023 over energiesubsidies in de EU, gehecht aan het verslag over de staat van de energie-unie 2023.

51 Op 6 oktober 2023 hadden 16 lidstaten hun ontwerp van geactualiseerde NEKP ingediend. Van zes lidstaten heeft het ontwerp-NEKP een ambitieniveau dat hoger ligt dan de in maart 2023 gerapporteerde prognoses.

52 Inclusief vertrekkende vluchten naar Zwitserland en het Verenigd Koninkrijk.

53 Gebaseerd op gegevens in het EU-register per 30 juni 2023.

54 Emissieplafond in het EU-ETS (rekening houdend met de herziening van de ETS-richtlijn in 2023, d.w.z. wijziging van het basisjaar in 2024 en 2026, opname van de sector maritiem vervoer in 2024 en van de lineaire reductiefactor van 4,3 % in 2024-27 en 4,4 % vanaf 2028), vergeleken met geverifieerde emissies. De luchtvaart is niet inbegrepen. Als gevolg van wijzigingen in het toepassingsgebied zijn de cijfers voor 2005-2007 niet direct vergelijkbaar met de recentere cijfers. Legenda: balken (plafond), lichte schaduwbalken in 2014-16 (emissierechten waarvan de veiling gedeeltelijk is uitgesteld in fase 3), lichte schaduwbalken sinds 2019 (in de marktstabiliteitsreserve opgenomen emissierechten), stippellijn (geverifieerde emissies).

55 EU-27 + EER-landen + Noord-Ierland + Innovatiefonds + Moderniseringsfonds.

56 De resterende 24 % is niet noodzakelijkerwijs uitgegeven aan andere doeleinden. Een deel daarvan zal in latere jaren worden besteed of in de algemene begroting stromen, die wordt aangewend voor meerdere doeleinden, waaronder klimaatverandering en energie.

57 Verordening (EU) 2015/757 (PB L 123 van 19.5.2015, blz. 55).

58 Beschikking nr. 406/2009/EG van 23 april 2009.

59 Verordening (EU) 2018/842 van 30 mei 2018, zoals gewijzigd bij Verordening (EU) 2023/857 van 19 april 2023.

60 Op basis van inventarisgegevens voor de jaren 2005-2022 en van prognoses voor de jaren 2023-2030 zoals gerapporteerd door de lidstaten in het kader van Verordening (EU) 2018/1999, samengesteld en gecontroleerd door het EEA. De jaarlijkse emissieruimte uit hoofde van de ESD wordt uitgedrukt in GWP (global warming potential (aardopwarmingspotentieel)) AR4, alle andere getallen zijn uitgedrukt in GWP AR5. De cijfers hebben alleen betrekking op de EU-27.

61 De jaarlijks emissieruimte is de jaarlijkse emissielimiet voor broeikasgasemissies in de sectoren waar de inspanningen worden gedeeld voor elke lidstaat.

62 Het mechanisme voor schone ontwikkeling (Clean Development Mechanism, CDM), dat is neergelegd in artikel 12 van het Kyoto-protocol, staat een land met een emissiereductie- of emissiebeperkingsverbintenis (bijlage B-partij) toe om een emissiereductieproject in een ontwikkelingsland uit te voeren.

63 De grafiek toont de ESD-emissies van de lidstaten in 2013 (gele balk) en in 2020 (oranje balk), vergeleken met de emissieruimten voor 2020 (groene lijn) vóór het gebruik van eventuele flexibiliteit in het kader van de ESD.

64 De ontwikkelingen in IJsland en Noorwegen worden beschreven in het jaarlijkse klimaatvoortgangsverslag van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA.

65 Oostenrijk, Cyprus, Denemarken, Ierland en Italië. Denemarken heeft al te kennen gegeven gebruik te willen maken van de flexibiliteit van de LULUCF-verordening om het teveel aan emissies in 2021 te dekken, indien dit in 2027 wordt bevestigd na de alomvattende evaluatie van de ESR-emissies.

66 De ESR-emissies van 2021 zijn gebaseerd op definitieve inventarisgegevens, en de ESR-emissies van 2022 zijn gebaseerd op geschatte inventarisgegevens, beide gerapporteerd in 2023.

67 Artikel 8 van de ESR bepaalt dat indien de Commissie constateert dat er onvoldoende vooruitgang is geboekt, de lidstaten een actieplan met corrigerende maatregelen moeten opstellen.

68 AT, BG, CY, CZ, DE, DK, EE, FR, HR, HU, IE, IT, LT, LV, MT, NL, PL, RO, SK.

69 CY, HR, HU, IE, IT, LT, MT, RO.

70 Voor de ESR-emissies van de lidstaten in 2021 en 2022 en de prognoses voor andere jaren wordt gebruikgemaakt van beschikbare historische en geschatte gegevens; de definitieve ESR-emissies zullen pas worden vastgesteld na de alomvattende evaluaties in 2027 (voor 2021-2025) en 2032 (voor 2026-2030). De emissieruimten voor 2026-2030 worden geraamd, aangezien deze pas zullen worden vastgesteld na een alomvattende evaluatie in 2025. (Voor nadere bijzonderheden, zie hoofdstuk 2 van het werkdocument van de diensten van de Commissie “Technische informatie”.)

71 Voor de toepassing van deze beoordeling worden de bovenmatige emissies in het kader van LULUCF in de periode 2021-2025 gelijkelijk verdeeld over de jaren 2021 tot en met 2025 voor de berekening van de vermindering van emissieruimten uit hoofde van de ESR. Daarbij wordt geen rekening gehouden met de flexibiliteit die de LULUCF-verordening biedt.

72 België, Nederland, Zweden en Malta. De flexibiliteit van het ETS biedt een lidstaat de mogelijkheid om de Commissie in kennis stellen van een hoeveelheid EU-ETS-emissierechten die beschikbaar is voor naleving van de ESR. De EU-ETS-emissierechten worden in mindering gebracht op de hoeveelheden die normaliter in het kader van het EU-ETS zouden worden geveild.

73 Ook IJsland en Noorwegen kunnen emissieruimte kopen van en verkopen aan lidstaten.

74 Voor het quotasysteem, gemeten als klimaatimpact (CO2-eq).

75 Vergeleken met de gegevens in de EEA-databank voor beleid en maatregelen inzake broeikasgassen in Europa. Dit omvat alle (vervallen, goedgekeurde, uitgevoerde en geplande) beleidslijnen en maatregelen.

76 Het totale aantal beleidslijnen en maatregelen is vastgesteld op basis van de door de lidstaten gerapporteerde beleidslijnen en maatregelen waarin uitdrukkelijk naar de ESR wordt verwezen als doelstelling. Hierdoor wordt het aantal waarschijnlijk onderschat, aangezien niet alle beleidslijnen en maatregelen met een sectorale beleidsdoelstelling die nauw verband houdt met de vermindering van de ESR-emissies (bv. de richtlijn energieprestatie van gebouwen) door de lidstaten worden aangemerkt als ESR-beleidslijn of -maatregel).

77 Ten opzichte van de niveaus van 2015, zie SWD(2020) 176 final.

78 Recovery and Resilience Scoreboard (europa.eu).

79 Op basis van de modelleringsresultaten van het kernbeleidsscenario ter ondersteuning van de initiatieven voor de uitvoering van de Europese Green Deal, zou de jaarlijkse gemiddelde emissiereductie in de vervoerssector tussen 2022 en 2030 circa 22 MtCO2-eq moeten bedragen. https://energy.ec.europa.eu/data-and-analysis/energy-modelling/policy-scenarios-delivering-european-green-deal_en

80 Monitoring van de CO2-emissies van personenauto’s en bestelwagens – Verordening (EU) 2019/631; gepubliceerd door het EEA.

81 Bepaald tijdens de typegoedkeuring met behulp van de wereldwijd geharmoniseerde testprocedure voor lichte voertuigen (WLTP).

82 Verordening (EU) 2018/841 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 inzake de opname van broeikasgasemissies en -verwijderingen door landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw in het klimaat- en energiekader 2030, en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 525/2013 en Besluit nr. 529/2013/EU (PB L 156 van 19.6.2018, blz. 1).

83 Verordening (EU) 2023/839 van het Europees Parlement en de Raad van 19 april 2023 tot wijziging van Verordening (EU) 2018/841 wat betreft het toepassingsgebied, vereenvoudiging van de rapportage- en nalevingsvoorschriften, en vaststelling van de streefcijfers voor de lidstaten voor 2030, en van Verordening (EU) 2018/1999 wat betreft verbetering van monitoring, rapportage, het volgen van de vooruitgang en beoordeling (PB L 107 van 21.4.2023, blz. 1).

84 Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/268 van de Commissie van 28 oktober 2020 tot wijziging van bijlage IV bij Verordening (EU) 2018/841 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de referentieniveaus voor bossen die door de lidstaten moeten worden toegepast voor de periode van 2021 tot en met 2025.

85 Ingediende broeikasgasinventarisgegevens voor LULUCF voor 2023, zoals gerapporteerd door alle sectoren waarop de rapportageverplichting van toepassing is.

86 In afnemende volgorde van omvang: Frankrijk, Finland, Tsjechië, Portugal, Estland, Polen, Slovenië, België en Cyprus registreerden nettodebetsaldo’s voor LULUCF.

87 In oplopende volgorde van omvang: Malta, Luxemburg, Letland, Nederland, Kroatië, Slowakije, Bulgarije, Griekenland, Ierland, Oostenrijk, Litouwen, Denemarken, Hongarije, Italië, Zweden, Spanje, Duitsland en Roemenië registreerden nettocreditsaldo’s voor LULUCF.

88 De door de lidstaten gerapporteerde geschatte LULUCF-gegevens voor 2022 dragen onzekerheden in zich, waardoor terughoudendheid moet worden betracht bij het trekken van conclusies uit deze gegevens. Zeven lidstaten rapporteren de gegevens voor 2021 als geschatte gegevens voor 2022.

89 Bulgarije, Denemarken, Duitsland, Griekenland, Hongarije, Ierland, Italië, Kroatië, Litouwen, Luxemburg, Oostenrijk, Nederland, Roemenië, Slowakije, Spanje, Zweden.

90 België, Cyprus, Estland, Finland, Frankrijk, Letland, Polen, Portugal, Slovenië, Tsjechië.

91 België, Cyprus, Denemarken, Estland, Kroatië en Oostenrijk hebben de gegevens die zij hadden gerapporteerd in het kader van de broeikasgasinventaris van 2023 ingediend als geschatte LULUCF-gegevens voor 2022.

92 Totale cumulatieve emissies/verwijderingen (kt CO2-eq) voor LULUCF per landcategorie in de periode 2021-2025, zoals gerapporteerd door de lidstaten in tabel 5b: Prognoses van de geboekte emissies en verwijderingen van de LULUCF-sector overeenkomstig Verordening (EU) 2018/841.

93 Bulgarije, Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Italië, Malta, Nederland, Oostenrijk, Polen, Portugal, Roemenië, Tsjechië en Zweden.

94 België, Estland, Ierland, Kroatië, Letland, Litouwen, Luxemburg, Slovenië, Slowakije en Spanje.

95 Totale cumulatieve emissies en verwijderingen (kt CO2-eq), berekend als gemiddelde per jaar over de periode van vijf jaar met behulp van MAM per landcategorie; indien MAM niet beschikbaar was, is MBM gebruikt. In het kader van LULUCF beheerde bosgrond, met inbegrip van geoogste houtproducten met aanname van instantane oxidatie, indien beschikbaar.

96 België, Cyprus, Estland, Finland, Frankrijk, Malta, Portugal, Slovenië en Tsjechië.

97 De figuur toont de in 2021 gerapporteerde nettoverwijderingen per landgebruikscategorie voor elke lidstaat. De nettoverwijderingen worden uitgedrukt als negatieve getallen, en de netto-emissies als positieve getallen.

98 Voorstel voor een richtlijn inzake bodemmonitoring en -veerkracht (europa.eu).

99 Verordening (EU) 2023/839 (PB L 107 van 21.4.2023, blz. 1).

100 Door middel van een wijziging van deel 3, punt e), van bijlage V bij Verordening (EU) 2018/1999.

101 SWD(2023) 423 final.

102 Richtsnoeren voor de ontwikkeling van publieke en particuliere betalingsregelingen voor bosecosysteemdiensten (SWD(2023) 285 final).

103 Voorstel voor een verordening tot vaststelling van een certificeringskader van de Unie voor koolstofverwijderingen (europa.eu).

104 Duurzaamheidsrapportage door bedrijven en daarmee samenhangende standaarden voor duurzaamheidsrapportage.

105 Voorstel voor een richtlijn betreffende de staving en het communiceren van uitdrukkelijke milieuclaims (richtlijn groene claims) (europa.eu)

106 Deskundigengroep koolstofverwijderingen (europa.eu).

107 Heat-related mortality in Europe during the summer of 2022 | Nature Magazine

108 Economic losses from climate-related extremes in Europe (achtste milieuactieprogramma (“8e MAP”)) (europa.eu).

109 Sixth Assessment Report — IPCC.

110 Europese waarnemingspost voor klimaat en gezondheid (europa.eu).

111 Risk Data Hub van het kenniscentrum op het gebied van rampenrisicobeheer (Disaster Risk Management Knowledge Centre, DRMKC) (europa.eu).

112 Dialoog over klimaatveerkracht (europa.eu).

113 Hergebruik van water (europa.eu).

114 Europees klimaatpact (europa.eu).

115 EU-missie: Aanpassing aan de klimaatverandering (europa.eu).

116 SWD(2023) 68 final. Waarden in EUR (2022).

117 Investeringen in de vervoerssector zijn opgenomen in dit cijfer, zij het zonder investeringen in weg- of spoorweginfrastructuur.

118 COM(2022) 230 final, blz. 12.

119 Transitierisico’s worden gedefinieerd als materiële financiële risico’s die verband houden met veranderingen in regelgeving, technologische ontwikkeling of consumentengedrag. Fysieke risico’s zijn materiële financiële risico’s die verband houden met de gevolgen van klimaatverandering voor een onderneming.

120 https://www.icmagroup.org/sustainable-finance/the-principles-guidelines-and-handbooks/green-bond-principles-gbp/

121 Bron: berekeningen van Dealogic en het JRC. Gegevens per 30 juni 2023.

122 Bronnen: berekeningen van Dealogic en het JRC.

123 Europese norm voor groene obligaties (europa.eu).

124https://www.icmagroup.org/assets/documents/Regulatory/Green-Bonds/LMA_Green_Loan_Principles_Booklet-220318.pdf

125 De grafiek bevat drie soorten leningen: “club deals”, gesyndiceerde transacties, bilaterale transacties. Bron: Refinitiv, berekeningen van het JRC.

126 Artikel 6 = fondsen zonder duurzaamheidsdoelstelling; artikel 8 = fondsen die ecologische (E) of sociale (S) kenmerken bevorderen; artikel 9 = fondsen die duurzaam beleggen als doelstelling hebben. Bron: MorningStar, berekening van het JRC.

127 Verordening (EU) 2019/2089 (europa.eu).

128 Werkdocument van de diensten van de Commissie over het verbeteren van de bruikbaarheid van de EU-taxonomie en het algemene EU-kader voor duurzame financiering https://impact-investor.com/article-9-funds-underreporting-exposure-to-fossil-fuels-research/

129Groen = top 10 % van de bedrijven, d.w.z. bedrijven onder de drempel van het 10e percentiel wat betreft hun score voor zowel absolute emissies als emissie-intensiteit; bruin = bedrijven die boven de gespecificeerde drempel scoren voor zowel absolute emissies als emissie-intensiteit; grijs intensiteit = bedrijven die groen scoren voor absolute emissies, maar bruin voor emissie-intensiteit; grijs absoluut = bedrijven die groen scoren voor emissie-intensiteit, maar bruin voor absolute emissies. Bron: Berekening van het JRC op basis van emissiegegevens van Morgan Stanley Capital International (MSCI) (rangschikking op basis van de wereldwijde MSCI-dataset; getotaliseerde cijfers per categorie voor een subset van in de EU gevestigde bedrijven).

130 Aanbeveling (EU) 2023/1425 van de Commissie van 27 juni 2023 (europa.eu).

131 Zie de gedelegeerde verordening betreffende het Innovatiefonds (Verordening (EU) 2019/856).

132 COM(2023) 156 final.

133 COM(2023) 62 final.

134 COM(2023) 161 final.

135 “Raming van ontvangsten en uitgaven” van de Europese Commissie, gepubliceerd ter voorbereiding van de ontwerpbegroting voor 2024. Het geraamde bedrag is gebaseerd op leningen die momenteel in het kader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit worden aangevraagd en is exclusief het Innovatiefonds en het Moderniseringsfonds.

136 Recovery and Resilience Scoreboard (europa.eu).

137 In verband met afronding wijken de totalen soms af. De getoonde gegevens zijn op 25 september 2023 overgenomen uit het Open gegevensportaal voor de Europese structuur- en investeringesfondsen — Europese Commissie — Europese structuur- en investeringsfondsen (europa.eu), dat meer gedetailleerde informatie bevat, waaronder klimaatuitgaven per programma. De getoonde gegevens zijn afkomstig uit de meest recente versies van de programma’s. Deze cijfers kunnen nog veranderen, aangezien de lidstaten hun programma’s tijdens de programmeringsperiode kunnen wijzigen. De methodologie voor het traceren van klimaatuitgaven in het kader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit is als uitgangspunt genomen om de klimaatuitgaven per beleidscategorie te categoriseren.

138 Voorlopig cijfer.

139 Het belangrijkste instrument van de EU voor het bevorderen van investeringen in vaardigheden en het ondersteunen van transities op de arbeidsmarkt, met een totale begroting van bijna 99,3 miljard EUR voor de periode 2021-2027.

NL NL